Teeltplan Akkerbouw 1941
fMomentje
DINSDAG 1 APRIL 1941 32ste Jaargang No. 9912
3)e £cki6ch^0oii/t<Mit
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 1L
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
V Voor opbouwers In
woord en daad
Wy lazen dezer dagen een gedachte, die,
ons inziens, dubbel en dwars waard is de
overweging van alle opbouwers!
Van èlle opbouwers. En onder opbou
wers verstaan wij hier alle, die in woord
en daad, rechtstreeks of zijdelings, willen
medewerken aan den opbouw van een
nieuwe samenleving, van een nieuwe
maatschappij, van een nieuwen Staat.
Men kan daaraan medewerken door
woord en daad óók door het woord.
Zeer vele menschen zien niet in den groo-
ten invloed, die gesprekken kunnen hebben
Gesprekken bij de thee of bij de koffie of
bij wat anders, gesprekken op een „avond
je." gesprekken op het werk en op de
straat. Daar wordt vaak een meening ge
vormd, een goede reputatie van een per
soon gevestigd of afgebroken; voor een
zaak, een denkbeeld belangstelling of on
verschilligheid, sympathie of afkeer ge
wekt. Als de menschen den zoo geweldigen
invloed van gesprekken begrepen, dan
zouden niet zoo vaak zelfs door lieden, die
to.v. trouw ter kerke gaan, het vreeselijke
kwaad van kwaadspreken en lasteren wor
den bedreven....
Wij willen alleen dat zeggen, dat ook
door gesprekken, alle-daagsche gesprekken
kan worden medegewerkt aan den opbouw
van een nieuwe samenleving in gunsti-
gen zoowel als in ongunstigen zin.
Zóó beschouwd, zijn wij dus ten slotte
allen opbouwers.
En welke nuttige gedachte wij zouden
willen geven voor onzen opbouw.
Déze. Ziet toe, dat gij niet roekeloos
voude bouwmaterialen weggooit, omdat ze
oud zijn. Niet al wat oud is, is ver
ouderd! En, anderzijds, hoedt u' er
voor, om de oude bouwmaterialen, die er
zijn, alle te willen gebruiken, niet omdat
ge er zeker van zijt, dat deze nog heel
goed zijn, maar omdat ge er aan gehecht
zijt, omdat ge er niet toe kunt komen, om,
wat ge lang hebt bezeten en lang hebt ge
zien, 'n keer af te danken, wég te doen.
De laatst-bedoelde neiging heeft niets
van respectabelen ,erbied voor het oude,
miets van redelijk en gezond conservatis
me, maar is veeleer een uiting van be
krompenheid en kortzichtigheid; is iets
kinderachtigs; kinderen kunnen ook vaak
geen afstand doen van nietswaardige oude
prullen.
En nu willen wij citeeren, wat wij d^zer
dagen lazen in een artikel van prof. dr.
T. C. Gerretson in de „Nieuw Rotterdam-
eche Courant".:
„Een bloeiende stad, door een aard
beving geteisterd, ligt in puin. De bur
gerij, na kort versagen, neemt een
kloek besluit. Zij zal haar stad, schoo
ner dan zij was. herbouwen. Maar vol
gens welk plan? Dient al het oude ge
slecht? Zal de nieuwe stad iets on
eigens zijn, dat, hoe schoon en groot,
even goed als aan den vaderlandsohen
stroom overal elders ter wereld zou
kunnen liggen? Veel zeker, is onher
stelbaar vernield. Veel ook dat staan
de bleef, is het herstellen niet waard,
omdat het beter en schooner in den
stijl van den eigen tijd, kan worden
opgetrokken.
Maar gelukkig! boven de puinen
rijst in het hart der stad, machtig in
zijn ontreddering, het massief van een
toren, monument van den roem van
ihet verleden, dat op zijn diepliggend
fundament de aardbeving heeft getrot
seerd. En nu is het bouwplan, dat aller
wenschen bevredigt, spoedig vastge-
gesteld. Het oude bouwwerk, dat de
aardbeving heeft getrotseerd, zal, her
steld, de kern vormen van de nieuwe
stad. Zoo zal de burgerij, in de nieuwe
woonstede, haar oude stad kunnen
liefhebben. Zoo wordt een groot ver
leden' met een groote toekomst ver
bonden. Urbs non omnis moritura!
