DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
v Bet kapitalisme in ver
schillenden zin
De Grieksche
capitulatie
Grieksche koning
gevlucht
DONDERDAG 24 APRIL 1941
32ste Jaargang No. 9931
£eidó<^i46oii/ïant
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 1L
Het is niet alleen in den laatsten tijd, dat
er gepolemiseerd wordt rondom de vraag,
of het kapitalisme al dan niet kan behou
den blijven in een maatschappij, zooals wij
die wenschen. Wij herinneren ons b.v. de
polemiek in een der katholieke dagbladen
ongeveer tien jaar geleden, onder den ti
tel: Kapitalisme en „kapitalisme".
„We zullen ons niet gaan verdiepen in de
nog altijd omstreden vraag, wat nu eigen
lijk onder „het" kapitalisme te verstaan
is" aldus mr. dr. Am. Borret S.J. in een
artikel in de „Studiën" (April-afleve-
ring 1941). Doch intusschen geeft de schrij
ver zélf een omschrijving van wat hij
noemt het „richtig" kapitalisme, enkele
bladzijden verder in hetzelfde artikel. En
een omschrijving, die o.i. glashelder is.
Wij citeer en:
„Kort samenvattend, kunnen wij het
richtig kapitalisme omschrijven als het
economisch stelsel, waarbij voor het
grootste gedeelte kapitaal en arbeid door
verschillende personen wordt beschik
baar gesteld, het privaat-eigendoms
recht der ondernemingen wordt ge
handhaafd, winst wordt gemaakt door
het dienen van het algemeen belang
en de arbeid als de voornaamste der
productiefactoren wordt beschouwd.
En de schrijver vervolgt dan:
„Het kapitalisme, in dezen zin verstaan,
draagt niet alleen niets in zich, v/aardoor
het uit principieel oogpunt verwerpelijk
zou zijn, het laat zich bovendien ook best
in een corporatieve maatschappij onder
brengen". Inderdaad. Tegen déze opvat
ting kan niemand onzer bezwaar hebben.
Als er onder ons gepolemiseerd wordt
over het kapitalisme, dan verstaan de twee
tegenover elkaar staande partijen vaak
elk iets anders onder kapitalisme.
Inzake het „richtig" kapitalisme, zooals
dr. Borret het omschrijft, kan o n g e t w ij-
f e 1 d onder ons meeningsverschil zijn om
trent noodzakelijkheid of wenschelijkheid
of concrete verwerkelijking, maar prin
cipieel onaanvaardbaar is
het kapitalisme, aldus opgevat, voor ons
zeker niet.
Doch: er is ook nog een ander kapitalis
me. En dat kapitalisme duidt dr. Borret
aan als het mammonistisch kapitalisme.
Het komt ons voor, dat, wanneer in onze
kringen in dézen tijd wordt beweerd, dat
het kapitalisme met tak en wortel moet
worden uitgeroeid, dat dan bedoeld is het
mammonistisch kapitalisme, en dat ook
ieder onzer het zoo begrijpt.
Wij schreven enkele dagen geleden: „Het
individualisme, het liberalisme, het kapita
lisme moet worden uitgebannen".
Zóó ziet ieder in dezen tijd het kapita
lisme: belichaming van individualisme en
liberalisme.
Wij meenen, dat zeer gering is het ge
vaar, althans in onzekringen, dat dege
ne, die zich verklaart als tegenstander
van het kapitalisme, wordt beschouwd als
tegenstander van het economisch stelsel,
waarbij voor het grootste gedeelte kapitaal
en arbeid door verschillende personen
wordt beschikbaar gesteld, enz. (zie de
omschrijving van het „richtig" kapitalis
me hiervoor).
De kapitalistische structuur van heden
is feitelijk zóó, dat het kapitaal een
economische dictatuur uitoefent en mis
bruik maakt van geldovermacht.
