Land- en Tuinbouw
Onderwijs
WOENSDAG 13 AUGUSTUS 1941
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD PAG. 6
$eóiuu*&(lewa>ctnUigMi in fruuifoaftl
VIERDE AFDEELENG.
Overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 27.
(1) De wethouders, die tot dusver hun
bediening waarnemen, verrichten de werk
zaamheden der wethouders, bedoeld in de
artikelen 4. 5 en 6 tot op het tijdstip, dat
de burgemeester hen ontslaat.
(2) De leden der Gedeputeerde Staten
verrichten de werkzaamheden van de be
stuursraden, bedoeld in de artikelen 19 en
20, alsmede gemeenschappelijk met den
commissaris der provincie de werkzaamhe
den, bedoeld in de artikelen 17 en 21. tot
op het tijdstip, met ingang waarvan de
commissaris der provincie hen ontslaat.
(3) Het toezichthoudend orgaan kan tot
nader order op verzoek van den burge
meester van het bepaalde bij artikel 6. lid
3, en op verzoek van den commissaris der
provincie van het bepaalde bij artikel 20,
lid 3, ontheffing verleenen.
(4) Weigert een persoon, genoemd in het
eerste of tweede lid, zonder genoegzame
reden de daar bedoelde werkzaamheden te
verrichten, dan wordt noch wachtgeld,
noch pensioen, noch weduwe- of wezen
pensioen toegekend. Het toezichthoudend
orgaan beslist in dezen op verzoek van
den burgemeester (commissaris der pro
vincie).
Artikel 28.
(1) Het bepaalde bij artikel 13, lid 1. is
niet van toepassing, zoolang de raadslieden
der gemeente niet. zijn benoemd.
(2) Het bepaalde bij artikel 24. onder 5,
in verband met artikel 13, lid 1, is niet van
toepassing. zoolang de raadslieden der
provincie niet zijn benoemd.
Artikel 29.
Op ambtenaren en andere leden van het
personeel, wier diensten in verband met
het in werking treden dezer verordening
overbodig worden, is het bepaalde bij de
nonactiviteitsregeling burgerlijk rijksperso
neel (Nederlandsche Staatscourant 1940 no.
227) van toepassing.
Artikel 30.
Verordeningen, welke goedkeuring be
hoeven en in welke bevoegdheden worden
toegekend aan publiekrechtelijke vertegen
woordigende lichamen en publiekrechtelij
ke organen, welker werkzaamheden op
grond van het bepaalde bij artikel 1 blij
ven rusten, kunnen door de daarvoor aan
gewezen instantie worden goedgekeurd in
de bewoordingen, waarin deze verordenin
gen ter goedkeuring zijn voorgelegd;
het bepaalde bij de artikelen 3, 16 en 17
blijft onverminderd van kracht.
Artikel 31.
De ter uitvoering dezer verordening noo-
dige voorschriften kunnen bij beschikking
worden uitgevaardigd.
Artikel 32.
(1) Deze verordening treedt op 1 Sep
tember 1941 in werking.
(2) Tegelijkertijd treden de verordening
no. 36/1941 (eerste verordening betreffen
de buitengewone maatregelen op staats- en
administratief-rechtelijk gebied), alsmede
de ter uitvoering daarvan uitgevaardigde
decreten no. 37/1941, 45/1941 en 96/1941
buiten werking.
Een toelichting
Op de persconferentie van gisteren heeft
dr. dr. Kurt O. Rabl de volgende toelich
ting gegeven op de achtste verordening van
den Rijkscommissaris betreffende bijzon
dere maatregelen op administratiefrechte
lijk gebied, welke verordening men elders
in deze editie aantreft.
„Bij beschouwing van de verordening nr.
