WOENSDAG 26 FEBRUARI 1941
32ste Jaargang No. 9883
S)e £clcbcHc0oti^cMvt
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 1L
Grondbeginsel van
Christendom
Het Katholieke Comité van Actie „voor
God" verspreidt voor plaatsing in de pers
teksten, die tot ons spreken, op een wijze,
welke sterk opvalt.
Zoo ontvingen wij vandaag een tekst,
dien wij nu niet op de gewone wijze plaat
sen, maar waarop wij hier de aandacht
willen richten.
Het is deze tekst:
„Een christendom zonder naastenliefde
is ondenkbaar. Waar de liefde ophoudt,
houdt ook het christendom op. „Zonder
liefde ben ik niets" (1 Cor. 13, 2). Onze
broeder is voor ons de „zichtbare God".
Onder duizenden gedaanten komt Hij ons
tegen. God is „alles in allen". (1 Cor. 15,
28).
Iedereen, die niet aan het laag-bij-de-
grondsche ligt vastgeankerd, die niet ten-
eenenmale verstoken is van alle godsdien
stige overtuiging voelt en begrijpt on
der de huidige omstandigheden zuiver en
klaar de alles-overtreffende waarde van
den godsdienst, ziet helder in, dat zijn gods
dienstige plichten zijn de allereerste en al
lervoornaamste plichten.
Godsdienst wil zeggen: God dienen.
En nu wordt in het bovenstaande kern
achtig gezegd, dat onze broeder is onze
„zichtbare God".
Wie dat overweegt, beseft, h o e hij gods
dienstig moet zijn.
Wie dat overweegt, beseft, dat het een
dwaasheid is en, meer, een ergerlijk ge
drag, als iemand b.v. naar de kerk gaat $n
daarna van zijn broeder kwaad vertelt,
dat niet waar of niet bekend is. Zulk een
mensch doet eerst, alsof hii godsdienstig is,
d.w.z. God dient, en daarna keert hij zich
tegen den „zichtbaren God".
't Is een eenvoudige gedachte, die wij
vandaag, op Aschwoensdag, even willen
voorleggen een eenvoudige gedachte, die
toch is een grond-beginsel van een waar,
practisch, schoon en heerlijk christendom!
Inkrimping varkens
stapel
De veevoederpositie maakt het noodza
kelijk, dat de varkensstapel aanzienlijk
moet worden ingekrompen.
Daartoe zal het aantal in 1941 aan te
brengen biggenmerken worden verminderd.
Het ligt in de bedoeling, alle biggen, welke
vóór 1 Juli worden geboren en. waarvan de
aangifte ter merking wordt gedaan vóór 2
Juli a.s., voorzoover de toekenningen voor
1941 hiervoor nog ruimte laten, te merken.
De daarna nog niet verbruikte biggenmer
ken zullen tot 50 pet. worden verlaagd.
Enkele uitzonderingen zullen worden
toegestaan voor houders van hoogwaardig
fokmateriaal, terwijl de z.g. garantietoo-
men zullen worden gemerkt tot een maxi
mum van 10 stuks.
Voor alle varkens boven 60 K.G., uitge
zonderd fokzeugen welke op de bedrijven
aanwezig zijn en waarvoor geen huisslach-
tingsvergunning is afgegeven, moet een
contract met de Nederlandsche veehouderij-
centrale worden aangegaan. De varkens
zullen op het in dit contract bepaalde tijd
stip, op een gewicht van 100 K.G. levend,
geleverd moeten worden.
In een officieele publicatie zijn de bij
zonderheden, waaraan de betreffende var
kenshouders dienen te voldoen, vermeld.
VARKENS HOUDEN WAAR HET
NOG MOGELIJK IS
In de jongste vergadering van het Ned.
Landbouw Comité kwam ook de toewij
zing van varkens ter sprake.
Als gevolg van de nieuwe toewijzing,
welke groote beperking beteekent, raken
vele varkenshouders in moeilijkheden. Zij
hebben n.l. meer varkens in voorraad dan
hun nieuwe toewijzing bedraagt, terwijl
deze dieren nog niet slachtrijp en practisch
niet kunnen worden afgezet. De voor aan
passing gestelde termijn van een maand
moet als te kort worden beschouwd.
