£eekepsuiaL
Toerisme
bi) honk
ZATERDAG 12 APRIL 1941
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
Een Zalig Paschen aan allen.
Een vloedgolf, die de gansche
aarde omspant. Geen droefheid
maar vreugde.
„Zalig Paschen, heeren!" zwaaide de
herder met stralend gezicht en gul gebaar
zijn gasten toe.
„Eveneens een Zalig Paschen, pastoor!"
-wenschte Stupido terug, en de heer Nix,
die, omdat hy geen christen is, de ongeremde
zaligheid van het Verrijzenis-feest niet kan
smaken, gaf aan Pastoor een hand, trok
een vriendelijk pruimemondje en zei
schielijk: „gelukkig Paschen".
„Ja, gelukkig is het nu Paschen, Nix",
de herder deed net of hij het zoo ver
staan had, en den heer Nix een jongens
achtige klop op de schouders gevend: ,,'t
Alleluia gezongen, de vasten gesprongen.
Het is wel zonder klokgelui gebeurd en
van het vasten zijn we dezen keer ook
niet mager geworden
„Neen" zei Stupido verrukt „het
gaat stééds beter!"
....„maar het is toch altijd een verade
ming als na de donkere Lijdens-dagen het
zonnelicht van de Verrijzenis baanbreekt
en in lente-luister de wereld overstroomt."
„Wat bent u dichterlijk vandaag"
spotte Stupido.
„Ik heb zoo van die buien" bekende
Pastoor. „Luwt wel weer! Tuschen haakjes:
is de heer Nix op Witten Donderdag naar
de kerk geweest? Het gaat me natuurlijk
niets aan, want u hoort niet tot mijn .pa
rochianen.
„Dat komt nog" voorspelde Stupido,
terwijl hij een profetisch kaakje knab
belde.
„Ik ben inderdaad op Witte Donderdag
naar een Erka-kerk geweest" deelde de
heer Nix, die de Paaschpret van de beide
anderen niet vermocht te benaderen,
eenigszins stijfjes mede „en ik heb ver
baasd gestaan over de eindelooze stroomen
menschen die naar de communie-tafel gin
gen."
„Om bijzonder op dien dag, dat de in
stelling van het H. Avondmaal wordt ge
vierd", legde Pastoor uit „den wensch
en het verlangen van Christus te vervul
len: Hem nooit te vergeten. Trouwens
niet alleen op Witte Donderdag, maar
iederen dag weer (zooals ik u vorige week
al vertelde) wordt de gebeurtenis, welke
in de bovenzaal te Jeruzalem plaats greep,
vernieuwd in de Mis."
„Welke niets anders is, dan een tegen-
woordigstelling van het kruisoffer" liet
de heer Nix merken, dat hij de les onthou
den had.
„Een echte gedachtenis-viering dus. Nu
kun je de wereld door een zwarte bril be
kijken en er niets anders zien dan onge
loof, haat en wreedheid, maar je kunt ook
de lichtende partijen aandikken. Van
den opgang der zon tot ha
ren ondergang profeteerde reeds
Malachias zalaan mijnNaam een
reine en onbevlekte of
ferande worden opgedragen.
Als de vloed van de zee golft de herden
king van Christus' zoendood rond de aard
bol, en overal in de wereldsteden en in
de oerwouden, in de tropen en aan de po
len waar de zon boven de kim ver
schijnt, staat een priester aan het altaar,
die Brood en Wijn opdraagt en het Chris
tus nafluistert: Zoo dikwijls gij dit
zult doen, zult ge het te
Mijner gedachtenis doe n."
„Dat is een treffende overweging"
bewonderde de heer Nix. „Overal waar
het licht de duisternis overwint, wordt
Christus herdacht".
„De Kerk" vervolgde Pastoor
„houdt in de Misgebeden deze gedachteyis
onmiddellijk na de consecratie. Zoodra de
priester, als instrument van den Eeuwigen
Hoogepriester, Christus' wensch heeft uit
gesproken, vervult hij dien terstond, bid
dende:
Daarom, o Heer, offeren wy, uwe die
naren, en met ons uw toegeheiligd
volk, gedenkend het zoo heilig lyden
van denzelfden Christus, uwen Zoon,
onze Heer, alsook zijn verrijzenis van
den dood en zijn glorievolle hemel
vaart, aan uwe roemrijke Majestieit
op, van Uwe giften en gaven
een zuivere offerande,
een heilige offerande,
een vlekkelooze offerande:
het heilig Brood van het eeuwig leven
en den Kelk der altijddurende zalig
heid.