152/41 is het het beste uit te gaan van de
beschouwingen over het thema: Parlemen
tarisme en ontbinding van de partij, die de
zer dagen zijn gehouden in de Deutsche Zei-
tung in den Niederlanden. Zooals men weet,
verbiedt de Nederlandsche Grondwet in
art. 89 aan de leden van de Tweede Kamer
van de Staten-Generaal bij het uitbrengen
van hun stem bevelen van hun kiezers te
aanvaarden of ruggespraak met hen te
houden. Een bepaling in denzelfden geest
bevatten art. 72 van de Provinciale, wet en
artikel 51 van de Gemeentewet. De bedoe
ling van deze bepalingen is de afgevaar
digden onafhankelijk te maken van alle in
vloeden van buiten, aanwijzingen en beve
len. Volgens den wil van den wetgever
moest het onbeinvloede inzicht en het over
leg onder eigen verantwoordelijkheid het
eenige richtsnoer voor het optreden van de
afgevaardigden zijn. De Nederlandsche wet
geving wees dus de gedachte van de een
zijdige politieke vertegenwoordiging van
belangen en groepen en vooral den band
tusschen afgevaardigden en partij af. De
afgevaardigde behoorde zich daarentegen
bij de uitoefening van zijn mandaat uitslui
tend te laten leiden door zijn inzicht en zijn
geweten. De gang van zaken nu heeft be
wezen, dat dit denkbeeld niet in de practijk
was te brengen. Veeleer is de band, die de
afgevaardigde vroeger met de patricische
geslachten of adellijke families verbond,
overgegaan in een band met de politieke
partij, waartoe de afgevaardigde behoorde.
Dit feit is weliswaar niet tot uitdrukking
gekomen in de geschreven Nederlandsche
rechtsorde, maar daarom is het niet minder
juridische werkelijkheid.
Het stelsel van den band yan de afge
vaardigden met de partijen was afhankelijk
van de voorwaarde, dat de partijen, die het
droegen, in feite ook dragers van de poli
tieke meeningsvorming en verantwoorde
lijkheid waren en bleven. Deze voorwaarde
is uiterlijk na den herfst van vorig jaar in
toenemende mate vervallen, de politieke
meeningsvorming voltrok zich bij het Ne
derlandsche volk ten slotte niet meer bin
nen het bestek van de parlementaire par
tijen van vroeger, doch binnen den kring
van andere organisaties, bewegingen en
groepen. De partijen hebben deze situatie
ook erkend en zich ten slotte onthouden
van alle activiteit, die rechtstreeks in het
openbaar aan den dag trad. Maar zelfs in
dien zij dit niet hadden gewild, had haar
na 22 Juni geen werkzaamheid meer kun
nen worden toegestaan, want in het bezette
Nederlandsche gebied kan nog slechts, na
dat de oorlog tusschen Europa en het bols
jewisme is ontbrand, één criterium voor de
politieke meeningsvorming bestaan, en wel
dat van den strijd en de bereidheid tot den
strijd tegen het bolsjewisme. Alle andere
tegenstellingen zijn daartegenover van on
dergeschikte beteekenis en aan niemand
kan worden toegestaan het Nederlandsche
volk met tactische tegenstellingen van de
partijpolitiek bezig te houden en het daar
door af te voeren van bezinning op het fun-
damenteele politieke probleem van het
eigen bestaan. Concreet gesproken is het van
belang, dat het Nederlandsche volk in den
strijd tegen het bolsjewisme partij kiest,
daartegenover is evenwel zonder belang, of
het treffen van zekere practlsche maatrege
len door bepaalde fracties uit overwegingen i
van partij tactiek wordt bevorderd of te
gengewerkt
Uit dezen staat van zaken heeft verorde
ning nr. 120/41 de consequentie getrokken
en zij heeft acht van de negen politieke
partijen in totaal, die waren vertegenwoor
digd in de Staten-Generaal, ontbonden.
