Teeltplan Akkerbouw 1941 fMomentje DINSDAG 1 APRIL 1941 32ste Jaargang No. 9912 3)e £cki6ch^0oii/t<Mit Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 1L WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN Dit nummer bestaat uit twee bladen. V Voor opbouwers In woord en daad Wy lazen dezer dagen een gedachte, die, ons inziens, dubbel en dwars waard is de overweging van alle opbouwers! Van èlle opbouwers. En onder opbou wers verstaan wij hier alle, die in woord en daad, rechtstreeks of zijdelings, willen medewerken aan den opbouw van een nieuwe samenleving, van een nieuwe maatschappij, van een nieuwen Staat. Men kan daaraan medewerken door woord en daad óók door het woord. Zeer vele menschen zien niet in den groo- ten invloed, die gesprekken kunnen hebben Gesprekken bij de thee of bij de koffie of bij wat anders, gesprekken op een „avond je." gesprekken op het werk en op de straat. Daar wordt vaak een meening ge vormd, een goede reputatie van een per soon gevestigd of afgebroken; voor een zaak, een denkbeeld belangstelling of on verschilligheid, sympathie of afkeer ge wekt. Als de menschen den zoo geweldigen invloed van gesprekken begrepen, dan zouden niet zoo vaak zelfs door lieden, die to.v. trouw ter kerke gaan, het vreeselijke kwaad van kwaadspreken en lasteren wor den bedreven.... Wij willen alleen dat zeggen, dat ook door gesprekken, alle-daagsche gesprekken kan worden medegewerkt aan den opbouw van een nieuwe samenleving in gunsti- gen zoowel als in ongunstigen zin. Zóó beschouwd, zijn wij dus ten slotte allen opbouwers. En welke nuttige gedachte wij zouden willen geven voor onzen opbouw. Déze. Ziet toe, dat gij niet roekeloos voude bouwmaterialen weggooit, omdat ze oud zijn. Niet al wat oud is, is ver ouderd! En, anderzijds, hoedt u' er voor, om de oude bouwmaterialen, die er zijn, alle te willen gebruiken, niet omdat ge er zeker van zijt, dat deze nog heel goed zijn, maar omdat ge er aan gehecht zijt, omdat ge er niet toe kunt komen, om, wat ge lang hebt bezeten en lang hebt ge zien, 'n keer af te danken, wég te doen. De laatst-bedoelde neiging heeft niets van respectabelen ,erbied voor het oude, miets van redelijk en gezond conservatis me, maar is veeleer een uiting van be krompenheid en kortzichtigheid; is iets kinderachtigs; kinderen kunnen ook vaak geen afstand doen van nietswaardige oude prullen. En nu willen wij citeeren, wat wij d^zer dagen lazen in een artikel van prof. dr. T. C. Gerretson in de „Nieuw Rotterdam- eche Courant".: „Een bloeiende stad, door een aard beving geteisterd, ligt in puin. De bur gerij, na kort versagen, neemt een kloek besluit. Zij zal haar stad, schoo ner dan zij was. herbouwen. Maar vol gens welk plan? Dient al het oude ge slecht? Zal de nieuwe stad iets on eigens zijn, dat, hoe schoon en groot, even goed als aan den vaderlandsohen stroom overal elders ter wereld zou kunnen liggen? Veel zeker, is onher stelbaar vernield. Veel ook dat staan de bleef, is het herstellen niet waard, omdat het beter en schooner in den stijl van den eigen tijd, kan worden opgetrokken. Maar gelukkig! boven de puinen rijst in het hart der stad, machtig in zijn ontreddering, het massief van een toren, monument van den roem van ihet verleden, dat op zijn diepliggend fundament de aardbeving heeft getrot seerd. En nu is het bouwplan, dat aller wenschen bevredigt, spoedig vastge- gesteld. Het oude bouwwerk, dat de aardbeving heeft getrotseerd, zal, her steld, de kern vormen van de nieuwe stad. Zoo zal de burgerij, in de nieuwe woonstede, haar oude stad kunnen liefhebben. Zoo