Natuurlijk natuurlijk bedoelen wij
niet de individueele bezitters van kapitaal;
wij bedoelen de kapitalistische struc
tuur van de maatschappij.
Terecht zegt dr. Borret, dat het kapitaal
slechts dienstbaar mag worden gesteld in
zulke omstandigheden en in zulke mate,
dat inderdaad het maatschappelijk belang
er mede gebaat is; als zijn werkzaamheid
aldus dr. Borret uitsluitend op het
particulier belang wordt gericht, verkracht
men hét maatschappelijk karakter van het
kapitaal
Welnu, de structuur van de huidige kapi
talistische maatschappij is zóódanig, dat
het kapitaal uitsluitend is gericht op het
particulier belang.
Als dr. Borret aldus zegt, dat het kapi
talisme tot zijn grondwezen teruggebracht
niet verwerpelijk is dan bedoelt hij het
wezen van wat hij noemt het „richtig" ka
pitalisme en kan hij natuurlijk niet bedoe
len het wezen van het feitelijke kapitalis
me, hetwelk de kapitalistiche maatschappij
draagt en beheerscht In dat feitelijke ka-
DE GRIEKEN MET KRIJGSMANSEER
BEHANDELD.
Het opperbevel van den Italiaanschen
gens'-alen staf publiceert de tekst van de
overeenkomst v/aat.nede de Grieksche le
gers in Epirus en Macedonië hebben geca
pituleerd
De voornaamste bepalingen zijn de vol
gende:
Art. 1. het opperbevel van de Italiaan-
sche strijdkrachten in Albanië en het op
perbevel van de Duitsche troepen in Grie
kenland aanvaarden de onvoorwaardelijke
overgave.
Art. 2, degenen, die deel uitmaken van
het Grieksche leger in Epirus en Macedo
nië zijn krijgsgevangenne. Met het oog op
den moed, die door de Grieksche troepen
op het slagveld is betoond en met het oog
op het feit, dat ze hun krijgseer hebben ge
vrijwaard, behouden de Grieksche officie
ren hun blanke wapenen en hun uitrusting.
Alle Italiaansche krijgsgevangenen, die
zich op het gebied van het Grieksche leger
in Epirus er Macedonië bevinden, moeten
onmiddellijk naar de Italiaansche troepen
worden gevoerd.
De Grieksche krijgsgevangenen zullen in
middels in concentratiekampen worden
vereenigd. Na het einde van de militaire
operaties op het vasteland van Grieken
land en op de Ionische eilanden zal de vrij
lating van alle officieren, onderofficieren
en manschappen in overweging worden ge
nomen.
Art. 3, het Grieksche opperbevel zal
zorg dragen, dat de Grieksche afdeelingen
onder het bevel van hun officieren blijven
en alle maatregelen nemen om de uitvoe
ring van de capitulatie te regelen. In de
voedselvoorziening en medische verzorging
de Grieksche gevangenen zal aanvan
kelijk door het Grieksche opperbevel wor
den voorzien.
De officieele onderteekening geschiedde
in een villa in de bergen boven Saloniki,
die thans dient als kwartier voor den staf
van generaal-veldmaarschalk List.
Na de onderteekening, die slechts in
kleinen kring geschiedde, in tegenwoor
digheid van weinige stafofficieren der drie
betrokken opperbevelsinstanties, nam ge
neraal Jodl namens het Duitsche opperbe
vel het woord. Hij herdacht de gevallen
soldaten van de drie volken en erkende in
v/aardige bewoordingen de dapperheid van
de Grieksche soldaten. De Italiaansche ge
machtigde, generaal Ferrero, sloot zich bij
de woorden van den Duitschen generaal
aan. De Grieksche opperbevelhebber, ge
neraal Tsolakoglu, dankte namens zijn sol
daten voor deze woorden en voor de rid
derlijke behandeling, die den gevangenen
overeenkomstig den tekst van de wapen
stilstandsovereenkomst ten deel valt.
