ZATERDAG 4 OCTOBER 1941
DE LEIDSCHE COURAn.
TWEEDE BLAD PAG. 6
RECHTZAKEN
HAAGSCHE POLITIERECHTER.
Zijn vrouw mishandeld.
Chr. S. te Leiden is al een half jaar
van zijn vrouw gescheiden, maar niettemin
is er nog al eens narigheid. Zoo ook op 10
Juni van4 dit jaar. Toen bracht 4en vrien
din van de gewezen vrouw van verdachte
de twee kinderen van deze naar school. S.
kwam aan en trok de kinderen van haar
weg en gaf er een een klap. De vriendin
riep de moeder te hulp, die toen door haar
gewezen man geslagen en getrapt werd. De
toegediende trap was dusdanig aangeko
men, dat de vrouw een week in het zieken
huis behandeld moest worden. Dit was ge
beurd op den Morschweg en de beide vrou
wen waren toen doorgeloopen naar de Oude
Vest, v/aar de kinderen de school bezoch
ten.
Verdachte bleef er achter aan loopen en
op de Oude Vest had hij zoowel zijn gewe
zen vrouw als haar vriéndin gestompt.
Het resultaat van'dit alles wat geweest,
dat de gewezen échtgenoote een week naar
het ziekenhuis had moeten loopen, de
vriendin van de vrouw tWee dagen hoofd
pijn van de ontvangen stompen had over
gehouden' en verdachte thans ƒ20.— boete
kreeg. En dat alles om niets.
Het naar beneden gewaaide
sloopje.
Boven woonde een dame uit Leiden
alleen, met haar dienstbode en beneden
huisde iemand, die wel eens kippen den
hals omdraaide. En deze menschen gunden
elkaar alles behalve adem. Gekke toestan
den konden aldus ontstaan. Een van deze
rare gebeurtenissen had zich als volgt af
gespeeld.
De mevrouw boven had een sloopje te
drogen gehangen op het balconnetje. Er
kwam een speelsch windje, welke het
sloopje naar lagere regionen deed verhui
zen. Daar lag het stukje lingerie op een
grasrandje.
Het dienstmaagje kreeg opdracht, het
lapje even bij benedenbuurman te gaan ha
len, want mevrouw zelf voelde daar niets
voor vanwege de heerschende oneenig-
heid. Aldus landde, het „hitje" bij buur
man aan en vroeg om, het wettig eigendom
van hagr mevrouw.
„Niks hoor, dat gezeilr -moest maar eens
uit zijn en ik heb nu gee "tijd", was bumv
mans bescheid.
En met leege handen ging het „hitje"
verslag uitbrengen.
Mevrouw, den buunjan kennende, en
met Argusoogen het sloopje op den gras
rand bemerkt hebbend, zag iemand het
ding opnemen en bovenop het vuil in de
vuilnisbak deponeeren, hetgeen protesten
aan den looopenden band ontlokte.
Het .hitje" werd er maar weer op afge
stuurd maar de benedenbuur werkte haar
op hardhandige wijze de deur uit waardoor
Marietje een week later nog pijn voelde.
Maar buurman had zich later blijkbaar
bedacht en het sloopje door 'zijn knechtje
laten bezorgen.
„Netjes opgevouwen, meneer", vertelde
hij prompt.
Het was even anders, want aan het
sloopje kleefde een bloederige brei, mits
gaders een pluk veeren van een halsomge-
drahide kip. En dit nog niet genoeg zijnde
had hij er ook nog de inktpot op leeg ge
goten.
Nu wilde hij den Politierechter wijs'"ma
ken; dat het ding reeds zoo vunzig was ge
weest, hetgeen luide protesten ontlokte
uit Hen mond van mevrouw boven.
Het sloopje was pas gewasschen en zij
stond bekend als een helder iemand.
Buurman draaide toen eenigszins bij en
vertelde, dat het een soort wraak geweest
was voor een emmer vuil water, die hij op
zijn eerbiedwaardig hoofd gekregen had,
toen hij eenige dagen tevoren onder het
balconnetje liep te wandelen.
Zulks werd door mevrouw boven weer
ontkend, hoogstens kónden het eenige spet
ters geweest^jjn, toen het „hitje" het bal
connetje een goede beurt gaf.
Men ziet: men leefde nu bepaald niet in
goede harmonie. Maar benedenbuur mag
nu eenmaal niet „hitjes" knijpen en sloo-
pen met bloedirge pap volsmeren en daar
om zal hij 30 boete moeten betalen of
anders ƒ30 dagen zitten.