Zooals in die stad gaat het ook met
onze staatsorde. Veel is verwoest. En
velen zijn afkeering van herbouw in
mieuwen stijl, omdat zij het verwoeste
als kenmerkend Nederlandsch beschou
wen. Maar vaak geschiedt dit ten on
rechte. Veel was ons enkel lief, omdat
wij het gewoon waren. En niet weinig
daarvan zal bij rustig onderzoek blij
ken het herstellen in den ouden stijl
niet waard te zijn, omdat het slechts
schoon gepleisterde, doch innerlijk
wrakke revolutie-bouw was."
Wij wenschen ons en allen, die mede
moeten opbouwen, de «w ij s h e i d, om
in het oude te kunnen onderscheden wat
mooi en goed is èn wat leelijk en slecht is,
ook al is de uiterlijke schijn anders. Naar
twee kanten kan men overdrijven, tot scha
de van de gemeenschap, die noodig heeft
een mooi en goede nieuwe orde, waar
in óók van het oude alles is opgenomen,
wat voor dat doel dienstig is, maar dan
ook dat alléén.
HUMANE HONGERDOOD
Wij hebben dezen dagen herinnerd aan
het woord van den Engelschen professor
Noel Hall, die gezegd heeft:
„De blokkade van Europa is een werk
van menschenliefde, omdat dit het dooden
op het slagveld van jonge menschen ver
hindert". Deze opmerking coïncideert met
de onderhandelingen welke de Fransche
ambassadeur te Washington thans voert om
dringend noodzakelijke hulpzendingen
naar zijn land te krijgen.
In dit verband maakt het socialistische
dagblad het Volk de opmerking dat ook
Amerika, dat prof. Hall in Washington
ontvangt, blijkbaar de eigen humaniteits-
begrippen, die het in den vongen wereld
oorlog nog ten aanzien van reliëf aan Bel
gië koesterde, gaat herzien: getuige optoch
ten in New York waar wordt geëischt dat
Frankrijk zal worden uitgehongerd omdat
„alles wat aan levensmiddelen naar het be
zette gebied, of zelfs naar het onbezette
Frankrijk gaat, toch maar in Duitsche
handen komt".
Het Volk vervolgt dan:
„De menschheid vergeet snel. En
Amerika zelf weet in 1941 al niet meer
dat hel van 1914 tot 1918, zelfs nog in
de jaren dat zijn eigen legers met de
Duitsche streden, wél deed wat het nu
onmogelijk acht: het zond, de toen
voor Duitschland heel wat schadelijker
blokkade ten spijt, uitgebreide levens
middelen-zendingen naar het bezette
België".
„Heel moeilijk is het niet, zich dat te
herinneren. Ook toen was het Herbert
Hoover, die de organisatie op zich nam.
Hy was voorzitter van de „Commission
for relief in Belgium" en het bleek al
in November 1914 (na enkele maanden
oorlogvoering) mogelijk, om tot een
bevredigende regeling te komen.
Duitschland wilde afzien van het re-
quireeren der voedselzendingen, gelijk
het dit thans opnieuw wil. Amerikaan-
sche ambtenaren van de Hoover-
commissie controleerden de verdeeling,
gelijk zij dit ook nu zouden kunnen
doen. Engeland liet de zendingen door,
gelijk het ditmaal op menschlievenden
grondslagweigert te doen".
„In Februari 1915 kwam de eerste
voedselzending uit Amerika voor Bel
gië aan: 275.000 zakken meel. Kleeren
en dekking, graan en suiker, koffie,
cacao en melk, vleesch en vet volgden.
In Juni 1918 warén totaal 9G00 scheeps
ladingen naar België verzonden. Dat
kon, want Noël Hall's menschenliefde
was nog niet tot volmaaktheid geko
men. Het kon óók, toen Amerika al
rechtstreeks in den strijd verwikkeld
was. En de ouders van de jonge vrou
wen die thans op borden het uithon
geren van Frankrijk vorderen, gaven
toen millioenen aan het Hoover-
comité".
