De noodzaak van den strijd
op den Balkan
Se 5ühxvi &pxee&t to Het SXuitóefie vxstk
5)e canó£quentie& aan de aaemUnning-
Rijksdagzitting in
de Kroll-opera
MAANDAG 5 MEI 1941 32ste Jaargang No. 9940
S)e Gcid6elie(2oi4/tcmt
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11.
DE OORLOGSAANSTICHTERS
Gisternamiddag te 6 uur is de Duitsche
Rijksdag in de Kroll-opera te Berlijn bijeen
gekomen, tot het aanhooren van een rede
van den Führer.
De Führer zeide in zijn rede o.a. het vol
gende:
In een tijd, waarin daden alles en woor
den weinig beteekenen, is het niet mijn be
doeling als gekozen vertegenwoordiger van
het Duitsche volk meer dan absoluut nood
zakelijk voor u te verschijnen. De eerste
maal heb ik mij bij het uitbreken van den
oorlog tot u gewend op het oogenblik, waar
op dank zij de EngelschFransche samen
zwering tegen den vrede iedere poging om
met Polen tot een vergelijk te komen, het
geen anders zeker mogelijk was geweest,
was mislukt.
De man, die het even fanatieke als dui-
velsche plan tot eiken prijs" doorzette om
een oorlog te verkrijgen, was toen reeds mi
nister Churchill en zijn helpers waren de
mannen, die op het oogenblik deel uitma
ken van de Britsche regeering. Openlijk en
heimelijk werd dit streven het krachtigst
bevorderd door de z.g. „groote democra
tieën" aan deze en gene zijde van den
Oceaan. Achter hen stond het groote inter
nationale joodsche bankbeurs- en bewape
ningskapitaal,. dat weer, evenals voorheen,
de lucht kreeg van de mogelijkheden om
een hoewel smerig, toch goed zaakje te
doen. Zoo begon deze oorlog.
HET BEGIN VAN DEN STRIJD
Enkele weken later was de staat, die zich
het eerst lichtvaardig genoeg voor het kar
retje had laten spannen van de financieele
en kapitaal-belangen deze oorlogsophitsers,
[Verslagen en vernietigd.
Ik meende het onder deze omstandighe
den aan ons eigen Duitsche volk en aan
tallooze op zichzelf even fatsoenlijke als
onschuldige menschen eener andere we
reld verschuldigd te zijn, opnieuw een be
roep te doen op het inzicht en het geweten
der andere staatslieden. Op 6 October 1939
constateerde ik derhalve nogmaals, dat
Duitschland noch van Engeland noch van
Frankrijk iets verlangd heeft, noch verlan
gen wil en dat de voortzetting van den oor
log waanzin was.
Evenals echter reeds mjjn beroep van
den eersten September 1939 vergeefsch
bleek, zoo viel ook het nieuwe beroep een
bepaald verontwaardiging wekkende afwij
zing ten deel. Dë Britsche oorlogsophitsers
en hun joodsch-kapitalistische aanstokers
hadden voor mijn menschelijk beroep geen
andere verklaring dan de veronderstelling,
dat dit op een Duitsche zwakheid duidde.
NOORWEGEN
Toen reeds begon, verblind door een met
stalen gezicht geuite voorspelling van mi
nister Churchill, de Noorsche regeering
met de gedachte eener Britsche invasie te
spelen. Zoo zeker werden ten slotte de hee-
ren Churchill en Paul Reynaud van hun
succes bij hun nieuwen aanslag, dat zij,
of wel door lichtzinnigheid of wel onder
invloed van sterken drank, meenden hun
voornemens niet meer stil te moeten hou
den. Aan deze praatzucht van de beide hee-
ren dankte toen de Duitsche regeering de
wetenschap van de tegen het Duitsche Rijk
gesmede plannen en het Duitsche volk
dankte daaraan wellicht ook, dat het zijn
meest beslissenden slag in dezen oorlog van
zijn kant kon toebrengen. Want de Brit
sche aanslag op Noorwegen was ongetwij
feld de voor het Duitsche Rijk dreigend-
ste onderneming.
