ffiySMezitig, ZATERDAG 15 NOVEMBER 1941 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 RECHTZAKEN VOOR DEN ECONOMISCHEN RECHTER. 2000 vetbonnen verhandeld. H. J. J. C. Meyer uit Zoeterwo ude had zich voor den economisch en rechter te verantwoorden wegens het verhandelen van ongeveer 2000 vetbonen. Hij voerde tot zijn verdediging aan, dat hij er in het begin niet veel voor gevoeld had. Hij was er evenwel mee begonnen en moest er toen mee doorgaan. De Officier vond, dat dit geval niet voor een geldboete in aanmerking kwam, daar voor was het op te groote schaal gebeurd. De eisch werd dan ook vier maanden ge vangenisstraf. De economische rechter veroordeelde verdachte tot een gevangenisstraf voor den tijd van vier maanden en gelastte de on middellijke gevangenneming van ver dachte. HAAGSCHE POLITIERECHTER. iiield niet van rijn huisbaas. R. uit Leiden woont in- een huis, dat toebehoort aan een huiseigenaar in Utrecht. De huisbaas woonde dus verre en R. was blijkbaar van het standpunt uitgegaan „uit het oog uit het hart", zoodat de huurpen ningen zeer onregelmatig binnendruppel den en op een oogenblik zelfs ophielden. Maar de huisbaas had nu eenmaal geen huizen, opdat huurders daar gratis zouden kunnen wonen en in figuurlijken zin had hij den kantonrechter in den arm geno- mij, die den niet bstalenden huurder ver oordeeld had zijn achterstallige huur schuld met twee gulden per maand af te betalen. Zoo zat er dus voor R. niets an ders op, dan te dokken en hij deed zulks netjes per postwissel. Nu is er aan een postwissel een klein strookje, waarop men vermelden kan waarvoor het gestorte geld bestemd is en R. had zijn zienswijze over de bestemming van de twee gulden daar op vermeld. Hij had zulks gedaan met de volgende zin: „Het eerste bloedgeld van een onschuldig veroordeelde over de maand Mei". De huisbaas hield niet van dergelijke „aardigheidjes" en had wegens beleedi- ging een aanklacht ingediend. Ook de Politierechter vond dit zinnetje maar zoo-zoo en veroordelde R. deswege tot een geldboete van ƒ25.subs. 25 da gen. HAAGSCH GERECHTSHOF. ERNSTIG AUTO-ONGEVAL TE HAZERSWOUDE. Twee wielrijders doodgereden. De expediteur M. L. te A 1 p h e n g. d. R ij n had ich in hooger beroep voor het Hof te verantwoorden wegens dood door schuld en het toebrengen van zwaar licha melijk letsel. Op 23 October van het vorig jaar, was hij des morgens omstreeks zeven uur, on der Hazerswoude, met zijn auto van den weg afgeraakt en het tywielpad opgere den, alwaar juist twee wielrijders reden. De auto had beide wielrijders gegrepen en een van hen, Arendse, werd daarbij op slag gedood. De andere wielrijder, Blansjaar, was dusdanig gewond, dat hij twee dagen later was overleden. De Procureur-Generaal vond, dat het on geluk geheel aan verdachte te wijten is ge weest. Hij had, met de situatie op de hoog te zijnde, veel voorzichtiger moeten rij den. De opgelegde geldboete van veertig gul den vond spr. voor dit feit veel te laag. De eisch werd dan ook vernietiging van het vonis van de Rechtbank en opnieuw rechtdoende een hechtenisstraf voor den tijd van drie maanden. Het Hof zal over 14 dagen arrest wij zen. Toen buurman ziek geweest was. Het was een eigenaardige serie diefstal len geweest, die G. M. P. uit L e i d s c h e n- dam bedreven had. Hij was een tijdje ziek geweest en toen hij aan de beterende hand was, had de dokter hem zeker versterkende middelen voorgeschreven, want met een beetje fantasie komt men wel tot die con- ousie. Verdachte woont tusschen een stel letje buren, die nogal goed in hun kleinvee utten. En op een dag was hij begonnen met bij een der buren twee kippen te stelen. Toen deze kippen tot