Het „Volk herinnert er dan aan
dat ook na den wapenstilstand van
1918 de blokkade tegen de Duitsche
bevolking bleef gehandhaafd, en het
blad schrijft dat toen „alleen aan de
gevolgen van de na het sluiten van den
wapenstilstand van 1918 voortgezette
Engelsche blokkade volgens de trieste
statistieken nog 800.000 vrouwen en
kinderen stierven. De huidige oorlog
kostte Duitschland, met inbegrip van
het voorjaarsoffensief van 1940, het
bloed van 39.000 soldaten"
Het blad besluit met de vraag waar
mede elk weldenkend mensch zal in
stemmen of thans 800.000 Fransche
vrouwen en kinderen zullen moeten
bezwijken.
PRIJSVRAGEN VAN DE
R.K. UNIVERSITEIT
De Senaat van de R.K. universiteit te
Nijmegen heeft een drietal prijsvragen uit
geschreven voor verschillende faculteiten.
De faculteit der godgeleerdheid verlangt
een verhandeling over den Heilige Petrus
Canisius".
De faculteit der letteren en wijsbegeerte
verlangt een verhandeling over „De ge
schiedenis van de illustre school en quar-
tierlijke academie te Nijmegen en haar
hoogleeraren".
De faculteit der rechtsgèleerdheid wil
„Een beschouwing over de rechtswijsgeeri-
ge en staatkundige opvattingen van den
Nijmeegschen rechtsgeleerde Gerard Noodt,
het verband van deze opvattingen met de
toenmaals heerschende stroomingen en haar
invloed op de ontwikkeling der meenin
gen".
De antwoorden moeten vóór of op 31 De
cember 1942 worden toegezonden aan den
secretaris van den Senaat. Bij de gelegen^
heid van den Dies Natalis der Universiteit
op 17 October 1943 wordt het oordeel der
betrokken faculteiten over de ingekomen
antwoorden in het openbaar medegedeeld.
Nadere uiteenzettingen
ten aanzien van de
bepalingen
Naar aanleiding van het feit, dat nog niet
iedere landbouwer op de hoogte is van de
bepalingen van het Teeltplan Akkerbouw
1941 heeft het A. N. P. zich met het depar
tement van Landbouw in verbinding ge
steld.
Van officieele zijde werd hieromtrent
het volgende medegedeeld:
Voorop dient te worden gesteld, dat
in het teeltplan Slechts sprake is van
hoofdgewassen, de teelt van stoppelge
wassen is geheel vrijgelaten. Uit den
aard der zaak brengt dit mede, dat door
de overheid geen garantie kan worden
gegeven, dat stoppelgewassen, welke in
1941 gezaaid worden om eerst in 1942
hun volle opbrengst te geven, zooals
b.v. roode klaver, ook in 1942 in hun
geheel zullen mogen worden aangehou
den. Dit hangt vanzelfsprekend af van
de omstandigheden.
Volgens het teeltplan 1941 kan men de
gewassen onderscheiden in drie groepen:
a. De gewassen, waarvan de teelt ver
boden is.
b. De gewassen, waarvan de teelt be
perkt is.
c. De gewassen, waarvan de teelt onbe
perkt is toegestaan.
VERBODEN GEWASSEN.
De verboden gewassen zijn: karwij,
blauwmaanzaad, gele en bruine mosterd,
spelt en evene.
Deze gewassen mogen voor den oogst
1941 niet worden uitgezaaid en wan
neer zy reeds uitgezaaid zijn in 1940,
zooals karwij, dan moeten ze worden
ondergeploegd, ook al is in het voor
jaar van 1940 hiervoor door de Land
bouw Crisis Organisatie een vergun
ning uitgereikt Deze vergunningen
zijn vervallen.
Slechts speciale selecteurs, aan wie in
het najaar van 1940 een vergunning uit
gereikt is, mogen hun karwij aanhouden.
Dit betreft karwü voor den oogst 1941.
Het verbod van den verbouw van bo
vengenoemde gewassen in een tijd, dat
alle beschikbare grond moet worden aan
gewend om zooveel mogelijk voedsel te
leveren voor mensch en dier, zal een
ieder duidelijk zijn.
Het heeft daarom ook geen zin om ont
heffingen van dit verbod aan te vragen,
omdat men deze gewassen ook in de voor
afgaande jaren verbouwde. Deze aanvra
gen zullen zonder meer worden afgewe
zen.