Hij deelde mede in hooger beroep te zul
len gaan.
„Ik had geen zin om ze te koopen", zei
de 19-jarige gehuwde juffrouw J. R. uit
Leiden, die zich te verantwoorden had
wegens diefstal van twee doozen schoen
smeer bij V. en D. te Leiden.
„En ik had geen zeep om me te was-
schen", vertelde haar 20-jarige vriendin,
de gehuwde juffrouw M. v. d. P. uit Lei
den, die eveneens bij V. en D. stukken
PUROL Geneest ejé Verfraait de Huid
zeep had gekaapt.
„Dat was niet de eerste maal", zei de
Politierechter, in de documenten blade
rend, hetgeen de beide juffrouwen beaam
den.
„Er is bij u thuis een heel arsenaal van
gestolen goederen gevonden", luidde de
volgende mededeeling. Ook dit beaamden
de dames, evenals dat zij bij de Hema te
Leiden ook allerlei dingen, in hoofdzaak
parfum, hadden weggenomen. 1
De Officier achtte _een week gevange
nisstraf voor eike verdachte nog zeer bil
lijk en de Politierechter vond zulks ook.
De beide dames evenwel niet en aan tra
nen geen gebrek.
J. A. te Leiden had tijdens metsel-
werkzaamheden bij de L.B.F. te Leiden
telkens een beetje olie uit een reservoir
weggenomen tot in totaal 35 liter. De olie
verkocht hij aan zekeren G. voor 2 per
liter.
De Officier vond, dat A. geen „brave"
was, want met denzelfden G. had hij ook
een konijn gestolen.
De eisch werd dan ook twee maanden
gevangenisstraf.
De Politierechter veroordeelde hem tot
een maand gevangenisstraf.
De Politierechter vond het een nieuwe
streek die J. B. uit Hillegom had uit
gehaald. Hij werkte in Duitschland en
daar beviel het hem niet. Daarom had hij
aan zijn verloofde gevraagd of deze wilde
schrijven, dat zij ernstig ziek was, hetgeen
deze gedaan had. Op dit schriftelijk ver
zoek had B. veertien dagen verlof gekre
gen. Voor hij naar huis ging had hij oiit
het kastje van een collega een bedrag van
ƒ40 gestolen, met het oogmerk dit geld in
bier om te zetten en anders nergens voor,
want hij .had van zich zelf nog 600 mark.
„Stelen is erg", meende de Politierech
ter, „maar stelen onder deze bmstandig-
heden is buitengewoon ergerlijk en min",
en hij veroordeelde verdachte conform den
eisch tot drie maanden gevangenisstraf.
Ruzie om 60 cent en dan
ƒ20 boete.
Volgens den 50-jarigen J. S. te Lei
den deugde de weegschaal niet van de
conseryenfabriek, alwaar hij de afgehaal
de boonen terug bracht.
Hij bracht buiten het vuil drie K.G.
minder boonen terug en daarvoor was
hem 60 centen afgehouden. Degenej die
deze 60 centen afhield, had voor dit feit
een btóedneus van S. cadeau gékregen.
„Als je denkt dat iets niet goed is, dan
ga je eens praten", vond de magistraat.
„Je kan je daar niet rechten", vond ver
dachte.
„Dat heb ik gemérkt, want daarom ben
je maar eigen-rechtertje gaan spelen",
merkte de Officier sarcastisch op.
„Geen vuistrecht, want dat kost geld",
vond.de Politierechter, „want om het af te
leeren veroordeel ik je tot 15 boete".
De Officier had er twintig geëischt.
En boos ging hij heen. Volgens zijn op
merkingen krijgt hij nergens recht.
Van twee tentjes op het
Katwijksche strand.
In de heete zomerzon staan daaraan den
voet der duinen van het genoeglijke vis-
schersplaatsje Katwijk twee tentjes.
Onder het tentzeil kan men zich verpoozen
bij een koelen dronk. Maar op een snik-
heeten dag in Juli war^n ook de genioe-
deren vande beide eigenaai-s en hunne
wederhelften verhit geraakt. Trouwens,
deze gemoederen zijn al gedurende zes
lange jaren verhit, want de beide echt
paren gunnen elkaar het leven niet.