een soepje ver werkt waren had hij het voor de verande ring beter gevonden, om eens een konijn t.c consumeeren, dus had hij bij een ande ren buurman doodleuk een konijn uit het hok gehaald. En de buren begrepen maar niet waar hun boutjes bleven. Het beviel verdachte zoo goed, dat hij maar in het groot ging stelen. Om te beginnen vijf kip pen bij den volgenden buur. Daarna een nakmes, zeker om vlugger op te schieten bij het om hals brengen. Vervolgens maar weer eens zes kippen en daarna een half mudje cokes, vermoedelijk om de beesten deskundig te braden. Eindelijk was hij te gen de lamp geloopen en de Politierechter PUROL Geneest en nad hem tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hij had zulks wel een beetje vee' gevonden en beriep zich voor het Hof r.|i zijn ziekte en de daaruit voortvloeiende I armoede. De Procureur-Generaal vond de ziekte geen excuus voor deze diefstallenreeks en v/ond drie maanden gevangenisstraf abso luut niet te veel. Over 14 dagen zal het Hof vonnis wijzen. HAAGSCHE RECHTBANK. Een meisje geschaakt. Dat de liefde niet steeds bestendig is, on dervond zekere C. C. P., d!e onder L e i d- schendam de minderjarige dochter van den letterzetter J. zoo maar meenam naar Amsterdam, zonder goedkeuring van haar vader, en haar daar als zijn vrouw beschouwde. Dit on-echtelyke samenzijn was echter van korten duur, want na twee maanden koos hpt minderjarige meisje den veiligsten weg. Zij keerde terug naar haar vader, die inlusschen een klacht wegens schaking had ingediend. Deze zaak kwam onlangs voor de recht bank, maar de teleurgestelde minnaar was niet verschenen. Wegens schaking vorderde de officier 4 maanden gevangenisstraf tegen hem. De rechtbank bepaalde heden de straf op een maand gevangenis. Gemeenteambtenaar verduisterde ongeveer 3000. H. A. K. gemeenteambtenaar te Lei den, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring, had als ambtenaar bij den dienst van Sociale Zaken een bedrag van ongeveer 3000 gestolen, door gelden, be stemd voor rentezegels voor arbeiders, d'e in de werkverschaffing werkzaam waren, ten eigen bate aan te wenden. De Officier had tegen verdachte acht maanden gevangenisstraf geëischt Het vonnis van de rechtbank werd heden een gevangenisstraf voor den tijd van acht maanden met aftrek van het voorarrest. Inbraak in een bollenschuur te Lisse. De varensgezel A. R. en de los werkman J. P. B., beiden thans gedetineerd hadden in September van dit jaar, door verbre king, uit de bollenschuur van Kortekaas, aan den Heerenweg te Lisse, een fiets gestolen. Ook inSassenheim waren ze bezig geweest, aldus had de Officier medege deeld en hij had tegen elk der verdachten een jaar en zes maanden gevangenisstraf geëischt. De rechtbank veroordeelde elk der ver dachten tot een gevangenisstraf voor den tijd van een jaar met aftrek van het voor arrest Anonieme briefschrijfster. Mej. A. P. uit H i 1 1 e g o m, had aan den ambtenaar van de steunverkening Th. v. d. R. uit Hillegom een brief met zeer beleedigenden inhoud geschreven hetgeen zij steeds was blijven ontkennen. Schrift kundigen hadden het handschrift, als van verdachte afkomstig, gekenmerkt en het feit dus bewezen achtend had de Officier zes weken gevangenisstraf geëischt. De uitspraak werd een gevangenisstraf van zes weken. Zijn tegenpartij met een knipmes te lijf gegaan. G. v. d. G. had terecht moeten staan om dat hij op 18 .Tuil van dit jaar C. Zandber gen te Wassenaar met een knipmes was te lijf gegaan, om het geschil in een spelletje kaart op te lossen. Het heele span had zich door „genoten" drankgebruik niets meer kunnen herinneren, maar on partijdige getuigen hadden het des te be ter