Echter mag nog steeds de wettelijk bepaal
de belangrijke bevoegdheid blijven bestaan
van de afgevaardigden, die aan deze par
tijen waren verbonden om binnen het kader
van de publiekrechtelijke vertegenwoordi
gende lichamen in provincie en gemeente
autonome bepalingen uit te vaardigen, be
grootingen vast te stellen en het toezicht
op haar uitvoering te houden. De vraag
werd geopperd, of deze toestand kon voort
duren. De overheid is na rijpe overweging
van den staat van zaken tot de slotsom ge
komen, dat dit niet mogelijk is. Zij is vol
gens het geldende volkenrecht verantwoor
delijk voor de openbare orde en de veilig
heid van het openbare leven in de bezette
Nederlandsche gebieden en zij kon zich niet
verhelen, dat de bovengeschreven toestand
een acuut gevaar voor deze rechtsgoederen
met zich bracht. Zij was derhalve verplicht
de noodige maatregelen van bestuursrech
telijken aard ter handhaving van de onge
schondenheid van deze rechtsgoederen te
nemen en heeft dit in verordening nr.
156/41 gedaan.
De inhoud van deze verordening is, naar
op den voorgrond moet worden gesteld, met
de bevoegde Nederlandsche instanties uit
voerig besproken. Uitgaande van dc poli
tieke em juridische feiten, die op het hui
dige tijdstip den toon aangeven, is ook in
stemming van alle betrokken Nederland
sche instanties met de onderhavige regeling
bereikt. Het is dus geen octrooi, maar een
regeling, die op Duitsch-Nederlandsche
overeenstemming berust en in vele opzich
ten van de zijde van de betrokken Neder
landsche ministeries zelfs zeer is toege
juicht.
De ieidende gedachten
De leidende gedachten van de verorde
ning zijn de volgende:
1. Aan het hoofd van provincie en ge
meente staat in de toekomst niet meer een
parlementaire vergadering, doch één man,
de commissaris der provincie, resp. de bur
gemeester. In zijn handen berust de ge-
heele macht, die tot dusverre was verdeeld
over den commissaris der provincie, gede
puteerde staten en provinciale staten, resp.
den burgemeester, het college van B. en W.
en den gemeenteraad. De commissaris der
provincie resp. de burgemeester, op wien
thans alle bevoegdheden binnen het kader
van het provinciale resp. gemeentebestuur
zijn overgegaan, draagt derhalve voortaan
ook de algeheele verantwoordelijkheid voor
het openbaar bestuur van zijn gebied.
2. De commissaris der provincie, resp. de
burgemeester, behoeft evenwel den feitelij
ken en deskundigen raad van mannen, die
zijn vertrouwd en vergroeid met het cultu-
reele, oeconomische en sociale leven van
provincie resp'. gemeente, hij kan zijn taak
niet los van de bevolking volbrengen. Hem
moeten derhalve raadgevers terzijde tre
den, wier taak het is, hem bij de leiding
van het bestuur te a.dviseeren, hem wenken
te verschaffen en bij de burgerij begrip
voor zijn maatregelen te wekken. t
3. Leiding van het bestuur en verstrek
king van advies worden duidelijk geschei
den. Niemand kan op beide gebieden tege
lijkertijd werkzaam zijn. Door toepassing
van dit beginsel wordt de bepaling van
duidelijk omschreven aansprakelijkheden
het beste gediend.
4. Daar het den commissaris der provin
cie, resp. den burgemeester om technische
redenen onmogelijk is de zaken alleen af
te handelen, wordt gezorgd, dat als zijn ver
tegenwoordigers bestuursraden resp. wet
houders worden aangewezen. Bestuursraden
en wethouders zullen afgezien van enkele
uitzonderingen op het gebied van het be
stuur van de gemeente dit ambt als
hoofdberoep vervullen en de hoedanigheid
van ambtenaren hebben.
Het doel van dezen maatregel is een vol
strekt zakelijk, onbeinvloed en onvooringe
nomen bestuur te waarborgen. Het vroegere
stelsel, waarbij de gedeputeerden en wet
houders lieden waren, die hun werkzaam
heid als nevenberoep en derhalve opzet
telijk of onbedoeld niet geheel vrij van
persoonlijke, maatschappelijke of zakelijke'
overwegingen verrichtten, is daarmede af
geschaft.
5. Nopens het toezicht op de werkzaam
heid van provincie en gemeenten worden
duidelijke rechtsverhoudingen ingevoerd.
