CORRESPONDENTIE Ans van Diest, Sassenheim. Jammer van die brief! Maar wat er aan te doen? Ik heb een stuk van 't postkantoor van uit Sassenheim ontvangen en moeten invullen. Dat. stuk moet allang op 't kan toor zijn. Heerlijk te hooren, dat het je goed gaat op de huishoudschool! Als je klaar bent, dan wil ik zoo'n menu-tje graag komen verorberen. Wat zal dat smaken? Nu wou ik jou eens aan t werk zien. Jij komt er wel! Dag Ans! Veel succes in je later leven. Groet moeder en Cor van me! De hand voor Uw drieën. Mijn dank voor jullie medewerking! Dag Cor! Beterschap! Gretha van Rossum, Zoeter- w o u d e. Dat boekje is net iets voor jou! Laat het de andere twee ook lezen. Het is duidelijk en keurig gedrukt en leest pret tig. Dag Gretha! De groeten thuis en zeg aan zuster Dionysia dank voor haar goede zorgen. Adri de Groot, Zilk. Aan je wensch is voldaan en ik heet je bij voorbaat wei kóm in ons midden. Is vader weer heele- maal hersteld. Ik hoop het. Dag Adri! Groet vader en moeder van me en ook Koos. De hand voor jou! Joke Romijn, Noordwijkerhout Hoe gaat het nu Joke? Ben je weer heele- maal hersteld? Ja Cor is al lang ziek. Bor duren is een mooi werkje voor iemand, die te bed moet blijven. Maar, je zult je toch niet vervelen, met al die spelletjes. Als ik eens dien kant uitkom, kom ik dat wiegje eens zien. En nu Joke! Beterschap! Tot later! Veel groeten aan alle huisgenooten. Voor jou de vijf! Het nichtje van Jan Dingjan. Aan je wensch is voldaan. Ik heb Jan in geboekt en met aandacht het stukje van jou gelezen. Wat zal die hondedief be teuterd hebben staan te kijken. Net goed zpo! Zoo moeten de dieven er in loopen. Ik vond dien slagersjongen een flinke vent, die wel een fooitje had mogen hebben. Laat eens je naam hooren! Daag! Greet Krol, Leiden. Ja Greet, van den winter heb je je hart aan schaatsen rijden en sneeuwballen kunnen ophalen. Op 't kantoor heb je het ook naar je zin. I'ijn, zeg! Het opstel wordt geplaatst. Nog even geduld! Ook zonder naam zou ik jouw schrift kennen, al was het alleen maar aan de hoofdletter O. Dag Greet! De hand voor jou en de groeten voor alle huisgenooten! Anonym e, Leiden. Uw brieven vind ik altijd een. lust te lezen. Dat het succes uitbleef, moet U wijten aan For- tuna, die heeft nu eenmaal haar geluks kinderen. U moet maar denken: „hierna beter". Als ik veel plaats had, liet ik dezen brief, als voorbeeld volgen. Nu zal ik hem nog eens bewaren. Met hand en groet en dank. Ook aan 't kleine ventje! Ria Rietmeyer, Noordwijk B. Of ik dat papier mooi vind! Dat is echt iets voor jou! Je naam is geboekt en zal op 27 Jan. 1942 met groote cijfers in de krant gezet worden. Jammer van zusje! Veel groeten aan Pa en Moe en alle broertjes en zusjes. Henk Cozijn, Voorhout. Alle kin deren zijn ingeschreven, Henk! D.w.z. die schoolgaan. Je moet vader goed helpen. De oudste zoon hoort dat ook te doen. Jij wordt een flinke vent, waar vader en moeder veel plezier aan beleven zullen. Dag jongen! Veel groeten aan Vader en Moeder, zusjes en broertjes! Jeannette Somers, Oude Tonge Wat vond ik dat leuk, een brief van uit Oude Tonge te