ffiySMezitig,
ZATERDAG 15 NOVEMBER 1941
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
RECHTZAKEN
VOOR DEN ECONOMISCHEN RECHTER.
2000 vetbonnen verhandeld.
H. J. J. C. Meyer uit Zoeterwo ude
had zich voor den economisch en rechter
te verantwoorden wegens het verhandelen
van ongeveer 2000 vetbonen. Hij voerde
tot zijn verdediging aan, dat hij er in het
begin niet veel voor gevoeld had. Hij was
er evenwel mee begonnen en moest er
toen mee doorgaan.
De Officier vond, dat dit geval niet voor
een geldboete in aanmerking kwam, daar
voor was het op te groote schaal gebeurd.
De eisch werd dan ook vier maanden ge
vangenisstraf.
De economische rechter veroordeelde
verdachte tot een gevangenisstraf voor den
tijd van vier maanden en gelastte de on
middellijke gevangenneming van ver
dachte.
HAAGSCHE POLITIERECHTER.
iiield niet van rijn
huisbaas.
R. uit Leiden woont in- een huis, dat
toebehoort aan een huiseigenaar in Utrecht.
De huisbaas woonde dus verre en R. was
blijkbaar van het standpunt uitgegaan „uit
het oog uit het hart", zoodat de huurpen
ningen zeer onregelmatig binnendruppel
den en op een oogenblik zelfs ophielden.
Maar de huisbaas had nu eenmaal geen
huizen, opdat huurders daar gratis zouden
kunnen wonen en in figuurlijken zin had
hij den kantonrechter in den arm geno-
mij, die den niet bstalenden huurder ver
oordeeld had zijn achterstallige huur
schuld met twee gulden per maand af te
betalen. Zoo zat er dus voor R. niets an
ders op, dan te dokken en hij deed zulks
netjes per postwissel. Nu is er aan een
postwissel een klein strookje, waarop men
vermelden kan waarvoor het gestorte geld
bestemd is en R. had zijn zienswijze over
de bestemming van de twee gulden daar
op vermeld. Hij had zulks gedaan met de
volgende zin: „Het eerste bloedgeld van
een onschuldig veroordeelde over de maand
Mei".
De huisbaas hield niet van dergelijke
„aardigheidjes" en had wegens beleedi-
ging een aanklacht ingediend.
Ook de Politierechter vond dit zinnetje
maar zoo-zoo en veroordelde R. deswege
tot een geldboete van ƒ25.subs. 25 da
gen.
HAAGSCH GERECHTSHOF.
ERNSTIG AUTO-ONGEVAL TE
HAZERSWOUDE.
Twee wielrijders doodgereden.
De expediteur M. L. te A 1 p h e n g. d.
R ij n had ich in hooger beroep voor het
Hof te verantwoorden wegens dood door
schuld en het toebrengen van zwaar licha
melijk letsel.
Op 23 October van het vorig jaar, was
hij des morgens omstreeks zeven uur, on
der Hazerswoude, met zijn auto van den
weg afgeraakt en het tywielpad opgere
den, alwaar juist twee wielrijders reden.
De auto had beide wielrijders gegrepen en
een van hen, Arendse, werd daarbij op slag
gedood. De andere wielrijder, Blansjaar,
was dusdanig gewond, dat hij twee dagen
later was overleden.
De Procureur-Generaal vond, dat het on
geluk geheel aan verdachte te wijten is ge
weest. Hij had, met de situatie op de hoog
te zijnde, veel voorzichtiger moeten rij
den.
De opgelegde geldboete van veertig gul
den vond spr. voor dit feit veel te laag.
De eisch werd dan ook vernietiging van
het vonis van de Rechtbank en opnieuw
rechtdoende een hechtenisstraf voor den
tijd van drie maanden.
Het Hof zal over 14 dagen arrest wij
zen.
Toen buurman ziek geweest was.