Opnieuw is de vraag gesteld of de var
kenshouderij niet kan worden vrijgelaten,
omdat de beschikbare* hoeveelheid voeder
wel voor beperking zorgt. De varkens zou
den dan worden gehouden op bedrijven,
waar afval aanwezig is, dat door varkens
tot waarde kan worden gebracht. Nu komt
het vaak voor, dat het aanwezige afval niet
kan worden benut bij gebrek aan toewij
zing.
Om deze reden zoude ook het houden
van een varken voor huisslachting op be
drijven, waar nog graan en peulvruchten
aanwezig zijn, dienen te worden toegestaan
Besloten werd, een en ander te bevoeg-
der plaatse aanhangig te maken.
Veóütyingóuiet
in pscactyü
P* EN viertal jaren geleden om pre-
cies.te zijn, op 9 April 1937 is de
Vestigingswet Kleinbedrijf in werking ge
treden.
Dat de Vestigingswet een goede maat
regel was, daarvan was men vrij algemeen
overtuigd, omdat de noodzakelijkheid van
het scheppen van meer gezonde toestan
den in de middenstandsbedrijven maar al
te luide sprak. Ook bij, de bespreking van
het wetsontwerp in het parlement kwam
die waardeering tot uiting, al waren er
„verscheidene leden ernstig teleurgesteld",
zooals vermeld staat in het voorloopig ver
slag van de Tweede Kamer.
Naar de overtuiging van deze „verschei
dene leden" zou deze wet slechts een zeer
geringe verbetering in den toestand van
den middenstand teweeg kunnen brengen.
De overbezetting wordt er slechts indirect
door bestreden en deze bestrijding zou niet
doeltreffend kunnen zijn.
Als voornaamste oorzaak van deze on
doelmatigheid werd het ontbreken van het
z.g. behoefte-element genoemd. Men was van
oordeel, dat alleen dan een werkelijke ver
betering in de positie van den middenstand
te bereiken zou zijn, indien men er van uit
ging, dat er niet méér zaken moesten zijn
dan waaraan de maatschappij behoefte
had. De indirecte wijze, waarop de Regee
ring blijkbaar het wetsontwerp de over
bezetting wilde bestrijden, kon slechts tot
teleurstelling leiden. Indien op deze wijze
een verbétering in den toestand te berei
ken zo"u vallen, zou het in elk geval zeer
lang duren, voordat zulk een verbetering
zou intreden.
De regeering had tegen inschakeling van
het behoefte-element onoverkomelijke be
zwaren, omdat de principieele opzet van
het wetsontwerp was, om bij handhaving
van de vrijheid van bedrijf, slechts onge-
wenschte elementen te weren en het vak
te verheffen. Bovendien zou de vaststel
ling van de behoefte op zoo groote moei
lijkheden van practischen aard stuiten,
dat men ook daarin een doorslaand, argu
ment zou kunnen vinden tot afwijzing van
het inschakelen van het behoefte-element.
Het principieele standpunt van de toen
malige regeering dat de overheid n.l.
geen recht zou hebben in een beoordeeling
van de behoefte aan middenstandsbedrij
ven te treden aanvaarden wij niet. Aan
het practische bezwaar konden wij eenige
waarde toekennen, want als men in deze
materie de ordening niet grondig wil aan
pakken, doet men beter er in 't geheel niet
aan te beginnen.
Doch afgezien hiervan kunnen wij thans
na 4 jaren reeds nagaan, of de Vestigings
wet resultaten heeft afgeworpen.
Vooreerst valt er te constateeren, dat nog
slechts voor een dozijn branches vesti-
gingseischen zijn vastgesteld; voor een aan
tal andere bedrijven zijn ze in voorberei
ding en in afwachting daarvan is een sper
tijd ingevoerd.
Houdt men rekening met de vertraging,
welke de abnormale omstandigheden met
zich mee moesten brengen, alsmede met
de wenschelijkheid in het middenstandsbe
drijfsleven al te sterke schokken te vermij
den, dan kan men o.i. nog niet spreken
van een teleurstellend tempo.
Daarnaast vallen reeds eenige merk
waardige resultaten te onderkennen.
