Land- en Tuinbouw Onderwijs WOENSDAG 13 AUGUSTUS 1941 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD PAG. 6 $eóiuu*&(lewa>ctnUigMi in fruuifoaftl VIERDE AFDEELENG. Overgangs- en slotbepalingen. Artikel 27. (1) De wethouders, die tot dusver hun bediening waarnemen, verrichten de werk zaamheden der wethouders, bedoeld in de artikelen 4. 5 en 6 tot op het tijdstip, dat de burgemeester hen ontslaat. (2) De leden der Gedeputeerde Staten verrichten de werkzaamheden van de be stuursraden, bedoeld in de artikelen 19 en 20, alsmede gemeenschappelijk met den commissaris der provincie de werkzaamhe den, bedoeld in de artikelen 17 en 21. tot op het tijdstip, met ingang waarvan de commissaris der provincie hen ontslaat. (3) Het toezichthoudend orgaan kan tot nader order op verzoek van den burge meester van het bepaalde bij artikel 6. lid 3, en op verzoek van den commissaris der provincie van het bepaalde bij artikel 20, lid 3, ontheffing verleenen. (4) Weigert een persoon, genoemd in het eerste of tweede lid, zonder genoegzame reden de daar bedoelde werkzaamheden te verrichten, dan wordt noch wachtgeld, noch pensioen, noch weduwe- of wezen pensioen toegekend. Het toezichthoudend orgaan beslist in dezen op verzoek van den burgemeester (commissaris der pro vincie). Artikel 28. (1) Het bepaalde bij artikel 13, lid 1. is niet van toepassing, zoolang de raadslieden der gemeente niet. zijn benoemd. (2) Het bepaalde bij artikel 24. onder 5, in verband met artikel 13, lid 1, is niet van toepassing. zoolang de raadslieden der provincie niet zijn benoemd. Artikel 29. Op ambtenaren en andere leden van het personeel, wier diensten in verband met het in werking treden dezer verordening overbodig worden, is het bepaalde bij de nonactiviteitsregeling burgerlijk rijksperso neel (Nederlandsche Staatscourant 1940 no. 227) van toepassing. Artikel 30. Verordeningen, welke goedkeuring be hoeven en in welke bevoegdheden worden toegekend aan publiekrechtelijke vertegen woordigende lichamen en publiekrechtelij ke organen, welker werkzaamheden op grond van het bepaalde bij artikel 1 blij ven rusten, kunnen door de daarvoor aan gewezen instantie worden goedgekeurd in de bewoordingen, waarin deze verordenin gen ter goedkeuring zijn voorgelegd; het bepaalde bij de artikelen 3, 16 en 17 blijft onverminderd van kracht. Artikel 31. De ter uitvoering dezer verordening noo- dige voorschriften kunnen bij beschikking worden uitgevaardigd. Artikel 32. (1) Deze verordening treedt op 1 Sep tember 1941 in werking. (2) Tegelijkertijd treden de verordening no. 36/1941 (eerste verordening betreffen de buitengewone maatregelen op staats- en administratief-rechtelijk gebied), alsmede de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde decreten no. 37/1941, 45/1941 en 96/1941 buiten werking. Een toelichting Op de persconferentie van gisteren heeft dr. dr. Kurt O. Rabl de volgende toelich ting gegeven op de achtste verordening van den Rijkscommissaris betreffende bijzon dere maatregelen op administratiefrechte lijk gebied, welke verordening men elders in deze editie aantreft. „Bij beschouwing van de verordening nr. 152/41 is het het beste uit te gaan van de beschouwingen over het thema: Parlemen tarisme en ontbinding van de partij, die de zer dagen zijn gehouden in de Deutsche Zei- tung in den Niederlanden. Zooals men weet, verbiedt de Nederlandsche Grondwet in art. 89 aan de leden van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal bij het uitbrengen van hun stem bevelen van hun kiezers te aanvaarden of ruggespraak met hen te houden. Een bepaling in denzelfden geest bevatten art. 72 van de Provinciale, wet en artikel 51 van de Gemeentewet. De bedoe ling van deze bepalingen is de afgevaar digden onafhankelijk te maken van alle in vloeden van buiten, aanwijzingen en beve len. Volgens den wil van den wetgever moest het onbeinvloede inzicht en het over leg onder eigen verantwoordelijkheid het