wordt een groot ver leden' met een groote toekomst ver bonden. Urbs non omnis moritura! Zooals in die stad gaat het ook met onze staatsorde. Veel is verwoest. En velen zijn afkeering van herbouw in mieuwen stijl, omdat zij het verwoeste als kenmerkend Nederlandsch beschou wen. Maar vaak geschiedt dit ten on rechte. Veel was ons enkel lief, omdat wij het gewoon waren. En niet weinig daarvan zal bij rustig onderzoek blij ken het herstellen in den ouden stijl niet waard te zijn, omdat het slechts schoon gepleisterde, doch innerlijk wrakke revolutie-bouw was." Wij wenschen ons en allen, die mede moeten opbouwen, de «w ij s h e i d, om in het oude te kunnen onderscheden wat mooi en goed is èn wat leelijk en slecht is, ook al is de uiterlijke schijn anders. Naar twee kanten kan men overdrijven, tot scha de van de gemeenschap, die noodig heeft een mooi en goede nieuwe orde, waar in óók van het oude alles is opgenomen, wat voor dat doel dienstig is, maar dan ook dat alléén. HUMANE HONGERDOOD Wij hebben dezen dagen herinnerd aan het woord van den Engelschen professor Noel Hall, die gezegd heeft: „De blokkade van Europa is een werk van menschenliefde, omdat dit het dooden op het slagveld van jonge menschen ver hindert". Deze opmerking coïncideert met de onderhandelingen welke de Fransche ambassadeur te Washington thans voert om dringend noodzakelijke hulpzendingen naar zijn land te krijgen. In dit verband maakt het socialistische dagblad het Volk de opmerking dat ook Amerika, dat prof. Hall in Washington ontvangt, blijkbaar de eigen humaniteits- begrippen, die het in den vongen wereld oorlog nog ten aanzien van reliëf aan Bel gië koesterde, gaat herzien: getuige optoch ten in New York waar wordt geëischt dat Frankrijk zal worden uitgehongerd omdat „alles wat aan levensmiddelen naar het be zette gebied, of zelfs naar het onbezette Frankrijk gaat, toch maar in Duitsche handen komt". Het Volk vervolgt dan: „De menschheid vergeet snel. En Amerika zelf weet in 1941 al niet meer dat hel van 1914 tot 1918, zelfs nog in de jaren dat zijn eigen legers met de Duitsche streden, wél deed wat het nu onmogelijk acht: het zond, de toen voor Duitschland heel wat schadelijker blokkade ten spijt, uitgebreide levens middelen-zendingen naar het bezette België". „Heel moeilijk is het niet, zich dat te herinneren. Ook toen was het Herbert Hoover, die de organisatie op zich nam. Hy was voorzitter van de „Commission for relief in Belgium" en het bleek al in November 1914 (na enkele maanden oorlogvoering) mogelijk, om tot een bevredigende regeling te komen. Duitschland wilde afzien van het re- quireeren der voedselzendingen, gelijk het dit thans opnieuw wil. Amerikaan- sche ambtenaren van de Hoover- commissie controleerden de verdeeling, gelijk zij dit ook nu zouden kunnen doen. Engeland liet de zendingen door, gelijk het ditmaal op menschlievenden grondslagweigert te doen". „In Februari 1915 kwam de eerste voedselzending uit Amerika voor Bel gië aan: 275.000 zakken meel. Kleeren en dekking, graan en suiker, koffie, cacao en melk, vleesch en vet volgden. In Juni 1918 warén totaal 9G00 scheeps ladingen naar België verzonden. Dat kon, want Noël Hall's menschenliefde was nog niet tot volmaaktheid geko men. Het kon óók, toen Amerika al rechtstreeks in den strijd verwikkeld was. En de ouders van de jonge vrou wen die thans op borden het uithon geren van Frankrijk vorderen, gaven toen millioenen aan het Hoover- comité". Het „Volk herinnert er dan aan dat ook na den wapenstilstand van 1918 de blokkade tegen de Duitsche bevolking bleef