DE STRIJD IN HET WESTEN
Terstond na de mislukking van deze plan
nen begon een verhoogde druk der Engel-
6che oorlogsophitsers op België en Neder
land. Het doel was thans, nu de aanslag
op den aanvoer van erts mislukt was, om
door het meesleepen van België en Neder
land, het front tot aan den Rijn te verleg
gen en daarmede de plaatsen, waar het erts
verwerkt werd, te bedreigen en uit te scha
kelen. Op 10 Mei van het vorige jaar begon
de gedenkwaardigste strijd misschien van
onze geheele Duitsche geschiedenis. Binnen
enkele dagen tijds braken wij door de vij
andelijke fronten en werd een toestand ge
schapen, welke een operatie mogelijk
maakte, die leidde tot de grootste vernie
tigende veldslagen in de wereldgeschiede
nis. Zoo stortte Frankrijk ineen, België en
Nederland waren bezet. De Britsche afdee-
lingen verlieten, verslagen en zonder wa
penen, verstrooid het Europeesche continent
Op 19 Juli 1940 riep ik toen voor de der
de maal den Düitschen Rijksdag bijeen. Ik
heb ook die vergadering gebruikt om de
wereld nog eens tot den vrede te vermanen.
Mijn vredesaanbod werd als het teeken
van angst en lafheid van de hand gewe
zen.
DE LUCHTOORLOG
De Führer ging daarna over tot een be
spreking van den luchtoorlog. Churchill
heeft mijn waarschuwing tegen de nachte
lijke bomaanvallen 3H maand lang in den
wind geslagen.
Bij het begin van den oorlog heeft hij het
reeds gezegd, dat hij zijn oorlog hebben
wil, ook al zouden zelfs de steden van En
geland daarbij tot puin moeten worden. Hij
heeft dien oorlog nu gekregen. Mijn verze
kering, dat wij van een bepaald oogenblik
af elke bom zoo noodig honderdvoudig zou
den vergelden, heeft dezen man er niet toe
kunnen bewegen ook maar eenmaal over
het misdadige van zijn optreden na te den
ken.
Wij zijn vastbesloten, om voor eiken bom,
ook in de toekomst, er zoo noodig honderd
terug te werpen en wel zoolang totdat het
Britsche volk zich van dezen misdadiger en
zijn methoden ontdaan heeft. En wanneer
Churchill van tijd tot tijd meent, de-kracht
en hevigheid van zijn oorlog door propagan
da te moeten versterken, dan zijn wij be
reid tenslotte ook op deze wijze den oorlog
te beginnen. Het beroep van dezen nar en
zijn trawanten op het Duitsche volk, juist
ter gelegenheid van den 1 Mei-dag, om mij
in den steek te laten, kan slechts verklaard
worden of wel door een verlamming of door
de krankzinnigheid van een drinkebroer.
DE BALKAN
Uit deze abnormale geestesgesteldheid
spruit ook het besluit voort om den Bal
kan in een oorlogstooneel te veranderen.
Als een gek loopt deze man sinds vijf ja
ren door Europa en zoekt naar iets wat zou
kunnen branden. Jammer genoeg zijn er
altijd weer betaalde elementen te vinden,
die voor dezen internationalen brandstich
ter de poorten van hun landen openstellen.
Gij zult u, mijne afgevaardigden, de ge
publiceerde documenten van La Charité
herinneren, waarin de poging onthuld werd
om reeds in den winter van 1939/1940 van
den Balkan een Europeesch oorlogstooneel
te maken.
Hitier gaf vervolgens een uiteenzetting
van het doel der Duitsche Balkan-politiek.
Hij betoogde, dat deze politiek nimmer op
politiek of territoriaal gewin gericht was.
Duitschlands interesse was van commerci-
eelen aard, de belangstelling van een in
dustrieland voor landbouwende naties.
Engeland wilde deze vredelievende ont
wikkelingsgang storen met zjjn waarde-
looze „garanties", waardoor zich eerst
Roemenië en later vooral Griekenland
lieten vangen.
GRIEKENLAND
Griekenland had die garantie juist het
minst noodig. Spr. maakt onderscheid tus-
schen het Grieksche volk en de dunne laag
eener verdorven leiding, die, onder inspi
ratie van een aan Engeland ondergeschikten
koning, minder de werkelijke taak van het
Grieksche staatsbestuur op het oog had,
doch in de eerste plaats de oogmerken der
Britsche oorlogspolitiek tot de hare maak
te. Ik heb dit oprecht betreurd.