Het toezicht op de gemeenten oefenen in
het algemeen de commissarissen der pro
vincies; slechts de gemeenten Den Haag,
Amsterdam en Rotterdam staan onmiddel
lijk onder toezicht van den secretaris-gene
raal van het ministerie van binnenlandsche
zaken. De provinciën staan onder toezicht
van denzelfden secretaris-generaal. In wa
terstaats-aangelegenheden is het deskundig
toezicht van den secretaris-generaal van het
ministerie van waterstaat gewaarborgd.
6. Van bijzonder belang is de invoering
van het recht, dat de autoriteit, die toezicht
oefent, heeft tegenover de instantie, die aan
dit toezicht is onderworpen. Daardoor wordt
de provincie de tusschen-, de gemeente de
onderste afdeeling van een uniform, on
deelbaar staatsbestuur. De lagere instantie
kan zich niet tegenover een bevel van een
centrale autoriteit van centrale regeering
beroepen op bijzondere bevoegdheden of
autonome rechten. De consequente toepas
sing van dit beginsel moet worden be- 1
schouwd als onmisbare voorwaarde voor een
geordend, doortastend bestuur, vooral met
het oog op de thans bestaande behoefte.
Het Nederlandsche volk zal op een later
tijdstip gelegenheid krijgen uit te maken, of
verordening nr. 152/41, die de bezettende
overheid als maatregel van zuiver bestuurs
rechtelijk karakter in overeenstemming met
het geldende volkenrecht ter handhaving
van de openbare orde en van de veiligheid
van het openbare leven heeft getroffen,
zich er ook niet toe leent onder de gewij
zigde omstandigheden van een toekomstige
situatie als grondslag voor de nieuwe Ne
derlandsche constitutie in den ruimsten zin
te dienen. Men moet in dit verband vooral
niet uit het oog verliezen, dat wat hier is
ingevoerd, de autoritaire verstrakking
van de bestuursorganisatie in provincie en
gemeente reeds sedert vele jaren door de
beste koppen van de Nederlandsche be-
stuursleer en bestuurspraclijk met aandrang
is geëischt" aldus dr. Kurt Rabl.
DARLANS POSITIE
VERSTERKT
VICE-PREMIER WORDT TEVENS
MINISTER VAN DEFENSIE.
De Fransche vice-premier en minister
van Buitenlandsche Zaken, admiraal Dar-
lan, is* naar officieel uit Vichy wordt me
degedeeld, tot minister van Landsverdedi
ging benoemd. Naar in bevoegde Fran
sche kringen verluidt, beteekent deze be
noeming een aanzienlijke versterking van
de positie van den vice-premier, wiens mi
litaire volmachten thans zijn uitgebreid.
Alle staatssecretariaten van de Weer
macht, alsmede het staatssecretariaat voor
Koloniën ressorteeren onmiddellijk onder
het ministerie van Landsverdediging.
Behalve het ministerie van Landsverde
diging zijn nog andere nieuwe ministers in
gesteld, n.l. twee ministeries van Staat, die
onder leiding zullen staan van den huidi-
gen staatssecretaris van Darlan's ministe
rie, Moisset, resp. van den nauwen mede
werker van maarschalk Pétain in diens ka
binet, Romier.
Verder is de ministerraad met nieuwe
leden uitgebreid.
De plaatsvervangende premier, Dar-
lan, zal slechts voorloopig tevens staatsse
cretaris van marine blijven. Binnenkort
kan een nieuwe benoeming in deze functie
worden verwacht.
RADIOREDE VAN PETAIN.
Het Fransche staatshoofd, maarschalk
Pétain. heeft gisteravond om negen uur
voor de Fransche radio een politieke rede
gehouden.
Pétain hield zich in de eerste plaats be
zig met den toestand van onrust, die in
Frankrijk heerscht, het gezag van zijn re
geering in twijfel trekt, en er toe bijdraagt,
dat de gegeven bevelen dikwijls slecht
worden uitgevoerd.