NAAR HET EILAND KRETA.
Het D.N B. meldt uit Berlijn:
Naar de Londensche berichtendienst
meedeelt, is Koning George van Grieken
land met de regeering naar Kreta gevlucht.
Koning George van Griekenland heeft
een boodschap gericht tot het Grieksche
volk, waarin hij zegt genoodzaakt te zijn
zich op Kreta terug te trekken.
„Wij weten niet wat zal komen zoo
luidt het verder in de proclamatie Wij
zullen evenwel den strijd met alle be
schikbare middelen voortzetten. Verliest
den moed niet, wij zullen steeds met u
zijn".
Ook de Grieksche premier, Zuderos, heeft
volgens Radio Athene van Kreta uit een
oproep tot de Grieken gericht, waarin h\j
hen aanspoorde het vertrouwen te behou
den en de vaste overtuiging te koesteren,
dat Griekenland weer heerlijke dagen zal
beleven.
pitalisme kan n.l., naar ons inzicht, de
„economische dictatuur" en het „misbruik
van geld overmacht" niet meer worden be
schouw als een uitwas, maar het princi
pieel verwerpelijk is doorgedrongen tot in
het wezen. Dat verkeerde wezenselement
moet uit het kapitalisme worden uitge
sneden, om over te houden het wezen van
het „richtige" kapitalisme. Het „richtige"
kapitalisme, dat héél veel goeds bevat, dat
zeker ook in een corporatief geordende
maatschappij goede diensten zal kunnen be
wijzen.
Met dr. Borret zijn wy het echter niet
eens. dat de vele verkeerde dingen in het
huidige kapitalisme uitwassen zijn: zij be-
hooren o.L tot het wezen van wat het fei
telijke kapitalistische stelsel, het moderne
kapitalisme is.
Bezoek van Nederland-
sche Journalisten aan
het Rijnland
(Van een specialen V.P.B.-verslaggever).
Dezer dagen is te Keulen een tentoon
stelling geopend van hedendaagsche Ne-
derlandsche kunst. Ter gelegenheid van
deze opening heeft een gezelschap Neder
landsche journalisten een bezoek gebracht
aan het Rijnland en de oude Hanzestad
Keulen, om zich met eigen oogen en ooren
te overtuigen van verschillende feiten,
waaromtrent hier te lande uiteenloopende
meeningen gehuldigd worden en waarom
heen de fluisteraars een samenweefsel van
verdachtmakingen gesponnen hadden.
Het initiatief tot dezen tocht was uitge
gaan van den Rijkscommissaris, dr. Seyss-
Inquart, de technische leiding was gelegd
in handen van het departement van Volks
voorlichting en Kunsten, meer in het bij
zonder toevertrouwd aan den directeur
van het perswezen en zijn ambtenaren.
De Nederlandsche journalisten, die het
voorrecht hadden om de studiereis mede te
maken, zijn daarvan weergekeerd met een
rijken schat aan gegevens en indrukken.
Den diepsten indruk heeft zekerlijk de
groote toegenegenheid achtergelaten, die
zonder onderscheid van elke volksgroep
uitgaat naar Nederland en het Nederland
sche volk.
Expositie.
De tentoonstelling der Nederlandsche
schilderijen en plastieken is ondergebracht
in het smaakvolle expositiegebouw van de
„Koelnische Kunstverein". Zij is zeer veel
zijdig en interessant, hoewel nog geen vol
ledige afspiegeling van de kunst ten on
zent, omdat vele schilders zich, uit kort
zichtigheid of misplaatsten schroom, afzij
dig hielden bij de inzending. Dit is zeer te
betreuren, omdat Duitschland zeer kunst
zinnig is en het Rijnland, van ouds, goed
„koopt".
Rijnland.