gezien. Gestoken was er gelukkig niet en daarom had de Officier volstarr. rr.et drie weken gevangenisstraf te eischen. Het vonnis werd hier vrijspraak, omdat het bewijs niet geleverd was. Haar benedenbuur een bos haar uitgetrokken. Op 31 Mei van dit jaar hadden de dames W. M. G. en Jansen te Leiden in de Hansenstraat oneenigheid gekregen, welke 'zoo hoog was geloopen, dat mej. G. mej. J. een bos haar uit het hoofd had gerukt. Voor deze haartrekking had de Officier een geldboete van 25 subs. 25 dagen geë'scht. De rechtibank veroordeelde mej. G. tot een geldboete van 5 subs 5 dagen. Rijwieldiefstallen. De 19-jarige betonwerker W. F. de W. te Leiden, thans gedetineerd, had een jaar gevangenisstraf tegen zich hooren eischen wegens rijwieldiefstal te Leiden, driemaal gepleegd. De rechtbank hield de uitspraak aan om eerst een rapport over verdachte in te win nen. De 20-jar ge ijscoventer H. J. F. v. d. M. uit Leiden had twee rijwielen gesto len te Voorburg, voor welk feit de Offici- cier, gezien de twee veroordeelingen, die Verfraait de Huid verdachte reeds achter den rug heeft, thans een jaar gevangenisstraf had geëischt. De uitspraak werd hier terugwijzing van de zaak voor den rechtercommissaris ter inwinning van een rapport. Verder werden nog veroordeeld G. R. uit Leidschendam, wegens het ont trekken van goederen aan een beslag tot een gevangenisstraf voor den tijd van een maand. C. v. d. V. uit L e i d e n wegens diefstal door middel van inklimming tot een ge- vangenistraf voor den tijd van een jaar. WiLT U IETS WETEN? Vraag: Hoe maakt men zwarte brok ken? Antwoord: Liter stroop, 9 lepels suiker, 10 gr. boter. Los de suiker en de boter op in de verwarmde stroop en kook alles samen tot het de juiste dikte heeft. Onderzoek dit door een druppel in koud water te laten vallen die dan na afkoeling een hard balletje moet vormen. Is het bal letje noog taai, kook dan de massa verder in. Giet ze daarna op een met boter be smeerde steenen plaats uit (b.v. aanrecht- blad) laat ze iets afkoelen, neem ze zoodra ze niet te heet meer is, in de.hand en trek ze telkens uit en vouw ze weer op. Ga hiermee door tot de massa goed stevig is, trek er dan een dik lint van en knip dit vlug in kleine stukjes. Vraag: Hoe moet ik glacé handschoe nen behandelen? Antwoord: Weeken in een potje met benzine of afnemen met tetra, drogen en nawryven met was in de kleur. Vraag: Ik heb in mijn tuin (waar een jaar geleden bagger op gegooid is) kool (roode-, boeren- en bloemkool), koolraap en knolselderij geplant. Aan de wortels van deze planten komen groote knollen, terwijl de rapen en de knollen van de selderij aangetast zijn door wormpjes. Ik zou u willen vragen hoe of ik dit het vol gend jaar kan voorkomen. Antwoord: De door u beschreven planten zijn aangetast door z.g. „Knol voet" (Plasmodiophora brassicae). Deze veel voorkomende ziekte is een slijm- zwam en tast de Bloem-, Spruit-, Sluit en andere koolsoorten, evenals Raap, Mei- laap en vele andere kruisbloemigen (Cru- ciferen) aan. Na aantasting vormen zich knobbels en andere uitwassen eerst bruin later zwart en bij vochtig weer in rotting overgaande. Spoedig verwelken de bladen en worden blauwachtig-groen. Jonge en oude planten worden aangetast. Besmet ting der planten vindt plaats in den bo dem. De sporen, die zich vormen, blijven des winters in den bodem over en be smetten in volgend seizoen weer daarop geteelde kool en raapsoorten. Bestrijding: le. Wisselbouw toepassen. 2e. Geen slootbaggerbemesting. 3e. Een niet te hoog stikstofgehalte door dierlij ke meststoffen. 4e. Aangetaste deelen zoo spoedig mogelijk omzichtig uit den grond verwijderen en vernietigen (verbranden). 