Prof.dr. N. van Wijk
f/ivaductiealag.
Momentjev
V/OENSDAG 26 MAART 1941 32ste Jaargang No. 9907
S)e £ciclócli4(2oii/t<xti£
Bureaux Papengracht 32*
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11.
Opvoeding en onderwijs
De katholieken moeten erkennen de
wenschelijkheid van een zoo groot moge
lijke samenwerking en een zoo groot moge
lijke eenheid onder de verschillende in le
vens- en wereldbeschouwing gescheiden
groepen van net volk.
Zij moeten die wenschelijkheid erken
nen er er naar handelen.
Er naar handelen op alle terrein.
Ook op het terrein van het onderwijs,
ook op het terrein van de opvoeding.
Maar: hier zal het streven naar een zoo
gro'otmogelijke eenheid nooit kunnen
leiden tot een absolute eenheid!
Zeker, wy erkennen en wij erkennen ook
gaarne het recht en den plicht van den
Staat, om regels vast te stellen voor geheel
het onderwijs, opdat er zoo goed mogelijke
resultaten worden bereikt, opdat geheel
het onderwijs worde gegeven in waren,
gezonden nationalen geest.
Doch het onderwijs is een stuk opvoe
ding. Een katholiek stelt andere eischen,
moet andere eischen stellen aan de op-
veoding, dan een ongeloovige.
Daarom kan een katholiek niet mee
gaan met een absolute eenheid in de op
voeding. Omdat zulk een eenheid onmo
gelijk is en noodzakelijkerwijs, als zij den
een bevredigt en tevreden stelt, den an
der moet treffen in zijn overtuiging, in
zijn goed recht.
Wij hebben al eens meer uiteengezet, dat
op het terrein van de jeugdorganisatie
evenals het onderwijs een stuk opvoeding
meer eenheid komen móet, dan er tot op
heden bestaat. Een bindend algemeen
en een verplicht gemeenschappelijk
program is naast het bijzonder pro
gram van de, op godsdienstige beginselen
gebouwde, zelfstandige jeugdorganisaties
zéér gewenscht. Naast onderscheiding is
er tè veel onnoodige scheiding in de jeugd
organisatie.
Op het terrein van het onderwijs is er
véél meer eenheid. Dat ican niemand, die
van den feitelijken toestand op de hoogte
is, ontkennen. Maar toch mogen wij ook
op dit terrein een grootere uniformiteit
niet als onnoodig en ongewenscht beschou
wen.
Wij verwerpen echter met de sterkst mo
gelijke beslistheid de eisch van godsdien
stige „neutraliteit" in het onderwijs.
In zijn encycliek over de christelijke op
voeding der jeugd zegt de Paus:
„Valsch is derhalve ieder paedagogisch
naturalisme, dat hoe dan ook de boven-
natuuilijke christelijke vorming bij het on
derwijs der jeugd uitsluit of beperkt Een
dwaling ook is iedere methode van opvoe
ding, welke geheel of gedeeltelijk rust op de
ontkenning of op het buiten beschouwing
laten der erfzonde en der genade en van
daar alleen steunt op de krachten der
menschelijke natuur".
God erkennen wij als den absoluten Heer
en Meester vanal het geschapene. Naar
God moet worden gericht het kennen en
willen, het weten en streven van de jeugd!
Daarvoor te zorgen is de heiligste plicht
van de ouderen.
V Een gelukwensch
Gisteren is te Leiden en Oegstgeest aan
gevangen de Vormingsweek voor jonge
mannen.
Naar wij vernemen, is de opkomst van
de jongemannen in elk der vijf parochies
bevredigend en verheugend. Wat de be
langstelling betreft is de Vormingsweek
al geslaagd, zeer goed geslaagd.
Wij willen hier een gelukwensch aan
bieden aan de priesters, die, hun taak als
leiders begrijpend, voor deze week het
initiatief hebben genomen of met veel zorg
en toegewijden arbeid hebben uitgewerkt.