1 „Waartoe dienen de vele kruisjes, die de
priester tijdens dit gebed en nog zoo dik
wijls in de Mis maakt?" informeerde
Stupido
„Daar zijn verscheidene verklaringen
voor" antwoordde Pastoor „maar de
beste verklaring is: we weten het niet.
Vermoedelijk niets anders dan een god
vruchtig handgebaar ter begeleiding van
de tekst."
„En waarom" vorschte de heer Nix
uit „is er sprake van dienaren, in het
meervoud, en heilig volk"?
„Omdat vroeger meerdere priesters teza
men met den bisschop de Mis opdroegen.
Men noemt dat een con-celebratie, welk
nog voorkomt in de Grieksche ritus. In de
Latijnsche ritus is dit gebruik verdwenen,
op één uitzondering na: by de priesterwij
ding. Deze bijzonderheid waarmerkt de
oudheid van dit gebed. Weet u ho oud
dit misgedeelte is?" nam de Pastoor de rol
van den vrager over.
„Zal ik er een slag naar slaan?"
wikte Stupido.
,,We zullen er maar geen raadsel van
maken" temperde de herder. Dit of
fer-gebed is reeds meer dan 1700 jaar be-
HET RAPENBURG
Polyander a kerchove heeft, logisch re-
deneerend, bewezen, dat het Rapenburg de
schoonste straat ter wereld is. Europa,
schreef hij, is het schoonste der werelddee-
len, in Europa is Nederland het schoonste
land, onder de vereenigde elf provinciën is
Holland het schoonste gewest, in dit ge
west is Leiden de schoonste stad en in deze
schoonste stad is het Rapenburg de schoon
ste straat, zoodat gevolgelijk het Rapenburg
recht heeft op het diploma van 's werelds
schoonste straat.
Deze sluitrede sluit wanneer men de
aanvechtbare praemissen onaanvechtbaar
verklaart als geweckt. Daar kan geen
speld tusschen. Alleen zou in twijfel kun
nen worden getrokken, of de Leidenaars
zelve het Rapenburg beschouwen als de
allerschoonste straat van hun allerschoon
ste stad. Herhaaldelijk (in 1876, 1883 en
1907) werd bij den gemeenteraad een ver
zoek ingediend om de gracht te dempen,
wat de vroedschap even herhaaldelijk, van
het diepste afgrijzen over zulk een onver
stand vervuld, koud en kalm heeft afgewe
zen. Wat zou het Rapenburg zijn, wanneer
de deftige en hooghartige patriciërshuizen
zich niet langer weerkaatsten in de gracht?
Wanneer de driesprong van de hardsteenen
boogbruggen niet meer verdubbeld werd
de bibberende weerspiegeling van het
water? Wanneer de Venetiaansche stoepjes
verdwenen, een effen trottoir de smeed
ijzeren hekken en de bordesjes egaliseerde
en daverend doorgaand verkeer de stu-
deerkamer-vrede op de vlucht joeg?
Het Rapenburg heeft de laatste jaren tij
delijk aan glorie ingeboet, toen de olmen,
die in de lente een ragfijne sluier van groen
uitspreidden aan weerszijden van de
gracht, wegens ziekte omgehakt, en door
sprieterige boompjes vervangen werden;
het heeft door een betere zuivering van het
stadswater ook veel van zijn doordrirgende
geur verloren, wat een wapen te minder is
in .handen van plemp-zieke dempers. En
toch is het Rapenburg, zonder karakteris
tieke boomen en zonder karakteristieke
geuren, het Rapenburg gebleven, het Ra
penburg van Polyander. de schoonste
straat op deze schoone wereld. De ontwou-
ding helpt zelfs een handje mee, om de pa
rade der in 't gelid gezette grachtgevels af
te nemen, waarbij al spoedig opvalt, dat er
geen uniform gedragen wordt, in tegen
stelling met de nieuwere wijken, waar mi
litaire tucht is opgelegd. Langs het Rapen
burg is niet één huis gelijk aan het andere,
en vele ervan hebben zich feestelijk opge
maakt met festoenen en bloemen, alsof het
er iederen dag bruiloft is Kasten van hui
zijn het, wijdsch en ruim, met breede
marmeren gangen, met veelal nog weelderig
bewerkte, kostbare schoorsteenmantels en
fijnzinnige betimmeringen. Een huisvrouw
moet er echter, juist in deze lentelooze
schoonmaaktijd, niet aan dénken, dat zoo'n
paleis ook dient te worden onderhouden,
geboend, gewreven en gesoptDus is
het verklaarbaar, dat, vooral in de omge
ving van de Universiteit, steeds meer van
deze patriciërs-verblijven, hun huiselijkheid
verliezen en in beslag genomen worden
door instellingen: banken, scholen, weten
schappelijke instituten en studentenver-
eenigingen. Te zamen vormen deze gevels
een kunsthistorisch museum in de open
lucht, waar men een verloren uurtje pret
tig kan doorbrengen, en het onderscheid
kan leeren tusschen het type van Palladio,
waarbij de gevel door pilasters in vakken
is verdeeld en de meestal 18e eeuwsche
vlakke gevel, die verlevendigd wordt door
een soms overdadig versierde omlijsting
van deur en midden-travee.