Het was een eigenaardige serie diefstal
len geweest, die G. M. P. uit L e i d s c h e n-
dam bedreven had. Hij was een tijdje ziek
geweest en toen hij aan de beterende hand
was, had de dokter hem zeker versterkende
middelen voorgeschreven, want met een
beetje fantasie komt men wel tot die con-
ousie. Verdachte woont tusschen een stel
letje buren, die nogal goed in hun kleinvee
utten. En op een dag was hij begonnen met
bij een der buren twee kippen te stelen.
Toen deze kippen tot een soepje ver
werkt waren had hij het voor de verande
ring beter gevonden, om eens een konijn
t.c consumeeren, dus had hij bij een ande
ren buurman doodleuk een konijn uit het
hok gehaald. En de buren begrepen maar
niet waar hun boutjes bleven. Het beviel
verdachte zoo goed, dat hij maar in het
groot ging stelen. Om te beginnen vijf kip
pen bij den volgenden buur. Daarna een
nakmes, zeker om vlugger op te schieten
bij het om hals brengen. Vervolgens maar
weer eens zes kippen en daarna een half
mudje cokes, vermoedelijk om de beesten
deskundig te braden. Eindelijk was hij te
gen de lamp geloopen en de Politierechter
PUROL Geneest en
nad hem tot drie maanden gevangenisstraf
veroordeeld. Hij had zulks wel een beetje
vee' gevonden en beriep zich voor het Hof
r.|i zijn ziekte en de daaruit voortvloeiende I
armoede.
De Procureur-Generaal vond de ziekte
geen excuus voor deze diefstallenreeks en
v/ond drie maanden gevangenisstraf abso
luut niet te veel. Over 14 dagen zal het Hof
vonnis wijzen.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Een meisje geschaakt.
Dat de liefde niet steeds bestendig is, on
dervond zekere C. C. P., d!e onder L e i d-
schendam de minderjarige dochter
van den letterzetter J. zoo maar meenam
naar Amsterdam, zonder goedkeuring van
haar vader, en haar daar als zijn vrouw
beschouwde. Dit on-echtelyke samenzijn
was echter van korten duur, want na twee
maanden koos hpt minderjarige meisje den
veiligsten weg. Zij keerde terug naar haar
vader, die inlusschen een klacht wegens
schaking had ingediend.
Deze zaak kwam onlangs voor de recht
bank, maar de teleurgestelde minnaar was
niet verschenen.
Wegens schaking vorderde de officier 4
maanden gevangenisstraf tegen hem.
De rechtbank bepaalde heden de straf
op een maand gevangenis.
Gemeenteambtenaar verduisterde
ongeveer 3000.
H. A. K. gemeenteambtenaar te Lei
den, thans gedetineerd in het Huis van
Bewaring, had als ambtenaar bij den
dienst van Sociale Zaken een bedrag van
ongeveer 3000 gestolen, door gelden, be
stemd voor rentezegels voor arbeiders, d'e
in de werkverschaffing werkzaam waren,
ten eigen bate aan te wenden.
De Officier had tegen verdachte acht
maanden gevangenisstraf geëischt Het
vonnis van de rechtbank werd heden een
gevangenisstraf voor den tijd van acht
maanden met aftrek van het voorarrest.
Inbraak in een bollenschuur te
Lisse.
De varensgezel A. R. en de los werkman
J. P. B., beiden thans gedetineerd hadden
in September van dit jaar, door verbre
king, uit de bollenschuur van Kortekaas,
aan den Heerenweg te Lisse, een fiets
gestolen.
Ook inSassenheim waren ze bezig
geweest, aldus had de Officier medege
deeld en hij had tegen elk der verdachten
een jaar en zes maanden gevangenisstraf
geëischt.
De rechtbank veroordeelde elk der ver
dachten tot een gevangenisstraf voor den
tijd van een jaar met aftrek van het voor
arrest
Anonieme briefschrijfster.