Het Rijnland strekt zich ongerept en be
zig uit voor onze oogen. De oude Hanzestad
Keulen ligt rustig als van ouds met zijn
prachtige vroeg- en laat-gothische bouw
werken langs de oevers van vader Rijn en
overal klinkt het lied van den arbeid in
dit gezegende land, dat sinds jaren geen
werkloosheid meer kent. Welvaart heerscht
ook in het eenvoudigste gezin en de ge
zichten van jong en oud zijn stralend van
trcts om de overwinningen, die de weer
macht en de vloot bevochten en om het
vooruitzicht op een blijde en verzekerde
toekomst voor volk en staat.
Een hechte band.
Tusschen het Rijnland en de Nederlan
den bestaat sinds eeuwen een hechte band.
Beide gebieden hebben elkander in wissel
werking noodig als afnemer en als leveran
cier. De lage landen aan de zee zouden
hun levensruimten niet hebben kunnen
ontworstelen aan het water, wanneer het
Zevengebergte daarvoor niet het bazalt
had geleverd en wanneer, van verder Rijn-
opwaarts, niet het Trasz was aangevoerd.
Ook zouden onze voorvaderen hun zee
schepen niet hebben kunnen bouwen zon
der het Rijnlandsche eikenhout of het
mast- en stengenhout, dat de trotsche
Schwarzwalder dennen leverden. Onze le
derindustrie betrok haar looistoffen uit
Duitschland en het beroemde Delftsche
porcelein zou niet bestaan hebben, wanneer
de Middelrijnsche kobalt»en leem niet zou
den zijn aangevoerd.
Omgekeerd leverden wij den Rijnlander,
in ruil voor zijn grondstoffen, vet en de
producten van onze veeteelt. Voorts brach
ten wij stroomopwaarts visch, traan en ko
loniale waren. Vooral deze goederen zijn
steeds voor de kolonie-arme Duitsche bu
ren van groote waarde geweest. En dat wij
daar een goed afzetgebied vonden, blijkt
wel uit de hartstochtelijke koffiedrinkers
en rookers, die men juist in het Rijngebied
aantreft.
Doch ook op het gebied der wederzij d-
sche arbeidshulp heeft zich van ouds een
band gevlochten van Oost naar West
vice-versa. De Nederlanders gingen naar
Duitschland als kolonisten, zeelieden, visch-
handelaren en industrieelen. De Duitschers
kwamen tot ons als metselaars, tegelzetters,
walvischvaarders, enz. Men noemde dat in
Duitschland de „Holland-gaengerei". Oer-,
oude handelswegen hebben zich tusschen
Rijn- en Nederland ontwikkeld. Men treft
daarvan vele voorbeelden aan, die thans
verstevigd worden door de huidige arbeids
verhoudingen. Nederland heeft, onder het
vrijhandelsysteem, de werkloosheid niet
kunnen beteugelen, laat staan overwinnen.
De nieuwe Europeesche ordening heeft
daarin als bij tooverslag verbetering ge
bracht. Nederland heeft in het nieuw-Euro-
pa, in aansluiting op het Rijnsch-Westfaal-
sche gebied, de noodige levensruimte her
wonnen. Ons volk zal daarvan, in den
vorm van nieuwe welvaart, de vruchten
plukken. Doch daarvoor is het gebiedend
noodzakelijk, dat de Duitsch-Nederland-
sche „Wirtschaftsgemeinschaft" zoo stevig
mogelijk wordt gefundeerd. Dat de arbei
ders dit reeds begrijpen, is duidelijk, wan
neer men rekening houdt met de ruim hon
derdtwintig duizend Nederlandsche wer
kers, die hier reeds een stevige boterham
De rijwielbelasting
verdwijnt
REEDS MET INGANG VAN 1 MEI
Het heden verschenen verordeningsblad
vermeldt het besluit van den Secretaris-
Generaal van het departement van Finan
ciën. waarbij de rijwielbelastingwet wordt
ingetrokken met ingang van 1 Mei 1941,
behalve ten aanzien van de dan reeds ver
beurde boeten en van de begane strafbare
feiten.
