ZATERDAG 4 OCTOBER 1941 DE LEIDSCHE COURAn. TWEEDE BLAD PAG. 6 RECHTZAKEN HAAGSCHE POLITIERECHTER. Zijn vrouw mishandeld. Chr. S. te Leiden is al een half jaar van zijn vrouw gescheiden, maar niettemin is er nog al eens narigheid. Zoo ook op 10 Juni van4 dit jaar. Toen bracht 4en vrien din van de gewezen vrouw van verdachte de twee kinderen van deze naar school. S. kwam aan en trok de kinderen van haar weg en gaf er een een klap. De vriendin riep de moeder te hulp, die toen door haar gewezen man geslagen en getrapt werd. De toegediende trap was dusdanig aangeko men, dat de vrouw een week in het zieken huis behandeld moest worden. Dit was ge beurd op den Morschweg en de beide vrou wen waren toen doorgeloopen naar de Oude Vest, v/aar de kinderen de school bezoch ten. Verdachte bleef er achter aan loopen en op de Oude Vest had hij zoowel zijn gewe zen vrouw als haar vriéndin gestompt. Het resultaat van'dit alles wat geweest, dat de gewezen échtgenoote een week naar het ziekenhuis had moeten loopen, de vriendin van de vrouw tWee dagen hoofd pijn van de ontvangen stompen had over gehouden' en verdachte thans ƒ20.— boete kreeg. En dat alles om niets. Het naar beneden gewaaide sloopje. Boven woonde een dame uit Leiden alleen, met haar dienstbode en beneden huisde iemand, die wel eens kippen den hals omdraaide. En deze menschen gunden elkaar alles behalve adem. Gekke toestan den konden aldus ontstaan. Een van deze rare gebeurtenissen had zich als volgt af gespeeld. De mevrouw boven had een sloopje te drogen gehangen op het balconnetje. Er kwam een speelsch windje, welke het sloopje naar lagere regionen deed verhui zen. Daar lag het stukje lingerie op een grasrandje. Het dienstmaagje kreeg opdracht, het lapje even bij benedenbuurman te gaan ha len, want mevrouw zelf voelde daar niets voor vanwege de heerschende oneenig- heid. Aldus landde, het „hitje" bij buur man aan en vroeg om, het wettig eigendom van hagr mevrouw. „Niks hoor, dat gezeilr -moest maar eens uit zijn en ik heb nu gee "tijd", was bumv mans bescheid. En met leege handen ging het „hitje" verslag uitbrengen. Mevrouw, den buunjan kennende, en met Argusoogen het sloopje op den gras rand bemerkt hebbend, zag iemand het ding opnemen en bovenop het vuil in de vuilnisbak deponeeren, hetgeen protesten aan den looopenden band ontlokte. Het .hitje" werd er maar weer op afge stuurd maar de benedenbuur werkte haar op hardhandige wijze de deur uit waardoor Marietje een week later nog pijn voelde. Maar buurman had zich later blijkbaar bedacht en het sloopje door 'zijn knechtje laten bezorgen. „Netjes opgevouwen, meneer", vertelde hij prompt. Het was even anders, want aan het sloopje kleefde een bloederige brei, mits gaders een pluk veeren van een halsomge- drahide kip. En dit nog niet genoeg zijnde had hij er ook nog de inktpot op leeg ge goten. Nu wilde hij den Politierechter wijs'"ma ken; dat het ding reeds zoo vunzig was ge weest, hetgeen luide protesten ontlokte uit Hen mond van mevrouw boven. Het sloopje was pas gewasschen en zij stond bekend als een helder iemand. Buurman draaide toen eenigszins bij en vertelde, dat het een soort wraak geweest was voor een emmer vuil water, die hij op zijn eerbiedwaardig hoofd gekregen had, toen hij eenige dagen tevoren onder het balconnetje liep te wandelen. Zulks werd door mevrouw boven weer ontkend, hoogstens kónden het eenige spet ters geweest^jjn, toen het „hitje" het bal connetje een goede beurt gaf. Men ziet: men leefde nu bepaald niet in goede harmonie. Maar benedenbuur mag nu eenmaal niet „hitjes" knijpen en