Een gelukwensch vervolgens aan de jon
gemannen, die dezen Vormingsweek mee
maken, om zóó zich voor te bereiden voor
het volle leven, dat zij willen gaan bele
ven als ware, consequente katholieken.
Een gelukwensch ten slotte aande ge
meenschap. De vorming van jongemannen
tot katholieken met een diepe geloofsover
tuiging en een levendige geloofspractijk is
ook een gemeenschapsbelang. Ongetwijfeld.
Wy mogen hier in herinnering brengen het
fiere woord van den vurigen Nederlander
en prachtigen katholiek J. A. Alberdingk
Thijm: Er kunnen zyn even goede, maar
niet betere Nederlanders, niet betere volks-
genooten dan katholieken.
In memoriam
Foto-archief L. Crt.
De universitaire en wetenschappelijke
wereld van Nederland is gisteren opge
schrikt door de plotselinge dood van prof.
N. van Wijk. Hiermede heeft de Neder-
landsche en de Europeesche wetenschap
ongetwijfeld 'n groot verlies geleden.
Voor ons, zijn studenten, is deze plotse
linge dood 'n groote teleurstelling. Hij was
'n geleerde, die tot de grootsten van Lei
den's roemrijke traditie gerekend mag wor
den.
Wanneer we de groote lijst van zijn pu
blicaties nagaan dan krijgen we 'n idee
van zijn veelzijdigheid. We vinden hier on
derwerpen behandeld over Slavische en
Baltische linguistiek en philologie, over
algemeene taalkundige problemen, phono-
logie, Nederlandsche ethymologie en
philologie, letterkunde en linguistiek.
Vooral de nieuwe richting in de taalwe
tenschap, die we phonologie noemen, vond
in prof. van Wijk haar besten Nederland-
schen vertegenwoordiger, naar wien met
eerbied geluisterd werd zoowel in Neder
land als in het buitenland.
Van zijn persoonlijk contact met inter
nationale geleerden als Benveniste, de
Saussure, Trubetzkoy, Baudouin de Cour-
tenay, Meillet en talrijke anderen hebben
wij als zijn leerlingen rijkelijk geprofi
teerd.
De algemeene richting, die van Wijk in
de taalwetenschap voorstond, kunnen we
het best kenschetsen door 'n citaat uit de
Voorrede van zijn in 1939 verschenen werk:
„Phonologie, een hoofdstuk uit de Struc-
tureele taalwetenschap". Hij schrijft daar:
„Een taal is een collectief bezit van een ge
meenschap. In den geest van elk lid hier
van leeft de taal als een systeem van een
bepaalde structuur, en het is de taak der
linguistiek, de structuur der verschillende
talen te doorgronden, en ook de geschie
denis eener taal moet de geschiedenis van
haar structuur zijn, en niet die van buiten
htm onderling verband beschouwde klan
ken, vormen, woorden en constructies."
Hiermede heeft van Wijk dus definitief
gebroken met een voorgaand geslacht van
linguisten, die de taal al te analystisch en
atomistisch behandelden.
Prof. van Wijk had 'n uitgebreide kring
van leerlingen, maar dit verhinderde niet,
dat hij hen allen persoonlijk als vrienden
behandelde. Zijn colleges in de Nieuw-
straat over phonologie en algemeene taal
wetenschap werden bezocht door studen
ten, hoogleeraren, leeraren, privaatdocen
ten en lectoren. In zijn ouwerwetsche,
aristocratische huis ontving hij ons tel
kens opnieuw met 'n vaderlijke handdruk
en mochten we in z'n gezellige studeerka
mer tusschen stapels boeken en tijdschrif
ten 'n plaatsje zoeken.
Prof. van Wijk maakte van eiken leerling
'n persoonlijken vriend, zoodat het b.v. on
mogelijk geacht werd, dat 'n leerling van
Van Wijk énkel en alleen zijn colleges be
zocht; z'n studeerkamer was versierd met
'n groot aantal foto's van verloofden of
jong getrouwden, die bij hem 'n vrienden
bezoek brachten.