ontvangen. Ik wist niet, dat onze mooie krant zoo ver gelezen wordt. Jij was een dubbele prijs waard, Jeannette! Maar denk er om, het geluk is nu een maal voor de gelukkigen. Hoor ik nog eens wat! Dag Nichtje! Groeten thuis! Hierbij zullen we het laten! De volgen de week gaan we door. Ik wensch U allen en ook Uw ouders een „Zalig Paasch- feest" en de schoolgaande jeugd een: „Prettige vacantie". Oom WIM 'Pua&chei en Tlaaicfw-uwi door OOM WIM Noch Paaschei, noch Paaschhaas, noch Paaschvuur hebben iets met ons Christelijk Paaschfeest te maken. Onze heidensche voorouders vierden het feest der opstan ding in de natuur of het begin der Lente met groote plechtigheid en hielden op be paalde lentedagen eiermaaltijden. Ze meenden, dat ze door 't eten der eieren bijzondere levenskracht zouden krijgen, die ze aan 't ei toeschreven. En niet alleen de menschen, maar ook de planten op het veld en de boomen in wei en bosch zou den fleuriger, sterker, krachtiger worden en zouden een rijkeren oogst aan graan en fruit en vruchten afwerpen, als eieren stikum in den grond zouden gelegd wor den en wel in velden, in tuinen en bos- schen. Toen het Christendom hier kwam en de leer bracht van Christus aan de heidenen hier te lande, toen werden vele dier ge bruiken gewoonten en zeden veranderd of verbeterd in christelijken zin, maar som mige gewoonten bleven onder 't volk voortbestaan. Denk maar eens aan de Paaschvuren, die op sommige plaatsen in ons land nog ontstoken worden en het zoeken der Paascheieren door onze kleine dreumessen; het moge dan al eieren zijn van chocola, suiker en marsepein of al dan niet gekleurd het blijve een feest voor 't kleine volkje, want de Paaschklokken heb ben al dat lekkers neergelegd in de palm- boschjes, bessestruiken of tusschen het gras en vroege lentebloemen. En wij, groo- ten, wij zoeken die eitjes niet, maar eten ze en eten liefst een Paaschei, waaronder wij dan verstaan drie eieren, gedachtig aan 't bekende: „één ei is geen ei, twee eieren is een haf ei en drie eieren is een Paaschei." Maria onder het kruis door Anny van Diest. „Het is volbracht." Maria, de móéder van smarten staat on der het Kruis, waar Jezus haar Zoon nu levenloos hangt. De strijd is gestreden, de lange, bange strijd; de strijd, waardoor het Leven zou overwinnen. „Het is volbracht." Maar nog niet voor Maria; zij draagt nog een namelooze ziorg, die haar smart. Zul len nu dadelijk die ruwe beulsknechten ko men om het levenloos lichaam van haar lieven Zoon van het Kruis te nemen? Zal ook het misdadigersgraf het lichaam van 'haar Jezus moeten bergen? Neen, dat zou zij niet kunnen dragen; die gedachte verscheurt haar zielsbedroefd moederhart. Maar dat leed zou de goede moeder ook bespaard blijven. Een medelijdende hand legt zich op de schouder van de zoo zwaar beproefde moe der. Een troostvolle blik schouwt in haar bescheide oogen. Moeder van Smarten! Nicodemus, in gezelschap van Jozef van Arimathea, spreekt de lieve moeder aan en troost haar. Dan zegt hij dat Jozef een graf in zijn tuin heeft laten graven, een nieuw graf; daarheen willen ze het lichaam van bun