Mej. A. P. uit H i 1 1 e g o m, had aan
den ambtenaar van de steunverkening Th.
v. d. R. uit Hillegom een brief met zeer
beleedigenden inhoud geschreven hetgeen
zij steeds was blijven ontkennen. Schrift
kundigen hadden het handschrift, als van
verdachte afkomstig, gekenmerkt en het
feit dus bewezen achtend had de Officier
zes weken gevangenisstraf geëischt. De
uitspraak werd een gevangenisstraf van
zes weken.
Zijn tegenpartij met een knipmes
te lijf gegaan.
G. v. d. G. had terecht moeten staan om
dat hij op 18 .Tuil van dit jaar C. Zandber
gen te Wassenaar met een knipmes
was te lijf gegaan, om het geschil in een
spelletje kaart op te lossen. Het heele span
had zich door „genoten" drankgebruik
niets meer kunnen herinneren, maar on
partijdige getuigen hadden het des te be
ter gezien. Gestoken was er gelukkig niet
en daarom had de Officier volstarr. rr.et
drie weken gevangenisstraf te eischen.
Het vonnis werd hier vrijspraak, omdat
het bewijs niet geleverd was.
Haar benedenbuur een bos haar
uitgetrokken.
Op 31 Mei van dit jaar hadden de dames
W. M. G. en Jansen te Leiden in de
Hansenstraat oneenigheid gekregen, welke
'zoo hoog was geloopen, dat mej. G. mej. J.
een bos haar uit het hoofd had gerukt. Voor
deze haartrekking had de Officier een
geldboete van 25 subs. 25 dagen geë'scht.
De rechtibank veroordeelde mej. G. tot
een geldboete van 5 subs 5 dagen.
Rijwieldiefstallen.
De 19-jarige betonwerker W. F. de W.
te Leiden, thans gedetineerd, had een
jaar gevangenisstraf tegen zich hooren
eischen wegens rijwieldiefstal te Leiden,
driemaal gepleegd.
De rechtbank hield de uitspraak aan om
eerst een rapport over verdachte in te win
nen.
De 20-jar ge ijscoventer H. J. F. v. d. M.
uit Leiden had twee rijwielen gesto
len te Voorburg, voor welk feit de Offici-
cier, gezien de twee veroordeelingen, die
Verfraait de Huid
verdachte reeds achter den rug heeft, thans
een jaar gevangenisstraf had geëischt.
De uitspraak werd hier terugwijzing van
de zaak voor den rechtercommissaris ter
inwinning van een rapport.
Verder werden nog veroordeeld G. R. uit
Leidschendam, wegens het ont
trekken van goederen aan een beslag tot
een gevangenisstraf voor den tijd van een
maand.
C. v. d. V. uit L e i d e n wegens diefstal
door middel van inklimming tot een ge-
vangenistraf voor den tijd van een jaar.
WiLT U IETS WETEN?
Vraag: Hoe maakt men zwarte brok
ken?
Antwoord: Liter stroop, 9 lepels
suiker, 10 gr. boter. Los de suiker en de
boter op in de verwarmde stroop en kook
alles samen tot het de juiste dikte heeft.
Onderzoek dit door een druppel in koud
water te laten vallen die dan na afkoeling
een hard balletje moet vormen. Is het bal
letje noog taai, kook dan de massa verder
in. Giet ze daarna op een met boter be
smeerde steenen plaats uit (b.v. aanrecht-
blad) laat ze iets afkoelen, neem ze zoodra
ze niet te heet meer is, in de.hand en trek
ze telkens uit en vouw ze weer op. Ga
hiermee door tot de massa goed stevig is,
trek er dan een dik lint van en knip dit
vlug in kleine stukjes.
Vraag: Hoe moet ik glacé handschoe
nen behandelen?
Antwoord: Weeken in een potje met
benzine of afnemen met tetra, drogen en
nawryven met was in de kleur.