gehandhaafd, en het blad schrijft dat toen „alleen aan de gevolgen van de na het sluiten van den wapenstilstand van 1918 voortgezette Engelsche blokkade volgens de trieste statistieken nog 800.000 vrouwen en kinderen stierven. De huidige oorlog kostte Duitschland, met inbegrip van het voorjaarsoffensief van 1940, het bloed van 39.000 soldaten" Het blad besluit met de vraag waar mede elk weldenkend mensch zal in stemmen of thans 800.000 Fransche vrouwen en kinderen zullen moeten bezwijken. PRIJSVRAGEN VAN DE R.K. UNIVERSITEIT De Senaat van de R.K. universiteit te Nijmegen heeft een drietal prijsvragen uit geschreven voor verschillende faculteiten. De faculteit der godgeleerdheid verlangt een verhandeling over den Heilige Petrus Canisius". De faculteit der letteren en wijsbegeerte verlangt een verhandeling over „De ge schiedenis van de illustre school en quar- tierlijke academie te Nijmegen en haar hoogleeraren". De faculteit der rechtsgèleerdheid wil „Een beschouwing over de rechtswijsgeeri- ge en staatkundige opvattingen van den Nijmeegschen rechtsgeleerde Gerard Noodt, het verband van deze opvattingen met de toenmaals heerschende stroomingen en haar invloed op de ontwikkeling der meenin gen". De antwoorden moeten vóór of op 31 De cember 1942 worden toegezonden aan den secretaris van den Senaat. Bij de gelegen^ heid van den Dies Natalis der Universiteit op 17 October 1943 wordt het oordeel der betrokken faculteiten over de ingekomen antwoorden in het openbaar medegedeeld. Nadere uiteenzettingen ten aanzien van de bepalingen Naar aanleiding van het feit, dat nog niet iedere landbouwer op de hoogte is van de bepalingen van het Teeltplan Akkerbouw 1941 heeft het A. N. P. zich met het depar tement van Landbouw in verbinding ge steld. Van officieele zijde werd hieromtrent het volgende medegedeeld: Voorop dient te worden gesteld, dat in het teeltplan Slechts sprake is van hoofdgewassen, de teelt van stoppelge wassen is geheel vrijgelaten. Uit den aard der zaak brengt dit mede, dat door de overheid geen garantie kan worden gegeven, dat stoppelgewassen, welke in 1941 gezaaid worden om eerst in 1942 hun volle opbrengst te geven, zooals b.v. roode klaver, ook in 1942 in hun geheel zullen mogen worden aangehou den. Dit hangt vanzelfsprekend af van de omstandigheden. Volgens het teeltplan 1941 kan men de gewassen onderscheiden in drie groepen: a. De gewassen, waarvan de teelt ver boden is. b. De gewassen, waarvan de teelt be perkt is. c. De gewassen, waarvan de teelt onbe perkt is toegestaan. VERBODEN GEWASSEN. De verboden gewassen zijn: karwij, blauwmaanzaad, gele en bruine mosterd, spelt en evene. Deze gewassen mogen voor den oogst 1941 niet worden uitgezaaid en wan neer zy reeds uitgezaaid zijn in 1940, zooals karwij, dan moeten ze worden ondergeploegd, ook al is in het voor jaar van 1940 hiervoor door de Land bouw Crisis Organisatie een vergun ning uitgereikt Deze vergunningen zijn vervallen. Slechts speciale selecteurs, aan wie in het najaar van 1940 een vergunning uit gereikt is, mogen hun karwij aanhouden. Dit betreft karwü voor den oogst 1941. Het verbod van den verbouw van bo vengenoemde gewassen in een tijd, dat alle beschikbare grond moet worden aan gewend om zooveel mogelijk voedsel te leveren voor mensch en dier, zal een ieder duidelijk zijn. Het heeft daarom ook geen zin om ont heffingen van dit verbod aan te vragen, omdat men deze gewassen ook in de voor afgaande jaren verbouwde. Deze aanvra gen zullen zonder meer worden afgewe zen. Slechts wanneer de bedrijfsomstandig heden dit dringend