In het tweede deel van zijn rede be
handelde het staatshoofd de betrekkingen
met Duitschland, die door een wapenstil
standsovereenkomst zijn geregeld, die
slechts voorloopig van karakter kan zijn,
naar hij betoogde.
Vervolgens hield de maarschalk zich be
zig met de geestelijke verwarring in de
Fransche binnenlandsche politiek. Deze
verwarring spruit vooral voort uit de
traagheid, waarmede de nieuwe orde wordt
opgebouwd. De nationale revolutie is nog
geen feit geworden. Dat komt daar van
daan, dat de partijgangers van het oude re
giem of de dienaars van de trutst zich
tusschen hem, P.tain, en het volk hebben
geschoven.
Om het verzet van alle tegenstanders
der nieuwe orde te overwinnen, moeten al
hun ondernemingen terstond verbrijzeld
en hun chefs gedecimeerd worden. Inzon-
heid is hij vooremens Frankrijk te bevrij
den van de „verachtelijke voogdij van den
geldbuidel".
In zijn verdere uiteenzettingen roerde
de maarschalk enkele princiuieele moei
lijkheden bij den opbouw van den nieu
wen Franschen staat aan. Het is niet vol
doende, aldus Pétain, wetten uit te vaar
digen en te bouwen. Het is noodig te re-
geeren. Frankrijk kan slechts geregeerd
worden met instemming van de openbare
meening, hetgeen onder éen autoritair be
wind zeer noodzakelijk is. Deze openbare
meening is evenwel tegenwordig gesple
ten.
Tot slot besprak het staatshoofd de offi
cieel bekend gemaakte wijzigingen in de
regeering en vermeldde in het bijzonder,
dat hij aan admiraal Darlan, tegenover
wien deze openbare meening zich niet
steeds rechtvaardig had betoond, maar die
het staatshoofd steeds moedig en loyaal
gesteund had, het ministerie van nationale
defensie heeft overgedragen, opdat hij
rechtstreeks zijn invloed kan uitoefenen op
de gezamenlijke Fransche strijdkrachten te
land, te water en in de lucht.
Hierna maakte Pétain een reeks maatre
gelen bekend, die hij genomen heeft ter
verzekering van een gunstiger sfeer voor
de regeering, vooral een verbod van werk
zaamheid voor alle politieke partijen en
politieke groepen in het onbezette gebied.
Deze partijen mogen in de toekomst open
bare noch besloten vergaderingen houden.
Voorts is haar uitdeeling van pamfletten
en aanplakking van plakkaten verboden.
Overtredingen worden met ontbinding be
straft.
Pétain deelde mede, dat een reeds disci
plinaire maatregelen genomen zijn tegen
ambtenaren, die valsche verklaringen heb
ben afgelegd met betrekking tot hun lid
maatschap van geheime genootschappen.
Het staatshoofd betoogde, dat het le
gioen der frontstrijders in het onbezette
gebied als de voornaamste instelling der
loyale revolutie beschouwt moet worden.
Een ander besluit van het staatshoofd
heeft de effectieven van de politie ver
dubbeld. Voorts wordt een corps van z.g.
commissarissen der openbare macht inge
steld, dat de opdracht heeft de uitvoering
van wetten enz. op zich te nemen en alle
hinderpalen, die zich. voordoen, uit den
weg te ruimen.
Ten slotte maakte maarschalk Pétain zijn
besluit bekend, gebruik te maken van art.
7 der Constitutie, om degenen, die verant
woordelijk zijn voor de ramp van Frank
rijk, te veroordeelen. Met dit doel is een
„politieke juridische róad" ingesteld, die
nog vóór 15 October zijn voorstellen aan
het staatshoofd zal voorleggen. Krachtens
hetzelfde artikel der Constitutie moeten al
le ministers en hooge ambtenaren den
eed van trouw jegens het staatshoofd af
leggen en zich verplichten hun ambts
plicht tot welzijn des volks te vervullen.
VRIJMETSELAARS UIT LEIDENDE
FUNCTIES.