sloo- pen met bloedirge pap volsmeren en daar om zal hij 30 boete moeten betalen of anders ƒ30 dagen zitten. Hij deelde mede in hooger beroep te zul len gaan. „Ik had geen zin om ze te koopen", zei de 19-jarige gehuwde juffrouw J. R. uit Leiden, die zich te verantwoorden had wegens diefstal van twee doozen schoen smeer bij V. en D. te Leiden. „En ik had geen zeep om me te was- schen", vertelde haar 20-jarige vriendin, de gehuwde juffrouw M. v. d. P. uit Lei den, die eveneens bij V. en D. stukken PUROL Geneest ejé Verfraait de Huid zeep had gekaapt. „Dat was niet de eerste maal", zei de Politierechter, in de documenten blade rend, hetgeen de beide juffrouwen beaam den. „Er is bij u thuis een heel arsenaal van gestolen goederen gevonden", luidde de volgende mededeeling. Ook dit beaamden de dames, evenals dat zij bij de Hema te Leiden ook allerlei dingen, in hoofdzaak parfum, hadden weggenomen. 1 De Officier achtte _een week gevange nisstraf voor eike verdachte nog zeer bil lijk en de Politierechter vond zulks ook. De beide dames evenwel niet en aan tra nen geen gebrek. J. A. te Leiden had tijdens metsel- werkzaamheden bij de L.B.F. te Leiden telkens een beetje olie uit een reservoir weggenomen tot in totaal 35 liter. De olie verkocht hij aan zekeren G. voor 2 per liter. De Officier vond, dat A. geen „brave" was, want met denzelfden G. had hij ook een konijn gestolen. De eisch werd dan ook twee maanden gevangenisstraf. De Politierechter veroordeelde hem tot een maand gevangenisstraf. De Politierechter vond het een nieuwe streek die J. B. uit Hillegom had uit gehaald. Hij werkte in Duitschland en daar beviel het hem niet. Daarom had hij aan zijn verloofde gevraagd of deze wilde schrijven, dat zij ernstig ziek was, hetgeen deze gedaan had. Op dit schriftelijk ver zoek had B. veertien dagen verlof gekre gen. Voor hij naar huis ging had hij oiit het kastje van een collega een bedrag van ƒ40 gestolen, met het oogmerk dit geld in bier om te zetten en anders nergens voor, want hij .had van zich zelf nog 600 mark. „Stelen is erg", meende de Politierech ter, „maar stelen onder deze bmstandig- heden is buitengewoon ergerlijk en min", en hij veroordeelde verdachte conform den eisch tot drie maanden gevangenisstraf. Ruzie om 60 cent en dan ƒ20 boete. Volgens den 50-jarigen J. S. te Lei den deugde de weegschaal niet van de conseryenfabriek, alwaar hij de afgehaal de boonen terug bracht. Hij bracht buiten het vuil drie K.G. minder boonen terug en daarvoor was hem 60 centen afgehouden. Degenej die deze 60 centen afhield, had voor dit feit een btóedneus van S. cadeau gékregen. „Als je denkt dat iets niet goed is, dan ga je eens praten", vond de magistraat. „Je kan je daar niet rechten", vond ver dachte. „Dat heb ik gemérkt, want daarom ben je maar eigen-rechtertje gaan spelen", merkte de Officier sarcastisch op. „Geen vuistrecht, want dat kost geld", vond.de Politierechter, „want om het af te leeren veroordeel ik je tot 15 boete". De Officier had er twintig geëischt. En boos ging hij heen. Volgens zijn op merkingen krijgt hij nergens recht. Van twee tentjes op het Katwijksche strand. In de heete zomerzon staan daaraan den voet der duinen van het genoeglijke vis- schersplaatsje Katwijk twee tentjes. Onder het tentzeil kan men zich verpoozen bij een koelen dronk. Maar op een snik- heeten dag in Juli war^n ook de genioe- deren vande beide eigenaai-s en hunne wederhelften verhit geraakt. Trouwens, deze gemoederen zijn al gedurende zes lange jaren verhit, want de beide echt paren gunnen elkaar het leven niet. Op 11 Juli whs