noodig maken, of wan neer door mislukking van andere gewas sen een dezer gewassen als noodgewas nog eenige kans van slagen heeft, kan hiervan worden afgeweken. De Landbouw Crisis Organisatie kan dan, na het advies van den productie-commissaris te hebben ingewonnen, vergunning verleenen. Wordt de verbouw van deze gewassen gevraagd ter vervanging van mislukte wintergewassen, dan moet de aanvrage ge schieden vóór 1 April 1941. De keuze van gewassen, die als vervangers kunnen wor den gebruikt, is dan echter nog zóó groot, dat de teler kan verwachten, dat elke aan vraag wordt afgewezen. Betreft het echter de vervanging van een mislukt zomergewas, dan moet de aan vrage in elk geval vóór 1 Juni 1941 bij de L. C. O. worden ingediend. BEPERKTE TEELT. De gewassen, waarvan de teelt beperkt is, zijn: a. Haver. De oppervlakte hiervan is voor elk bedrijf beperkt tot het gemiddel de oppervlak, dat in de jaren 1938 en 1939 met dit gewas was beteeld. Waarbij echter de oppervlakte niet grooter mag zijn dan 15 pet. van het totale bouwland (het ge scheurde grasland inbegrepen). Wanneer iemand in 1938 b.v. heeft verbouwd 3 H.A. haver en in 1939 4 H.A., dan is het gemid delde 3 1/2 H.A. Heeft hij in 1940 in totaal 20 H.A. bouwland (gescheurd grasland er bij gerekend) bebouwd, dan zal hij mo gen verbouwen 15 pet. van 20 H.A. of 3 H.A. haver Voor bedrijven, waar normaal handels gewassen als karwij, bruine of gele mosterd of blauwmaanzaad werden geteeld, mag de oppervlakte, welke in 1940 met deze ge wassen beteeld was, medegerekend wor den voor het bepalen van de oppervlakte havér in 1941. Echter mag hierdoor de 15 pet. niet wor den overschreden. Een bedrijf b.v. met 40 H.A. bouwland, dat in 1938 en 1939 in doorsnee 4 H.A. haver verbouwde en in 1940 eveneens 4 H.A. handelsgewassen verbouwde, mag pu geen 8 H.A. haver verbouwen, doch slechts 15 pet. van 40 H.A. of 6 H.A. Op gescheurd grasland, waarvan vóór 21 Januari 1941 aan de L. C. O. opgave is ge daan, mag echter volgens een vroegere pu blicatie (27 September 1940) onbeperkt haver of bieten worden verbouwd. Hier voor is echter een vergunning noodig van de L. C. O. Werd echter na 21 Januari 1941 opgave gedaan, dan geldt de bepaling, dat slechts de gemiddelde oppervlakte haver van 1938 en 1939 mag worden verbouwd, wanneer deze ten hoogste 15 pet. van het bouwland bedraagt. Het verbouwen van een grootere opper vlakte haver dan hierboven genoemd, mag slechts geschieden wanneer de verbouwer hiertoe een teeltvergunning van de L. C. O. heeft ontvangen. Volgens het persbericht van 18 Januari moesten aanvragen om meer haver te mo gen verbouwen, vóór 15 Februari 1941 bij de L. C O. zijn ingediend, tenzij het be treft de vervanging van mislukte winter gewassen. In dit geval moet vóór 1 April 1941 ver gunning worden aangevraagd. Voor het geval niet meer haver wordt uitgezaaid dan toegestaan is, is geen teelt vergunning noodig. WANNEER MééR HAVER? Het is ons bekend, dat de beperking van de haver vooral in de zandstreken tenge volge zal hebben, dat niet de normale op pervlakte haver kan worden uitgezaaid. Hierbij mag de landbouwer niet vergeten, dat haver voor onze volksvoeding niet het meest aangewezen gewas is. Bovendien is haver op deze gronden niet het eenige ge was, dal met kans op behoorlijk succes kan worden geteeld. Daarom zullen de provinciale productie- commissarissen, die door de L. C. O. bij de beoordeeling van een aanvrage om meer haver te mogen verbouwen worden ge hoord, ook niet op de eerste plaats uitgaan van de in de vorige jaren verbouwde op pervlakte, maar slechts