In de Fransche staatscourant worden de
namen van 700 persoonlijkheden gepubli
ceerd, die wegens hun vrijmetselaarschap,
zooals maarschalk Pétain Dinsdag in zijn
radiorede heeft medegedeeld, worden uit
gesloten van de leiding in openbare func
ties. Het betreft leden van de loges: het
Groot Oosten van Frankrijk, de Groot
Loge van Frankrijk, de nationale onafhan
kelijke Grootloge, de gemengde internatio
nale orde van de rechten van den mensch
en het theosophische genootschap. De ge
noemde persoonlijkheden zijn uitgesloten
van de leiding in openbare functies omdat
zij omtrent hun lidmaatschap van geheime
genootschappen valsche opgaven hebben
verstrekt.
Beleening van
V IPl L effecten
TEL. I6l
il I III I—
843
RECHTZAKEN
Haagsche Politierechter
Op zoo'n manier kan een ieder
handel gaan drijven.
M. H., afkomstig uit Ka t w ij k a. Zee,
wilde wel een of ander handeltje gaan be
ginnen. Een bloemenhandel leek hem nog
het beste en daar achtte hij zich buitenge
woon voor geschikt. Om een handeltje te
beginnen heeft men twee dingen noodig en
wel geld en ondernemingsgeest. Het eerste
ontbrak geheel bij ,H., maar het tweede
bezat hij in ruime male. Punt één van zijn
programma was om een bakfiets te bemach
tigen en zulks geschiedde in Leiden, waar
hij zulk een vervoermiddel weg nam. Dit
instrument als grondslag beschouwend,
vyas zijn tweede punt geweest het bemach
tigen van bloemen. En deze bloemen had
hij doodleuk opgeladen te Honselersdijk.
Deze bloemen was hij nu uit gaan venten
in Den Haag en toen alles uitverkocht was,
had hij ook de bakfiets maar verkocht.
Het gevalletje was uitgekomen en hij
had zich deswege te verantwoorden.
Het feit werd hem nog al zwaar aange
rekend, hetgeen mede verband hield met de
vijf veroordeelingen, die hij reeds achter
den rug heeft en een voorwaardelijke ge
vangenisstraf van drie maanden, welke nog
tegen hem loopt.
Voor dit handeltje, hetgeen de Officier
een zeer slechte handelwijze vond, werd
de eisch vfer maanden gevangenisstraf. De
Politierechter was het daar volkomen mee
eens, dus bleef het vier maanden.
HAAGSCHE RECHTBANK
DOODELIJKE AANRIJDING TE
ZWAMMERDAM.
Hechtenisstraf voor den autobestuurder.
Voor de Haagsche rechtbank heeft op 5
Augustus terecht gestaan de 19-jarige
chauffeur F. G. M. B., uit Hengelo wegens
overtreding van artikel 307 strafwetboek:
het veroorzaken van dood door schuld. Hij
was als bestuurder van een expeditie-auto
óp den grooten rijksweg te Z w a m m e r-
d a m, den 27sten September van het vorig
jaar, des morgens omstreeks 10 uur, bo
ven op de achterste van twee, op de ver-
keersberm geparkeerde auto's gereden, ter
wijl juist een der inzittenden uit de voorste
auto bij de achterste auto stond te praten.
Het ongeval kon gebeuren, omdat de be
stuurder van de expeditieauto had zitten
dutten, aangezien hij des nachts reeds om
half één uit Hengelo was vertrokken.
De Officier van Justitie had het feit
hoogst ernstig genoemd en het rijden van
verdachte roekeloos.
De eisch was derhalve geweest een ge
vangenisstraf voor den tijd van zes maan
den, met intrekking van het rijbewijs voor
één jaar.
De rechtbank heden vonnis wijzend ver
oordeelde verdachte tot een hechtenisstraf
voor den tyd van veertien dagen.
EEN ONTAARDE MOEDER.
Eén jaar gevangenisstraf geëischt.