Vraag: Ik heb in mijn tuin (waar een
jaar geleden bagger op gegooid is) kool
(roode-, boeren- en bloemkool), koolraap
en knolselderij geplant. Aan de wortels
van deze planten komen groote knollen,
terwijl de rapen en de knollen van de
selderij aangetast zijn door wormpjes. Ik
zou u willen vragen hoe of ik dit het vol
gend jaar kan voorkomen.
Antwoord: De door u beschreven
planten zijn aangetast door z.g. „Knol
voet" (Plasmodiophora brassicae). Deze
veel voorkomende ziekte is een slijm-
zwam en tast de Bloem-, Spruit-, Sluit
en andere koolsoorten, evenals Raap, Mei-
laap en vele andere kruisbloemigen (Cru-
ciferen) aan. Na aantasting vormen zich
knobbels en andere uitwassen eerst bruin
later zwart en bij vochtig weer in rotting
overgaande. Spoedig verwelken de bladen
en worden blauwachtig-groen. Jonge en
oude planten worden aangetast. Besmet
ting der planten vindt plaats in den bo
dem. De sporen, die zich vormen, blijven
des winters in den bodem over en be
smetten in volgend seizoen weer daarop
geteelde kool en raapsoorten.
Bestrijding: le. Wisselbouw toepassen.
2e. Geen slootbaggerbemesting. 3e. Een
niet te hoog stikstofgehalte door dierlij
ke meststoffen. 4e. Aangetaste deelen zoo
spoedig mogelijk omzichtig uit den grond
verwijderen en vernietigen (verbranden).
5e. Bij overplanting van kweekbed naar 't
land, alle aangetaste plantjes vernietigen.
6e. Een flinke bemesting in voorjaar met
ongebl. kalk. 15—20 K.G. per are, of stof-
fijn gebl. kalk in den herfst: 2025 K.G.
per are. 7e. Diepspitten of ploegen van het
land. waardoor de sporen in diepte ver
stikken. 8e. Bemesting met uitsluitend
kunstmest.
129. Iedereen moest zoenen. De dienaar,
die Klompertje gebracht had, Neuslang en
nog één heeleboel andere knechten, die
o">k geroepen werden. Klompertje hielp
Japper mee. Maar het hielp niet, want wie
kon zulk een diefstal gepleegd hebben?
38e WEEK. 16—22 NOVEMBER.
Evangelie van den H. Markus 8:1 9:36.
Alleen Matteus en Markus geven ons het
verhaal van do tweede broodvermenigvul
diging; de omstardigheden en de medege
deelde bijzonderheden ziin zóó verschil
lend, dat we twee verschillende wonderen
moeten onderscheiden: we zouden anders
ook niet kunnen verklaren, waarom beide
evangelisten de beide verhalen zoo kort na
elkaar laten volgen. We kunnen dit won-
derverhael zien in verband met de twee
onmiddellijk voorafgaande wonderen: Je
sus verricht dit wonder in het gebied der
Dekanolis, dus temidden van vele heidenen
om hierdoor aan te geven, dat ook zij in de
vruchten van Zijn Messias' werk deelen.
(Zondag).
Aan de andere zijde van het meer krij
gen we wederom een ontmoeting met de
Farizeën: zij vragen Christus om een tée-
ken uit den hemel. De bedoeling is natuur
lijk, dat Jesus oogenblikkelijk een opzien
barend wonder zou verrichten. Deze bedoe
ling wordt geen werkelijkheid en Markus
geeft dit al'een weer. Het had voor hem
bliikbaar geen beteekenis, dat Jesus een
ander teeken in het vooruitzicht stelde
(Matt, 16:24). Naar aanleiding van deze
ontmoeting wil Christus Zijn leerlingen
waarschuwen. Om den invloed van Zyn
vijanden aan te duiden spreekt Hij over
zuurdeeg: zooals de inwerking van het gis
tingsmiddel zich uitstrekt over het geheele
b^ood. zoo werkt de loer der Farizeën en
Herodiaren in den mensch. Deze marior
van voorstellen treffen we ook elders,
waarhij zoowel een invloed ten goede (Luk.