In den nazomer van het vorige jaar slaag
de Churchill er in, den platonischen ga
rantiebeloften aan Griekenland in het
brein van zekere kringen zooveel vorm te
geven, dat daaruit een geheele reeks voort
durende neutraliteitsschendingen konden
worden afgeleid. Het eerst werd Italië
daardoor getroffen, dat zich genoopt zag
Griekenland den oorlog te verklaren. Het
slechte weer, sneeuw, storm en regen, en
ter wille van de historische rechtvaar
digheid moet -ik dat constateeren de
buitengewoon dappere tegenstand der
Grieksche soldaten gaven de regeering te
Athene genoeg tyd om zich op de gevolgen
van haar ongelukkig besluit te bezinnen en
naar een mogelijke verstandige oplossing
uit te zien.
Wij konden echter in den loop van den
winter zien, hoe Engeland in toenemende
mate de grondslagen voor de vorming van
zulk een nieuw Saloniki-leger begon te
leggen.
Het verloop van dén strijd in Noord-
Afrika was voor Churchill aanleiding, om
het oorlogstooneel van Libye naar Grie
kenland te verplaatsen. Hy was ervan
overtuigd thans den slag te kunnen slaan,
welke met één stoot den Balkan in brand
zou zetten. Churchill heeft daarmede stra
tegisch een der grootste fouten van den
oorlog gemaAkt. Zoodra er geen twyfel
meer mogelijk was over het plan van Enge
land om zich op den Balken te nestelen,
heb ik de noodige stappen gedaan om ook
van Duitsche zijde, leer om leer, op dit
voor ons vitale gebied, die strijdkrachten
gereed te houden, die noodig waren om aan
eike eventueele onbeschaamdheid van de
zen heer het hoofd te kunnen bieden.
Bij het oprukken van de Duitsche strijd
krachten ging het niet om Italië tegen
Griekenland te helpen, doch om een voor
zorgsmaatregel tegen de Britsche poging,
onder dekking van het geraas van den Ita-
liaanschGriekschen oorlog zich heime
lijk op den Balkan te nestelen, ten einde
van daar naar het voorbeeld van het Salo
niki-leger uit den wereldoorlog een beslis
sing uit te lokken, vooral echter om daar
mede ook nog andere strijdkrachten in den
maalstroom van den oorlog mee te trek
ken.
TURKIJE EN JOEGOSLAVIë
Deze hoop steunde daarbij o.a. op twee
staten: op Turkije en op Joegoslavië.
Terwijl Turkije dank zij de realistische
houding van zijn regeering de onafhanke
lijkheid van eigen besluit wist te bewaren,
viel Joegoslavië ten offer aan de Britsche
kuiperijen.
Hitier herinnerd? voorts aan het voort
durende streven om met Joegoslavië
vriendschappelijke betrekkingen te bewer
ken, welk streven tenslotte bekroond werd
met de toetreding van Joegoslavië tot het
Driemogendhedenpact. Spr. verzekerde
nogmaals, dat Joegoslavië in dit pact en by
het daarmede verbonden aanvullende ac-
coord tot geen enkele hulpverleening ver
plicht was.
Twee dagen na de onderteekening van
het pact te Weenen werden wij allen ge
schokt door het bericht over den staats
greep van een handjevol gehuurde putschis-
ten, die een daad volbrachten, welke den
Britschen minister-president den jubel
kreet deed uiten, dat hy nu eindelijk iets
goeds te melden had.
BEVEL TOT DEN AANVAL
Ik gaf nu terstond het bevel tot den aan
val. Het is immers onmogelijk, dat men op
deze wijze met het Duitsche Rijk te werk
gaat
Ik heb, dat weet God, den vrede gewild,
wanneer Halifax echter hoonend verklaart
dat men dat heel goed wist en ons juist
daarom dwong te vechten, alsof dit dus een
bijzondere overwinning van het Britsche
staatsbeleid is, dan kan ik tegenover een
zoodanige boosheid niets anders doen dan
de belangen van het rijk in bescherming
te nemen met middelen, die ons God zy
dank ter beschikking staan.