eenige richtsnoer voor het optreden van de afgevaardigden zijn. De Nederlandsche wet geving wees dus de gedachte van de een zijdige politieke vertegenwoordiging van belangen en groepen en vooral den band tusschen afgevaardigden en partij af. De afgevaardigde behoorde zich daarentegen bij de uitoefening van zijn mandaat uitslui tend te laten leiden door zijn inzicht en zijn geweten. De gang van zaken nu heeft be wezen, dat dit denkbeeld niet in de practijk was te brengen. Veeleer is de band, die de afgevaardigde vroeger met de patricische geslachten of adellijke families verbond, overgegaan in een band met de politieke partij, waartoe de afgevaardigde behoorde. Dit feit is weliswaar niet tot uitdrukking gekomen in de geschreven Nederlandsche rechtsorde, maar daarom is het niet minder juridische werkelijkheid. Het stelsel van den band yan de afge vaardigden met de partijen was afhankelijk van de voorwaarde, dat de partijen, die het droegen, in feite ook dragers van de poli tieke meeningsvorming en verantwoorde lijkheid waren en bleven. Deze voorwaarde is uiterlijk na den herfst van vorig jaar in toenemende mate vervallen, de politieke meeningsvorming voltrok zich bij het Ne derlandsche volk ten slotte niet meer bin nen het bestek van de parlementaire par tijen van vroeger, doch binnen den kring van andere organisaties, bewegingen en groepen. De partijen hebben deze situatie ook erkend en zich ten slotte onthouden van alle activiteit, die rechtstreeks in het openbaar aan den dag trad. Maar zelfs in dien zij dit niet hadden gewild, had haar na 22 Juni geen werkzaamheid meer kun nen worden toegestaan, want in het bezette Nederlandsche gebied kan nog slechts, na dat de oorlog tusschen Europa en het bols jewisme is ontbrand, één criterium voor de politieke meeningsvorming bestaan, en wel dat van den strijd en de bereidheid tot den strijd tegen het bolsjewisme. Alle andere tegenstellingen zijn daartegenover van on dergeschikte beteekenis en aan niemand kan worden toegestaan het Nederlandsche volk met tactische tegenstellingen van de partijpolitiek bezig te houden en het daar door af te voeren van bezinning op het fun- damenteele politieke probleem van het eigen bestaan. Concreet gesproken is het van belang, dat het Nederlandsche volk in den strijd tegen het bolsjewisme partij kiest, daartegenover is evenwel zonder belang, of het treffen van zekere practlsche maatrege len door bepaalde fracties uit overwegingen i van partij tactiek wordt bevorderd of te gengewerkt Uit dezen staat van zaken heeft verorde ning nr. 120/41 de consequentie getrokken en zij heeft acht van de negen politieke partijen in totaal, die waren vertegenwoor digd in de Staten-Generaal, ontbonden. Echter mag nog steeds de wettelijk bepaal de belangrijke bevoegdheid blijven bestaan van de afgevaardigden, die aan deze par tijen waren verbonden om binnen het kader van de publiekrechtelijke vertegenwoordi gende lichamen in provincie en gemeente autonome bepalingen uit te vaardigen, be grootingen vast te stellen en het toezicht op haar uitvoering te houden. De vraag werd geopperd, of deze toestand kon voort duren. De overheid is na rijpe overweging van den staat van zaken tot de slotsom ge komen, dat dit niet mogelijk is. Zij is vol gens het geldende volkenrecht verantwoor delijk voor de openbare orde en de veilig heid van het openbare leven in de bezette Nederlandsche gebieden en zij kon zich niet verhelen, dat de bovengeschreven toestand een acuut gevaar voor deze rechtsgoederen met zich bracht. Zij was derhalve verplicht de noodige maatregelen van bestuursrech telijken aard ter handhaving van de onge schondenheid van deze rechtsgoederen te nemen en heeft dit in verordening nr. 156/41 gedaan. De inhoud van deze verordening is, naar op den voorgrond moet worden gesteld, met de bevoegde Nederlandsche instanties uit voerig besproken. Uitgaande van dc poli tieke em juridische feiten, die op het hui dige