2321) als ten kwade <1 Cor. 5:68) kan
worden aangeduid. Hierbij onderstreept
Markus nog eens de kortzichtigheid der
apostelen. (Maandag).
Do opvattingen, die omtrent Christus in
omloop waren, hebben we reeds leeren
kennen in 6:14—15. Na het onderricht, dat
zij reeds hebben gehad, konden de aooste-
len nu beter oo de hoogte zijn. Duidelijk
stelt Christus de misvattingen tegenover
de waarheid. Het doot ons vreemd aan, drt
hier weer een verbod volgt om er met an
deren over te spreken; degenen, die Chris
tus' prediking niet voortdurend hoorden,
waren zeker nog niet voldoende bevrijd
van hun verkeerde opvattingen over den
Messias. Zooals we reeds eerder opmerkten
geeft Markus in zijn evangelie de prediking
van Petrus. Hier wordt dit getuigenis van
de Overlevering al heel sterk onderstreept.
Immers na Petrus' belijdenis vinden we
bii Matteus (16-4-18) de grootsche he'ofte:
„Gij zijt Petrus (in het Arameesch: Kepha)
en op deze steenrots (ook: Keoha) zal Ik
Mijn Kerk bouwen''. Een gelijkwaardige
belofte vinden we bij Lukas (22:3132).
Petrus, die door zijn verloochening de be
scheidenheid wel geleerd heeft, spreekt niet
over zulk een bevoorrechting; beter past in
zyn prediking de volgende m^dedeeling
met de harde berisping (8:3233).
Nadat Christus Ziin eigen lijden heeft
aangekondigd, kan Hij gemakkelijker sore-
ken over de eischen. welke Hij aan Zijn
leerlingen stelt. Het probleem van het lij
den kan alleen worden ongelost, wanneer
we het beschouwen in Gods licht. Dan zul
len we het lijden niet altijd beschouwen
als een straf voor bedreven kwaad (zie
Joh. 9:13). maar ook en veel meer als een
machtig middel om onze ware liefde tot
God te toonen. Christus wijst hier op groo
te rampen, welke ziin volgelingen zullen
ondervinden, maar Hij bedoelt vooral de
130. Zie je wel, daar begon de narigheid
al. Nou had Klompertje ee:i vaas gekregen
van den koning, en die had gezegd, dat ze
geluk zou aanbrengen. En hij had het ding
nog geen minuut in zijn handen, of daar
waren de poppen al aan het dansen. Weg
met dat ding.
gewone moeielykheden, die wij moeten
overwinnen, bij een eerlijk en oprecht le
ven als Christen. Zich in alles toonen als
volgeling van Christus, zijn christelijk ge
loof voluit beleven, vraagt offers aan onze
eigenliefde, die dikwijls te veel getrokken
wordt naar een zichtbaar schijngoed. Het
moet als oromstootbare waarheid voor ons
vaststaan: wij zijn „erfgenamen van God
en mede-erfgenamen van Christus, zoo we
met Hem lyden om met Hem verheerlijkt
te worden". Christus noemt bij de aankon
diging van Zijn lijden ook altijd Zijn ver
rijzenis! (Dinsdag en Woensdag).
Bij deze leering van Jesus sluit mooi aan
het verhaal van Zijn gedaanteverandering
op den Thabor. Was deze voor de drie leer
lingen een bijzondere steun, daar zij in de
toekomst ook de getuigen zouden ziin van
Jesus' diepe vernedering in den Olijven
hof, voor ons houdt de ooenbaring van
Jesus' heerlijkheid een belofte en bemoe
diging in. vooral als we hierbij Zijn eigen
woorden plaatsen: ,.En de glorie, die Gij Mij
gegeven hebt, heb Ik ook aan hen gegeven"
(Joh. 17—22).