Ik kon dit besluit op dit oogenblik des
te kalmer nemen, daar ik wist, dat ik daar
bij handelde in overeenstemming:
le. Met de gezindheid en houding van
Bulgarije, dat het Duitsche Rijk onwan
kelbaar trouw gebleven was.
2e. Met de thans eveneens terecht ver
ontwaardigde opvatting van Hongarije.
De nog op 27 Maart door mij via het
opperbevel van de weermacht uitgegeven
algemeene aanwijzingen voor de krijgsver
richtingen stelden het leger en het lucht-
wapen voor» een zeer moeilijke taak. Er
moest formeel, voor de vuist weg, een
nieuwe plotselinge groote opmarsch op
touw gezet worden, er moesten verplaat
singen uitgevoerd worden van reeds aan
gekomen afdeelingen troepen, de aanvoer
van materieel moest gewaarborgd worden
en bovendien moest het luchtwapen tal
rijke geïmproviseerde bases betrekken,
welke toen deels nog onder water stonden.
De termijn voor den aanval werd door
mij op 6 April bepaald. Op dien dag was de
in Bulgarije staande Zuidelijke groep tot
den aanval gereed. Het oprukken van de.
andere legers zou terstond geschieden,
zoodra zij gereed waren. Als termijnen
waren vastgesteld 8, respectievelijk 10 en
11 April.
Na vervolgens het plan der uit te voeren
krijgsoperaties te hebben besproken, zeide
Hitier:
Churchill, die ook dezen oorlog ontketen
de, tracht evenals bij Noorwegen en Duin
kerken iets te zeggen, dat vroeg of laat
misschien toch nog tot succes gelogen kon
worden. Ik vind dat niet eervol, maar by
dezen man acht ik het begrijpelijk. Als
iemand anders als politicus zooveel neder
lagen had geleden en als soldaat zooveel
rampen had ondergaan dan zou hij geen
zes maanden in functie gebleven zijn, ten
zij hij eveneens beschikte over de capaci
teit, waarin Churchill eenig is, n.l. met een
vroom gezicht te liegen en de waarheid te
verdraaien, tot tenslotte uit de verschrik
kelijke nederlagen nog triomfantelijke
overwinningen worden.
Churchill verklaart met een stalen ge
zicht, dat deze oorlog ons 750.000 dooden
gekost heeft, dus meer dan het dubbele van
de verliezen tijdens den veldtocht in het
Westen. Ik zal u thans in enkele cijfers de
resultaten van dezen veldtocht mede-
deelen.
VELDTOCHT IN CIJFERS.
By de operaties tegen Zuid-Slavië zijn,
zonder dat men rekening houdt met de
soldaten van Duitsche afkomst, de Kroa-
ten en Macedoniërs, die voor het groot
ste deel onmiddellijk vrijgelaten zijn, 6298
zuiver Servische officieren en 337.864 man
schappen gevangen genomen. Deze cijfers
geven slechts het resultaat van de tot dus
verre verrichte tellingen weer.
Het cijfer der Grieksche gevangenen,
ongeveer 8000 officieren en 210.000 man
schappen, kan niet naar denzelfden maat
staf beoordeeld worden, daar de troepen
in Macedonië en Eplrus slechts door de
gemeenschappelijke Duitsch-Italiaansche
krijgsverrichtingen ingesloten en tot ca
pitulatie gedwongen zijn. Ook de Griek
sche gevangenen zijn en worden, met het
oog op de dappere houding dezer solda
ten, onmiddellijk vrijgelaten.
Het aantal gevangen genomen Engel-
schen, Nieuw-Zeelanders en Australiërs
bedraagt ruim 9000 officieren en man
schappen.
De buit kan op het oogenblik nog niet
bij benadering geschat worden. Het aan
deel der Duitsche weermacht bedraagt vol
gens de thans verrichte tellingen reeds
meer dan een half millioen geweren, ver
over de duizend stukken geschut, vele
duizenden machinegeweren, afweerge
schut, mortieren, talrijke voertuigen en
groote hoeveelheden munitie en uitrus
tingsstukken.
Deze resultaten zijn bereikt door het
optreden van de volgende Duitsche strijd
krachten: 31 geheele en 2 halve divisies
waren in totaal beschikbaar gesteld.