Het was een hoogst ernstig feit, waar
voor de 21-jarige mej. A. V., thans gede
tineerd in het Huis van Bewaring, zich had
te verantwoorden. Zij is moeder van twee
kindertjes van één en drie jaar oud. Toen
zij in het begin van dit jaar in moeilijkhe
den kwam, doordat haar man in Veenhui-
zen was gezet, had zij het het beste ge
vonden om haar kinderen kwijt te raken.
Zij was naar een buurman gegaan en had
beide kinderen daar gebracht met de woor
den: „ik ga even een boodschap doen en
kom zoo terug."
Hoogst verontwaardigd vertelde de sla- -
ger, „maar ze moet nog steeds terug ko
men".
Verder vertelde hij, dat hij als slager
niet wist wat hij met de kinderen had moe-
ten beginnen. Dit werd nog erger, toen
het kleinste kind in den kinderwagen be
gon te schreeuwen van den honger. Ten
einde raad had hij het wicht maar uit den
kinderwagen getild en had daarbij een
vreeselijke ontdekking gedaan. Het wurm
bleek geheel vervuild, terwijl de beentjes
bedekt waren met zweren. Het ergste vond
hij echter, dat de maden uit de stinkende
kussentjes kropen. Om de schreeuwende
kinderen tot bedaren te brengen had hij ze
toen maar pudding gevoederd.
Hoogst verontwaardigd was de slager
over het gebeurde en het ergste vond hij,
dat er geen bonnen achtergelaten waren
om den honger van de kinderen te stillen
want hij kon ze geen vleesch te eten geven.
De moeder erkende de feiten en vertelde
met haar zwager naar Amsterdam te zijn
gegaan. Ze dacht, dat de slager wel voor
de kinderen zou zorgen, door ze bij de po
litie te brengen.
De Officier vond het gebeurde hoogst
ergerlijk. In een verwaarloosden en ver
vuilden toestand heeft deze ontaarde moe
der haar kinderen zonder eten bij een
buurman gebracht en er zich verder niets
meer van aangetroken. Daarna is zij met
een zwager naar Amsterdam gegaan en
heeft nooit meer iets van zich laten hooren.
Een flinke straf voor dit feit is hier op
zijn plaats en spr. eischte dan ook een jaar
gevangenisstraf.
Nadat de verdedigster de uiterste cle
mentie gevraagd had, werd de uitspraak
bepaald op over 14 dagen.
Veilingprijzen tuinbouw.
Volgens mededeeling van de Gr.- en
Fruit-Centrale zijn in de maximumveiling-
prijzen enkele wijzigingen aangebracht.
Tuinboonen gelden ƒ6 p. 100 K.G., Uien
6, Stokprincesseboonen /20, afwijkend
ƒ16, Kroten ƒ4, afw. 3.20. Elk bos'peen
dient tenminste 700 gr. peen en 15 stuks
te bevatten.
ONFORTUINLIJKE AAN
VALLEN
BRITSCH LUCHTWAPEN VERLIEST
41 TOESTELLEN.
Het Britsohe luchtwapen heeft in de mid
daguren van gisteren, aldus wordt aan het
D.N.B. gemeld, bij een aanvalspoging op
het Westduitsche industriegebied een zware
nederlaag geleden. Gehinderd door den
knaobtigen Duitisohen afweer, konden de
vijandelijke bommenwerpers hun doelen
niet bereiken. Zij wierpen daarom hun
bommen uit in de omgeving van Keulen.
De aangerichte schade is onaanzienlijk.
Jagers en luchtdoelartillerie schoten tien
bommenwerpers van de aanvallende for
matie neer, een elfde bommenwerper werd
door marine-artillerie neergehaald. Uit een
formatie Britsohe jachtvliegtuigen, die de
Hollandsche kust naderde om de terugvlie
gende bommenwerpers op te vangen, scho
ten Duitsche jagers bovendien zes Spitfires
neer. Tegelijkertijd plaatsvindende Brit
sohe afleidingsaanvallen aan de Kanaalkust
leidden tot nieuwe aanzienlijke verliezen
van den tegenstander, die in luchtgevech
ten dertien jachtvliegtuigen verloor.