Zoo heeft onlangs dr. L. F. v. Muiswin
kel, directeur van het Economisch Insti
tuut voor den Middenstand in het maand
blad „Middenstandsopleiding" op een paar
frappante cijfers gewezen, welke hij in „De
Vee- en Vleeschhandel" had aangetroffen.
Deze cijfers laten zien, dat er in Amster
dam vóórdat de Vestigingswet was afge
kondigd per jaar gemiddeld 115 slagerijen
werden opgeheven en gemiddeld 101 in an
dere handen overgingen. In totaal dus 215
slagers. Het gemiddeld totaal aantal sla
gerijen was in deze jaren vóór de Vesti
gingswet 934, zoodat er een mutatie, goed
deels mogen wij wel zeggen een neerleggen
van het ambacht was. van niet minder dan
23 pet. Doch na de invoering van de Ves
tigingswet wijzigen deze cijfers zich in
grijpend. In de jaren 1938 en 1939 toch
werden gemiddeld slechts 37 slagerijen op
geheven, terwijl 43 van eigena verwis
selden. In totaal derhalve 80 stuks of bij
een gemiddeld aantal gevestigde slagerijen
van 880 slechts 9 pet. Hierin ligt juist een
van de groote waarden van de Vesti
gingswet, dat men er niet zoo spoedig meer
toe kan komen eens een zaakje te gaan op
zetten vrijwel op goed geluk hf. Het aan
tal vestigingen is geringer geworden, de
rust en de stabiliteit in het bedrijf zijn
grooter geworden.
Andere interessante cijfers vinden wij in
de Mededeelingen van het Centraal Bu
reau voor de Statistiek. Daarin wordt een
voorloopig overzicht gegeven van het aan
tal faillissementen in 1940, waarbij een
vergelijking is gevoegd met het aantal
faillissementen in vorige jaren. Hieruit
blijkt, dat het aantal .faillissementen de
laatste jaren (sinds 1936) aanmerkelijk
achteruit loopt, in het tweede halfjaar van
1940 is zelfs een record-laagte bereikt (ge
middeld 87 per maand). In 1936 was dit
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
DE MAATREGELEN TEN
AANZIEN VAN RELIGIEUSE
LEERKRACHTEN.
De maatregelen, welRe genomen werden
gieuse onderwijskrachten, hebben, zooals
met betrekking tot de salarissen van reli-
we reeds in het kort aanstipten, velerlei
commentaar uitgelokt, vooral in de katho
lieke pers.
Scherp afwijzend uitte zich de Volks
krant o.m. in dezer voege:
„Alleen tegenover kloosterlingen treft
men een uitzonderingsmaatregel; zij kun
nen met minder toe,, zij leggen schatten
over.
Wat weten de heeren van de schatten,
waarmee zoo vaardig -gegoocheld wordt?
Waar zijn ze?
Laten zij zich eens gaan oriënteeren aan
de bron en gaan informeeren hoe de sala
rissen der kloosterlingenonderwijzers wor
den besteed.
De schatten zullen weldra tot het rijk der
verbeelding blijken te behooren, want ook
een kloosterhuishouden kost geld.
En men wil toch, neen, men mag eischen,
dat de kloosterlingen-onderwijzers behoor
lijk voor den dag komen en zoowel phy-
siek als psychisch in staat zijn de zware
onderwijstaak te vervullen."
De Residentiebode noemde de
nieuwe verordening daarentegen in zich
goed:
„Als katholiek voelen wij ons onaange
naam getroffen misschien. Wij denken al
licht, dat dit het begin is van de opheffing
van ons katholiek onderwijs, waarvoor on
ze voorouders zoo heldhaftig hebben ge
streden. Stelt u gerust, niet alleen blijft
het katholiek onderwijs intact, maar ook
de kloosterlingen en geestelijken kunnen
rustig door blijven gaan met onderwijs te
geven. Ook al zou dit laatste in de toe
komst onmogelijk worden, dan blijft ons
katholiek onderwijs toch intact. Katholiek
onderwijs wil niet zeggen, dat dit door re
ligieuzen of geestelijken gegeven moet
v/orden. Dan zou er op 'n groot aantal ka
tholieke scholen geen katholiek onderwijs
gegeven worden. Maar nogmaals, ook de
religieusen en geestlijken kunnen door
blijven gaan met he-" onderwijs.