Op 11 Juli whs de tweede uitbarsting ge
volgd, de eerste was juist een week té
voren geweest en' is reeds berecht.
Bij de een, vertegenwoordigd in de recht
zaal door de 42-jarige mej. S. van E., werd
door de politie bier in beslag genomen
(zonde van het .bier) en dat was voor de
vrouwelijke helft van het concurreerende
echtpaar, - de G., aanleiding om daar eens
handenwijzend bij te gaan staan. Prettig
voor dengene, van wien 't bier weggehaald
werd, is dat in geenendeele. Deze had dan
ook, „iets" gezegd van deze gnuivende han-
denwrijverij. Volgens de handenwrijfster
was het een zeer vies woord, maar volgens
mevr. van E. was het niets anders geweest
dan „wees voorzichtig, want anders lach
je je nog een beroerte". -a
En nu kreeg de Politierechter dit zaakje
uit te knobbelen.
In het verdachtenbankje mevr. van E.
en als getuige mevr. de G.
Met het verhoor van de dames kwam de
Politierechter niet veel verder, maar geluk
kig was meneer de G. er nog, die het vieze
v/oord gehoord had en niets van die lach-
beroerte had gezien, hetgeen zeer toeval
lig gevonden werd.
De Officier hield een dichterlijk requi
sitoir en sprak van badgasten, die rust
zoeken aanzet strand en dan in gekijf en
ruzie terecht komen, den slechen naam, die
Katwijk krijgt door deze concurrenten, die
elkaar het leven niet gunnen, enz. enz. Hij
kwam tot de conclusie, dat er maar één
oplossing is en wel: de tentjes een eind
van elkaar te zetten.
Het slot was, dat bij tegen de uitster van
het vieze woord vyf gulden boete eischte
met de medeeling, dat, als een van de
aanwezigen het hoofd nog eens in de recht
zaal vertoonde, de gevangenisdeuren auto
matisch open zullen gaan.
„En ik ga in hooger beroep", deelde de
vieze woordenzegster mede.
„Tut, tut, even wachten tot ik u ver
oordeeld heb", suste de Politierechten
Het bleef evenwel vijf gulden.
„En nu kunt U gauw hooger beroep aan
gaan teekenen", klonk het en allen werden
er uit gebonjourd.
HAAGSCHE RECHTBANK.
Een jaar gevangenisstraf geëischt.
De 19-jarige fabrieksarbeider A. van A.
te Leiden moest terecht staan, omdat
hij op 13 Juli van voor de R.K. Kérk te
Zoeterwoude een fiets had gestolen, toe-
behoorend aan mej. H. Rijsdijk uit Leider
dorp.
Verdachte bekende het feiten zeide ban
den te willen hebben en hij had ze op die
manier willen krijgen, welke methode de
Officier zeer ergerlijk vond in dezen tijd
van bandennood.
Spr. eiscjjte een jaar gevangenisstraf
met aftrek van het voorarrest. Uitspraak
over 14 dagen.
J. G. E. uit L e i d e n, thans gedetineerd,
had eveneens op 13 Juli een rijwiel weg
genomen voor de R.K. Kerk te Zoeter
woude, toebehoorend aan Zwetsloot.
Veldwachter R. Zijlstra, die in burger
passeerde, hield verdachte aan en werd
toen zelfs door E. geslagen. Ook deze ver
dachte bekende en voerde aan, dat hij niet
geweten had, dat de persoon die hem aan
hield een $gent in burger was.
Ook tegen E. eischte de Officier een ge
vangenisstraf van een jaar met aftrek
van het voorarrest. Uitspraak over 14
dagen.
Hij moest trouwen.
H. G. afkomstig uit Leiden, vertelde
te willen trouwen maar er nog geen geld
voor te hebben. En aangezien de banden
nogal veel waarde hebben, had hij >in den
Haag maar een fiets gestolen, om zijn fi
nanciën een beetje op pej.1 te brengen.
Tegen hem eischte de Officier acht
maanden gevangenisstraf. Vonnis over
14 dagen.
Heling van fietsbanden.
De fabrieksarbeider J. A. E. te Leiden
thans gedetineerd, had uit winstbejag twee
verhandeld, welke banden van een bakfiets
gestolen waren, die stond in de schuur van
den bloemist S. te Voorschoten en er ge
woonweg afgehaald waren. De banden
had hy verkocht voor 22.50.