gestorven Meester brengen; ze nemen nu het lichaam van 't Kruis; Maria zit gereed om het Lichaam van haar lie ven Zoon in haar schoot op te nemen. Dan wordt het gewikkeld in kostbaar lijnwaad en gebalsemd met kostbare reuk werken. Jozef van Arimathea, Nicodemus en Jo annes nemen dan het Lichaam van Jezus weer over en brengen het met diepen eer bied naar het graf, gevolgd door Maria en de andere, treurende vrouwen. Biddend en weenend gaat de kleine stoet naar de som bere, donkere grafspelonk, waar onder het licht van flambouwen de dierbare schat wordt neergelegd. Een groote steen wordt gewenteld voor den ingang van de rustplaats van den ge liefden Overledene. Nog even blijft Maria met de heilige vrouwen daar verwijlen; dan nemen ze af scheid van de heilige plaats en gaan heen. Maria gaat zielsbedroefd weer huis waarts. Bij het kruis overweegt zij nog maals welke zware, folterende pijnen haar lieven Zoon geleden heeft. Dan wordt haar smart weer te overwel digend en weenend gaat ze verder. Moeder van Smarten, ontzettend groot was haar lijden; wreed werd Haar hart gewond bij het aanschouwen van den vree- seiijken dood van haar lieven Zoon aan het Kruis. CALVARIE door Cor Diest. Jezus, laat ons tot U mogen komen Op den berg, waar Gij zoo ontzettend leed; Daar aanschouwen we Uw bloedige wonden, O, zeg me, Jezus, waarom Ge dit deed. Voor ons, om onze schulden te boeten, Ons te redden van den dood, Daarom wildet Gij U off'ren Was Uw lijden zoo ontzettend groot. Jezus, ik zie Uw armen wijd geopend, Uw handen aan 't ruwe kruishout vastgesnoerd Die doornenkroon, puntig en scherp, die zoo wreed, U wondde, en ons zoo heeft ontroerd. Jezus, in diepe ootmoed onder Uw heilig kruis, Heb ik Uw liefste wensch vernomen; Gij wilt, dat wij, ofschoon we zondig zyn, Tot U, met onze lasten zullen komen. In diep berouw kniel ik dan voor U neer, En starend naar Uw diepe, bloedige wonden, Smeek ik, Jezu vergeef me dat ik U deed lijden, Vergiffenis, Heer, voor al mijn zonden. Wie zijn Jarig? Op 13 April. X Jan van Tol, A 41, Langeraar. Antoon de Kroon, H. Rijnd. F. 8, Z'Woude. Rietje Tol, Binnenvestgr. 31. Joos van Dijk, Plantsoen 99. Leni Thora, Anna van Saksenstr. 3. Jan van Goozen, H.Woude 208a. Nico van Bergen Henegouwen, v. d. Waal straat 65. Grada Borst, Javastr. 2a. Op 14 April. Martha Bakker, Bodegraven Meye. Corrie Moerkens, West Havenstr. 1. Ploos v. d. Drift, Watertje D 20, Z'Woude. Ansje Reekers, Breestr. 87. Antoon Meiman, Kaiserstr. 3. Jan van Kampen, 's Grav.weg 28, N'Hout. Marie Beuk, Dorpsstr. 213, Leimuiden. Willy Pley, Lange Rijndijk 106. Chris Walenkamp, Rijnsb.weg 43. Mientje Hoogcveen, Wolst. 4. Gètje v .d. Hoorn, Jaagp. C 118, Ter Aar. Bep Kuyf, Noorden B 97a. Anton Spruyt, N'Hout 18a, Zeeweg. Gretha v. Vegten, Alex.str. 66a. Gerrit v. d. Meer, B 221, Hoogmade. Jan Bovit, Groenend. A 124, H'Woude. Betsie v. d. Laan, Dorpsstr. A 265, Nieuw koop. Op 15 April. Adrie de Groot, Zilkerd.str. 63, Zilk. Adrie Schrama, Rijnd. 60, Voorschoten. Gerard van Eeden, Dorpsstr., N'Hout. Evrard v. Rossum, Wassen.str. 4, Noord- wijk (B.). Janny Swagers, Toussaintk. 