Deze maatregel beteekent, voegt het A.N.
P hieraan toe, de voltrekking van de door
den Rijkscommissaris in zijn rede te Am
sterdam aangekondigde opheffing der rij
wielbelasting. Deze belasting was in haar
heffingsvorm zeer on-sociaal, daar zij zon
der onderscheid van inkomen (behoudens
de kostelooze verstrekking van rijwielmer-
ken aan zekere categorieën van onvermo-
genden en werkloozen) in gelijke mate voor
ieder gebruikt rijwiel werd gevorderd.
Daardoor was zij juist voor de minvermo
gende bevolkingsklasse en in het bijzonder
voor kinderrijke gezinnen een onevenredig
hooge heffing.
De verdwijning van de rijwielbelasting in
den tegen woord igen tijd, die juist wegens
de sterke beperking van de andere ver-
keersmogeliikheden tot een toegenomen ge
bruik van rijwielen leidde, hetgeen van fis
caal standpunt bezien een niet onbelang
rijke verhooging van inkomsten uit deze
belastingbron met zich bracht, bewijst dat
de bezettingsoverheid ernaar streeft, ook in
dit geval van tegenstelling met financieele
overwegingen de levensomstandigheden van
de Nederlandsche bevolking zooveel moge
lijk te verlichten.
Geschiedenis van het
rijwielplaatje.
Het „rijwielplaatje" werd bij de wet van
20 Juni 1924 in het leven geroepen en bij
K.B. van 8 Juli met ingang van 1 Augus
tus van dat jaar in werking gesteld. In de
eerste jaren moest men er 3.voor be
talen, welk bedrag evenwel ingaande 1
Januari 1928 tot 2.50 is verlaagd en sinds
dien onveranderd is gebleven.
Over de jaren 1924 en '25 kwam de op
brengst geheel ten bate van de algemeene
middelen, in 1926 is 70 pet., 1927 40 pet.
en 1928 60 pet. van de opbrengst ten goede
van die middelen gebracht, terwijl het res
tant in het Wegenfonds werd gestort, welk
fonds over de jaren 1929 tot en met 1935
af, toen het Wegenfonds werd vervangen
door het Verkeersfonds, is de rijwielbelas
ting in haar geheel naar laatstgenoemd
fonds overgeheveld.
Van de instelling af tot en met 1929 heeft
de rijwielbelasting per jaar gemiddeld
6.497.000 opeebracht, daarna tot en met
1934 ƒ7.109.000.
Verder heeft de opbrengst zich steeds in
stijgende lijn bewogen. Over 1935 was deze
opbrengst 7.655.595, '36 ƒ7.632.455, '37
ƒ8.032.760. '38 ƒ8.189.167.50, '39 f 8.408.902.50
en '40 .f9 034.010.
Zooals men weet werden kostelooze
plaatjes verstrekt voor rijwielen uitslui
tend te berijden door hoofden van gezin
nen, die hun rijwiel noodig hebben voor de
uitoefening van hun beroep of bedrijf en
niet in de rijksinkomstenbelasting voor het
loopende jaar zijn of worden aangeslagen.
Indien het hoofd van een gezin niet voor
zijn beroep of bedrijf een rijwiel noodig
heeft, doch dit wel het geval is met een
door het hoofd aangewezen lid van het ge
zin, dat, evenals het hoofd zelf, niet in de
rijksinkomstenbelasting is aangeslagen,
wordt een belastingmerk kosteloos uitge
reikt voor een rijwiel, uitsluitend door dat
voor hun gezin verdienen. Dat de Neder
landsche handel en industrie het ook al be
ginnen te verstaan, daarvan zijn de eerste
teekenen eveneens duidelijk te herkennen.
Dat zijn eenige der verblijdende symp
tomen, die de Nederlandsche journalisten
op hun studiereis in het Rijnlandsche heb
ben kunnen constateeren.
fMomentje
BLOEMEN.