Van Wijk had er, zooals hij ons eenige
weken geleden nog zeide, 'n behoefte aan
college te geven, z'n wetenschap vrucht
baar te maken en jonge krachten tot we-
tenschappelijken arbeid te stimuleeren.
Daarom was de sluiting der Universiteit
voor hem ook 'n groot offer.
Van Wijk is onverwachts naar 'n beter
leven opgeroepen, maar z'n nagedachtenis
zal blijven leven onder ons, die van z'n
wijsheid mochten genieten en zijn vriend
schap hebben, ondervonden, zooals slechts
weinige Leidsche professoren tegenover
hun studenten plegen te betoonen.
Pater G. METZEMAEKERS.
MOET er slag geleverd worden?
Ja, een veldslag moet er geslagen
worden, er moet gevochten worden. Te
gen honger en gebrek.
„Of het Nederlandsche volk gedurende
dezen oorlog gebrek en hongei zal lijden,
i« afhankelijk van onze boeren. Organisatie
op het terrein der voedselvoorziening is
prachtig en noodig, maar het zijn in de
eerste plaats de Nederlandsche boeren, die
door uitbreiding van de productie van
broodgraan en aardappelen voor de voe
ding van het volk moeten zorgen."
Met deze woorden zette de technische
leider van den Nzderlandschen Productie
slag 1941, ir. W. F. Gerhard, het doel van
deze actie uiteen, tijdens een onderhoud
met een V. P. B.-redacteur.
Brood, graan en aardappelen, de grond
slag van ons volksvoedsel, moeten in het
komende jaar worden geteeld in een zoo
danige mate, dat ons land in staat is, zijn
bevolking zelf door den oorlogstijd heen te
sleepen.
„Nederland voedt zichzelf', dat is de
leuze en deze leuze moet werkelijkheid
worden.
Een werkelijk grootsche taak is hier voor
het landbouwende deel van ons volk weg
gelegd; zij zullen de soldaten zijn, die dezen
veldslag moeten winnen.
Nu is ons volk een nuchter volk en voor
al onze boeren staan met hun twee beenen
stevig op den bodem der realiteit. Zij vin
den geestdrift voor een grootscne taak uit
stekend, maar weten, dat men alleen met
geestdrift weinig bereiken kan. Wanneer
zij dan ook zonder veel omhaal het besluit
zullen nemen, om hun sterke schouders on
der het werk te zetten, zullen zy zich eerst
afvragen, hoe dat alles zal moeten geschie
den.
MEN hoort reeds stemmen opgaan, die
zeggen, dat een verhoogde bodemop
brengst niet zóó maar ineens uit den grond
gestampt kan worden. Daarvoor is een se
rieuze en langdurige voorbereiding noodig
en met die voorbereiding moet reeds vóór
den winter begonnen worden.
Daar is vooreerst de Kwestie van de be
mesting. De aanvoer van superfosfaat staat
stil, slakkenmeel is er slechts in geringe
hoeveelheden. Wel zal er voldoende kali
kunnen worden ingevoerd uit Duitschland,
waarbij het de groote zorg zal zijn, de aan
voer zoo snel mogelijk te transporteeren,
opdat ieder de noodige hoeveelheid nog ty-
dig krijgt.
Voorts moet de bodem bewerkt wor
den, waarbij zich de moeilijkheid van het
tekort aan werkpaarden zal doen gevoe
len. Dan is ook een eeiste vereischte om
een overvloedigen oogst te verkrijgen, dat
men de beschikking heeft over een nieu
wen voorraad zaai- en pootgoed van goede
kwaliteit.
Dat zijn zoo eenige moeilijkheden, die
niet in een handomdraaien zijn op te los
sen. Gezwegen nog van de weersgesteld
heid, welke men niet in de hand heeft.
Maar ondanks al die moeilijkheden
wordt er wel ooit een slag zonder inspan
ning. zonder offers en risico's gewonnen?
zal men de hand aan de ploeg moeten
slaan, om er dit jaar nog van te maken wat
er met menschenkrachten slechts van te
maken is. Want al hebben wij thans niet
alles in overvloed voorradig, één ding is
er wel in overvloed en dat is een niet te
onderschatten factor: n.l. de ervaring en
de kunde van onze landboilwers.