3a. Tonny Wesselman, B 207, R'Veen. Margaretha Tetteroo, Mgr. Broerestraat, N'Hout. Frans Broeken, Da Costastr. 46. Willy Hockx, Oranjestr. 43. Betsie Zonneveld, Hoogmade B 362. Willy v. Gent, Ypenl. 26, Sassenheim. Leni Trossel, Hoogewoerd 109. Jacques Bos, Hansenstr. 45. Jansje Bodijn, Langestr. 35. Marie Angevaere, Zevenhoven 104.. Wim v.. d. Broek, TYompstr. 32. Dora Luk Stompw.weg 88, Leidschendam. Wimmie Kooyman, Sophiastr. 29. Op 16 April. Tini Wortman, Waardgr. 14. Henk Kozijn, Romeystr. 14, Voorhout. Maja Brunt, O. Rijn 11a. Benny v. d. Meer, B 77, R'Veen. Piet Eist, Lindelaan 5, Sassenheim. Adriaan v. Laarhoven, Wasstr. 30. Nico Bader, Groenew. 55, H'Woude. Corrie v. Pol, N.E. B 359, Hoogmade. Jopie Splinter W.E. E. 1, H'Woude. Jan Verhoog, Bankastr. 2. Nico Mank, O. Rijn 11a. Kees Zwetsloot, B 252, Hoogmade. Alie v. d. Drift, C 76a, Z'Woude. Nico Dobbe, Ter Aar D 154. Op 17 April. Leo v. Noort, Hooge Morsch 158, Oegst- geest. Corrie Stokkel, Waardgr. 68. Marietje van Tol, N.E. B 359, Hoogmade. Johanna Lange veld, Prinsestr. 55a, Alie Hecke, Pr. Steijnstr. 21. Sjaantje Philipse, Mirakelst. 12. Henkie Wesseling, Hoogen.str. 1. Anny Vollebregt, G 28, Zegwaart. Truus Verheugd, Dorpsstr. 95, Leimuiden. Bart en Grietje Vogelenzang, Kerkstr. 9. Beppie Vinkesteyn, Moriaanst. 10. Op 18 ApriL Herman Braakman, Cobethstr. 48. Leo Schreuder, Floris Schoutenw. 22, Sas senheim. Henri en Nico Bielefeld, R'Veen. Wim v. d. Voort, Verl. Dorpsstr. 342, War mond. Jan Verhaar B 497, R'Veen. Jantje Annard, Wald. Pyrmontstr. 27. Rinus de Winter, Meer- en Geerew. 14, Voorschoten. Op 19 April. Agnes v. d. Meer, B 194 Ofw. Woubrugge. Corrie Koot, C 82, Zoetermeer. Marietje de Jong, Achth., Leiderdorp. Bernard Strottmann, Hugo de Vriesstr. 40. Marie den Hollander, B 32, H'Woude. Oda v. Diest, v. Hogendorpstr. 20. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam van schoolgaande kinderen wil opgenomen zien, schryve me minstens 14 dagen vóór de verjaardag. Zoo ook wie de school verlaat en van de lijst wenscht afgevoerd te worden. (Met opga ve van den verjaardag!). En evenzoo, wie verandert van plaats, straat of huisnum mer,of wie in de lijst een fout ontdekt. Oom WIM. (Voor de Grooten). Wees waar en oprecht! door Oom Wim. Wees waar voor je zelf, ook waar in je doen; Waar by je vrienden, want „waar" is fatsoen". Waar in de school en waar bij je moe, Waar overal, wat drommels nog toe! Waar is niet enkel niet liegen m'n vrind, Waar is ook houden je woord, dat gezwind Is beloofd, maar niet gauw is volbracht, Geef hierop in 't latere leven steeds acht. Wie waarheid bemint en waarheid steeds zegt, Vindt deuren geopend, 't zij heer, 't zij knecht. Een leugenaar echter, laat liefst men alleen; Hij heeft 't vertrouwen verbeurd, zoo meteen. Wees waar en oprecht, èn in woord èn in daad, Dan ben je bemind, waar 't al toch om gaat. Wees waar en opreoht, geeft and'ren nooit schuld, Zoo blijf je 't langst onder vrienden geduld. Lente door Anny van Diest Suizende winden, stoeiende vogels, Ruischende boomen, geurende bloesems en knop Roepen ons toe: de Lentevorstin is