5e. Bij overplanting van kweekbed naar 't land, alle aangetaste plantjes vernietigen. 6e. Een flinke bemesting in voorjaar met ongebl. kalk. 15—20 K.G. per are, of stof- fijn gebl. kalk in den herfst: 2025 K.G. per are. 7e. Diepspitten of ploegen van het land. waardoor de sporen in diepte ver stikken. 8e. Bemesting met uitsluitend kunstmest. 129. Iedereen moest zoenen. De dienaar, die Klompertje gebracht had, Neuslang en nog één heeleboel andere knechten, die o">k geroepen werden. Klompertje hielp Japper mee. Maar het hielp niet, want wie kon zulk een diefstal gepleegd hebben? 38e WEEK. 16—22 NOVEMBER. Evangelie van den H. Markus 8:1 9:36. Alleen Matteus en Markus geven ons het verhaal van do tweede broodvermenigvul diging; de omstardigheden en de medege deelde bijzonderheden ziin zóó verschil lend, dat we twee verschillende wonderen moeten onderscheiden: we zouden anders ook niet kunnen verklaren, waarom beide evangelisten de beide verhalen zoo kort na elkaar laten volgen. We kunnen dit won- derverhael zien in verband met de twee onmiddellijk voorafgaande wonderen: Je sus verricht dit wonder in het gebied der Dekanolis, dus temidden van vele heidenen om hierdoor aan te geven, dat ook zij in de vruchten van Zijn Messias' werk deelen. (Zondag). Aan de andere zijde van het meer krij gen we wederom een ontmoeting met de Farizeën: zij vragen Christus om een tée- ken uit den hemel. De bedoeling is natuur lijk, dat Jesus oogenblikkelijk een opzien barend wonder zou verrichten. Deze bedoe ling wordt geen werkelijkheid en Markus geeft dit al'een weer. Het had voor hem bliikbaar geen beteekenis, dat Jesus een ander teeken in het vooruitzicht stelde (Matt, 16:24). Naar aanleiding van deze ontmoeting wil Christus Zijn leerlingen waarschuwen. Om den invloed van Zyn vijanden aan te duiden spreekt Hij over zuurdeeg: zooals de inwerking van het gis tingsmiddel zich uitstrekt over het geheele b^ood. zoo werkt de loer der Farizeën en Herodiaren in den mensch. Deze marior van voorstellen treffen we ook elders, waarhij zoowel een invloed ten goede (Luk. 2321) als ten kwade <1 Cor. 5:68) kan worden aangeduid. Hierbij onderstreept Markus nog eens de kortzichtigheid der apostelen. (Maandag). Do opvattingen, die omtrent Christus in omloop waren, hebben we reeds leeren kennen in 6:14—15. Na het onderricht, dat zij reeds hebben gehad, konden de aooste- len nu beter oo de hoogte zijn. Duidelijk stelt Christus de misvattingen tegenover de waarheid. Het doot ons vreemd aan, drt hier weer een verbod volgt om er met an deren over te spreken; degenen, die Chris tus' prediking niet voortdurend hoorden, waren zeker nog niet voldoende bevrijd van hun verkeerde opvattingen over den Messias. Zooals we reeds eerder opmerkten geeft Markus in zijn evangelie de prediking van Petrus. Hier wordt dit getuigenis van de Overlevering al heel sterk onderstreept. Immers na Petrus' belijdenis vinden we bii Matteus (16-4-18) de grootsche he'ofte: „Gij zijt Petrus (in het Arameesch: Kepha) en op deze steenrots (ook: Keoha) zal Ik Mijn Kerk bouwen''. Een gelijkwaardige belofte vinden we bij Lukas (22:3132). Petrus, die door zijn verloochening de be scheidenheid wel geleerd heeft, spreekt niet over zulk een bevoorrechting; beter past in zyn prediking de volgende m^dedeeling met de harde berisping (8:3233). Nadat Christus Ziin eigen lijden heeft aangekondigd, kan Hij gemakkelijker sore- ken over de eischen. welke Hij aan Zijn leerlingen stelt. Het probleem van het lij den kan alleen worden ongelost, wanneer we het beschouwen in Gods licht. Dan zul len we het lijden niet altijd beschouwen als een straf voor bedreven kwaad (zie Joh. 