Voorts schoot in den namiddag Duitsche
luchtdoelartillerie aan de Kanaalkust nop
twee Britsdhe jachttoestellen neer. Bij eer
nieuwen aanval van Britsohe jachtvliegtui
gen op de kust van het bezette gebied in d'
avonduren haalden Duitsche jagers weder
om negen vliegtuigen neer. Daardoor ver
loor het Britsche luchtwapen gisteren bij
zijn aanvalspogingen overdag op het Rijks
gebied en het bezette gebied elf bommen
werpers en dertig jachtvliegtuigen, terwijl
aan Duitsche zijde geen enkel verlies in
trad.
DE HOUDING VAN THAILAND.
Van betrouwbare zijde wordt .vernomen,
dat de Thailandsche premier, Loeang Pi-
boel Songgram, j.l. Vrijdag tijdens zijn on
derhoud met den Amerikaanschen gezant,
Hugh Gladney Grant, ronduit heeft gewei
gerd Amerikaansohe hulp voor Thailand te
aanvaarden.
Grant zou bij Thailand hebben aange
drongen op afstand van zijn pro-Japansehe
houding en in ruil daarvoor hebben voor
gesteld, dat de Ver. Staten hun militaire
hulp aan Thailand zouden uitbreiden. Song
gram zou 'hebben geantwoord, dat Thailand
zijn strikte neutraliteit handhaaft en niet
voornemens is eenigerlei militaire hulp van
een andere mogendheid te aanvaarden of
een militaire basis aan een vreemd land of
aan vreemde landen aan te bieden.
NIEUWE HOOGLEERAREN TE
GRONINGEN
Bij besluit van den secreatris-generaal
van het Departement van Opvoeding,
Wetenschap en Cultuurbescherming zijn
dr. J. Brouwer, te Hardegarijp en dr. L. E.
Schmitt, te Leipzig (Duitschland), met in- j
gang van den dag, waarop zij jiun ambt j
zullen aanvaarden, benoemd tot gewoon
hoogleeraar in de faculteit der Letteren en
Wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te
Groningen, om onderwijs te geven onder
scheidenlijk in de „Friesche taal en letter
kunde in haar geheelen omvang en het
Gotisch" en in de „Oudgermaansche philo-
logie, de Duitsche taalwetenschap in haar
geheelen omvang en de Germaansche
volkskunde".
ECONOMISCH-SOCIOLOGISCH
DOCTORAAL EXAMEN
Ingesteld op Hoogeschool te Tilburg
Bij beschikking van den Secretaris-Gene-
nal van het Departement van Opvoeding,
Vetenschap en Cultuurbescherming wordt
n de Staatscourant van gisteravond ter al-
cmeene kennis gebracht, dat de senaat der
atholieke economische Hoogeschool te Til-
urg besloten heeft tot instelling van een
conomisch-sociologisch doctoraal examen,
«mvattend de vakken staatshuishoudkunde,
ociologie en drie der volgende vakken, ter
;cuze van den candidaat, onder goedkeu
ring van den senaat: staats- en administra
tief recht, arbeidsrecht, economische ge-
sohiedenis, economische aardrijkskunde, ko
loniale economie, beginselen van koloniaal
recht, leer der openbare financiën, burger
lijk recht en handelsrecht, eenig ander door
den candidaat te kiezen vak uit de vakken
der economische faculteit of eener andere
faculteit.
DOCTORAAT MAGNA CUM LAUDE
Prof. dr. L. H. Grondijs, hoogleeraar aan
de letterkundige faculteit in Utrecht, is
doctor in de wis- en natuurkunde. Verleden
week heeft hij aan de Sorbonne het docto
raat magna cum laude aan de faculteit der
letteren behaald met de verdediging van
een proefschrift, getiteld: „lTconographie
Byzantine du Crucifié mort sur la croix",
benevens volgens gebruik, van twee kleine
studies, getiteld: „Le Logos chez les
auteurs des premiers siècles de notre ère"
en ,,Le manichéisme en Espagne". De dis
putatie heeft drie uur geduurd, meldt de
„Tel."