tijdstip den toon aangeven, is ook in stemming van alle betrokken Nederland sche instanties met de onderhavige regeling bereikt. Het is dus geen octrooi, maar een regeling, die op Duitsch-Nederlandsche overeenstemming berust en in vele opzich ten van de zijde van de betrokken Neder landsche ministeries zelfs zeer is toege juicht. De ieidende gedachten De leidende gedachten van de verorde ning zijn de volgende: 1. Aan het hoofd van provincie en ge meente staat in de toekomst niet meer een parlementaire vergadering, doch één man, de commissaris der provincie, resp. de bur gemeester. In zijn handen berust de ge- heele macht, die tot dusverre was verdeeld over den commissaris der provincie, gede puteerde staten en provinciale staten, resp. den burgemeester, het college van B. en W. en den gemeenteraad. De commissaris der provincie resp. de burgemeester, op wien thans alle bevoegdheden binnen het kader van het provinciale resp. gemeentebestuur zijn overgegaan, draagt derhalve voortaan ook de algeheele verantwoordelijkheid voor het openbaar bestuur van zijn gebied. 2. De commissaris der provincie, resp. de burgemeester, behoeft evenwel den feitelij ken en deskundigen raad van mannen, die zijn vertrouwd en vergroeid met het cultu- reele, oeconomische en sociale leven van provincie resp'. gemeente, hij kan zijn taak niet los van de bevolking volbrengen. Hem moeten derhalve raadgevers terzijde tre den, wier taak het is, hem bij de leiding van het bestuur te a.dviseeren, hem wenken te verschaffen en bij de burgerij begrip voor zijn maatregelen te wekken. t 3. Leiding van het bestuur en verstrek king van advies worden duidelijk geschei den. Niemand kan op beide gebieden tege lijkertijd werkzaam zijn. Door toepassing van dit beginsel wordt de bepaling van duidelijk omschreven aansprakelijkheden het beste gediend. 4. Daar het den commissaris der provin cie, resp. den burgemeester om technische redenen onmogelijk is de zaken alleen af te handelen, wordt gezorgd, dat als zijn ver tegenwoordigers bestuursraden resp. wet houders worden aangewezen. Bestuursraden en wethouders zullen afgezien van enkele uitzonderingen op het gebied van het be stuur van de gemeente dit ambt als hoofdberoep vervullen en de hoedanigheid van ambtenaren hebben. Het doel van dezen maatregel is een vol strekt zakelijk, onbeinvloed en onvooringe nomen bestuur te waarborgen. Het vroegere stelsel, waarbij de gedeputeerden en wet houders lieden waren, die hun werkzaam heid als nevenberoep en derhalve opzet telijk of onbedoeld niet geheel vrij van persoonlijke, maatschappelijke of zakelijke' overwegingen verrichtten, is daarmede af geschaft. 5. Nopens het toezicht op de werkzaam heid van provincie en gemeenten worden duidelijke rechtsverhoudingen ingevoerd. Het toezicht op de gemeenten oefenen in het algemeen de commissarissen der pro vincies; slechts de gemeenten Den Haag, Amsterdam en Rotterdam staan onmiddel lijk onder toezicht van den secretaris-gene raal van het ministerie van binnenlandsche zaken. De provinciën staan onder toezicht van denzelfden secretaris-generaal. In wa terstaats-aangelegenheden is het deskundig toezicht van den secretaris-generaal van het ministerie van waterstaat gewaarborgd. 6. Van bijzonder belang is de invoering van het recht, dat de autoriteit, die toezicht oefent, heeft tegenover de instantie, die aan dit toezicht is onderworpen. Daardoor wordt de provincie de tusschen-, de gemeente de onderste afdeeling van een uniform, on deelbaar staatsbestuur. De lagere instantie kan zich niet tegenover een bevel van een centrale autoriteit van centrale regeering beroepen op bijzondere bevoegdheden of autonome rechten. De consequente toepas sing van dit beginsel moet worden be- 1 schouwd als onmisbare voorwaarde voor een geordend, doortastend bestuur, vooral met het oog op de thans bestaande behoefte. Het Nederlandsche volk zal op een later tijdstip gelegenheid krijgen uit te maken, of