De nieuwe verordening" bedoelt alleen
den katholieken jongen leeken een be
staansmogelijkheid te verschaffen, opdat
ook zij een gezin kunnen stichten en hun
roeping volgen."
Het Overyselsch Dagblad
spreekt het volgende oordeel uit:
„Op zichzelf achtten wij een redelijke
verlaging van het salaris der in gemeen
schap levende onderwijzers en onderwijze
ressen, waardoor het mogelijk wordt een
aanzienlijk aantal onderwijskrachten een
bestaan en een toekomst te verzekeren, ge
zien het feit, dat er geen nieuw geld be
schikbaar is, sociaal te verantwoorden. Eo-
vendien zal het te brengen offer den ka
tholieken kloosterlingen psychologisch het
minst zwaar vallen, aangezien offervaar
digheid en offerbereidheid de stelregel van
hun aan God gewijd leven is.
Bedenkelijk mogen wij onzerzijds echter
noemen den achtergrond, dien verschillen
de commentaren hebben meenen te moeten
schilderen achter dezen maatregel. Deze
commentaren gewaagden van een eerste
schrede op den weg naar afschaffing van
het Katholiek bijzonder onderwijs, dat dan
niet geschikt werd genoemd om ons volk op
te voeden in den vereischten „nieuwen en
positieven geest", van een represaille te
gen het Bisschoppelijk schrijven betreffen
de de door de Katholieken aan te nemen
houding ten aanzien van het marxistisch
socialisme en communisme, het liberalisme
en de N. S. B. De verordening zelf biedt
gen enkel aanknoopingspunt voor derge
lijke commentaren en wij hopen van harte,
dat de achtergrond, waartegen deze maat
regel door bedoelde commentatoren werd
geplaatst, slechts een op eigen smaak ge
schilderd gelegenheidstooneeldecor is, dat
na één lceer gebruikt te zijn geworden voor
goed naar den politieken rommelkamer
zal verhuizen.'/
aantal ongeveer viermaal zoo hoog.
Nu zeggen deze cijfers op zichzelf niets
omtrent de oorzaken van dit verschijnsel,
doch in een rapport van de Stichting Eco
nomisch Instituut voor den Middenstand, dat
een 720-tal faillissementen van middenstan
ders onder de loupe heeft genomen, wordt
een groote invloed toegekend aan de
werking van de Vestigingsket en wordt
geconstateerd, dat vooral van de vesti-
gingseischen, welke reeds voor verschil
lende groepen van bedrijven zijn of wor
den gesteld, in de toekomst een belangrij
ke verandering ten goede mag zijn te ver
wachten. Uitbreiding van deze vestigings-
eischen tot meer groepen van bedrijven,
zal ongetwijfeld het bestaande productie-
en distributie-apparaat ten goede komen.
Aldus blijkt deze in wezen bescheiden po
ging tot saneering, welke eertijds voor bui
tengewoon ingrijpend werd gehouden, toch
reeds belangrjjke resultaten ten goede te
hebben opgeleverd.
Of het ook noodig was!
Mr. H. G.
VAN 48 TOT 30?
In sommige bladen is er op gewezen, dat
als gevolg van de opname van 2200 nieuwe
leerkrachten in de scholen het gemiddeld
aantal leerlingen per klasse (bij het ge
woon lager onderwijs) van 48 tot 30 jaar
zou dalen.
Het „Huisgezin" wijst er op, dat dit een
aperte vergissing moet zijn. Op 1 Jan 1940
waren er bij het gewoon lager onderwijs
(hoofden van scholen en onderwijzers of
onderwijzeressen) 30476 leerkrachten
werkzaam in het onderricht van 1.144.388
leerlingen, wat ongeveer 38 leerlingen per
leerkracht uitmaakt.
Een kleine becijfering leert dat bij 2200
leerkrachten meer het gemiddeld aantal
leerlingen per leerkracht tot 35 daalt; het
is dus uitgesloten, dat met den huidigen
maatregel het resultaat wordt bereikt, wat
in bovenbedoelde bladen wordt voorge
spiegeld.
Het blad wijst er verder op, dat hier en
daar met nadruk wordt verzekerd, dat de
betrokken kloosterlingen zelf van den
maatregel geen nadeelen zullen ondervin
den, vermits zij krachtens de door hen af
gelegde belofte van armoede, al hun in
komsten toch aan hun overheden afdragen.