kend, maar vermoedelijk is 't veel ouder
er. gaat het nog iets verder terug, tot den
apostolischen tijd".
„Het is een mooi gebed" waardeerde
de heer Nix, met de kennersblik van een
antiquair.
„En breed van blik" voegde de Pas
toor er aan toe. ,,Want de heeren zullen
natuurlijk reeds lang hebben opgemerkt,
dat niet alleen wordt herdacht het lijden
van Christus.
„alsookZijneverrijzenls van
den dood enZyn glorievol
le hemelvaart" haalde Stupido,
die fluks zijn missaal te voorschijn had ge
trokken, aan.
„De Kerk herdenkt het geheele ver
lossingswerk van Christus, zijn beklagens
waardige en schandelijke dood, maar ook
de zegepraal die er op volgde de zege
praal van Paschen en de Hemelvaart, wel
ke de belofte inhoudt van zyn Weder
komst".
„De herdenking van den kruisdood is
dus niet in mineur gestemd" karakteri
seerde de heer Nix.
„Volledig in majeur, in blijde toon.
Weliswaar mogen we nooit vergeten welk
afgrijselijk lijden Christus om onzentwille
doorstond (als u daar eens in wil treden
kan ik u het boekje van dr. Hyneck „De
marteldood der Heeren in het licht der
moderne medische wetenschap" aanbeve
len). maar met vreugde mogen wy over
peinzen, dat Christus eenmaal gestor
ven, niet meer sterven
kan, dat hij stervend de dood overwon,
ons met den Vader verzoend heeft en na
zyn vrijwillige helden-dood eigenmachtig
uit het graf opstond."
„Het is een formeele Paasch-preek"
zei Stupido.
„Maar mijn. parochianen zal ik langer be
zighouden" dreigde de herder.
ARCANUS.
Van het eerste type is de Katholieke jon
gensschool een ideaal model. In dit huis
boven de deur het kleurige wapen der fa
milie v. Leyden werd Napoleon ontvan
gen bij zijn bezoek aan deze stad. Aan den
keizer werden op een rood-fluweelen kus
sen verguld-zilveren sleutels aangeboden,
die Napoleon blijkbaar te zwaar vond om
naar Parijs te nemen; men kan de sleutels
met kussen-en-al bezichtigen in de Laken
hal. Bij de verbouwing van het Van Ley-
dens-paleisje tot school is het prachtige in
terieur goeddeels verdwenen; in den gang
een Rococo-plafond spelende en stoeien
de engeltjes en een besneden eikenhou
ten trap. Beide kunststukken worden in de
bescherming van het schoolbestuur van
harte aar. bevolen.
In dezelfde trant zijn opgetrokken de so
ciëteit der Chr. Studentenvereeniging (no.
4) en vele andere gevels in eenvoudiger uit
voering;
Van het type: een eentonig front met da
verende deur-omlijsting is het Oostersch
Instituut (no. 61) een overdreven staaltje.
Inwendig heeft dit huis kostelijke betim
meringen en schoorsteenmantels. De ver
wantschap tusschen deze pui en die van de
V.V.S.L. en het Instituut voor Tropis?he
Geneeskunde (no. 33) is ook zonder stam
boom aan te toonen. Minder sterk spreekt
het type uit de vorstelijke behuizing van
Maison Bruyns (no. 8), dat dan ook van
vroeger datum is.
Het Kantongerecht is een kruising tus
schen beide stijlen: aan het Rapenburg 18e
eeuwsch, aan den tuinkant 17e eeuwsch,
met tot de kroonlijst doorloopende pilasters.
In het fronton forsche wapenschilden: een
geklauwd kruis en een spaarzaam-behaarde
bever. De beklaagden kunnen tijdens de zit
tingen van het Kantongerecht in pure on
schuld hun oogen te gast doen gaan aan de
lijnfiguren van het fraaie stuc-plafond en
de veelsoortige bloem en verzamelirg, welke
tusschen deze figuren is uitgestrooid. Vroe
ger herbergde dit huis het Japansche curio
siteiten-museum van Von Sieboldt, terwijl
het tegelijkertijd nog dienst deed als stu
dentensociëteit (tot 1844). In de rechtszaal
en in de kamer van de Voogdijraad granie
ten schoorsteenmantels; in het laatste ver
trek nog een „witje", het laatste overschot
van de eens rijke bekleeding. De concierge,
de heer Ph. de Vries, was zoo vriendelijk,
ons op deze bizonderheden opmerkzaam te
maken.
