Adolf Hitler sprak te München
,%)e tijd foteefat aan uaot het nieten
den hnadhten"
Momentje
DINSDAG 25 FEBRUARI 1941
32ste Jaargang No. 9882
S)e Ccid&eh^Soii/fca/nt
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015. Administratie 20935.
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Giro 103003. Postbus 11.
V Loon-theorieën
Er is in de'laatste dagen in de pers ge
schreven over de vraag, wat de loon-norm
moet zijn.
Loon naar behoefte schreef een ka
tholiek dagblad ter verdediging van de op
de kloosterlingen bij het onderwijs toege
paste loonkorting.
Loon naar praestatie, zonder rekening te
houden met behoefte aldus een ander
katholiek dagblad. De fiscus houde zoo
sterk mogelijk rekening met de behoeften;
niet de werkgever.
Als wy tusschen deze twee meeningen
een keuze zouden moeten doen, zouden wij
de tweede meening kiezen. Maar wij zijn
het met geen van beide eens.
Loon naar behoefte, en niet naar praes
tatie, zou tot conclusies leiden, die toch
eigenlijk, meen en wij, niemand kan wil
len; misschien wel in theorie willen, maar
niet in practijk doorvoeren.
Zeker, in de kapitalistische maatschap
pij is bij den arbeid te veel en zelfs uit
sluitend naar voren gedrongen als motief
en stimulans: wat verdien ik er mee. En
de waarde-schatting van den arbeid berust
te meerendeels hoofdzakelijk op Öe over
weging: wat wordt er mee verdiend.
Dat was alles „kapitalistisch" gedacht.
Maar ook in de niet kapitalistische ge
meenschap tenzij men daarin de sfeer
zou weten te brengen van b.v. den gemeen
schapsgeest onzer kloosters! zal het
winst-motief nooit geheel kunnen worden
uitgeschakeld om tot hoogere praestaties te
kunnen voeren.
Als de behoefte alléén het loon bepaalt,
dan zou een leider van een bedrijf ten
slotte maar heel weinig meer of ongetwijfeld
zelfs onder bepaalde omstandigheden min
der moeten verdienen, dan de ongeschool
de arbeider in dat bedrijf!
Wij zijn het echter ook niet eens met de
stelling, dat bij de loonbepaling alleen en
uitsluitend de praestatie beslissend moet
zijn.
Nog altijd lijkt ons juist de oude theorie
van vele katholieke sociologen, dat het loon
moet worden bepaald naar praestatie; zóó
echter dat het voldoende is, om in behoefte
van een normaal gezin in een bepaalden
staat of stand te voorzien, afgezien van de
vraag, of men al dan niet feitelijk een
normaal gezin moet onderhouden. Boven
dat loon, aldus bedoelde sociologen, keere
men uit: toelagen kindertoeslag aan
hen, die een gezin moeten onderhouden,
grooter dan het feitelijk-normale.
In deze loon-theorie zijn nuanceeringen.
Er zijn er, die den kindertoeslag niet wil
len laten beginnen bij een kindertal boven
het feiteliik-normaie, maar reeds bij het
eerste kind dezen toeslag beschouwen
de als toelage bóven het eerder vastgestelde
rechtvaardig minimum-loon. Een aftrek
voor ongehuwden, als hebbende minder
behoefte, is, naar wy méenen, door katho
lieke socialogen nooit bestreden als er
eerst een alleszins behoorlijk standaard-loon
was vastgesteld.
Deze loon-theorie in de aangegeven
nuanceeringen aangehangen door de mees
te der katholieke sociologen heeft, zoo
als gezegd, nóg onze sympathie.
Wjj meenden, dat het niet inopportuum
is, dat het z n nut heeft, haar weer 'ns on
der de aandacht te brengen ter over we
ging speciaal voor hen, die een oppervlak
kig oordeel schijnen te hebben over de be
langrijke vraag, wat de norm is voor de be
paling v^n een rechtvaardig loon.
Naar aanleiding van de bekende loons
verlaging voor kloosterlingen bij het onder
wijs schrijft het „Nationale Dagblad" van
gisteravond:
„Wij weten, dat het politiek-katho-
licisme zijn weeklachten in valsche
schijnheiligheid naar den hemel zal
opzenden, omdat de kloosters zich mil-
lioenen zien ontgaan, maar hem, die
het gaat om het socialistische belang
van den werkenden volksgenoot, weet
dit gedoe op zijn waarde te schatten."