dan een grootere oppervlakte haver goedkeuren, wanneer vaststaat, dat haver de eenige teelt is, wel ke met succes kan worden verbouwd. GROENVOEDERGEWASSEN. b. De groenvoedergewassen, waaronder hier zijn te verstaan mangels- en voeder bieten, koolrapen, landbouwwortelen, gele wortelen, klaver, lucerne en eventueel an dere groen te oogsten gewassen, zooals groene maïs, merg- en voederkool, kunst weiden e.a., zijn in hun geheel beperkt tot de oppervlakte, welke in 1940 met deze gewassen beteeld was. De landbouwer is binnen deze beperking vrfj in de keuze van de gewassen. Wanneer hij, om een voorbeeld te noemen, in 1940 verbouwd heeft 1/2 H.A. mangels, 1/4 H.A. koolrapen, H.A. klaver, 1/4 H.A. kunst- weide, heeft hij ook dit jaar recht op 2 H.A. groenvoedergewassen. Hij behoeft zich echter wat de afzonderlijke gewassen be treft, niet te houden aan de oppervlakte van 1940, ra.a.w. hij is vrij om b.v. zijn toegestane 2 H.A. geheel met voederbie ten te telen of de voederbieten geheel weg te laten en 2 H.A. klaver aan te houden of op zijn 2 H A. groenvoedergewassen te verbouwen, die hij het vorige jaar niet verbouwd heeft, b.v. groene maïs, lucerne, landbouwwortelen, of merg- en voederkool. Bovendien kan hij deze gewassen naar eigen keuze verbouwen op het oude bouw land dan wel op het gescheurde weiland. Een uitzondering vormen de gescheurde graslanden, waarvan voor 21 Januari 1941 opgave werd gedaan aan de L. C. O. Deze mogen ingevolge het persbericht van 27 September 1940 desgewenscht geheel met voederbieten worden beteeld. Voor gescheurde perceelen, welke na 21 Januari zijn aangegeven, geldt echter deze bepaling niet. Hiervoor geldt de bovenge noemde regeling, dus deoppervlakte, die in 1940 met de genoemde groenvoederge wassen was beteeld. Mocht echter de landbouwer in 1940, ten gevolge van uitwintering of andere oorza ken een kleinere oppervlakte van deze ge wassen hebben geteeld dan hij gewoon was in andere jaren te telen en kan hij dit aan- toonen en tevens, dat zijn bedrijf meer groenvoedergewassen noodig heeft, dan kan de L. C. O in overleg met den produc tie-commissaris een grootere oppervlakte toestaan. In dit geval wordt aan den aan vrager een teeltvergunning uitgereikt. Het verbouwen van een grootere oppervlakte dan in 1940 zonder teeltvergunning is ver boden en hiertegen zal streng worden op getreden. Bij de beoordeeling of een grootere op pervlakte kan worden toegestaan, zal van zelfsprekend nagegaan worden of door dén verbouw van stoppelgewassen of door ver- betering van de grasland-cultuur (door be tere beweiding, betere hooiwinning, inkui len van gras) hetzelfde resultaat kan wor den bereikt. Is dit het geval, dan kan uit breiding van de groenvoedergewassen niet worden toegestaan. Volgens de gegeven bepalingen zouden zuivere graslandbedrijven, die tot scheuren van grasland overgaan, geen recht hebben op den verbouw van groenvoedergewassen, daar zij die ook in vorige jaren niet ver- VERORDENINGEN. 't Is maar om u het leven wat vroo- lijker te doen schijnen. Omdat alles nu eenmaal betrekkelijk is, is het al prettig als je hoort, dat er anderen zjjn, die het veel slechter hebben. Niet omdat die anderen het slecht hebben, maar omdat wij laten wij zeggen u en ik het toch nog altijd beter hebben dan zü. Dat is optimistische philosophic, maar het wil toch wel eens helpen, als je er bevattelijk voor bent. Luister dus maar eens. Een Amerikaan, mr. Lyman E. Cook, heeft een boek gepu bliceerd, waarin hij 30.000 merkwaar dige wetten en verordeningen heeft verzameld. Daarin staan verordenin gen als