Ter verklaring van vers 12 kunnen we
letten op de overeenkomst in het lever*
van Eins en Johanres. Zooals Elias te lij
den had door de haat van Jezabel, die haar
invloed bij Achab benutte, zoo leed Johan
nes door de haat van Horodias, die door
middel van haar dochter Herodes tot den
prn'etenmoord bracht. (Donderdag).
Terwijl Jesus met de drie leerlingen op
den berg was, beleefden de andere anoste-
len een voorval, waarbij hun gebrek aan
geloof duidelijk aan het licht kwam; alleen
gebed, gedragen door een groot geloof, had
hen kunnen helpen. Zij zagen evenwel nog
niet zoo ver.
Ofschoon beter onderricht dan de overi
gen, hadden de apostelen evenmin een
juisten kijk op den Messias en Zijn Rijk:
dit blijkt uit vers 31 en uit hun telkens
t-^'Tkeerende twisten over den voorrang
(9:33); teen die eerzucht geeft Christus
hun een duidelijke"waarschuwing. (Vrijdag
en Zaterdag).
De liturgie der Kerk
ZONDAG 16 Nov. Vier en twintigste Zon
dag na Pinksteren. Mis: Dicit Dominus.
(Als op den 23en Zondag na Pinksteren,
maar Gebed, Epistel, Evangelie, Stilgebed
en Postcommunio als op den zesden Zondag
na Driekoningen). 2e gebed v. d. H. Le
bui nus. Belijder (zie in het feesteigen v.
h Bisdom); 3e v. d. H. Gertrudis. Maagd;
4e voor den vrede. Credo. Prefatie v. d.
Allerheiligste Drieëenheid. Kleur: Groen.
Het Evangelie stelt ons in beeldspraak
voor de H. Kerk. In den beginne klein,
levend en werkend in het verborgen, is zij
nu verbreid over de geheele aarde. Met
haar Leer, de door Christus geopenbaarde
waarheden, heeft zij de gedachten door
drongen en doet zy dat nóg. Door het uit-
deelen van de door Christus verdiende ge
nade richt zij de werken en de gedragingen
van de menschen langs de door het woord
en voorbeeld van haar Stichter getrokken
lijn. Getrouw moeten wij zijn aan de Leer
van Christus. Het Evangelie moet by ons
niet alleen bestaan in woorden, maar ook
practische navolgers dienen wij te zijn van
den Heer in de vreugde van den H. Geest.
De faam van ons geloof moet dóórdringen
(vóóral door te leven volgens het geloof)
tot hen, die de schat van het ware geloof
missen. (Epistel). Dat is van groot be
ien* daarin schuilt een groote propagan
distische kracht. Daarom vragen wij om ge
loofsbeleving, n.l. om te volbrengen in ge
dachten, woorden en werken datgene, wat
God aangenaam is. (Offertorium Com
munie): reiniging van fouten en zonden,
vernieuwing van geloofsleven, Gods be
scherming te midden van zoovele gevaren
(Stilgebed); dat onze verlangens mogen
uitgaan steeds naar Hem, Die in Zijn Al
lerheiligst Sacrament des Altaars is dè
groote kracht, maar tevens ook het God
delijk Doel van ons geloofsleven. (Post
communio).
MAANDAG 17 Nov. Mis v -d. H. Grego-
rius de Wonderdoener, Bisschop en Belij
der: Statuit. 2e gebed A Cunctis (om de
voorbede van alle Heiligen); 3e naar keuze
v. d. priester; 4e voor den vrede. Kleur:
Wit.
1" de kerke^oft^f
ZONDAGireele reinheid. Om dit te getuigen
Assisië, Madaag de vertegenwoordigers der
voor den vg en der legers van Duitschland ge-
MAAND/m zijn stoffelijk overschot de laat-
Joanna vate bewijzen. Vervolgens vond een
gebed v. d.' n. (jregorius; 3e A. Cunctis;
4e voor den vrede.