GESTIMULEERD door de hoogere richt
prijzen zal ieder zijn best doen om
het uiterste uit zijn grond te halen en in
onderlinge samenwerking zal de inspan
ning van allen worden samengebundeld tot
één stormloop tegen den gemeenschappe-
lyken vijand, den honger.
In onderlinge samenwerking: wij hebben
.zoo juist dezer dagen kunen lezen van de
installatie van de commissie-Posthuma,
waarin de Chr. Boeren- en Tuindersbond,
de Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond,
het Ned. Agrarisch Front en het Ned.
Landbouwcomité vertegenwoordigd zijn.
Het doel van deze commissie is, de werk-
aaamheid van alle landbouworganisaties
in dienst te stellen van de grootst mogelij
ke productieverhooging en een éénvor
mige organisatie van dien arbeid te ver
wezenlijken.
Wy wenschen deze commissie volledig
succes toe, want zulk een samenbundeling
en doelbewuste richting van krachten is
absoluut noodzakelijk, wil de productie
slag 1941 en eventueel in versterkte mate
die van 1942 aan het gestelde doel beant
woorden.
„Want en hiermede citeeren wy tot
slot de eindbemerking van ir. Gerhard in
het boven aangehaalde onderhoud het
is noodzakelijk, dat het Nederlandsche volk
en vooral de Nederlandsche boeren, zich
goed realiseeren, wat deze productieslag
zal beteekenen. Het is voor onze agrariërs,
die altijd gewend geweest zijn, veredelde
producten te telen, nieuw om zich nu plot
seling vooral op een groote opbrengst toe
te leggen. In de toekomst zullen wij onge
twijfeld weer de leverancier van Europa
NIEUWE VERORDENINGEN.
Het nieuwe verordeningenblad bevat vier
verordeningen.
Nr. 58 bepaalt, dat voor het overdoen
van bedrijven en ondernemingen aan bui
tenlanders goedkeuring vereischt is.
No. 59 zegt welke verandering is be
staande verordeningen aangebracht wordt
in verband met een veranderde organisa
tie by de veiligheidspolitie.
No. 60 regelt, hoe gehandeld moet wor
den by het verrekenen van de koopsom
men en vergoedingen voor door Duitsche
militaire autoriteiten gekochte of opgevor
derde Rijn- en binnenschepen.
No. 61 bevat een voorloopige regeling
der rechten van Nederlandsche werkne
mers en andere verzekerden ten aanzien
van de Nederlandsche sociale verzekerin
gen, ingeval Duitsche verzekeringsperio
den in aanmerking genomen moeten wor
den.
Deze laatste verorening zal van de vier
genoemde ongetwijfeld het meest de aan
dacht trekken.
De leider van de „Gesetzgruppe soziale
Verwaltung" in het rijkscommissariaat de
heer Jacob verstrekte ons naar aanleiding
der uitvaardiging dezer verordening een
uitvoerige toelichting.
IN DUITSCHLAND WERKENDE
NEDERLANDSCHE ARBEIDERS.
Over de verzorging van de in Duitsch
land werkzame Nederlandsche arbeids
krachten in verband met de sociale verze
keringen is reeds vaker geschreven.
Uit de tot dusver geschiede publicaties
was te zien, dat de voor den Duitschen ar
beider geschapen vérstrekkende verzeke
ringsbescherming principieel ook den Ne-
derlandschen arbeider ten goede komt.