Hij ontkende pertinent en zeide ge
durende die dagen juist ziek geweest te
zijn. Vier getuigen legden evenwel zulke
bezwarende verklaringen af, dat de Offi
cier het ten laste gelegde bewezen achtte
en een jaar gevangenisstraf eischte. Uit
spraak over 14 dagen.
De gevonden gouden tientjes.
Het zoontje'van van B. te Hillegom
had op straat een portemonnaie gevonden
met tien gouden tientjes, hetgeen gebeurd
was op 10 Maart. Het zoontje had deze
gouden tientjes aan zijn vader gegeven,
die een familielid in den Haag, zekeren
J. D„ deze goudstukken had laten ver-
koopen.
Deze D. had zich deswege voor de Haag-
sche rechtbank te verantwoorden wegens
het verkoópen van een door misdrijf ver
kregen voorwerp, voor welk feit <je Offi
cier acht maand en gevangenisstraf
eischte. Uitspraak over 14 dagen.
Vier jaar lang had de 44-jarige G. W.
A. v. d. M. overal in den lande tijdens
kerkelijke huwelijksinzegeningen kerkzak -
jes geplunderd, totdat de koster te Bas
se n h e i m een zeer slim plannetje had
uitgedacht (uitvoerig vermeld in het ver
slag van de rechtzaak zelve), die de plun
deraar letterlijk en figuurlijk had gevan
gen.
Een jaar en drie maanden gevangenis
straf had de Officier tegen hem geëischt
en de rechtbank veroordeelde hem tot een
gevangenisstraf voor den tijd van een jaar
en drie maanden met aftrek van het voor
arrest.
Dienstbode vond zes bank
biljetten van ƒ100.
De 19-jarige dienstbode A. M. van T.
had, tijdens het opruimen van een kamer
van een café te Wassenaar, zes bank
biljetten van 100, als een prop ineen ge
frommeld gevonden en deze bankbiljetten
zelf gehouden.
Er werd door het echtpaar, dat het café
beheerde, zeer zorgeloos met geld omge-
hoogen eisch van een jaar gevangenisstraf
gevraagd.
De rechtbank, vonnis wijzend, veroor
deelde de dienstbode tot een gevangenis
straf voor den tijd van twee maanden met
aftrek van het voorarrest en "onmiddellijke
invrijheidstelling van verdachte.
Diefstal van geiten, kippen en
een konijn.
De timmerman W. B. K. te W a s s e-
n a a r, thans gedetineerd, had van T. te
Wassenaar, twee geiten, zes kippen en een
haan, plus een konijn gestolen, alleen met
het oogmerk om aan geld te komen.
De Officier had tien maanden gevange
nisstraf geëischt en het vonnis werd zes
maandenv gevangenisstraf.
De schildersknecht J. H.' F. te Leiden
had er zijn gewoonte van gemaakt, om de
huizen, waar hij schilderswerkzaamheden
verrichtte, binnen te klauteren en dan
geld en sieraden te kapen.
Vier Leidsche dames waren daarvan de
dupe geworden.
Aangezien verdachte ni^t normaal is en
reeds tweemaal een poging: gedaan heeft
zich van het leven te berooven, had de
Officier zijn plaatsing in een krankzinni
gengesticht geëischt. I
De uitspraak werd een jaar plaatsing in
een krankzinnigéngesticht.
r Oplichting van radiotoestellen.
J. P. van L. te Leiden, eveneens gede
tineerd, had de radiohandelaren Lepelaar
te Leiden en Koelman te Oegstgeest. op
gelicht voor een radiotoestel door zich voor'
te doen als iemand van de luchtbescher-
min, die radiotoestellen moest hebben voor
een wachtlokaal.
De Officier had acht maanden gevange
nisstraf geëischt en het vonnis werd zes
maanden gevangenisstraf.
Rijwiel gestolen.
N. D. H. uit H a z e r s w o u d e had van
voor een perceel aan de Haarlemmerstra^
te Leiden een „Gazelle"-rijwiel gesto
len, voor welk feit de Officier zes maan
den gevangenisstraf had geëischt. Het von
nis werd zes maanden gevangenisstraf met
aftrek van voorarrest.
De liturgie der Kerk
ZONDAG 5 Oct. Achttiende Zondag na
Pinksteren. Mis: Da pacem. 2e gebed v. h.
octaaf v. d. H. Bavo, Belijder (Zie in het
feesteigen v. h. Bisdom).; 3e v. de H.H.