Een langduriger bezoek verdient de Bi-
bliotheca Thysiana, een in volmaakte even-
maat af ge wikt gebouwtje, op den hoek van
de Groenhazen-gracht. Het wordt toege
schreven aan Pieter Post. Een pronk-stukje
van de Late Renaissance. Onder de ven
sters van de eerste verdieping het wapen
van den stichter tusschen guirlandes en
een engelen-kopje, met aan weerszijden het
opschrift: -
JOANNIS THYSII BIBLIOTHECA
Deze Joannes Thysius of Jan Thijssen
was de zoon van een vermogend Amster-
damsch koopman, die aan de Leidsche Uni
versiteit in 1562 promoveerde tot doctor in
de rechten en het jaar daarop stierf, 32 jaar
oud. Op zijn studiereizen door Ergeland en
Frankrijk had de jongeman, hartstochtelijk
bibliophiel, een collectie zeldzame en kost
bare boeken aangelegd. Bij testament be
paalde hij, dat zijn bibliotheek „sal werden
geëmployeert tot publijcke dienst der stu
die", waartoe een afzonderlijk gebouw
moest worden opgericht. Dit gebouw is vrij
wel onveranderd gebleven, en geeft dus een
eenige kijk op eén 17e eeuwsche boekerij.
Een staatsie-trap, met pijnappel-knop
pen versierd, leidt uit de hal naar de
op de eerste verdieping gelegen bibliotheek.
Oorspronkelijk was de trap-opgang dubbel;
door den inbouw van de woning van den
custor is zoowel de hal als de trap mis
vormd.
De bovenzaal is rondom bezet met boe
kenkasten en gedekt door een plafond van
moerbalken en kinder-binten. Op een van
de kasten een in hout gesneden Gallische
haan „met sinen vederen seere slaende",
welk dier ook in het zegel voorkomt, waar
mede Jan Thijsz. of Thijssen zyn boeken
stempelde. De bibliotheek is zeer rijk aan
merkwaardige, belangrijke en thans zeld
zame 16e en 17e eeuwsche werken, vaak
prachtig gebonden en kwistig verlucht. De
custor van dit heiligdom, de heer La Lau,
getroostte zich veel moeite ook ons te laten
genieten van deze keurcollectie, door Thy
sius met zorg en inzicht bijeengebracht,
door latere bewindvoerders met minder
zorg en minder inzicht uitgebreid. Geluk
kig is het beheer, na eenige strubbelingen,
in handen gekomen van professoren der
Universiteit. De regeling is nu zoo, dat de
bibliotheek een zelfstandige instelling uit
maakt, die bestuurd wordt door twee hoog
leeraren (te dezen tijde: prof. Bakhuyzen
van den Brink en prof. Jan de Vries), die
rekening en verantwoording geven aan
Rector en Seniores van den Academischen
Senaat.
Buiten boeken in den gewonen zin van
het woord, bezit de bibliotheek ongeveer
20.000 pamfletten korte geschriften over
destijds actueele onderwerpen de fami
lie-papieren der Thysii en aanverwante ge
slachten en zeventiende-eeuwsche koop-
mans-archieven, die voor een studie van
den handel van bizonder belang zijn. De fa
milie-papieren worden bewaard in een met
het Thysiaansche wapen beschilderde kist.
De bibliotheek draagt nog geheel-en-al
het cachet van een Gouden Eeuwsche boek
zaal: er is een groote tafel, waaraan men
staande zooals toen gebruikelijk was
studeerde. Zeer vernuftig is de „wentel-
lessenaar" (zooals P. C. Hooft het instru
ment noemde), een soort scheprad van vier
boekenplanken, dat de studeerende rond
draaide, zoodoende in de gelegenheid zijnde
vele boeken gemakkelijk te kunnen raad
plegen en vergelijken.