Ons ontgaat, aldus het „Huisgezin", de
klemmende logica van een redeneering, die
opzet, dat schade aan een gemeenschap
toegebracht zich niet in nadeelen zal uit
werken voor degenen, welke die gemeen
schap vormen; wij meenden juist, dat wie
het geheel nadeel berokkent, ieder onder
deel toebrengt!
VEE EN VLEESCHWAREN VOOR
TERSCHELLING
De Nederlandsche Staatscourant bevat
een besluit van den secretaris-generaal van
het departement van Landbouw en Vis-
scherij, waarbij wordt bepaald, dat het
vervoeren van vee, vleesch en vleesch-
waren naar en van het eiland Terschelling
slechts is toegestaan met-een door of van
wege de Ned. Veehouderij-centrale afge
geven vergunning.
De bepaling is niet van toepassing op het
vervoeren van dezer artikelen door of in
opdracht van de Duitsche weermacht op
het eiland Terschelling.
TWEEDE TOEWIJZING STIKSTOF
MESTSTOFFEN SEIZOEN 1940-1941.
Het rijksbureau voor de voedselvoorzie
ning in oorlogstijd deelt mede, dat de pro
ductie en de aanvoer van stikstofmeststof
fen het thans mogelijk maken voor bepaal
de gewassen (aardappelen, suikerbieten,
koolzaad, groententeelt en intensieve fruit
teelt) een tweede toewijzing van stikstof-
meststoffen te doen uitreiken.
De provinciale voedselcommissarissen
hebben inmiddels de richtlijnen ontvangen
voor het verstrekken van deze tweede toe
wijzing, zoodat de land- en tuinbouwers
hierover binnenkort nadere mededeelingen
zullen ontvangen.
Als richtlijnen voor deze tweede toewij
zing werden de hieronder vermelde ver
hoogingen van de tot nu toe geldende nor
men aangegeven:
Aardappelen op klei-, zand- en veen
grond resp. 20, 40, 60 K.G. zuivere stikstof
per H.A.;
Suikerbieten en -zaad 20, 40 K.G. zuivere
stikstof per H.A.;
Koolzaad 20 K.G. zuivere stikstof p. H.A.;
Grasland voor kunstmatig drogen 20 K.G.
zuivere stikstof per H.A.;
Groententeelt en intensieve fruitteelt 20,
30 K.G. zuivere stikstof per H.A.
Voor een uit het buitenland aan te voe
ren hoeveelheid stikstofhoudende meststof
fen, welker invoer de bovenvermelde twee
de toewijzing mede mogelijk maakte, moes
ten aanmerkelijke hoogere prijzen, dan de
voor het Nederlandsche product geldende,
betaald worden. Teneinde echter de hoe
veelheden van buitenlandschen oorsprong
tegen dezelfde prijzen als het Nederlar.d-
sche product te kunnen doen verhandelen,
zal over deze tweede toewijzing een bij
zondere heffing door de verbruikers be
taald moeten worden bij het in ontvangst
nemen der tweede toewijzing met bijbe-
hoorende kunstmestbonnen, welke bijzon
dere heffing ten goede komt aan het land
bouwcrisisfonds, waaruit de hoogere kos
ten van het buitenlandsche product bestre
den zijn.
Aangezien voor de uitreiking van deze.
tweede toewijzing ook over een gelijke hoe
veelheid stikstofmeststoffen van Neder-
landschen oorsprong beschikt kon worden,
is het mogelijk geweest de bovenbedoelde
heffing voor het landbouwcrisisfonds te be
perken tot een bedrag van f 0.10 per K.G.
zuivere stikstof.