9:13). maar ook en veel meer als een machtig middel om onze ware liefde tot God te toonen. Christus wijst hier op groo te rampen, welke ziin volgelingen zullen ondervinden, maar Hij bedoelt vooral de 130. Zie je wel, daar begon de narigheid al. Nou had Klompertje ee:i vaas gekregen van den koning, en die had gezegd, dat ze geluk zou aanbrengen. En hij had het ding nog geen minuut in zijn handen, of daar waren de poppen al aan het dansen. Weg met dat ding. gewone moeielykheden, die wij moeten overwinnen, bij een eerlijk en oprecht le ven als Christen. Zich in alles toonen als volgeling van Christus, zijn christelijk ge loof voluit beleven, vraagt offers aan onze eigenliefde, die dikwijls te veel getrokken wordt naar een zichtbaar schijngoed. Het moet als oromstootbare waarheid voor ons vaststaan: wij zijn „erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus, zoo we met Hem lyden om met Hem verheerlijkt te worden". Christus noemt bij de aankon diging van Zijn lijden ook altijd Zijn ver rijzenis! (Dinsdag en Woensdag). Bij deze leering van Jesus sluit mooi aan het verhaal van Zijn gedaanteverandering op den Thabor. Was deze voor de drie leer lingen een bijzondere steun, daar zij in de toekomst ook de getuigen zouden ziin van Jesus' diepe vernedering in den Olijven hof, voor ons houdt de ooenbaring van Jesus' heerlijkheid een belofte en bemoe diging in. vooral als we hierbij Zijn eigen woorden plaatsen: ,.En de glorie, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik ook aan hen gegeven" (Joh. 17—22). Ter verklaring van vers 12 kunnen we letten op de overeenkomst in het lever* van Eins en Johanres. Zooals Elias te lij den had door de haat van Jezabel, die haar invloed bij Achab benutte, zoo leed Johan nes door de haat van Horodias, die door middel van haar dochter Herodes tot den prn'etenmoord bracht. (Donderdag). Terwijl Jesus met de drie leerlingen op den berg was, beleefden de andere anoste- len een voorval, waarbij hun gebrek aan geloof duidelijk aan het licht kwam; alleen gebed, gedragen door een groot geloof, had hen kunnen helpen. Zij zagen evenwel nog niet zoo ver. Ofschoon beter onderricht dan de overi gen, hadden de apostelen evenmin een juisten kijk op den Messias en Zijn Rijk: dit blijkt uit vers 31 en uit hun telkens t-^'Tkeerende twisten over den voorrang (9:33); teen die eerzucht geeft Christus hun een duidelijke"waarschuwing. (Vrijdag en Zaterdag). De liturgie der Kerk ZONDAG 16 Nov. Vier en twintigste Zon dag na Pinksteren. Mis: Dicit Dominus. (Als op den 23en Zondag na Pinksteren, maar Gebed, Epistel, Evangelie, Stilgebed en Postcommunio als op den zesden Zondag na Driekoningen). 2e gebed v. d. H. Le bui nus. Belijder (zie in het feesteigen v. h Bisdom); 3e v. d. H. Gertrudis. Maagd; 4e voor den vrede. Credo. Prefatie v. d. Allerheiligste Drieëenheid. Kleur: Groen. Het Evangelie stelt ons in beeldspraak voor de H. Kerk. In den beginne klein, levend en werkend in het verborgen, is zij nu verbreid over de geheele aarde. Met haar Leer, de door Christus geopenbaarde waarheden, heeft zij de gedachten door drongen en doet zy dat nóg. Door het uit- deelen van de door Christus verdiende ge nade richt zij de werken en de gedragingen van de menschen langs de door het woord en voorbeeld van haar Stichter getrokken lijn. Getrouw moeten wij zijn aan de Leer van Christus. Het Evangelie moet by ons niet alleen bestaan in woorden, maar ook practische navolgers dienen wij te zijn van den Heer in de vreugde van den H. Geest. De faam van ons geloof moet dóórdringen (vóóral door te leven volgens het geloof) tot hen, die de schat van het ware geloof missen. (Epistel). Dat is van groot