verordening nr. 152/41, die de bezettende overheid als maatregel van zuiver bestuurs rechtelijk karakter in overeenstemming met het geldende volkenrecht ter handhaving van de openbare orde en van de veiligheid van het openbare leven heeft getroffen, zich er ook niet toe leent onder de gewij zigde omstandigheden van een toekomstige situatie als grondslag voor de nieuwe Ne derlandsche constitutie in den ruimsten zin te dienen. Men moet in dit verband vooral niet uit het oog verliezen, dat wat hier is ingevoerd, de autoritaire verstrakking van de bestuursorganisatie in provincie en gemeente reeds sedert vele jaren door de beste koppen van de Nederlandsche be- stuursleer en bestuurspraclijk met aandrang is geëischt" aldus dr. Kurt Rabl. DARLANS POSITIE VERSTERKT VICE-PREMIER WORDT TEVENS MINISTER VAN DEFENSIE. De Fransche vice-premier en minister van Buitenlandsche Zaken, admiraal Dar- lan, is* naar officieel uit Vichy wordt me degedeeld, tot minister van Landsverdedi ging benoemd. Naar in bevoegde Fran sche kringen verluidt, beteekent deze be noeming een aanzienlijke versterking van de positie van den vice-premier, wiens mi litaire volmachten thans zijn uitgebreid. Alle staatssecretariaten van de Weer macht, alsmede het staatssecretariaat voor Koloniën ressorteeren onmiddellijk onder het ministerie van Landsverdediging. Behalve het ministerie van Landsverde diging zijn nog andere nieuwe ministers in gesteld, n.l. twee ministeries van Staat, die onder leiding zullen staan van den huidi- gen staatssecretaris van Darlan's ministe rie, Moisset, resp. van den nauwen mede werker van maarschalk Pétain in diens ka binet, Romier. Verder is de ministerraad met nieuwe leden uitgebreid. De plaatsvervangende premier, Dar- lan, zal slechts voorloopig tevens staatsse cretaris van marine blijven. Binnenkort kan een nieuwe benoeming in deze functie worden verwacht. RADIOREDE VAN PETAIN. Het Fransche staatshoofd, maarschalk Pétain. heeft gisteravond om negen uur voor de Fransche radio een politieke rede gehouden. Pétain hield zich in de eerste plaats be zig met den toestand van onrust, die in Frankrijk heerscht, het gezag van zijn re geering in twijfel trekt, en er toe bijdraagt, dat de gegeven bevelen dikwijls slecht worden uitgevoerd. In het tweede deel van zijn rede be handelde het staatshoofd de betrekkingen met Duitschland, die door een wapenstil standsovereenkomst zijn geregeld, die slechts voorloopig van karakter kan zijn, naar hij betoogde. Vervolgens hield de maarschalk zich be zig met de geestelijke verwarring in de Fransche binnenlandsche politiek. Deze verwarring spruit vooral voort uit de traagheid, waarmede de nieuwe orde wordt opgebouwd. De nationale revolutie is nog geen feit geworden. Dat komt daar van daan, dat de partijgangers van het oude re giem of de dienaars van de trutst zich tusschen hem, P.tain, en het volk hebben geschoven. Om het verzet van alle tegenstanders der nieuwe orde te overwinnen, moeten al hun ondernemingen terstond verbrijzeld en hun chefs gedecimeerd worden. Inzon- heid is hij vooremens Frankrijk te bevrij den van de „verachtelijke voogdij van den geldbuidel". In zijn verdere uiteenzettingen roerde de maarschalk enkele princiuieele moei lijkheden bij den opbouw van den nieu wen Franschen staat aan. Het is niet vol doende, aldus Pétain, wetten uit te vaar digen en te bouwen. Het is noodig te re- geeren. Frankrijk kan slechts geregeerd worden met instemming van de openbare meening, hetgeen onder éen autoritair be wind zeer noodzakelijk is. Deze openbare meening is evenwel tegenwordig gesple ten. Tot slot besprak het staatshoofd de offi cieel bekend gemaakte wijzigingen in de regeering en vermeldde in het bijzonder, dat hij aan admiraal Darlan, tegenover wien deze openbare meening zich niet steeds rechtvaardig had betoond, maar die het staatshoofd steeds moedig en loyaal gesteund had, het ministerie van nationale defensie heeft overgedragen, opdat