de tweede uitbarsting ge volgd, de eerste was juist een week té voren geweest en' is reeds berecht. Bij de een, vertegenwoordigd in de recht zaal door de 42-jarige mej. S. van E., werd door de politie bier in beslag genomen (zonde van het .bier) en dat was voor de vrouwelijke helft van het concurreerende echtpaar, - de G., aanleiding om daar eens handenwijzend bij te gaan staan. Prettig voor dengene, van wien 't bier weggehaald werd, is dat in geenendeele. Deze had dan ook, „iets" gezegd van deze gnuivende han- denwrijverij. Volgens de handenwrijfster was het een zeer vies woord, maar volgens mevr. van E. was het niets anders geweest dan „wees voorzichtig, want anders lach je je nog een beroerte". -a En nu kreeg de Politierechter dit zaakje uit te knobbelen. In het verdachtenbankje mevr. van E. en als getuige mevr. de G. Met het verhoor van de dames kwam de Politierechter niet veel verder, maar geluk kig was meneer de G. er nog, die het vieze v/oord gehoord had en niets van die lach- beroerte had gezien, hetgeen zeer toeval lig gevonden werd. De Officier hield een dichterlijk requi sitoir en sprak van badgasten, die rust zoeken aanzet strand en dan in gekijf en ruzie terecht komen, den slechen naam, die Katwijk krijgt door deze concurrenten, die elkaar het leven niet gunnen, enz. enz. Hij kwam tot de conclusie, dat er maar één oplossing is en wel: de tentjes een eind van elkaar te zetten. Het slot was, dat bij tegen de uitster van het vieze woord vyf gulden boete eischte met de medeeling, dat, als een van de aanwezigen het hoofd nog eens in de recht zaal vertoonde, de gevangenisdeuren auto matisch open zullen gaan. „En ik ga in hooger beroep", deelde de vieze woordenzegster mede. „Tut, tut, even wachten tot ik u ver oordeeld heb", suste de Politierechten Het bleef evenwel vijf gulden. „En nu kunt U gauw hooger beroep aan gaan teekenen", klonk het en allen werden er uit gebonjourd. HAAGSCHE RECHTBANK. Een jaar gevangenisstraf geëischt. De 19-jarige fabrieksarbeider A. van A. te Leiden moest terecht staan, omdat hij op 13 Juli van voor de R.K. Kérk te Zoeterwoude een fiets had gestolen, toe- behoorend aan mej. H. Rijsdijk uit Leider dorp. Verdachte bekende het feiten zeide ban den te willen hebben en hij had ze op die manier willen krijgen, welke methode de Officier zeer ergerlijk vond in dezen tijd van bandennood. Spr. eiscjjte een jaar gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest. Uitspraak over 14 dagen. J. G. E. uit L e i d e n, thans gedetineerd, had eveneens op 13 Juli een rijwiel weg genomen voor de R.K. Kerk te Zoeter woude, toebehoorend aan Zwetsloot. Veldwachter R. Zijlstra, die in burger passeerde, hield verdachte aan en werd toen zelfs door E. geslagen. Ook deze ver dachte bekende en voerde aan, dat hij niet geweten had, dat de persoon die hem aan hield een $gent in burger was. Ook tegen E. eischte de Officier een ge vangenisstraf van een jaar met aftrek van het voorarrest. Uitspraak over 14 dagen. Hij moest trouwen. H. G. afkomstig uit Leiden, vertelde te willen trouwen maar er nog geen geld voor te hebben. En aangezien de banden nogal veel waarde hebben, had hij >in den Haag maar een fiets gestolen, om zijn fi nanciën een beetje op pej.1 te brengen. Tegen hem eischte de Officier acht maanden gevangenisstraf. Vonnis over 14 dagen. Heling van fietsbanden. De fabrieksarbeider J. A. E. te Leiden thans gedetineerd, had uit winstbejag twee verhandeld, welke banden van een bakfiets gestolen waren, die stond in de schuur van den bloemist S. te Voorschoten en er ge woonweg afgehaald