Van „weeklachten in valsche schijnhei
ligheid" is in de katholieke pers voor
zoover ons bekend niets gehoord. De
katholieke pers, over het algemeen, weet,
gelukkig objectief en in waardige zelfbe-
heersching de dingen te begrijpen en te be-
oordeelen speciaal een maatregel als de
hier-bedoelde, die alleen en uitsluitend de
katholieke kloosterlingen treft en haar
houding te bepalen.
Waarom dan een dergelijke insinuatie
aan het adres van de katholieke pers!
Optreden der duikbooten opnieuw
aangekondigd
EEN WAARSCHUWING EN
UITDAGING
IN HET OUDE HOFBRaUHAUS
In de feestzaal van het oude Hofbrau-
haus te München op de zelfde plek, waar
21 jaar geleden de N.S.D.A.P. met de af
kondiging der 25 stellingen van haar par
tijprogramma werd opgericht, heeft gister
middag om 5 uur de Führer voor zijn oud
ste strijdmakkers het woord gevoerd. In
deze rede heeft hij ook den stand van za
ken t.a.v. den oorlog aangeroerd en hier
toe gezegd:
„Juist twee uur geleden heb ik van den
opperbevelhebber der vloot het bericht
ontvangen, dat zoojuist de rapporten zijn
binnengekomen van twee dagen, waarop
strijdkrachten ter zee en duikbooten
215.000 ton tot zinken hebben gebracht,
waarvan alleen door duikbooten 110.000 ton
en daaronder een geheel konvooi, dat gis
teren vernietigd werd met 125.000 ton.
De heeren zullen zich zeker van Maart
en April af op heel andere dingen voorbe
reid moeten houden en dan zullen zij be
merken, of wij dezen winter weer gesla
pen hebben en wie zijn tijd goed gebruikt
heeft. In deze lange maanden van tevo
ren, waarin wij met zoo weinig duikboo
ten streden, heeft Italië voor ons sterke
krachten vastgehouden. Ons kan het thans
onverschillig zijn of onze stuka's Engel-
sche schepen in de Noordzee of in de Mid-
dellandsche Zee kunnen aanvallen, het
blijft steeds hetzelfde. Dit eene is zeker:
waar de Britten aan het continent raken,
zullen wij hen terstond tegemoet treden en
waar Britsche schepen zich vertoonen, tre
den onze duikbooten daar tegen op totdat
het uur van de beslissing slaat. Onze strijd
ter zee kan nu pas beginnen. De reden ligt
in het feit, dat wij eerst de nieuwe be
manningen wilden opleiden voor de duik
booten die thans komen. Dat zij thans ko
men gaan, daaraan behoeft men niet te
twijfelen.
De Führer was zijn rede weer begonnen
met een uitgebreiden terugblik te werpen
op de oprichting der partij en op de af
kondiging van het partijprogramma, dat,
naar hij onderstreepte, in de sindsdien
vervlogen jaren op geen enkel punt gewij
zigd is. Hij wees op het verschil tusschen
deze partij en alle andere partijen, het
geen o.a. daarin bestond, dat de N.S.D.A.
P. niet de belangen van eenige laag der
bevolking wilde vertegenwoordigen, maar
welbewust het Duitsche volk in het mid
delpunt van haar werk en haar strijd
plaatste.
Verwijt aan Versailles.
De burgerlijke en ook de Marxistische
partijen, zoo zeide Adolf Hitler, zijn toen
reeds onvruchtbaar geworden. Alleen door
deze nieuwe beweging kon de volkomen
ontbinding van het Duitsche volk verhin
derd worden. Vóór ons, zoo voegde de
Führer hieraan nog toe, lag het schande
lijke dictaat van Versailles, dat Duitsch-
land tot slaaf wilde maken en in den on
dergang wilde storten. In twee afgeschei
den kampen verzette het Duitsche volk
zich tegen dit noodlottige dictaat. Beide
kampen hoopten op internationale helpers:
de burgerlijke partijen hoopten op een
vaag volkensbondsidee, de Marxisten op
de Roode Internationale. Niemand dacht
aan het oude wachtwoord: Help u zelf,
zoo helpt u God.