Klompert|e Klomp, een echte Hollandsche Jongen
Bijbellezing voor de volgende
week
Zondag: Markus 8:19.
Maandag: Markus 8:1021.
Dinsdag: Markus 8:2230.
Woensdrg: Markus 8:3139.
Donderda*: Markus 9:112.
Vrijdag: Mirkus 9:13—28.
Zaterdag: Markus 9:2930.
FEUILLETON
DE VLUCHTELING
VAN
CAYENNE
61)
door
OTTO BINNS.
Geautoriseerde vertaling.
Het volgend oogenblik volgde hij den
loop van de rivier stroomafwaarts, zoo snel
zijn beenen hem dragen konden. Dichte
struiken vol doornen, reusachtige varens
en lianen versperden hem den weg, maar
zonder ophouden haastte hij zich voort, nu
eens zich een weg hakkend door een bosch-
je, dan weer er in een boog omheen loo
pend, al naar hem de vlugste manier toe
scheen. Eenmaal kwam hij bij een moeras,
een luguber uitziende plek, waar de wor
tels der boomen er uit zagen als slangen,
en waar vreemdsoortige witte bloemen als
kelken tegen de stammen groeiden,
vleescheter.de planten. Overal kropen
schorpioenen, slangen kronkelden zich rond
de boomen, en toen hij midden tusschen al
deze verschrikkingen zich een weg zocht,
nu eens op een stevig uitzienden moshoop
springend, dan weer dwars door een strook
slijmerig water wadend, hoorde hij plot
seling een hevig geplas dicht naast zich, en
aan de muskusachtigen reuk, dien hy op
snoof, begreep hij dat er een kaaiman vlak
bij was.
Het was reeds aan het donker worden,
toen hij eindelijk steviger grond bereikte.
In stroomen liep het zweet over zijn rug,
en hij voelde zich volkomen uitgeput, maar
vreezend dat de nacht hem zou overvallen
voor hij zijn doel bereikt zou hebben, gun
de hij zich geen minuut rust, doch snelde
onophoudelijk voorwaarts. Een paar minu
ten later drong een zwakke reuk van bran
dend hout In zijn neus, hij moest zich nu
vlak bij het kamp bevinden. Deze zeker
heid bracht hem nieuwe kracht, en toen
het duister reeds de boomen tot vage
schimmen vervormde, hoorde hij eindelyk
het geluid van stemmen en door de boo
men zag hij den gloed van een kampvuur.
Hij uitte een wilden kreet, en een oogen
blik later kwam een geroep tot antwoord;
een stem die hii herkende.
„Hallo! Hallo!"
Hij kreunde verrast, en schreeuwde dan
met zijn laatste krachten: „Jules, Jules!"
HOOFDSTUK XVIII.
„Langdon, mijn vriend!"
Schel en triomphantelijk kwam het anty
woord op zijn kreet door de duisternissen
tegelijk klonk het gestamp van snelle voet
stappen op den grond. Geheel uitgeput,
was Langdon gedwongen tegen een bcom
te leunen om zich overeind te houden.
„Hallo!" kwam de stem van Jules op
nieuw door den nacht, nu Van vlakbij en
met een lach, die scheen te komen uit de
keel van een waanzinige, antwoordde de
uitgeputte man:
..Hallo. Jules!"
Eindelijk ontdekte de Franschman hem,
en sne'de haastig op hem toe.
„Dudley! Dus eindelijk hebben we je
toch gevonden, monsieur Harborough en ik,
zooals ik wedde dat we ten slotte zouden
doen. Geef me een arm Dudley. Waar kom
je ergens vandaan? Je ziet er uit of je doo-
delijk vermoeid bent!"
„ik ben nog nooit in mijn leven zoo ge
heel op geweest als nu en juist nu ik
meer dan ooit al mijn krachten noodig heb."