hij rechtstreeks zijn invloed kan uitoefenen op de gezamenlijke Fransche strijdkrachten te land, te water en in de lucht. Hierna maakte Pétain een reeks maatre gelen bekend, die hij genomen heeft ter verzekering van een gunstiger sfeer voor de regeering, vooral een verbod van werk zaamheid voor alle politieke partijen en politieke groepen in het onbezette gebied. Deze partijen mogen in de toekomst open bare noch besloten vergaderingen houden. Voorts is haar uitdeeling van pamfletten en aanplakking van plakkaten verboden. Overtredingen worden met ontbinding be straft. Pétain deelde mede, dat een reeds disci plinaire maatregelen genomen zijn tegen ambtenaren, die valsche verklaringen heb ben afgelegd met betrekking tot hun lid maatschap van geheime genootschappen. Het staatshoofd betoogde, dat het le gioen der frontstrijders in het onbezette gebied als de voornaamste instelling der loyale revolutie beschouwt moet worden. Een ander besluit van het staatshoofd heeft de effectieven van de politie ver dubbeld. Voorts wordt een corps van z.g. commissarissen der openbare macht inge steld, dat de opdracht heeft de uitvoering van wetten enz. op zich te nemen en alle hinderpalen, die zich. voordoen, uit den weg te ruimen. Ten slotte maakte maarschalk Pétain zijn besluit bekend, gebruik te maken van art. 7 der Constitutie, om degenen, die verant woordelijk zijn voor de ramp van Frank rijk, te veroordeelen. Met dit doel is een „politieke juridische róad" ingesteld, die nog vóór 15 October zijn voorstellen aan het staatshoofd zal voorleggen. Krachtens hetzelfde artikel der Constitutie moeten al le ministers en hooge ambtenaren den eed van trouw jegens het staatshoofd af leggen en zich verplichten hun ambts plicht tot welzijn des volks te vervullen. VRIJMETSELAARS UIT LEIDENDE FUNCTIES. In de Fransche staatscourant worden de namen van 700 persoonlijkheden gepubli ceerd, die wegens hun vrijmetselaarschap, zooals maarschalk Pétain Dinsdag in zijn radiorede heeft medegedeeld, worden uit gesloten van de leiding in openbare func ties. Het betreft leden van de loges: het Groot Oosten van Frankrijk, de Groot Loge van Frankrijk, de nationale onafhan kelijke Grootloge, de gemengde internatio nale orde van de rechten van den mensch en het theosophische genootschap. De ge noemde persoonlijkheden zijn uitgesloten van de leiding in openbare functies omdat zij omtrent hun lidmaatschap van geheime genootschappen valsche opgaven hebben verstrekt. Beleening van V IPl L effecten TEL. I6l il I III I— 843 RECHTZAKEN Haagsche Politierechter Op zoo'n manier kan een ieder handel gaan drijven. M. H., afkomstig uit Ka t w ij k a. Zee, wilde wel een of ander handeltje gaan be ginnen. Een bloemenhandel leek hem nog het beste en daar achtte hij zich buitenge woon voor geschikt. Om een handeltje te beginnen heeft men twee dingen noodig en wel geld en ondernemingsgeest. Het eerste ontbrak geheel bij ,H., maar het tweede bezat hij in ruime male. Punt één van zijn programma was om een bakfiets te bemach tigen en zulks geschiedde in Leiden, waar hij zulk een vervoermiddel weg nam. Dit instrument als grondslag beschouwend, vyas zijn tweede punt geweest het bemach tigen van bloemen. En deze bloemen had hij doodleuk opgeladen te Honselersdijk. Deze bloemen was hij nu uit gaan venten in Den Haag en toen alles uitverkocht was, had hij ook de bakfiets maar verkocht. Het gevalletje was uitgekomen en hij had zich deswege te verantwoorden. Het feit werd hem nog al zwaar aange rekend, hetgeen mede verband hield met de vijf veroordeelingen, die hij reeds achter den rug heeft en een voorwaardelijke ge vangenisstraf van drie maanden, welke nog tegen hem loopt. Voor dit handeltje, hetgeen de Officier een zeer slechte handelwijze vond, werd de eisch vfer maanden gevangenisstraf. De Politierechter was het daar volkomen mee eens, dus bleef het vier maanden. HAAGSCHE RECHTBANK DOODELIJKE AANRIJDING TE