be ien* daarin schuilt een groote propagan distische kracht. Daarom vragen wij om ge loofsbeleving, n.l. om te volbrengen in ge dachten, woorden en werken datgene, wat God aangenaam is. (Offertorium Com munie): reiniging van fouten en zonden, vernieuwing van geloofsleven, Gods be scherming te midden van zoovele gevaren (Stilgebed); dat onze verlangens mogen uitgaan steeds naar Hem, Die in Zijn Al lerheiligst Sacrament des Altaars is dè groote kracht, maar tevens ook het God delijk Doel van ons geloofsleven. (Post communio). MAANDAG 17 Nov. Mis v -d. H. Grego- rius de Wonderdoener, Bisschop en Belij der: Statuit. 2e gebed A Cunctis (om de voorbede van alle Heiligen); 3e naar keuze v. d. priester; 4e voor den vrede. Kleur: Wit. 1" de kerke^oft^f ZONDAGireele reinheid. Om dit te getuigen Assisië, Madaag de vertegenwoordigers der voor den vg en der legers van Duitschland ge- MAAND/m zijn stoffelijk overschot de laat- Joanna vate bewijzen. Vervolgens vond een gebed v. d.' n. (jregorius; 3e A. Cunctis; 4e voor den vrede. Klompert|e Klomp, een echte Hollandsche Jongen Bijbellezing voor de volgende week Zondag: Markus 8:19. Maandag: Markus 8:1021. Dinsdag: Markus 8:2230. Woensdrg: Markus 8:3139. Donderda*: Markus 9:112. Vrijdag: Mirkus 9:13—28. Zaterdag: Markus 9:2930. FEUILLETON DE VLUCHTELING VAN CAYENNE 61) door OTTO BINNS. Geautoriseerde vertaling. Het volgend oogenblik volgde hij den loop van de rivier stroomafwaarts, zoo snel zijn beenen hem dragen konden. Dichte struiken vol doornen, reusachtige varens en lianen versperden hem den weg, maar zonder ophouden haastte hij zich voort, nu eens zich een weg hakkend door een bosch- je, dan weer er in een boog omheen loo pend, al naar hem de vlugste manier toe scheen. Eenmaal kwam hij bij een moeras, een luguber uitziende plek, waar de wor tels der boomen er uit zagen als slangen, en waar vreemdsoortige witte bloemen als kelken tegen de stammen groeiden, vleescheter.de planten. Overal kropen schorpioenen, slangen kronkelden zich rond de boomen, en toen hij midden tusschen al deze verschrikkingen zich een weg zocht, nu eens op een stevig uitzienden moshoop springend, dan weer dwars door een strook slijmerig water wadend, hoorde hij plot seling een hevig geplas dicht naast zich, en aan de muskusachtigen reuk, dien hy op snoof, begreep hij dat er een kaaiman vlak bij was. Het was reeds aan het donker worden, toen hij eindelijk steviger grond bereikte. In stroomen liep het zweet over zijn rug, en hij voelde zich volkomen uitgeput, maar vreezend dat de nacht hem zou overvallen voor hij zijn doel bereikt zou hebben, gun de hij zich geen minuut rust, doch snelde onophoudelijk voorwaarts. Een paar minu ten later drong een zwakke reuk van bran dend hout In zijn neus, hij moest zich nu vlak bij het kamp bevinden. Deze zeker heid bracht hem nieuwe kracht, en toen het duister reeds de boomen tot vage schimmen vervormde, hoorde hij eindelyk het geluid van stemmen en door de boo men zag hij den gloed van een kampvuur. Hij uitte een wilden kreet, en een oogen blik later kwam een geroep tot antwoord; een stem die hii herkende. „Hallo! Hallo!" Hij kreunde verrast, en schreeuwde dan met zijn laatste krachten: „Jules, Jules!" HOOFDSTUK XVIII. „Langdon, mijn vriend!" Schel en triomphantelijk kwam het anty woord op zijn kreet door de duisternissen tegelijk klonk het gestamp van snelle voet stappen op den grond. Geheel uitgeput, was Langdon gedwongen tegen een bcom te leunen om zich overeind te houden. „Hallo!" kwam de stem van Jules op nieuw door den nacht, nu Van vlakbij en met een lach, die scheen te komen uit de keel van een waanzinige, antwoordde de uitgeputte