Placidus en Gezellen, Martelaren; 4ë voor
de vrede. Prefatie v. d. Allerheiligste
Drieëenheid. Kleur: .Groen.
Allen worden wij geroepen tot het brui
loftsmaal des hemels. Maar om daaraan te
kunnen deelnemen moeten wij den ouden
mensch, d.i. de zonde in ons dooden en
leven een nieuw leven, gesierd met het
bruiloftskleed van de heiligmakende gena
de (Epistel en Evangelie). Prijzen wij God
om onze roeping" tot den hemel (Alleluja
vers), maar bidden wy ook, dat Hij alles,
wat ons een beletsel is voor den hemel,
van ons wegneme (Graduale en Gebed).
Vragen wij, dat het heilig Misoffer ons
heilzaam moge zijn (Stilgebëd), ons geve
voort te gaan op den weg aes Heeren
(Communio) en onze heilige communie
ons de kracht verleene Gods heilige Wet
aan te hangen. (Postcommunio). Want dan
zullen wij eenmaal behooren tot de „uit
verkorenen" en God zal ons Heil zijn, onze
Heer in eeuwigheid. (Introitus).
N.B. Waar vandaag het Rozenkransfeest
plechtig uiterlijk "gevierd wordt, Mis:
Gaudeamus (zie 7 Oct.). Gloria. 2e gebed
enlaatste Evangelie v. d. 18en Zondag na
Pinksteren: 3e gebed (alleen in stille H.H.
Missen) v. d. H.H. Placidus en Gezellep,
Martelaren; 4e (3e) voor den vrede. Cre
do. Prefatie van Maria (invullen: En U op
het feest).
MAANDAG 6 Oct. Mis v. d. H. Bruno,
Belijder: Os Justi. 2e gebed v. h. octaaf v.
d. H. Bavo; 3e voor den vrede.
Tijdens zijn verblijf té Parijs maakte de
heilige Bruno het volgende voorval mee:
Bij het bidden van de getijden voor de
overledenen bij gelegenheid van den dood
van een professor, richtte de overled^ie
bij de woorden „respon'de mihi" d.i. „ant
woord mij" het hoofd op en riet>: ,Ik ben
aangeklaagd door een .rechtvaardig oor
deel Gods". Dit herhaalde zich driemaal.
Dih voorval gaf den doorslag aan het be
sluit van Bruno om in het klooster te gaan.
De overweging over de gestrenge oordee-
len van Gods rechtvaardigheid brachten
hem tot de stichting van de zeer strenge
Orde van de Karthuizers. Bruno stierf als
Abt van zijn Orde, den 6en October 1101.
Het Octadf v. d. H. Bavo wordt niet ge
vierd.
In de kerken van de E.E. P.P. Franciscanen
ZONDAG. 2e gebed- v. d. Z. Felix Meda,
Maagd; 3e v. h. octaaf v. d. H. Franciscus;
4e v. d. H.H. Placidus en Gezellen; 3e- voor
den vrede.
MAANDAG. Mis v. d. H. Maria-Francis-
ca van de vijf wonden, Maagd: Dilexlsti. 2e
gebed v. d. H. Bruno; 3e v. d. H. Birgitta,
weduwe: Cognovi. 2e gebed v. h. octaaf
v. d. H. Franciscus; 3e voor den vrede.
Prefatie v. d. H. Franc:
c ^us.
Laat U tochVtuJ^eM
Door ons fonds, 01
Mooht U dan vu Leid
SCHADE lijden doe
Ziekenfonds „Tot Hulp
Z0ETERW0UDSCHESIN6I
2018
leiden
en solied,
n lijden,
U NIET.
er Menschheid"
TEL. 25018
Klompertje Klomp, een echte Hollandses en
69. Daar zfe je hem zitten. riy trekt zijn
Zondagsche gezicht en zit zoo stil als een
muis. Maar die fotograaf kon toch eigen
lijk wel een beetje Voortmaken, wknt moe
der zou zoo onder de hand wel met het
eten op hem zitten tf tochten en dat
mocht-toch niet.
70. En opeens, daar trok fotograaf het
zwarte doek van het toestel weg en toen
•zag Klompertje, dat hij leelijk beet-geno-
men was. Want het was heelemaal geen
fototoestel en de fotograaf was niets an
ders dan een gemeene dief, die het op de
taartjes gemunt-had.
FEUILLETON
DE VLUCHTELING
VAN
CAYENNE
door
OTTO BINNS.