Gisteren, toen ik nieuwsgierig op
de thermometer keek of het soms
vroor, toen ik, uit bed gestapt, stond
^te rillen in mijn mannelijke dessous,
toen mijn handen bevroren in het
waschwater en ik op de badkamer een
flinke kou opliep, toen ik mij ver
heugde, dat de waterleiding niet be
vroren was en ik ervoor terug schrok
mij buiten te wagen in den kouden
wind, toen ik terug snelde om mijn
demi te verwisselen voor myn dikste
winterjas, is het bloembcllenseizoen
géopend. Zoo nu weet U het maar.
De plechtig opening is, naar ik ver
neem, klappertandend verricht en de
openers wisten niet hoe gauw zij weer
binnen zouden geraken bij de warme
kachel en de heete thee. En zelfs in
dezen heldhaftigen tijd moet dit een
heldhaftige daad zijn geweest. Maar
och, de bloemen zijn het waard. Zij
accentueeren nog eens, dat de aarde
toch zoo mooi is en dat zij slechts lee-
lijk wordt als de menschen er hun
vuile duimen op zetten.
En ga dus fietsen, indien U
banden hebt en aanschouw de
bloemen. Tart den wind en de koude
en ruik de lente. Het jonge hout, het
jonge groen en de kleurige bloemen.
Pluk ze en zet uw kamer vol. En U
zult het geluk kennen van een plekje
op deze booze wereld, waar het vredig
is en vol geluk.
Dan kan het buiten koud zijn, maar
binnen in uw huis schittert en geurt
dan de lente.
lid te berijden.
In 1934 is aan die kostelooze verstrek
king uitbreiding gegeven, onder bepaalde
voorwaarden, tot werkloozen.
Zoo werden over 1930/31 81.957 koste
looze rijwielplaatsjes uitgereikt, welk aan
tal over de volgende jaren respectievelijk
bedroeg 96.625, 128.955, 238.240, 312.334.
378.708, 440.260, 454.194, 457.749 en over
1939/1940 442.713.
VOORWAARDEN ONTSLAG-
VERGUNNING.
Stipte naleving noodzakelijk.
De aandacht van betrokkenen wordt ge
vestigd op de verplichting, van een ver
leende ontslagvergunning onverwijld
schriftelijk mededeeling te doen aan die
arbeiders, wien op grond van deze vergun
ning ontslag is aangezegd. 'Dit is niet al
leen in het belang van den ontslagene, die,
indien hij niet onmiddelijk ander werk
vindt, zonder deze schriftelijke mededee
ling van den werkgever niet voor kasuit-
keering van zijn vakorganisatie of voor
steunverleening in aanmerking kan komen,
doch tevens in het belang van den werk
gever zelf, die zich bij niet nakoming van
bovengen genoemde verplichting in ernsti
ge moeilijkheden kan brengen.
De arbeidsinspectie, die de ontslagver
gunning verleent, stelt zich n.l. op het
standpunt, dat, indien de aan de vergun
ning verbonden voorwaarden niet worden
nageleefd, een dergelijke vergunning als
niet verleend wordt beschouwd, terwijl de
in gebreke gebleven werkgever tevens aan
sprakelijk kan worden gesteld voor de
schade, welke de arbeider hierdoor heeft
geleden.
Het is dus zoowel voor den werkgever
als voor den werknemer van het allergroot
ste belang, dat de verplichting van de zij
de van den werkgever, aan den ontslagen
arbeider onmiddellijk schriftelijk mededee
ling te doen van de ontslagvergunning,
strikt wordt nageleefd, opdat moeilijkhe
den worden voorkomen, die voor beide
partijen ernstige vormen kunnen aanne-
De Duitsche Rijksoorlogsvlag wordt op den Oiympus in Grieken
land geheschen (releioto Orbit-Holland)