gekomen. „Treedt nader, geniet er volop." Fleurige weiden, als kleurige spreien Van mals groene gras met bloemen doorzaaid, Speelsche lammékens, dartele veulens Genieten nu mee, waar 't windeke waait. Lachtende kleintjes doen rondedansjes En vlechten nu kransjes van bloemen, zoo fijn. Zingen en juichen in zacht zonnestralen, En zyn, zoo verheugd, nu ze buiten weer zijn. Heisasa, hopsasa, lente is gekomen, Hoort daar de joelende, juichende jeugd, Heisasa! God gaf aan d' aarde nieuw leven, En wij kregen lust en nieuw levens- geneugt. Brief ontvangen. Met dank en groet voor Moeder en Cor. Later meer! Oom Wim. Sneeuwklokjes door Cor van Diest. Kleine, lieve klokjes steken Even slechts hun kopjes boven d' aard; Geen enkel ander bloempje staat daar nog; En wij zitten gezellig rond den haard. Kleine, dapp're klokjes doen Als and're jaren weer hun plicht: Ze roepen zachtkens, hoor: 't is lente; De zon straalt weer, maakt alles licht! Kleine, fijne klokjes luiden Jubelend nu de lente in; De trouwe, dapp're wachtertjes Der Lent'vorstinne zijn blij van zin. Zij zijn de wekkertjes in bloemenland, Verslapen mag er zich niet één! Zij brengen ook de blijde mare daar: „De Lente komt; waakt op en komt hier heen!" Kleine lieve, witte klokjes Zij maken ons zoo dankbaar, stil; Spreken allen toe van hoop en leven: Ja ieder, die er naar luist'ren wil! Voorjaarsgedachten door Greet Krol. Opschietende planten, vormende bloemen, Groenende tak aan nog dorre boom, Dat is het begin van de nieuwe lente, Dat is 't begin van de herlevingsdroom. Knoppen gaan open, bloemen gaan bloeien, Vogeltjes zingen him hoogste lied. Waarom niet vroolijk zijn dan op heden: Vergeten is al het winterverdriet! En ginds in de mooie en groote vijver Komen de visschen aan 't oppervlak. Steken heur snuitjes even naar buiten Floep., en 't water is daad'lijk weer strak. Boven dit alles staat nu de zonne Ziet op haar kindjes lachende neer, Kust blaadjes en bloempjes zachtjes open En geeft hun een kleurtje zacht nu en teer. Ja, dat is de lente dat is het leven, Dat is het moois van eiken dag. Mensch blijf niet immer toch treuren, Maar kijk om je heen enlaóh. Om ko>it ueA-haai Nog goed afgeloopen door Johanna Hoogervorst. in. Het is winter. De boomen bezwijken bijna onder de sneeuw en heinde en ver is alles wit. Ook de slooten zijn met ijs bedekt. Het is Woensdag. Kijk, de school komt juist uit. Joelend en juichend stor men de kinderen naar buiten. Even nog wordt er een verwoede sneeuwballenstrijd gevoerd. Sneeuwballen vliegen over en weer. Ook een onderwijzer wordt danig bekogeld, waar hij echter hartelijk oan lacht, maar daarna gaan de meesten zoo langzamerhand naar huis. Jan en Piet van Bruggen stappen nu ook flink door naar huis, druk pratende over het ijs. Ze spre ken af, dat ze op het ven zullen gaan rij den, want daar is een baan gemaakt Als ze thuis komen, gaan ze dadelijk eten. Na een half uurtje stappen ze, met goedvinden van vader en moeder, en de schaatsen op de rug, naar het ven. Het is er nu nog niet zoo druk. Vlug binden ze de schaatsen on der en weldra rijden ze, dat het een lust