Bij de schildering van den binnen-
landsch-politieken strijd der partij in den
tijd der oppositie, herinnerde Adolf Hitler
er aan, dat aan geen enkelen sterveling
zoo vaak de ondergang is aangekondigd als
toen aan hem. In dit opzicht, zoo zeide hij,
ben ik daarvoor immuun geworden.
De Führer herinnerde er voorts aan, dat
de beweging uit alle tegenslagen, ook uit
de grootste tegenslagen van het jaar 1923,
sterker dan tevoren te voorschijn is ge
komen. Uit dezen harden strijd is in de
leiding van zijn beweging een keur van
de beste mannen voortgesproten. De ge
weldige revolutie, die wij in Duitschland
verwekt hebben, zoo vervolgde de Führer,
heeft de andere wereld volkomen in slaap
gesust.
Duitschland en Italië.
Ook thans nog begrijpen die anderen
niet, dat in Europa twee volken iets ge
weldigs nieuws tot stand gebracht heb
ben. Evenwijdig met ons leidde ook de
fascistische revolutie tot hetzelfde resul
taat. Tusschen beide revoluties bestaat
niet aleen een absolute identiteit van
doelstellingen, doch ook van middelen, en
bövéhdien een vriendschap, die meer be-
teekent dan een zuiver welbewust samen
gaan.
Daarom beslaat er geen twijfel, dat de
band, die de beide revoluties en de beide
mannen met elkaar verbindt, onverbreek
baar is en dat, wanneer het den eenen man
slechter gaat, de andere hém zal helpen.
Bovendien zullen wij immer een ge-
meenschappelijken vijand verslaan.
Er is een tijd geweest, waarin Italië zeer
sterke vijandelijke krachten voor ons heeft
vastgehouden. Talrijke Britsche schepen
zijn opgehouden en eveneens talrijke Brit
sche vliegtuigen in de Britsche koloniën
van Noord-Afi ïka, alsmede talrijke strijd
krachten te land. Dat was voor ons heel
goed".
Termijnen en propagandisten.
Nadat Hitler in dit verband de hierboven
weergegeven bedreiging inzake den oor
log ter zee had geuit vervolgde hij:
Wanneer mijn tegenstanders gelooven,
mij met den tiid te kunnen afrekenen, zag
ik het volgende: Ik heb leeren wachten,
maar in den tijd van het wachten heb ik
nooit geluierd. Wij hebben immers ook van
1923 af tien jaar lang moeten wachten, tot
dat wij eindelijk aan de macht kwamen.
Maar in die tien jaren hebben wij ge
werkt. Wat hebben wij niet allemaal ge
daan en tot stand gebracht. Nooit stond
bij ons echter het doel voorop, dat op den
eersten Maart of den vijftienden Juni of
den zevenden September dit of dat moest
gebeuren. Dat weten alleen de journalis
ten van onze tegenstanders. Ook thans be
palen zij weer termijnen. In het najaar
zeiden zij: Wanneer er thans geen landing
komt, is alles in orde. In het voorjaar 1941
zal Engeland het offensief op het vaste
land nemen.
Ik blijf op het Britsche offensief wach
ten. Zij hebben het naar ergens anders
verplaatst. Wij moeten hen achterna loo-
pen om hen te vinden. Maar wij zullen ze
vinden, waar zij ook heengaan. En wij
zullen ze ook daar vinden, waar de slag
voor hen de vernietigendste uitwerking
zal hebben.
Duitschlands economische rechten.
De Führer herinnerde eraan, dat hij van
de wereld niets anders verlangd heeft dan
dat zij aan Duitschland dezelfde rechten
zal geven. Zoo hebben wij, zoo zeide hij,
steeds nieuwe voorstellen aan de wereld
gedaan. Er zijn dingen, die Duitschland
hebben moet, omdat wij willen leven. Het
is onmogelijk, dat een volk, dat reeds 33
millioen vierkante kilometer bezet, van
eenander nog eens 21/2 millioen vierkan
te kilometer afneemt. En het is daarbij on
verdraaglijk, voortdurend onder voogdij
van deze volken te staan en ons te laten
voorschrijven welke economische politiek
wij moeten voeren.
Wjj voeren de economische politiek, die
van nut is voor het Duitsche volk. Ik meng
mij ook niet in de zaken van anderen.