DE DUITSCHE VERLIEZEN.
De verliezen van het Duitsche leger, de
luchtmacht en de Waffen-SS in dezen
veldtocht zijn de geringste, tot dusverre
geleden. De Duitsche weermacht heeft in
den strijd tegen Zuid-Slavië, Griekenland,
resp. Groot-Brittannië in Griekenland ver
loren: leger en Waffen-SS: 57 officieren
en 1042 onder-officieren en manschappen
gesneuveld, 181 officieren en 3571 onder
officieren en manschappen gewond, 13 of
ficieren en 372 onderofficieren en man
schappen vermist. Luchtmacht: 10 officie
ren en 42 onderofficieren en manschappen
gesneuveld, 36 officieren en 104 onderof
ficieren en manschappen vermist.
DE CONSEQUENTIES VAN DEN STRIJD
De consequenties van den veldtocht zijn
buitengewoon groot. Met het oog op het
feit, dat zooals bewezen is, te Belgrado
steeds weer een kleine kliek van samen
zweerders in staat kan zijn, een brand
haard aan te stoken in dienst van belan
gen die buiten het vasteland liggen, betee-
kent het een ontspanning voor geheel
Europa, dat dit gevaar voorgoed verdwe
nen is.
De Donau als belangrijke verkeersweg is
daarmede voor de geheele toekomst tegen
verdere daden van sabotage beschermd.
Het verkeer zelf is reeds weer in vollen
omvang hervat. Het Duitsche rijk heeft
buiten een bescheiden correctie van zijn
door den afloop van den wereldoorlog ge
schonden grenzen geen speciale territoriale
belangen bij deze gebieden. In politiek op
zicht hebben wjj slechts belang bij de
handhaving van den vrede in dit gebied ^n
oeconomisch opzicht bij het tot stand ko
men van een orde, welke het mogelijk
maakt in het nut van elkeen de productie
van goederen te bevorderen en de uitwis
seling van goederen weer op gang te bren
gen. Het is echter slechts in den geest
eener hoogere rechtvaardigheid wanneer
daarbij ook met die belangen wordt reke
ning gehouden die ethnografisch, histo
risch of oeconomische gegrond zijn. Bij
deze ontwikkeling echter is Duitschland
slechts een belangstellend toeschouwer.
Wij juichen het toe, dat onze bondgenoo-
ten hun billijke nationale en politieke am
bities thans wisten te bevredigen. Wij ver
heugen ons over het ontstaan van een on-
afhankelijken Kroatischen staat waarmede
wjj voor de geheele toekomst in vriend
schap en vertrouwen hopen te kunnen sa
menwerken. Vooral op oeconomisch ge
bied kan dit slechts in het belang van bei
de partijen zijn. Dat het Hongaarsche volk
een verderen stap kan doen naar de her
ziening van de eens aan dit land opgelegde
onrechtvaardige vredesverdragen, vervult
ons met hartelijke sympathie. Dat aan Bul
garije het eens dit land gedane onrecht
weer wordt goedgemaakt gaat ons bijzon
der ter harte, want doordat het Duitsche
volk deze herziening door middel van zijn
wapenen heeft mogelijk gemaakt, meenen
wij ons gekweten te hebben van een histo-
rischen schuld van dankbaarheid tegen
over onzen trouwen wapenbroeder uit den
grooten oorlog. Dat echter het met ons
verbonden Italië territoriaal en politiek
den invloed in de dit land alleen toeko
mende leefruimte verkrijgt, heeft het aan
zichzelf meer verdiend door het groote
bloedverlies dat het sinds October van het
vorige jaar voor de toekomst van de spil
heeft moeten dragen.
Het overwonnen ongelukkige Grieksche
volk vervult ons met oprecht medelijden.
Het is het slachtoffer van zijn koning en
van een kleine verblinde kring van lei
ders.. Het heeft echter zoo dapper gestre
den, dat ook aan dit land de achting van
zijn vijanden niet kan worden onthouden.
Het Servische volk zal uit deze catastrophe
wellicht eens toch de eenig juiste conclusie
trekken, n.L dat de officieren van den
Putsch ook voor dit land slechts een on
geluk zijn.