UITVOERMONOPOLIE SIERTEELT
PRODUCTEN
IEen besluit van den secretaris-generaal
van het departement van Landbouw en
Visscherij, opgenomen in de Nederlandsche
I staatscourant bepaalt, dat de uitvoer van
bollen en knollen van bloemgewassen,
bloemkweekerijproducten en boomkwee-
kerijproducten tot 1 Januari 1942 verboden
is aan anderen dan de monopoliehoudster,
de stichting Nederlandsche Sierteeltcen
trale te Den Haag.
fMomentje
NATIONALE DICHTERS
De Secretaris-Generaal van het
departement van opvoeding, weten
schap en cultuurbescherming heeft
gezegd:
„Wat de positie van het Neder-
landsch betreft, is het mijn bedoeling,
dat aan onze moedertaal en onder
wijs, wetenschap en cultuur een be
langrijker plaats wordt toegekend dan
thans het geval is, kortom de plaats
die zij bij vele volken bekleedt"
Nadat ik dit had gelezen, heb ik
Vondel weer eens ter hand genomen
om bij den man, die het schoonst onze
taal hanteerde, te leeren wat Neder-
lahdsch is.
Ik kan prof van Dam in ant
woord op zijn andere uitlating, dat de
oplossing van de spellingskwestie
niet gemakkelijk is direct gerust
stellen met de mededeeling, dat
Vondel in de oude spelling schreef. Ook
wat de geslachten betreft. En wij
mogen toch wel in de leer gaan bij
den vorst der Nederlandsche dichters.
Ik kan professor van Dam verzeke
ren, dat ik weer eens een avond diep
heb genoten van Vondel's onverge
lijkelijke taal en als Prof. van Dam
zegt, dat onze taal de plaats moet in
nemen die zij bij vele volkeren be
kleedt dan moge ik er tevens op
wijzen, dat de meeste andere volkeren
zooiets als een nationalen dichter
hebben. De Finnen hebben Runeberg
en de Hongaren Petöfi, om er slechts
twee te noemen. En het volk kent die
dichters. En nu, na uw rede professor,
stem ik voor Vondel. Al is stemmen
dan ook uit den tijd. U kunt hem ook
eenvoudig aanwijzen.
Ik las gisteravond Vondel's „Lucifer"
En ik las daar aan het einde:
„Men zal niet meer den glans der
Oppermajesteit
Bezwalckt zien door den damp van
snoode ondanckbaarheit,
Zij zwerven in de lucht en tuimelen
en woelen
Heel diep beneden ons gezicht en
deze stoelen
Benevelt en verblint en ysselick
misvormt.
Zoo moet het gaan, die Godt en
Zijnen Stoel bestormt".
Misschien kan dit proefje Professor
van Dam verleiden om Vondel dichter
te brengen tot ons volk.
v
werd overeengekomen, in haar 13 filialen
in Nederland een speciale etalage voor de
W. H. N. in te richten, waarin de scheeps
modellen vergroot worden opgesteld.
Ook zullen verschillende meubelzaken
in hun etalages oude scheepsmodellen naar
voren brengen.
I WINTERHULP#NEDERLAND
Gironummer van de W. H N.
Stort op 5553 of 877.
Kasvereeniging N.V., A'dam.
Postgironummer 877.
De Bank van de W. H. N. is
5553
PROPAGAND A-ACTIES VOOR DE
KOMENDE W. H. N.-COLLECTE.
Zooals reeds is gemeld, zullen de speld
jes voor de komende collecte van de Win-
terhu'p Nederland scheepsmodellen voor
stellen en in verband hiermede zijn de vol
gende propagandaiacties georganiseerd.
In overleg met den secretaris-generaal
van binnenlandsche zaken en den secretaris
generaal van opvoeding, wetenschap en
cultuurbescherming, is besloten aan alle
burgemeesters het verzoek te richten op
de scholen een les te laten houden over de
Nederlandsche scheepvaart, zoowel wat de
historische ontwikke ing betreft, als ook de
betekenis, die de scheepvaart nog steeds
voor Nederland heeft.
Met de directeuren van het „Maritiem
Museum" te Rotterdam en het „Scheep
vaartmuseum" te Amsterdam werd over
eengekomen, dat rondleidingen zullen
plaats vinden voor de schoolgaande jeugd.
Ook voor belangstellenden, die iets meer
van de oude scheepsmodellen willen weten,
is een bezoek aan beide musea aan te be
velen, daar deze schepen hier in vitrines
zijn tentoongesteld.
Zeevaartscholen in verschillende plaat
sen van ons land zullen hun medewerking
verleenen.
In Amsterdam zal men een opgetuigd
kaperschip kunnen bewonderen, dat gedu
rende de beide collecte-dagen op een wa
gen door de stad zal trekken.
Met de directie van de firma Gerzon