waren. De banden had hy verkocht voor 22.50. Hij ontkende pertinent en zeide ge durende die dagen juist ziek geweest te zijn. Vier getuigen legden evenwel zulke bezwarende verklaringen af, dat de Offi cier het ten laste gelegde bewezen achtte en een jaar gevangenisstraf eischte. Uit spraak over 14 dagen. De gevonden gouden tientjes. Het zoontje'van van B. te Hillegom had op straat een portemonnaie gevonden met tien gouden tientjes, hetgeen gebeurd was op 10 Maart. Het zoontje had deze gouden tientjes aan zijn vader gegeven, die een familielid in den Haag, zekeren J. D„ deze goudstukken had laten ver- koopen. Deze D. had zich deswege voor de Haag- sche rechtbank te verantwoorden wegens het verkoópen van een door misdrijf ver kregen voorwerp, voor welk feit <je Offi cier acht maand en gevangenisstraf eischte. Uitspraak over 14 dagen. Vier jaar lang had de 44-jarige G. W. A. v. d. M. overal in den lande tijdens kerkelijke huwelijksinzegeningen kerkzak - jes geplunderd, totdat de koster te Bas se n h e i m een zeer slim plannetje had uitgedacht (uitvoerig vermeld in het ver slag van de rechtzaak zelve), die de plun deraar letterlijk en figuurlijk had gevan gen. Een jaar en drie maanden gevangenis straf had de Officier tegen hem geëischt en de rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenisstraf voor den tijd van een jaar en drie maanden met aftrek van het voor arrest. Dienstbode vond zes bank biljetten van ƒ100. De 19-jarige dienstbode A. M. van T. had, tijdens het opruimen van een kamer van een café te Wassenaar, zes bank biljetten van 100, als een prop ineen ge frommeld gevonden en deze bankbiljetten zelf gehouden. Er werd door het echtpaar, dat het café beheerde, zeer zorgeloos met geld omge- hoogen eisch van een jaar gevangenisstraf gevraagd. De rechtbank, vonnis wijzend, veroor deelde de dienstbode tot een gevangenis straf voor den tijd van twee maanden met aftrek van het voorarrest en "onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte. Diefstal van geiten, kippen en een konijn. De timmerman W. B. K. te W a s s e- n a a r, thans gedetineerd, had van T. te Wassenaar, twee geiten, zes kippen en een haan, plus een konijn gestolen, alleen met het oogmerk om aan geld te komen. De Officier had tien maanden gevange nisstraf geëischt en het vonnis werd zes maandenv gevangenisstraf. De schildersknecht J. H.' F. te Leiden had er zijn gewoonte van gemaakt, om de huizen, waar hij schilderswerkzaamheden verrichtte, binnen te klauteren en dan geld en sieraden te kapen. Vier Leidsche dames waren daarvan de dupe geworden. Aangezien verdachte ni^t normaal is en reeds tweemaal een poging: gedaan heeft zich van het leven te berooven, had de Officier zijn plaatsing in een krankzinni gengesticht geëischt. I De uitspraak werd een jaar plaatsing in een krankzinnigéngesticht. r Oplichting van radiotoestellen. J. P. van L. te Leiden, eveneens gede tineerd, had de radiohandelaren Lepelaar te Leiden en Koelman te Oegstgeest. op gelicht voor een radiotoestel door zich voor' te doen als iemand van de luchtbescher- min, die radiotoestellen moest hebben voor een wachtlokaal. De Officier had acht maanden gevange nisstraf geëischt en het vonnis werd zes maanden gevangenisstraf. Rijwiel gestolen. N. D. H. uit H a z e r s w o u d e had van voor een perceel aan de Haarlemmerstra^ te Leiden een „Gazelle"-rijwiel gesto len, voor welk feit de Officier zes maan den gevangenisstraf had geëischt. Het von nis werd zes maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. De liturgie der Kerk ZONDAG 5 Oct. Achttiende Zondag na Pinksteren. Mis: Da pacem. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Bavo, Belijder (Zie in het feesteigen v. h. Bisdom).; 3e v. de H.H. Placidus en Gezellen, Martelaren; 4ë voor de vrede. Prefatie v. d. Allerheiligste Drieëenheid. Kleur: .Groen. Allen worden wij geroepen tot het brui loftsmaal des hemels. Maar om daaraan te kunnen deelnemen moeten wij den ouden mensch, d.i. de zonde in ons dooden en leven een nieuw leven, gesierd met het bruiloftskleed van de heiligmakende gena de (Epistel en Evangelie). Prijzen wij God om onze roeping" tot den hemel (Alleluja vers), maar bidden wy ook, dat Hij alles, wat ons een beletsel is voor den hemel, van ons wegneme (Graduale en Gebed). Vragen wij, dat het heilig Misoffer ons heilzaam moge zijn (Stilgebëd), ons geve voort te gaan op den weg aes Heeren (Communio) en onze heilige communie ons de kracht verleene Gods heilige Wet aan te hangen. (Postcommunio). Want dan zullen wij eenmaal behooren tot de „uit verkorenen" en God zal ons Heil zijn, onze Heer in eeuwigheid. (Introitus). N.B. Waar vandaag het Rozenkransfeest plechtig uiterlijk "gevierd wordt, Mis: Gaudeamus (zie 7 Oct.). Gloria. 2e gebed enlaatste Evangelie v. d. 18en Zondag na Pinksteren: 3e gebed (alleen in stille H.H. Missen) v. d. H.H. Placidus en Gezellep, Martelaren; 4e (3e) voor den vrede. Cre do. Prefatie van Maria (invullen: En U op het feest). MAANDAG 6 Oct. Mis v. d. H. Bruno, Belijder: Os Justi. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Bavo; 3e voor den vrede. Tijdens zijn verblijf té Parijs maakte de heilige Bruno het volgende voorval mee: Bij het bidden van de getijden voor de overledenen bij gelegenheid van den dood van een professor, richtte de overled^ie bij de woorden „respon'de mihi" d.i. „ant woord mij" het hoofd op en riet>: ,Ik ben aangeklaagd door een .rechtvaardig oor deel Gods". Dit herhaalde zich driemaal. Dih voorval gaf den doorslag aan het be sluit van Bruno om in het klooster te gaan. De overweging over de gestrenge oordee- len van Gods rechtvaardigheid brachten hem tot de stichting van de zeer strenge Orde van de Karthuizers. Bruno stierf als Abt van zijn Orde, den 6en October 1101. Het Octadf v. d. H. Bavo wordt niet ge vierd. In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen ZONDAG. 2e gebed- v. d. Z. Felix Meda, Maagd; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus; 4e v. d. H.H. Placidus en Gezellen; 3e- voor den vrede. MAANDAG. Mis v. d. H. Maria-Francis- ca van de vijf wonden, Maagd: Dilexlsti. 2e gebed v. d. H. Bruno; 3e v. d. H. Birgitta, weduwe: Cognovi. 2e gebed v. h. octaaf v. d. H. Franciscus; 3e voor den vrede. Prefatie v. d. H. Franc: c ^us. Laat U tochVtuJ^eM Door ons fonds, 01 Mooht U dan vu Leid SCHADE lijden doe Ziekenfonds „Tot Hulp Z0ETERW0UDSCHESIN6I 2018 leiden en solied, n lijden, U NIET. er Menschheid" TEL. 25018 Klompertje Klomp, een echte Hollandses en 69. Daar zfe je hem zitten. riy trekt zijn Zondagsche gezicht en zit zoo stil als een muis. Maar die fotograaf kon toch eigen lijk wel een beetje Voortmaken, wknt moe der zou zoo onder de hand wel met het eten op hem zitten tf tochten en dat mocht-toch niet. 70. En opeens, daar trok fotograaf het zwarte doek van het toestel weg en toen •zag Klompertje, dat hij leelijk beet-geno- men was. Want het was heelemaal geen fototoestel en de fotograaf was niets an ders dan een gemeene dief, die het op de taartjes gemunt-had. FEUILLETON DE VLUCHTELING VAN CAYENNE door OTTO BINNS. Geautoriseerde vertaling. 