In een1 later afgeschoten kamertje hangt
het portret van den zoo vroeg ontslapen
Joannes Thysius, die onze universiteits-
DE ACHTERGEVEL VAN HET KANTONGERECHT TE LEIDEN. Foto-archief L. Crt.
stad met deze interessante en waardevolle
bibliotheek verrijkte; in de hal een marme
ren plaat, waarop de stichting van het
„Blokfonds" (1932), door Johanna Frederi-
ka Kuiper, echtgenoote van prof. P. J. Blok
wordt herdacht. Prof. Blok is jarenlang cu
rator van de bibliotheek geweest; zijn we
duwe begiftigde de instelling, die haar man
na aan het hart lag, met een schenking, om
Thysius' verzameling in stand en op peil te
houden.
Even voorbij de Bibliotheca Thysiana
twee topgevels, die tweeling*® lijken en
ook in hetzelfde jaar geboren zijn (1664);
in een er van een gedenksteen voor Her-
mannus Boerhaave, die hier o b i i t (stierf).
Aan de overzijde een blind, in een zie
kelijke tint gepleisterd gebouw: het Rijks
van Oudheden, dat het lot van
vele musea deelt en door de Leidsche in
boorlingen slechts bij het meest ongeniet
bare vacantie-weer, en dan nog met tegen-
wordt bezocjit. Dit lijdelijk verzet ten
spijt geeft de directie zich veel moeite de
uiterst-omvangrijke verzamelingen ook
het groote publiek genietbaar en sma
kelijk te maken. De Egyptische afdeeling
(nu grootendeels opgeborgen en onJer
zandzakken weggestopt) is een voorbeeldig
voorbeeld hoe, met geringe hulpmiddelen,
aantrekkelijk kan worden ge
maakt. Ook de Nederlandsche afdeeling,
welke omvat de praehistorie, de Romein-
sche overheersching, de volksverhuizirg en
de Frankische tijd, is door reconstructies
van grafteekens en woonhuizen, door schet
sen en kaarten en door een ruime toelich
ting voor iedereen buitengewoon interes
sant. Hetzelfde complimentje verdient de
Europeesche prae-historie en de Grieksch-
Romeinsche kunst-schat. Wie een vluchtig
overzicht verlangt, en tusschen de vitrines,
met scherven en diggels, botten en steen
splinters niet goed raad weet, kan een be
roep doen op het eere-geleide van lieftallige
assistenten, die gaarne iederen bezoeker
tekst en uitleg geven. (Om flaters te voor
komen': u kunt deze jongedames geen fooi
tje geven!)
Bij de universiteit maakt het Rapenburg
een bocht en verandert, geleidelijk aan, het
koel-voorname karakter van de bebouwing;
de huizen aan het tweede gedeelte van het
Rapenburg zijn lang zoo plechtig niet van
voorkomen!
De bocht herinnert ons eraan, dat het
Rapenburg oorspronkelijk, en wel tot de
stadsuitleg in 1389, een singelgracht was,
die als een boog zich spant van het Zuide
lijk eirde van de Breestraat naar het
Noord-einde.
De beide bruggen, met wit-geschilderde
ijzeren leuningen en ankers in de vorm
van de gekruiste sleutels, dateeren uit de
XVIIe eeuw.
Op Rapenburg 94 een gevelsteen met het
wapen van Van Duyvenbode (duiven, spo
ren en sleutels) met daarboven het in
schrift:
Door God gewrocht
Die va duivebode
en daaronder:
Doe God tot de boden
Duiven schikte
Ontset voor Leyden's
Stad aanblikte.
De steen is vernieuwd in 1818. Ook de
twee gedenk-steenen aan weerszijden van
de St. Jeroens-brug, waarin de bevrijding
der stad wordt gememoreerd (de tekst er
van gaven we reeds eerder) zijn onlangs
beide vernieuwd; de een was gebroken, de
ander had men rustig op zijn plaats kun
nen laten.
In de opgewekte Renaissance-topgevel
(uit 1630) van het pand no. 129 een bron
zen plaquette, ter huldiging van Haanstra,
den grondlegger van het bewaarschoolon-
derwys.
Het onsterfelijke Rapenburg eindigt hier
niet; het verandert slechts van naam, loopt
door tot in den Rijn, dp Ry'n loopt in zee,
zoodat men, op de wijze van Polyander
doorredeneerend, zou kunnen zeggen, dat
het Rapenburg niet alleen de schoonste,
maar ook de langste gracht ter wereld is.
VENATOR VAGANS.
Rookwolken, die boven het Joegoslavisch
berglandschap opstijgen, wijzen da
plaatsen, waar de Servische troepen
op hun terugtocht de dorpen in brand
staken (Foto Weltbild)
Duizenden Serv>x'te soldaten zijn reeds gevangengenomen tijdens de eerste
dagen van den oorlog in Joegoslavië- Er~
het front onder bewaking van
groep krijgsgevangenen achter
Duitschen soldaat (Foto We'tbild)