De Führer wees vervolgens op de ver
diensten van het vaderland, dat door zijn
nauwgezetten arbeid het bloed van zijn
soldaten gespaard heeft. Het Duitsche
volk, zoo zei de Führer, zal nooit meer
een jaar 1918 beleven, doch tot een nog
hoogere prestatie op alle gebieden van den
nationalen weermacht omhoogstijgen. Het
zed met steeds grooter fanatisme het
grondbeginsel huldigen, dat noch wapen
geweld noch de tijd ons ooit kunnen bui
gen, laat staan breken.
SUPERIORITEIT IN WAPENING.
Het zal daarom vasthouden aan de supe
rioriteit van zijn wapening en onder geen
beding den voorsprong laten verminderen.
Wanneer de Duitsche soldaat thans reeds
de beste wapenen ter wereld bezit, dan zal
hij reeds in dit jaar en in het volgende jaar
nog betere wapens krijgen. Wij zijn ver
plicht de arbeidskracht van het geheele
volk in te schakelen in dit geweldigste be
wapeningsproces van de wereldgeschiede
nis. Ik geef de verzekering dat ik met volle
kalmte en het grootste vertrouwen de toe
komst tegemoet zie. Het Duitsche rijk en
zijn bondgenooten vormen militair, oecoro-
misch en vooral moreel een macht, welke
superieur is aan elke denkbare coalitie ter
wereld. De Duitsche weermacht zal steeds
dan en daar ingrijpen wanneer en waar
het noodzakelijk is. Het Duitsche volk weet,
dat de oorlog van deze wereld slechts het
gevolg is van de hebzucht van eenige in
ternationale oorlogsophitsers en van den
haat der daarachterstaande Joodsche demo
cratieën.
DE TOEKOMST.
Wij vechten heden niet alleen voor ons
eigen bestaan, wij vechten ook om de be
vrijding der wereld uit een samenzwering,
die op gewetenlooze wijze met het geluk
van de volkeren en menschen aan haar ge
meen egoïsme ondergeschikt maakt. Het
jaar 1941 moet in de geschiedenis worden
opgeteekend als het grootste jaar van onze
verheffing. Wanneer wij opblikken naar
den Almachtigen Bestuurder van het lot,
dan willen wij bijzonder dankbaar ervoor
zijn, dat hij het mogelijk maakte de groote
successen met zoo weinig bloed te behalen.
Wij kunnen hem slechts vragen, ook in de
toekomst ons volk riet te verlaten. Wat in
onze krachten ligt, om ons tegen onze vijan
den te verweren, dat moet gebeuren. In
het tijdperk van den Joodsch-kapitalisti-
schen goud-stand- en klassenwaan staat de
nationaal-socialistische volksstaat als een
stalen gedenkteeken van sociale rechtvaar
digheid en helder verstand. Hij zal niet al
leen dezen oorlog voortduren, doch ook de
komende tien eeuwen.
GöRÏNG HULDIGT DEN FÜHRER.
De Kroll-opera, waar de Rijksdag te 18.00
uur bijeenkwam, had gisteren de belang
stelling van vele Berlijners. Van de rijks
kanselarij tot den Tiergarten storden afdee
lingen der beweging in dichte hagen opge
steld.
Even voor zessen verliet de Führer de
kanselarij en begaf hij zich onder het ge
juich der menigte naar de Kroll-opera.
Precies te zes uur betrad hij de zittingszaal.
De voorzitter van den Rijksdag, rijksmaar
schalk Herman Göring, opende de vergade
ring. De rede van den Führer werd voort
durend onderbroken door een storm van
gejuich en geestdrift.
Göring hield vervolgens de slottoespraak,
waarin hij onder meer zeide: „Mijn Führer,
ge hebt ons, den militairen leiders, lof en
erkentelijkheid geschonken, maar wrj we
ten, dat de grootste verdienste steeds die
van den Führer blijft, van den veldheer, die
de troepen bestuurt en leidt hun den weg
van de overwinning heeft gewezen. Wij we
ten, dat ook de toekomst voor ons slechts
de overwinning kan zijn. Want Uw leiding,
de dapperheid der troepen en de offervaar
digheid en het vertrouwen van Uw volk
zijn het ijzerharde, granieten fundament,
waarop deze overwinning tot de eindover
winning zal worden".