„Kom mee, er is rum in ons kamp. Een
flinke slok zal je je kracht weer terugge
ven. We zullenO. daar komt monsieur
Harborough al aan, ik wil wedden dat er
vanavond geen gelukiger man op de ge
heele wereld bestaat."
Een groote gedaante maakte zich los van
de schaduwen van 't bosch, ontdekte de
twee mannen, en snelde op hen toe. Een
hand schoot naar boven en omklemde die
van Langdon.
„Dudley, ouwe jongen. Dat is pas een ge
lukkige ontmoeting!"
„De gelukkigste van heel mijn leven,
JohnIk heb je dringend noodig...."
„Zoo".
Harborough stelde geen vragen. Hij nam
zijn vriend onder den anderen arm, en sa
men met Jules droegen zij den uitgeput-
ten man naar hun kamp, waar hun India
nen den nieuwaangekomene vol verbazing
aanstaarden. Terwijl Harborough hem
naar een bagagekist leidde, die als stoel
dienst deed, haastte Jules zich de rum-
flesch te voorschijn te halen. Langdon
trachtte te spreken.
„Ik moet je eerst.... vertellen, Harbo
rough
„Nog niet, wacht nog even. Wat je me
ook wilt mededeelen, een paar minuten
zullen er niet op aan komen. Schiet op, Ju
les".
„Ik kom al."
Jules kwam weer aangesneld, In de eene
hand een flesch, in de andere een tinnen
beker. Hij goot den beker halfvol met de
sterke vloeistof, en overhandigde deze zijn
kameraad.
Drink, mijn vriend, drink op deze ont
moeting!"
Langdon goot den inhoud van den beker
In een teug naar binnen. De rum brandde
als vuur in zijn binnenste, en gaf hem nieu
we krachten.
Na eenige oogenblikken voelde hy zich
weer sterk genoeg om te spreken.
„Ik weet niet hoe jul'ie hier gekomen
zyn, maar ik heb geen tijd om er naar te
luisteren. Een eind de rivier op is een meis
je met haar moeder in de macht van een
stel schurken.
„O natuurlijk Le Coq en zijn bende!" on
derbrak Jules hem.
„Juist. En dan hebben ze ook nog een
vriend van me te pakken, die me tweemaal
het leven gered heeft. Hij heeft den hee-
len dag stijf gebonden op den grond gele
gen, zoodat hij geen vin verroeren kon.
We moeten hen zoo snel mogelijk bevrij
den. Het meisje diebeteekent onein
dig veel voor mij en een van die schurken...
je weet waar zulke kerels toe in staat zyn.
Hebben jullie een cano, of misschien een
grootere boot? Dan kunnen we er in min
der dan een uur zijn
Harborough liet geen oogenblik verlo
ren gaan. Hij schreeuwde haastig eenige
bevelen naar de Indianen, en wendde zich
dan weer tot zijn vriend.
„Je hebt zeker niet veel gegeten van
daag?"
Langdon lachte zwak. „Vanmorgen een
paar noten, meer niet."
„Verdraaid, dan zul je wel uitgehongerd
zijn. Gelukkig dat het eten bijna klaar ia.
We zullen eerst flink eten
„Maar er is dringende haast bij."
„Ja, dat begrijp ik volkomen. Maar ik
meen te mogen gelooven. dat er wel eens
een robbertje gevochten zou kunnen wor
den voor we het tot een goed einde hebben
gebracht, dus is het verstandiger dat we
ons van te voren een beetje aangesterkt
hebben. Als we de Indianen zonder eten
laten werken, zullen ze niets waard zijn, ze
hebben een zwaren dag achter den rug.
Maar blijf jij nu een paar minuten rustig
liggen, de rest van het verhaal kan voor-
loopig wachten. Hier is wat rookwaar,
amuseer je daarmee, terwijl Jules en ik de
boel klaarmaken."
(Word*, vervolgd).