ZWAMMERDAM. Hechtenisstraf voor den autobestuurder. Voor de Haagsche rechtbank heeft op 5 Augustus terecht gestaan de 19-jarige chauffeur F. G. M. B., uit Hengelo wegens overtreding van artikel 307 strafwetboek: het veroorzaken van dood door schuld. Hij was als bestuurder van een expeditie-auto óp den grooten rijksweg te Z w a m m e r- d a m, den 27sten September van het vorig jaar, des morgens omstreeks 10 uur, bo ven op de achterste van twee, op de ver- keersberm geparkeerde auto's gereden, ter wijl juist een der inzittenden uit de voorste auto bij de achterste auto stond te praten. Het ongeval kon gebeuren, omdat de be stuurder van de expeditieauto had zitten dutten, aangezien hij des nachts reeds om half één uit Hengelo was vertrokken. De Officier van Justitie had het feit hoogst ernstig genoemd en het rijden van verdachte roekeloos. De eisch was derhalve geweest een ge vangenisstraf voor den tijd van zes maan den, met intrekking van het rijbewijs voor één jaar. De rechtbank heden vonnis wijzend ver oordeelde verdachte tot een hechtenisstraf voor den tyd van veertien dagen. EEN ONTAARDE MOEDER. Eén jaar gevangenisstraf geëischt. Het was een hoogst ernstig feit, waar voor de 21-jarige mej. A. V., thans gede tineerd in het Huis van Bewaring, zich had te verantwoorden. Zij is moeder van twee kindertjes van één en drie jaar oud. Toen zij in het begin van dit jaar in moeilijkhe den kwam, doordat haar man in Veenhui- zen was gezet, had zij het het beste ge vonden om haar kinderen kwijt te raken. Zij was naar een buurman gegaan en had beide kinderen daar gebracht met de woor den: „ik ga even een boodschap doen en kom zoo terug." Hoogst verontwaardigd vertelde de sla- - ger, „maar ze moet nog steeds terug ko men". Verder vertelde hij, dat hij als slager niet wist wat hij met de kinderen had moe- ten beginnen. Dit werd nog erger, toen het kleinste kind in den kinderwagen be gon te schreeuwen van den honger. Ten einde raad had hij het wicht maar uit den kinderwagen getild en had daarbij een vreeselijke ontdekking gedaan. Het wurm bleek geheel vervuild, terwijl de beentjes bedekt waren met zweren. Het ergste vond hij echter, dat de maden uit de stinkende kussentjes kropen. Om de schreeuwende kinderen tot bedaren te brengen had hij ze toen maar pudding gevoederd. Hoogst verontwaardigd was de slager over het gebeurde en het ergste vond hij, dat er geen bonnen achtergelaten waren om den honger van de kinderen te stillen want hij kon ze geen vleesch te eten geven. De moeder erkende de feiten en vertelde met haar zwager naar Amsterdam te zijn gegaan. Ze dacht, dat de slager wel voor de kinderen zou zorgen, door ze bij de po litie te brengen. De Officier vond het gebeurde hoogst ergerlijk. In een verwaarloosden en ver vuilden toestand heeft deze ontaarde moe der haar kinderen zonder eten bij een buurman gebracht en er zich verder niets meer van aangetroken. Daarna is zij met een zwager naar Amsterdam gegaan en heeft nooit meer iets van zich laten hooren. Een flinke straf voor dit feit is hier op zijn plaats en spr. eischte dan ook een jaar gevangenisstraf. Nadat de verdedigster de uiterste cle mentie gevraagd had, werd de uitspraak bepaald op over 14 dagen. Veilingprijzen tuinbouw. Volgens mededeeling van de Gr.- en Fruit-Centrale zijn in de maximumveiling- prijzen enkele wijzigingen aangebracht. Tuinboonen gelden ƒ6 p. 100 K.G., Uien 6, Stokprincesseboonen /20, afwijkend ƒ16, Kroten ƒ4, afw. 3.20. Elk bos'peen dient tenminste 700 gr. peen en 15 stuks te bevatten. ONFORTUINLIJKE AAN VALLEN BRITSCH LUCHTWAPEN VERLIEST 41 TOESTELLEN. Het Britsohe luchtwapen heeft in de mid daguren van gisteren, aldus wordt aan het D.N.B. gemeld, bij een aanvalspoging op het Westduitsche industriegebied een zware nederlaag geleden. Gehinderd door den knaobtigen Duitisohen afweer, konden de vijandelijke bommenwerpers hun doelen niet bereiken. Zij wierpen daarom hun bommen uit in de omgeving van