Slechts wanneer de bedrijfsomstandig
heden dit dringend noodig maken, of wan
neer door mislukking van andere gewas
sen een dezer gewassen als noodgewas
nog eenige kans van slagen heeft, kan
hiervan worden afgeweken. De Landbouw
Crisis Organisatie kan dan, na het advies
van den productie-commissaris te hebben
ingewonnen, vergunning verleenen.
Wordt de verbouw van deze gewassen
gevraagd ter vervanging van mislukte
wintergewassen, dan moet de aanvrage ge
schieden vóór 1 April 1941. De keuze van
gewassen, die als vervangers kunnen wor
den gebruikt, is dan echter nog zóó groot,
dat de teler kan verwachten, dat elke aan
vraag wordt afgewezen.
Betreft het echter de vervanging van
een mislukt zomergewas, dan moet de aan
vrage in elk geval vóór 1 Juni 1941 bij de
L. C. O. worden ingediend.
BEPERKTE TEELT.
De gewassen, waarvan de teelt beperkt
is, zijn:
a. Haver. De oppervlakte hiervan is
voor elk bedrijf beperkt tot het gemiddel
de oppervlak, dat in de jaren 1938 en 1939
met dit gewas was beteeld. Waarbij echter
de oppervlakte niet grooter mag zijn dan
15 pet. van het totale bouwland (het ge
scheurde grasland inbegrepen). Wanneer
iemand in 1938 b.v. heeft verbouwd 3 H.A.
haver en in 1939 4 H.A., dan is het gemid
delde 3 1/2 H.A. Heeft hij in 1940 in totaal
20 H.A. bouwland (gescheurd grasland er
bij gerekend) bebouwd, dan zal hij mo
gen verbouwen 15 pet. van 20 H.A. of 3
H.A. haver
Voor bedrijven, waar normaal handels
gewassen als karwij, bruine of gele mosterd
of blauwmaanzaad werden geteeld, mag de
oppervlakte, welke in 1940 met deze ge
wassen beteeld was, medegerekend wor
den voor het bepalen van de oppervlakte
havér in 1941.
Echter mag hierdoor de 15 pet. niet wor
den overschreden. Een bedrijf b.v. met 40
H.A. bouwland, dat in 1938 en 1939 in
doorsnee 4 H.A. haver verbouwde en in
1940 eveneens 4 H.A. handelsgewassen
verbouwde, mag pu geen 8 H.A. haver
verbouwen, doch slechts 15 pet. van 40
H.A. of 6 H.A.
Op gescheurd grasland, waarvan vóór 21
Januari 1941 aan de L. C. O. opgave is ge
daan, mag echter volgens een vroegere pu
blicatie (27 September 1940) onbeperkt
haver of bieten worden verbouwd. Hier
voor is echter een vergunning noodig van
de L. C. O.
Werd echter na 21 Januari 1941 opgave
gedaan, dan geldt de bepaling, dat slechts
de gemiddelde oppervlakte haver van 1938
en 1939 mag worden verbouwd, wanneer
deze ten hoogste 15 pet. van het bouwland
bedraagt.
Het verbouwen van een grootere opper
vlakte haver dan hierboven genoemd, mag
slechts geschieden wanneer de verbouwer
hiertoe een teeltvergunning van de L. C.
O. heeft ontvangen.
Volgens het persbericht van 18 Januari
moesten aanvragen om meer haver te mo
gen verbouwen, vóór 15 Februari 1941 bij
de L. C O. zijn ingediend, tenzij het be
treft de vervanging van mislukte winter
gewassen.
In dit geval moet vóór 1 April 1941 ver
gunning worden aangevraagd.
Voor het geval niet meer haver wordt
uitgezaaid dan toegestaan is, is geen teelt
vergunning noodig.
WANNEER MééR HAVER?
Het is ons bekend, dat de beperking van
de haver vooral in de zandstreken tenge
volge zal hebben, dat niet de normale op
pervlakte haver kan worden uitgezaaid.
Hierbij mag de landbouwer niet vergeten,
dat haver voor onze volksvoeding niet het
meest aangewezen gewas is. Bovendien is
haver op deze gronden niet het eenige ge
was, dal met kans op behoorlijk succes kan
worden geteeld.
Daarom zullen de provinciale productie-
commissarissen, die door de L. C. O. bij de
beoordeeling van een aanvrage om meer
haver te mogen verbouwen worden ge
hoord, ook niet op de eerste plaats uitgaan
van de in de vorige jaren verbouwde op
pervlakte, maar slechts dan een grootere
oppervlakte haver goedkeuren, wanneer
vaststaat, dat haver de eenige teelt is, wel
ke met succes kan worden verbouwd.