is. Jan kan het wat beter dan Piet, maar hij is ook een jaar ouder. Zoo langzamer hand wordt het al wat drukker op de baan, en de tent, die er staat, wordt druk be zocht Na een paar uur gereden te hebben, ontmoetten ze hun kornuiten, en ze spra ken af, elkaar om vijf uur aan het eind van het ven op te wachten. Piet echter, <^e nog niet zoo'n echte rij der was als Jan, was er al om half vijf. Hij deed zijn schaatsen uit, en slenterde wat rond. Hij dacht: „Ik wou dat ik Jan maar zag." Hij liep eens even van verve ling een zijsloot in. Het ijs was wel sterk, maar er lag hier overal een laag sneeuw. „Och wat", dacht Piet, „wat geeft dat nu, het ijs zal er niet minder sterk om wezen." Toen liep hij weer verder door. Opeens hoort hij de klok vijf uur slaan. Hij keerdie zich om, en wilde terugkeeren. Daar kwam Jan ook al aan. Opeenskrak, krak, Piet was in een wak terechtgekomen, dat hij door de sneeuw niet gezien had. Jan zag alles gebeuren. Hij holde terug naar de baan. Een paar mannen met een ladder gingen dadelijk met hem mee. Piet was in- tusschen boven gekomen, en wilde zich te vergeefs vast grijpen aan de telkens weer afbrokkelende schotsen. Spoedig waren de mannen naderbij gekomen, en ze schoven de ladder naar het wak. Piet greep deze, en een der mannen haalde hem op 't dro ge. Hij bracht hem met Jan naar huis. De ander ging met de ladder naar de baan te rug. Wat schrok moeder, toen ze het heele stelletje daar zoo zag aankomen. Zij wist niet hoe den man te bedanken, maar deze wilde er niets van hooren, en was al weer verdwenen, eer ze het wisten. Moeder gaf Piet vlug droog goed, en stopte hem daar na onder de wol. Dit was toch nog een goede les geweest, want nooit meer waagde Piet zich op ijs, waar sneeuw over lag. U vraagt 1, Hoe komt men erbij om N. N. te zetten, als men de naam niet wil noemen? 2. Zus vraagt, wat nurse beteekent? 3. Wat is „nationaal"? 4. Ik las in een boek het woord, dat was „nachtmerrie". Wat is dat? 5. Hoe komt men aan 't woord „Camera" voor fotografeertoestel? 6. Wat bet. brusk? Wij antwoorden 1. Hé, dat moet 'n jongen van 't Gymna sium weten! N.N. kan beteekenen: nomen nescio; wat bet „zijn naam weet ik niet; of, ik wil hem nu niet noemen" of het betee kent: notetur nomen, de uitgelaten naam moet ingevuld worden. 2. Dat is Engelsch, bet. dienstbode, kin dermeisje, ook ziekenverpleegster. 3. Dat is, wat tot een gezamenlijk volk behoort; wat eigen is aan dat volk. 4. Dit woord dat in het Fransch incube is en in het latijn incubus en dat letterlijk vertaald, nachtmerrie beteekent, wil zeg gen een gevoel van drukking op de borst in de slaap; een benauwde droom, waarbij het is, alsof men onder een drukkende last zal bezwijken. 5. Camera is latijn bet. kamer: Een foto grafeertoestel een donkere kamer of came- ra-obscura te heeten, is zeer goed gekozen, vind ik. 6. Dat is norsch-barsch-opvliegend-grof- onbescheiden-ruw. Komt van het Fransche woord „brusque": Vandaar het w. w. brus- queren, dat ruw bejegenen of toesnauwen beteekent. Wie wat te vragen heeft, vrage! Oom Wim.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 12