Keulen. De aangerichte schade is onaanzienlijk. Jagers en luchtdoelartillerie schoten tien bommenwerpers van de aanvallende for matie neer, een elfde bommenwerper werd door marine-artillerie neergehaald. Uit een formatie Britsohe jachtvliegtuigen, die de Hollandsche kust naderde om de terugvlie gende bommenwerpers op te vangen, scho ten Duitsche jagers bovendien zes Spitfires neer. Tegelijkertijd plaatsvindende Brit sohe afleidingsaanvallen aan de Kanaalkust leidden tot nieuwe aanzienlijke verliezen van den tegenstander, die in luchtgevech ten dertien jachtvliegtuigen verloor. Voorts schoot in den namiddag Duitsche luchtdoelartillerie aan de Kanaalkust nop twee Britsdhe jachttoestellen neer. Bij eer nieuwen aanval van Britsohe jachtvliegtui gen op de kust van het bezette gebied in d' avonduren haalden Duitsche jagers weder om negen vliegtuigen neer. Daardoor ver loor het Britsche luchtwapen gisteren bij zijn aanvalspogingen overdag op het Rijks gebied en het bezette gebied elf bommen werpers en dertig jachtvliegtuigen, terwijl aan Duitsche zijde geen enkel verlies in trad. DE HOUDING VAN THAILAND. Van betrouwbare zijde wordt .vernomen, dat de Thailandsche premier, Loeang Pi- boel Songgram, j.l. Vrijdag tijdens zijn on derhoud met den Amerikaanschen gezant, Hugh Gladney Grant, ronduit heeft gewei gerd Amerikaansohe hulp voor Thailand te aanvaarden. Grant zou bij Thailand hebben aange drongen op afstand van zijn pro-Japansehe houding en in ruil daarvoor hebben voor gesteld, dat de Ver. Staten hun militaire hulp aan Thailand zouden uitbreiden. Song gram zou 'hebben geantwoord, dat Thailand zijn strikte neutraliteit handhaaft en niet voornemens is eenigerlei militaire hulp van een andere mogendheid te aanvaarden of een militaire basis aan een vreemd land of aan vreemde landen aan te bieden. NIEUWE HOOGLEERAREN TE GRONINGEN Bij besluit van den secreatris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming zijn dr. J. Brouwer, te Hardegarijp en dr. L. E. Schmitt, te Leipzig (Duitschland), met in- j gang van den dag, waarop zij jiun ambt j zullen aanvaarden, benoemd tot gewoon hoogleeraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Groningen, om onderwijs te geven onder scheidenlijk in de „Friesche taal en letter kunde in haar geheelen omvang en het Gotisch" en in de „Oudgermaansche philo- logie, de Duitsche taalwetenschap in haar geheelen omvang en de Germaansche volkskunde". ECONOMISCH-SOCIOLOGISCH DOCTORAAL EXAMEN Ingesteld op Hoogeschool te Tilburg Bij beschikking van den Secretaris-Gene- nal van het Departement van Opvoeding, Vetenschap en Cultuurbescherming wordt n de Staatscourant van gisteravond ter al- cmeene kennis gebracht, dat de senaat der atholieke economische Hoogeschool te Til- urg besloten heeft tot instelling van een conomisch-sociologisch doctoraal examen, «mvattend de vakken staatshuishoudkunde, ociologie en drie der volgende vakken, ter ;cuze van den candidaat, onder goedkeu ring van den senaat: staats- en administra tief recht, arbeidsrecht, economische ge- sohiedenis, economische aardrijkskunde, ko loniale economie, beginselen van koloniaal recht, leer der openbare financiën, burger lijk recht en handelsrecht, eenig ander door den candidaat te kiezen vak uit de vakken der economische faculteit of eener andere faculteit. DOCTORAAT MAGNA CUM LAUDE Prof. dr. L. H. Grondijs, hoogleeraar aan de letterkundige faculteit in Utrecht, is doctor in de wis- en natuurkunde. Verleden week heeft hij aan de Sorbonne het docto raat magna cum laude aan de faculteit der letteren behaald met de verdediging van een proefschrift, getiteld: „lTconographie Byzantine du Crucifié mort sur la croix", benevens volgens gebruik, van twee kleine studies, getiteld: „Le Logos chez les auteurs des premiers siècles de notre ère" en ,,Le manichéisme en Espagne". De dis putatie heeft drie uur geduurd, meldt de „Tel."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 6