GROENVOEDERGEWASSEN.
b. De groenvoedergewassen, waaronder
hier zijn te verstaan mangels- en voeder
bieten, koolrapen, landbouwwortelen, gele
wortelen, klaver, lucerne en eventueel an
dere groen te oogsten gewassen, zooals
groene maïs, merg- en voederkool, kunst
weiden e.a., zijn in hun geheel beperkt tot
de oppervlakte, welke in 1940 met deze
gewassen beteeld was.
De landbouwer is binnen deze beperking
vrfj in de keuze van de gewassen. Wanneer
hij, om een voorbeeld te noemen, in 1940
verbouwd heeft 1/2 H.A. mangels, 1/4 H.A.
koolrapen, H.A. klaver, 1/4 H.A. kunst-
weide, heeft hij ook dit jaar recht op 2
H.A. groenvoedergewassen. Hij behoeft zich
echter wat de afzonderlijke gewassen be
treft, niet te houden aan de oppervlakte
van 1940, ra.a.w. hij is vrij om b.v. zijn
toegestane 2 H.A. geheel met voederbie
ten te telen of de voederbieten geheel weg
te laten en 2 H.A. klaver aan te houden
of op zijn 2 H A. groenvoedergewassen te
verbouwen, die hij het vorige jaar niet
verbouwd heeft, b.v. groene maïs, lucerne,
landbouwwortelen, of merg- en voederkool.
Bovendien kan hij deze gewassen naar
eigen keuze verbouwen op het oude bouw
land dan wel op het gescheurde weiland.
Een uitzondering vormen de gescheurde
graslanden, waarvan voor 21 Januari 1941
opgave werd gedaan aan de L. C. O. Deze
mogen ingevolge het persbericht van 27
September 1940 desgewenscht geheel met
voederbieten worden beteeld.
Voor gescheurde perceelen, welke na 21
Januari zijn aangegeven, geldt echter deze
bepaling niet. Hiervoor geldt de bovenge
noemde regeling, dus deoppervlakte, die
in 1940 met de genoemde groenvoederge
wassen was beteeld.
Mocht echter de landbouwer in 1940, ten
gevolge van uitwintering of andere oorza
ken een kleinere oppervlakte van deze ge
wassen hebben geteeld dan hij gewoon was
in andere jaren te telen en kan hij dit aan-
toonen en tevens, dat zijn bedrijf meer
groenvoedergewassen noodig heeft, dan
kan de L. C. O in overleg met den produc
tie-commissaris een grootere oppervlakte
toestaan. In dit geval wordt aan den aan
vrager een teeltvergunning uitgereikt. Het
verbouwen van een grootere oppervlakte
dan in 1940 zonder teeltvergunning is ver
boden en hiertegen zal streng worden op
getreden.
Bij de beoordeeling of een grootere op
pervlakte kan worden toegestaan, zal van
zelfsprekend nagegaan worden of door dén
verbouw van stoppelgewassen of door ver-
betering van de grasland-cultuur (door be
tere beweiding, betere hooiwinning, inkui
len van gras) hetzelfde resultaat kan wor
den bereikt. Is dit het geval, dan kan uit
breiding van de groenvoedergewassen niet
worden toegestaan.
Volgens de gegeven bepalingen zouden
zuivere graslandbedrijven, die tot scheuren
van grasland overgaan, geen recht hebben
op den verbouw van groenvoedergewassen,
daar zij die ook in vorige jaren niet ver-
VERORDENINGEN.
't Is maar om u het leven wat vroo-
lijker te doen schijnen. Omdat alles nu
eenmaal betrekkelijk is, is het al
prettig als je hoort, dat er anderen
zjjn, die het veel slechter hebben.
Niet omdat die anderen het slecht
hebben, maar omdat wij laten wij
zeggen u en ik het toch nog altijd
beter hebben dan zü.
Dat is optimistische philosophic,
maar het wil toch wel eens helpen, als
je er bevattelijk voor bent. Luister
dus maar eens. Een Amerikaan, mr.