Geautoriseerde vertaling.
28)
„Maar u weet nog niet alles. Er zijn er
nog twee, beiden even slecht als hij. Zij
zijn op zoek gegaan naar mijnheer Dang-
don, maar ze zullen wel niet lang wegblij
ven, en alleen tegenover drie man, bent u
machteloos."
„Wel, een gewaarschuwd man telt voor
twee, en ik weet nu wat me te doen staat,"
meende Sandy opgewekt. Dan vroeg hy
plotseling nieuwsgierig:
„Maar wat voert u hier uit? Het is dui
delijk, dat u niet op goeden voet staat met
Filbert!"
„O, mijnheerZij onderdrukte een
zenuwachtigen snik en vervolgde dan, haar
stem met moeite in bedwang houdend: „Ik
word hier gevangen gehouden. Deze ke
rels willen mijn vader een losgeld afper
sen. Die vreeselijke Philibert wil met me
trouwen, en die vrouw moedigt hem aan,
om.zich op mijn vader te wreken. Maar
waarom zij hem zoo haat, weet ik niet."
„Verduiveld! Dat is een prachtig melo
drama! Maar ik zal er een stevi'gen stok
voor steken."
„Vannacht trachtte ik in de cano te ont
vluchten, maar Adèle was voor. En ik zal
liever in de wildernis kluchten, dan...."
„Goeie hemel! Zoo iets moet je je niet
in het hoofd halen, meisje! Ik zal wel zor
gen, dat je hier vandaan komt."
„Als u me veilig naar Cayenne wilt bren
gen, naar mijn vader...."
„Cayenne is voor mij en mijn vriend
van de landkaart verdwenen. Als hij daar
heen terug durft te keeren, is hij een ver
loren mpn. Die kerels van de gevangenis
zoeken naar hem. Onze eenige weg ligt
dieper het binnenland in; maar je hoeft
niet bang te zijn, dat je ver met ons mee
zult moeten gaan. We zullen wel een boot
ontmoeten die naar de kust vaart, w<*ar je
op over kunt stappen. En mij en Dudley
kun je vertrouwen."
„Daar ben ik van overtuigd, mijnheer!
De zal u een geheim mededeelen. In den
zelfden nacht, dat monsieur Langdon uit
de gevangenis ontsnapte, was ik bezig zyn
bevrijding te bewerken, en
„Verdraaid!* riep de Schot verrast uit.
„Dat doet u verbaasd staan, nietwaar?
U vraagt zich af waarom ik, die hem nog
nooit gezien heb, -zooiets voor hem zou
doen? Maar ieihand die mij zeer na staat,
had Langdon groot Kwaad berokkend, en
dat wilde ik herstellen. Ik schaam me, het
u te moeten vertellen, mijnheer...."
„Vertel me verder maar niets meer! Ik
zie, dat u Langdon gunstig gezind is, even
als ik. Als u me wilt vertrouwen, zal ik
zorgen, dat u morgen hier vandaan komt."
„Morgen? Maar, mijnheer, als de ande
ren eerder terugkomen...."
„Dat zullen we er op moeten wagen.
Maar nu ik van hun plannen op de hoogte
ben, heb ik de meeste troeven in handen.
Wees maar niet bang, meisje. Ik heb wel
voor heetere vuren gestaan. En.,.,*
„St, luister!"
Onmiddellijk zweeg de Schot, en stond
gespannen luisterend in het duister van *de
hut. De eerste oogeniblikken hoorde hij
niets, maar dan ving hij vaag het zwakke
ritselende geluid van sluipende voetstap
pen op.
„Houd je rustig", fluisterde hij, „ver
berg je in den hoek achter de hangmat; je
kunt den weg wel voelen. Dat is het don
kerste plekje." Hij hoorde bijna niet dat
het meisje zich bewoog, maar wist dat zij
hem gehoorzaamde, en wijdde daarna zyn
geheele aandacht aan hetgeen zich buiten
afspeelde. De sluipende stappen kwamen
nader, en hij tastte naar zijn revolver, daar
hij, na hetgeen hfj van het meisje verno
men had 't veiliger oordeelde op alles voor
bereid te zijn. Vlak voor de hut hielden
de stappen op, en even daarna vernam hij
een ritselend geluid, alsof een -of ander
nachtdier aan de bladeren knabbelde, maar
dat in dit geval veroorzaakt werd door de
hand van een mensch bezig was, een gat
in den wand -te maken. Hij vroeg zich af,
wat de man daarbuiten doen volde; ze
ker maakte hy dat gat niet alleen met het
doel even naar binnen te. gluren. De duis
ternis hierbinnen was nog veel dieper dan
buiten. Het was mogelijk, dat de man
eenig geluid had vernomen, dat hem ver
ontrustte, of misschien had men ontdekt,
dat het meisje uit haar tent verdwenen
was; of mogelijk wilde hij.... Plotseling
werd de- stilte verbroken door een geluid
van den zieke.