de volgende: In Oak Park in Illinois is het ver boden meer dan honderd pannekoe ken per dag te bakken. Een te Barre in Vermont uitgevaar digde bepaling gebiedt den inwoners iederen Zaterdag een bad te nemen. In Iowa i^ het verboden zoölogische wonderen als een koe met zes pooten of een paard met vier staarten ten toon te stellen. In Minnesota staat een omarming en een kus gelijk met een officieele verloving. In Massachusetts is men op dit gebied iets toegeeflijker. Hier is een minimum van tien kussen eerst voldoende. Dit zijn er vjjf van de dertigdui zend. Wat hebben wij dan te klagen? Er zijn menschen, die zeggen, dat je met al die verordeningen de kluts vol komen kwijt raakt. Maar wij krijgen hoogstens iedere Zaterdagavond één nieuwe verordening in plaats van een bad. En voor die nieuwe verordening heb je niet eens gas noodig. P.8. Hnrteljjk dank aan den vriendelijken lezer, die mij schrijft, dat Reuzel een van de acht Zaligheden in Rral nnt is. Natuurlijk is reuzel eon van de acht zaligheden. Er zijn zelfs menschen, die hun zaligheid er voor verkoopen. V. bouwden. Dit zou onbillijk zijn en daarom is bepaald, dat voor dez ebedrijven kan toegestaan worden, dat een oppervlakte van ten hoogste 4 Are, voor elke bij de De cember-telling 1940 op het bedrijf aanwe zige melk- of kalfkoe, mag worden beteeld met mangelwortels, koolrapen (of andere groenvoedergewassen Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid ook op andere wijze (door in kuilen of drogen van gras, betere hooiwin ning enz.) het benoodigde veevoeder te winnen. Wanneer hierdoor mede in het te kort wordt vooizien, wordt vanzelfspre kend een kleinere oppervlakte toegewezen. Voor deze bedrijven is eveneens een teelt vergunning noodig. c. Uien. Deze zijn beperkt tot de opper vlakte die in 1937, 1938 en 1939 gemiddeld met dit gewas beteeld was. Hiervoor wordt na aanvrage door de L. C. O. een teelt- vergunning uitgereikt. (De bepalingen omtrent de gewassen, waarvan de teelt onbeperkt is toegestaan, en de verdere voorschriften zullen wij in een volgende editie vermelden). DE NEDERLANDSCHE UNIE Kadercentrum geopend te Vught Namens de Ned. Uunie wordt ons het voglende medegedeeld: Zaterdag 1.1. heeft de Nederlandsche Unie te Vught een kadercentrum geopend. Een groot buiten „Wargashuyse", is daartoe welwillend ter beschikking gesteld en in korten tijd in gereedheid gebracht. - de omstandigheden had de opening slechts plaats in intiemen kring. Van het Driemanschap waren aanwezig mr. J. Lint horst Homan en prof. dr. J. E. de Quay. Verder vele functionarissen van de Unie. Mr. J. Linthorst Homan sprak een kort openingswoord, waarop door dr. H. G. W. van der Wielen, één der leiders van het Centrum, geantwoord werd. Dienzelfden middag nog werd met de kaderwerkzaam- zaamheden reeds een begin gemaakt. De opening van dit Centrum moet van bijzonder belang worden geacht. De leiding van de Unie is er immers van overtuigd, dat haar werk op het oogenblik niet in de laatste plaats een werk is van opvoeding. Opvoeding is een nieuw gemeen schapsbesef, in een geest van sociale sa menwerking en nationale saamhoorigheid. Reeds maanden geleden was zij aan deze taak begonnen door het organiseeren van kadercurssusen over het heele land. Nu die werkzaamheden hun centrum hebben ge vonden op één vast punt, verwacht zij, dat het werk intensiever en met nog meer suc ces kunnen worden voortgezet. Er zullen regelmatig cursussen worden gegeven en de vorming van de Unie-krin gen zal ook vanuit dit centrum geschieden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1