Lyman E. Cook, heeft een boek gepu
bliceerd, waarin hij 30.000 merkwaar
dige wetten en verordeningen heeft
verzameld. Daarin staan verordenin
gen als de volgende:
In Oak Park in Illinois is het ver
boden meer dan honderd pannekoe
ken per dag te bakken.
Een te Barre in Vermont uitgevaar
digde bepaling gebiedt den inwoners
iederen Zaterdag een bad te nemen.
In Iowa i^ het verboden zoölogische
wonderen als een koe met zes pooten
of een paard met vier staarten ten
toon te stellen.
In Minnesota staat een omarming
en een kus gelijk met een officieele
verloving. In Massachusetts is men op
dit gebied iets toegeeflijker. Hier is
een minimum van tien kussen eerst
voldoende.
Dit zijn er vjjf van de dertigdui
zend. Wat hebben wij dan te klagen?
Er zijn menschen, die zeggen, dat je
met al die verordeningen de kluts vol
komen kwijt raakt. Maar wij krijgen
hoogstens iedere Zaterdagavond één
nieuwe verordening in plaats van een
bad. En voor die nieuwe verordening
heb je niet eens gas noodig.
P.8. Hnrteljjk dank aan den vriendelijken
lezer, die mij schrijft, dat Reuzel een van
de acht Zaligheden in Rral nnt is. Natuurlijk
is reuzel eon van de acht zaligheden. Er zijn
zelfs menschen, die hun zaligheid er voor
verkoopen.
V.
bouwden. Dit zou onbillijk zijn en daarom
is bepaald, dat voor dez ebedrijven kan
toegestaan worden, dat een oppervlakte
van ten hoogste 4 Are, voor elke bij de De
cember-telling 1940 op het bedrijf aanwe
zige melk- of kalfkoe, mag worden beteeld
met mangelwortels, koolrapen (of andere
groenvoedergewassen
Hierbij wordt rekening gehouden met de
mogelijkheid ook op andere wijze (door in
kuilen of drogen van gras, betere hooiwin
ning enz.) het benoodigde veevoeder te
winnen. Wanneer hierdoor mede in het te
kort wordt vooizien, wordt vanzelfspre
kend een kleinere oppervlakte toegewezen.
Voor deze bedrijven is eveneens een teelt
vergunning noodig.
c. Uien. Deze zijn beperkt tot de opper
vlakte die in 1937, 1938 en 1939 gemiddeld
met dit gewas beteeld was. Hiervoor wordt
na aanvrage door de L. C. O. een teelt-
vergunning uitgereikt.
(De bepalingen omtrent de gewassen,
waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan,
en de verdere voorschriften zullen wij in
een volgende editie vermelden).
DE NEDERLANDSCHE UNIE
Kadercentrum geopend te Vught
Namens de Ned. Uunie wordt ons het
voglende medegedeeld:
Zaterdag 1.1. heeft de Nederlandsche Unie
te Vught een kadercentrum geopend. Een
groot buiten „Wargashuyse", is daartoe
welwillend ter beschikking gesteld en in
korten tijd in gereedheid gebracht.
- de omstandigheden had de opening
slechts plaats in intiemen kring. Van het
Driemanschap waren aanwezig mr. J. Lint
horst Homan en prof. dr. J. E. de Quay.
Verder vele functionarissen van de Unie.
Mr. J. Linthorst Homan sprak een kort
openingswoord, waarop door dr. H. G. W.
van der Wielen, één der leiders van het
Centrum, geantwoord werd. Dienzelfden
middag nog werd met de kaderwerkzaam-
zaamheden reeds een begin gemaakt.
De opening van dit Centrum moet van
bijzonder belang worden geacht.
De leiding van de Unie is er immers van
overtuigd, dat haar werk op het oogenblik
niet in de laatste plaats een werk is van
opvoeding. Opvoeding is een nieuw gemeen
schapsbesef, in een geest van sociale sa
menwerking en nationale saamhoorigheid.
Reeds maanden geleden was zij aan deze
taak begonnen door het organiseeren van
kadercurssusen over het heele land. Nu die
werkzaamheden hun centrum hebben ge
vonden op één vast punt, verwacht zij, dat
het werk intensiever en met nog meer suc
ces kunnen worden voortgezet.
Er zullen regelmatig cursussen worden
gegeven en de vorming van de Unie-krin
gen zal ook vanuit dit centrum geschieden.