In de eerste plaats geldt dit de ziekte
verzekering. Hierover is reeds eerder uit
voerig geschreven, waarbij er op gewezen
werd, dat zoowel de in Duitschland tewerk
gestelde arbeiders alsook hun in Nederland
achtergebleven gezinsleden de volle be
scherming van de Duitsche wettelijke ziek
teverzekering genieteh. Tot deze gezinsle
den in den zin der Duitsche sociale verze
keringen behooren in het algemeen ge
sproken de ecntgenoote en de kinderen. De
Rijksarbeidsminister heeft echter nu een
belangrijke uitbreiding van den kring der
genen die aanspraken kunnen laten gel
den ten bate van den Nederlandschen ar
beider verordénd. Dientengevolge is de ge
zinshulp ook op de ouders en grootouders
van de verzekerden toepasselijk, die met
hem in gezinsverband leven en door hem
geheel of grootendeels onderhouden wor
den. Hetzelfde geldt voor zusters van den
verzekerde, die met hem in gezinsverband
leven en door hem geheel of grootendeels
onderhouden worden, in zoover zij in de
plaats van een overleden of niet slechts tij
delijk afwezige echtgenoote de huishou
ding van den verzekerde leiden.
Bijzonder gewichtige maatregelen wor
den voorts getroffen inzake de invalidi
teitsverzekering voor m Duitschland werk
zame arbeiders. Ook hierin was het stand
punt beslissend, dat voor den Nederland
schen arbeider uit zijn mogelijk slechts
voorbijgaande werkzaamheid in Duitsch
land geenerlei nadeel ten aanzien van zijn
invaliditeits- en ouderdomsverzekering ont
staan moest. Daarom moest er voor gezorgd
worden, dat de tijd, dien hy in Duitschland
werkt en daar premies voor de Duitsche
sociale verzekeringen betaalt, voor zijn in
validiteitsverzekering medegerekend wordt.
Deze overeenkomst is slechts een voorloo
pige regeling. By het streven, een bespoe
digde beveiliging van den Nederlandschen
arbeider in het geval van invaliteit tot
stand te brengen, heeft men voorloopig van
een scheiding van Duitsche en Nederland
sche bevoegdheden inzake de verzekerings-
uitkeeringen afgezien.
VARKENSBESLUIT 1940.
Het Varkensbesluit 1940 heeft blijkenns
de St.ct. van 24 dezer wijzigingen onder
gaan. In de eerste plaats is art. 4 door een
nieuw artikel vervangen, dat als volgt
luidt:
Art. 4.
1. Het is den georganiseerde by de
Landbouw-Crisis-Organisatie toegestaan
varkens met een gewicht van ten hoogste
110 kg., doch ten minste 40 kg. voorhanden
en in voorraad te hebben tot een aantal,
den georganiseerde door de Landbouw
crisis-Organisatie overeenkomstig nader
te stellen toegewezen, onder voorwaarde,
dat die varkens voorzien zijn van een ta-
toue°rmerk van voorgeschreven model.
2. Onverminderd het bepaalde in het
van veredelde agrarische producten wor
den, maar op het oogenblik gaat het er om,
ons volk te bewaren voor den honger. En
dat is de prachtige taak. die de boeren al
eeuwen lang in de volksgemeenschap op
zich hebben genomen."
Mr. H. G.
DE TAAL IS EEN VOLK
Ik lees in een krant een rubriek: „de
taal is gansch een volk" en ik juich het
toe, dat daarop voortdurend de aan
dacht wordt gevestigd. Men kan in een
tyd als deze met zyn eigen moedertaal
niet voorzichtig genoeg zijn. Zy is
nog brozer dan porcelein.
In die rubriek nu vertelt men ten
opzichte van onze taal tot een zonder
linge ontdekking te zijn gekomen. De
schrijver heeft een advertentie ont
dekt in geheimschrift. Ziehier: Besch.
Dame gesch. kn. j. versch, n. geh.
onbem. w. k. m. abs. besch. Heer....
Na veel moeite heeft hy dit volledig
weten te reconstrueeren als volgt:
Beschaamde dame, geschrokken, knikt
ja, verschijnt nog geheel onbemind,
wil klinken met absoluut beschonken
Heer.
Ik heb meer vreemde uitingen gele
zen van onze Nederlandsche taal. Ook
in hoogere wetenschappelijke kringen.