28) „Maar u weet nog niet alles. Er zijn er nog twee, beiden even slecht als hij. Zij zijn op zoek gegaan naar mijnheer Dang- don, maar ze zullen wel niet lang wegblij ven, en alleen tegenover drie man, bent u machteloos." „Wel, een gewaarschuwd man telt voor twee, en ik weet nu wat me te doen staat," meende Sandy opgewekt. Dan vroeg hy plotseling nieuwsgierig: „Maar wat voert u hier uit? Het is dui delijk, dat u niet op goeden voet staat met Filbert!" „O, mijnheerZij onderdrukte een zenuwachtigen snik en vervolgde dan, haar stem met moeite in bedwang houdend: „Ik word hier gevangen gehouden. Deze ke rels willen mijn vader een losgeld afper sen. Die vreeselijke Philibert wil met me trouwen, en die vrouw moedigt hem aan, om.zich op mijn vader te wreken. Maar waarom zij hem zoo haat, weet ik niet." „Verduiveld! Dat is een prachtig melo drama! Maar ik zal er een stevi'gen stok voor steken." „Vannacht trachtte ik in de cano te ont vluchten, maar Adèle was voor. En ik zal liever in de wildernis kluchten, dan...." „Goeie hemel! Zoo iets moet je je niet in het hoofd halen, meisje! Ik zal wel zor gen, dat je hier vandaan komt." „Als u me veilig naar Cayenne wilt bren gen, naar mijn vader...." „Cayenne is voor mij en mijn vriend van de landkaart verdwenen. Als hij daar heen terug durft te keeren, is hij een ver loren mpn. Die kerels van de gevangenis zoeken naar hem. Onze eenige weg ligt dieper het binnenland in; maar je hoeft niet bang te zijn, dat je ver met ons mee zult moeten gaan. We zullen wel een boot ontmoeten die naar de kust vaart, w<*ar je op over kunt stappen. En mij en Dudley kun je vertrouwen." „Daar ben ik van overtuigd, mijnheer! De zal u een geheim mededeelen. In den zelfden nacht, dat monsieur Langdon uit de gevangenis ontsnapte, was ik bezig zyn bevrijding te bewerken, en „Verdraaid!* riep de Schot verrast uit. „Dat doet u verbaasd staan, nietwaar? U vraagt zich af waarom ik, die hem nog nooit gezien heb, -zooiets voor hem zou doen? Maar ieihand die mij zeer na staat, had Langdon groot Kwaad berokkend, en dat wilde ik herstellen. Ik schaam me, het u te moeten vertellen, mijnheer...." „Vertel me verder maar niets meer! Ik zie, dat u Langdon gunstig gezind is, even als ik. Als u me wilt vertrouwen, zal ik zorgen, dat u morgen hier vandaan komt." „Morgen? Maar, mijnheer, als de ande ren eerder terugkomen...." „Dat zullen we er op moeten wagen. Maar nu ik van hun plannen op de hoogte ben, heb ik de meeste troeven in handen. Wees maar niet bang, meisje. Ik heb wel voor heetere vuren gestaan. En.,.,* „St, luister!" Onmiddellijk zweeg de Schot, en stond gespannen luisterend in het duister van *de hut. De eerste oogeniblikken hoorde hij niets, maar dan ving hij vaag het zwakke ritselende geluid van sluipende voetstap pen op. „Houd je rustig", fluisterde hij, „ver berg je in den hoek achter de hangmat; je kunt den weg wel voelen. Dat is het don kerste plekje." Hij hoorde bijna niet dat het meisje zich bewoog, maar wist dat zij hem gehoorzaamde, en wijdde daarna zyn geheele aandacht aan hetgeen zich buiten afspeelde. De sluipende stappen kwamen nader, en hij tastte naar zijn revolver, daar hij, na hetgeen hfj van het meisje verno men had 't veiliger oordeelde op alles voor bereid te zijn. Vlak voor de hut hielden de stappen op, en even daarna vernam hij een ritselend geluid, alsof een -of ander nachtdier aan de bladeren knabbelde, maar dat in dit geval veroorzaakt werd door de hand van een mensch bezig was, een gat in den wand -te maken. Hij vroeg zich af, wat de man daarbuiten doen volde; ze ker maakte hy dat gat niet alleen met het doel even naar binnen