'„Die smeerlap! Hij heeft op ons gescho
ten. Laat melos, dan zal ik.
De Schot bewoog zich niet, én toen Lang
don weer zweeg, Juisterde hij weer inge
spannen naar de geluiden van buiten.
Eenige oogenblikken bleef het daar stil,
maar dan begon het ritselen opnieuw. Eerst
meende hij,-dat de luisteraar zich terug
wilde trekken, maar al gauw begreep hij,
dat de ander zich behoedzaam in de rich
ting van den ingang voortbewoog.
Hij grijnsde van genoegen in de duister
nis, en koos onhoorbaar een gunstiger po
sitie. De electrische zaklamp, die hij reeds
eerder had gebruikt, om naar Langdon te
kijken, hield hij gereed, terwijl zijn andere
hand zich om het pistool klemde.
De voetstappen klonken thans voor den
ingang. Een fractie van een seconde scheen
het licht van een heldere ster op iets dat
fel schitterde, en dan werd de ingang ge
heel verduisterd; zwak stak de gedaahte
van een mensch af tegen de nachtlucht.
Sandy bleef roerloos staan wachten,
nieuwsgierig naar de bedoelingen van de
gedaante. Langen .tijd'bleef ook deze bewe
gingloos op den drempel van de hiit staan
luisteren naar eenig geluid van binnen. Een
pf ander dier in de beek deed het water
opspatten en de man wendde zijn hoofd
een oogenblik in de richting van het ge
luid, om meteen weer opnieuw de hut in te
gluren. Even later deed hij'voorzichtig een
stap voorwaarts. Een tweede stap bracht
hem binnen hét bereik 'van den Schot, die
duidelijk de ademhaling van den ander kon
hooren. Weer deed deze een stap, en stak
dan zijn hand uit die den blaren-muur
raakte, op geen halve meter afstand van de
plek waar Sandy Muir stond. Deze oor
deelde het oogenblik te handelen thans
gekomen, en hy handelde prompt.
„Handje om hoog, lieve jongen!" beval
hij fluisterend, en dekte "met zijn revolver
den man, die in het licht van zijn zaklan
taarn verblind stond te kijken. Het was
Philibert. JHij hield een groot jachtmes in
zijn hand, gereed om een doodelijlcen stoot
toe te brengen.
„Gooi dat mes neer!" beval de Schot
scherp.
Philibert, inziende dat hij machteloos
was, gehoorzaamde, en met een lachje ging
Sandy verder.
„Juffie, pak dat touw eens, dat er op die
kist naast u in den hoek ligt, en breng t^et
hier, maar pas op, dat u niet tusschen, bns
tweeën in komt staan. Ik geloof niet, dat
hij de gelegenheid ongebruikt zou laten
voorbij gaan!"
Na eenig zoeken vond het meisje het ge
vraagde touw, en bracht het aan Sandy, die
meende:
I „Ik zal je Voor alle veiligheid maar ste
vig hinden, Filbert...."
,,Maar waarom toch, mijnheer?" viel Phi
libert in. „Ik kwam slechts even kijken hoe
het met den zieke ging
„Precies! Je komt er aan gehuppeld met
een mes in je hand; dat toont voldoende be-
langstelling in dezen man. Was het Dud
ley of mezelf, dien je wilde slachten als^en
vet schaap?"
„Maar, .mijnheer, ik verzeker u, dat
ikj
„Zeker, zeker, daar twijfel ik geen
oogenblik aan. Ik vind het buitengewoon
vriendelijk van je, zoo belangstellend te
zijn, maar je komt op een ongelegen oogen
blik, midden in den nacht, en nog wel met
een mes in de hand. Dat ziet er verdacht
uit, erg verdacht. En ik ben gewend, te
handelen als ik iets verdachts vind, en ze
ker in gevalletjes als deze. Houd je han
den omhoog!"
(WorH* v volgd).