Wat zeg ik? In universitaire kringen,
waar toch ook de hoogleeraar zetelt in
onze eigen Nederlandsche taal. Ik heb
nooit vergeten die hoogst wetenschap
pelijke proefneming van een professor,
die adiabatische demagnetisatie van
paramagnptische zouten heette. Dat is
als goed Nederlandsch niet minder duis
ter dan het afgekorte verlangen van
een naar liefde hunkerende dame.
Maar nu lees ik, dat tot viering van
den gedenkdag van de stichting der
rijksuniversiteit te Utrecht op Woens
dag 26 Maart 1941, de rector magnifi
cus, dr. H. R. Kruyt, des namiddags te
twee uur in het groot auditorium een
redevoering zal houden in de Ne
derlandsche taal.
Dat is verheugend. Misschien zal
het nu echt Nederlandsch en verstaan
baar zyn.
V.
vorige lid is het den georganiseerde by de
Landbouw-Crisis-Organisatie slechts toe
gestaan varkens met een gewicht van meer
dan 60 kg. voorhanden en in voorraad te
hebben, voor zoover hy ten aanzien van
die var.kens leveringscontracten heeft ge
sloten of voor het voorhanden en in voor
raad hebben vergunning heeft gekregen
van de Landbouw-Crisis-Organisatie, vol
gens richtlijnen, door de Nederlandsche
Veehouderijcentrale te geven.
3. Onverminderd het bepaalde in de
vorige leden is het den georganiseerde bij
de Landbouw-Crisis-Organisatie slechts
toegestaan voor fokdoeleinden bestemde
zeugen, welke nog nimmer hebben gebigd,
met een gewicht van meer dan 80 kg. voor
handen en in voorraad te hebben, indien
hy door middel van dekbewyzen kan aan-
toonen, dat die zeugen zyn gedekt.
4. Een vergunning, als bedoeld in het
tweede lid, kan door de Landbouw-Crisis-
Organisatie, met inachtneming van de haar
door de Nederlandsche Veehouderijcentra
le, gegeven aanwijzingen, worden verleend
voor varkens, welke bestemd zyn om als
fokmateriaal te worden gebruikt of wel in
huisslachting te worden geslacht".
Onder leveringscontract zal worden ver
staan, zulks als aanvulling op art. 1, een
door een georganiseerde bij de Landbouw-
Crisis-Organisatie met de Nederlandsche
Veehouderij centrale gesloten contract,
waarbij de georganiseerde zich verbindt
één of meer varkens aan de Nederlandsche
Veehouderijcentrale te leveren."
Voorts brengen de wijzigingen mede, dat
het tweede lid van art. wordt gelezen als
volgt:
„Ln afwijking van het bepaalde in het
eerste lid van art. 4 is het den georgani
seerde bij de Landbouw-Crisis-Organisatie
toegestaan fokzeugen tot het evenbedoel-
de aantal en onder de in dat lid omschreven
voorwaarde voorhanden en in voorraad te
hebben by een gewicht van meer dan 110
k.g." en dat art. 3 wordt gelezen als volgt:
„In afwijking van het bepaalde in het eer
ste lid van art. 4 is het den georganiseerde
bij de Landibouw-Crisis-Organisatie toe
gestaan varkens tot het in dat lid bedoel
de in dat lid omschreven voorwaarde
voorhanden en in voorraad te hebben:
a. bij een gewicht van ten hoogste 150
kg., indien die varkens zijn bestemd om in
huisslachting te wórden geslacht;
b. ongeacht het gewicht, indien die var
kens stamboekbeeren dan wel oude zeu
gen zyn."
Dit besluit van wijzigingen treedt in wer
king met ingang van 1 April 1941.
Ten aanzien van varkens, welke op dien
datum reeds een gewicht van meer dan 60
k.g. hebben bereikt, wordt gacht aan het
bepaalde in het tweede lid van art. 4 van
het Varkensbesluit 1940 te zyn voldaan, in
dien vóór dien datum een aanvrage voor
het sluiten van een leveringscontract of
het verkrygenn van een vergunning voor
die varkens bij den plaatselijken bureau-
houder is ingediend.