te. gluren. De duis ternis hierbinnen was nog veel dieper dan buiten. Het was mogelijk, dat de man eenig geluid had vernomen, dat hem ver ontrustte, of misschien had men ontdekt, dat het meisje uit haar tent verdwenen was; of mogelijk wilde hij.... Plotseling werd de- stilte verbroken door een geluid van den zieke. '„Die smeerlap! Hij heeft op ons gescho ten. Laat melos, dan zal ik. De Schot bewoog zich niet, én toen Lang don weer zweeg, Juisterde hij weer inge spannen naar de geluiden van buiten. Eenige oogenblikken bleef het daar stil, maar dan begon het ritselen opnieuw. Eerst meende hij,-dat de luisteraar zich terug wilde trekken, maar al gauw begreep hij, dat de ander zich behoedzaam in de rich ting van den ingang voortbewoog. Hij grijnsde van genoegen in de duister nis, en koos onhoorbaar een gunstiger po sitie. De electrische zaklamp, die hij reeds eerder had gebruikt, om naar Langdon te kijken, hield hij gereed, terwijl zijn andere hand zich om het pistool klemde. De voetstappen klonken thans voor den ingang. Een fractie van een seconde scheen het licht van een heldere ster op iets dat fel schitterde, en dan werd de ingang ge heel verduisterd; zwak stak de gedaahte van een mensch af tegen de nachtlucht. Sandy bleef roerloos staan wachten, nieuwsgierig naar de bedoelingen van de gedaante. Langen .tijd'bleef ook deze bewe gingloos op den drempel van de hiit staan luisteren naar eenig geluid van binnen. Een pf ander dier in de beek deed het water opspatten en de man wendde zijn hoofd een oogenblik in de richting van het ge luid, om meteen weer opnieuw de hut in te gluren. Even later deed hij'voorzichtig een stap voorwaarts. Een tweede stap bracht hem binnen hét bereik 'van den Schot, die duidelijk de ademhaling van den ander kon hooren. Weer deed deze een stap, en stak dan zijn hand uit die den blaren-muur raakte, op geen halve meter afstand van de plek waar Sandy Muir stond. Deze oor deelde het oogenblik te handelen thans gekomen, en hy handelde prompt. „Handje om hoog, lieve jongen!" beval hij fluisterend, en dekte "met zijn revolver den man, die in het licht van zijn zaklan taarn verblind stond te kijken. Het was Philibert. JHij hield een groot jachtmes in zijn hand, gereed om een doodelijlcen stoot toe te brengen. „Gooi dat mes neer!" beval de Schot scherp. Philibert, inziende dat hij machteloos was, gehoorzaamde, en met een lachje ging Sandy verder. „Juffie, pak dat touw eens, dat er op die kist naast u in den hoek ligt, en breng t^et hier, maar pas op, dat u niet tusschen, bns tweeën in komt staan. Ik geloof niet, dat hij de gelegenheid ongebruikt zou laten voorbij gaan!" Na eenig zoeken vond het meisje het ge vraagde touw, en bracht het aan Sandy, die meende: I „Ik zal je Voor alle veiligheid maar ste vig hinden, Filbert...." ,,Maar waarom toch, mijnheer?" viel Phi libert in. „Ik kwam slechts even kijken hoe het met den zieke ging „Precies! Je komt er aan gehuppeld met een mes in je hand; dat toont voldoende be- langstelling in dezen man. Was het Dud ley of mezelf, dien je wilde slachten als^en vet schaap?" „Maar, .mijnheer, ik verzeker u, dat ikj „Zeker, zeker, daar twijfel ik geen oogenblik aan. Ik vind het buitengewoon vriendelijk van je, zoo belangstellend te zijn, maar je komt op een ongelegen oogen blik, midden in den nacht, en nog wel met een mes in de hand. Dat ziet er verdacht uit, erg verdacht. En ik ben gewend, te handelen als ik iets verdachts vind, en ze ker in gevalletjes als deze. Houd je han den omhoog!" (WorH* v volgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 6