man: ..Hallo. Jules!" Eindelijk ontdekte de Franschman hem, en sne'de haastig op hem toe. „Dudley! Dus eindelijk hebben we je toch gevonden, monsieur Harborough en ik, zooals ik wedde dat we ten slotte zouden doen. Geef me een arm Dudley. Waar kom je ergens vandaan? Je ziet er uit of je doo- delijk vermoeid bent!" „ik ben nog nooit in mijn leven zoo ge heel op geweest als nu en juist nu ik meer dan ooit al mijn krachten noodig heb." „Kom mee, er is rum in ons kamp. Een flinke slok zal je je kracht weer terugge ven. We zullenO. daar komt monsieur Harborough al aan, ik wil wedden dat er vanavond geen gelukiger man op de ge heele wereld bestaat." Een groote gedaante maakte zich los van de schaduwen van 't bosch, ontdekte de twee mannen, en snelde op hen toe. Een hand schoot naar boven en omklemde die van Langdon. „Dudley, ouwe jongen. Dat is pas een ge lukkige ontmoeting!" „De gelukkigste van heel mijn leven, JohnIk heb je dringend noodig...." „Zoo". Harborough stelde geen vragen. Hij nam zijn vriend onder den anderen arm, en sa men met Jules droegen zij den uitgeput- ten man naar hun kamp, waar hun India nen den nieuwaangekomene vol verbazing aanstaarden. Terwijl Harborough hem naar een bagagekist leidde, die als stoel dienst deed, haastte Jules zich de rum- flesch te voorschijn te halen. Langdon trachtte te spreken. „Ik moet je eerst.... vertellen, Harbo rough „Nog niet, wacht nog even. Wat je me ook wilt mededeelen, een paar minuten zullen er niet op aan komen. Schiet op, Ju les". „Ik kom al." Jules kwam weer aangesneld, In de eene hand een flesch, in de andere een tinnen beker. Hij goot den beker halfvol met de sterke vloeistof, en overhandigde deze zijn kameraad. Drink, mijn vriend, drink op deze ont moeting!" Langdon goot den inhoud van den beker In een teug naar binnen. De rum brandde als vuur in zijn binnenste, en gaf hem nieu we krachten. Na eenige oogenblikken voelde hy zich weer sterk genoeg om te spreken. „Ik weet niet hoe jul'ie hier gekomen zyn, maar ik heb geen tijd om er naar te luisteren. Een eind de rivier op is een meis je met haar moeder in de macht van een stel schurken. „O natuurlijk Le Coq en zijn bende!" on derbrak Jules hem. „Juist. En dan hebben ze ook nog een vriend van me te pakken, die me tweemaal het leven gered heeft. Hij heeft den hee- len dag stijf gebonden op den grond gele gen, zoodat hij geen vin verroeren kon. We moeten hen zoo snel mogelijk bevrij den. Het meisje diebeteekent onein dig veel voor mij en een van die schurken... je weet waar zulke kerels toe in staat zyn. Hebben jullie een cano, of misschien een grootere boot? Dan kunnen we er in min der dan een uur zijn Harborough liet geen oogenblik verlo ren gaan. Hij schreeuwde haastig eenige bevelen naar de Indianen, en wendde zich dan weer tot zijn vriend. „Je hebt zeker niet veel gegeten van daag?" Langdon lachte zwak. „Vanmorgen een paar noten, meer niet." „Verdraaid, dan zul je wel uitgehongerd zijn. Gelukkig dat het eten bijna klaar ia. We zullen eerst flink eten „Maar er is dringende haast bij." „Ja, dat begrijp ik volkomen. Maar ik meen te mogen gelooven. dat er wel eens een robbertje gevochten zou kunnen wor den voor we het tot een goed einde hebben gebracht, dus is het verstandiger dat we ons van te voren een beetje aangesterkt hebben. Als we de Indianen zonder eten laten werken, zullen ze niets waard zijn, ze hebben een zwaren dag achter den rug. Maar blijf jij nu een paar minuten rustig liggen, de rest van het verhaal kan voor- loopig wachten. Hier is wat rookwaar, amuseer je daarmee, terwijl Jules en ik de boel klaarmaken." (Word*, vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 7