Wanneer zij op zakken goud willen gaan
zitten, laat zij hun gang gaan. Maar wan
neer men zegt: „Doet u het ook", dan zal
ik mij er voor hoeden om voor de Duitsche
werkkracht dood goud te koopen.
Uit dezen oorlog zal niet de gouden
standaard als overwinnaar haar intrede
doen.
De volken zullen het in de toekomst van
de hand wijzen om van een bankier voor
schriften in ontvangst te moeten nemen
over hun handelspolitiek. Zij zullen de
handelspolitiek voeren, die voor hen
goed is.
Ik ben aan geen enkele kapitalistische
groep iets verplicht. Onze beweging is een
Duitsche volksbeweging. Wij zijn daarom
verplicht aan het Duitsche volk. Zijn be
langen geven richting aan onze economi
sche politiek. Wanneer de andere wereld
zegt: Dus dan oorlog, dan kan ik slechts
zeggen: Goed, ik wil den oorlog niet, maar
de vroomste kan niet in vrede leven, wan
neer het den boozen buurman niet bevalt.
Ik behoor niet tot diegenen, die begin
nen te jammeren, wanneer zij zulk een
oorlog zien aankomen. Steeds heb ik nieu
we voorstellen aan Engeland en Frankrijk
gedaan, maar steeds heeft men die met
spot en hoon van de hand gewezen en erom
gelachen. Toen ik bemerkte, dat de tegen
partij het conflict wilde, heb ik datgene
gedaan wat ik als nation aal-socialist, als
oude strijder ook in de partij steeds deed:
Terstond heb ik een afweerinstrument ge
vormd". Spr. wees er op, dat hij er ook
voor gezorgd heeft slagen te kunnen uit-
deelen.
Sterke Duitsche weermacht.
Wanneer thans de anderen zeggen: „We
doen dit en dat", dan kan ik slechts zeg
gen: „Ik heb het al gedaan". Zij vertellen
mij geen sprookjes, want ik ben deskundig
specialist in bewapeningsaangelegenheden.
Ik weet heel precies wat men van men-
schen kan maken en wat men er niet van
kan maken. Ik heb tijdig het Duitsche volk
daarop ingesteld.
Ik kan ook Europa er op instellen en doe
het ook. Ik zie het conflict met kalmte te
gemoet, moge slechts de andere partij het
met dezelfde kalmte tegemoet zien. Ik
steun daarbij op de beste weermacht ter
wereld, op de beste weermacht, die het
Duitsche volk ooit bezeten heeft. Zij is
numeriek sterk, wat de wapens betreft
maximaal uitgerust, wat de leiding betreft,
beter dan ooit tevoren. Wij hebben een
corps van jeugdige leiders, dat thans groo-
tendeels niet alleen zijn waarde in den oor
log bewezen heeft, doch ook met roem over
dekt is. Een garde uitgelezen mannen voert
de beste soldaten ter wereld met de beste
wapens ter wereld aan en achter deze sol
daten en leiders staat het geheele Duitsche
volk. Temidden van dit volk en als zijn
kern staat de nationaal-socialistische bewe
ging, die een organisatie is waartegenover
men in dèmocratische landen niets beters
kan plaatsen doch die haar evenknie nog
slechts virdt in het fascisme.
Volk en weermacht, partij en staat, zij
zijn thans een ondeelbare eenheid. Geen
macht ter wereld kan deze structuur meer
losmaken of uiteenrijten. Alleen dwazen
kunnen zich verbeelden, dat het jaar 1918
zich kan herhalen.
Ik heb het reeds met vele democratische
tegenstanders opgenomen. Tot dusver ben
ik altijd nog als overwinnaar uit dezen
strijd te voorschijn gekomen. Ik geloof, dat
ook deze strijd niet onder andere omstan
digheden plaats vindt, d.w.z. dat de sterkte
verhouding dezelfde is als toen.
Ik ben de voorzienigheid dankbaar, dat,
nu deze strijd eenmaal niet larger kon uit
blijven, hij tijdens mijn leven is uitgebro
ken en op een tijd, waarin ik mij nog flink
en sterk voel.
„Wij staan voor een nieuw gevechtsjaar".
En juist thans voel ik mij heel mon
ter. De lente komt, die wij allen be
groeten. De tijd breekt weer aan, waar
in men de krachten kan meten. Ik weet,
dat ondanks de vreeselijke hardheid
van den strijd op dit oogenblik mil-
lioenen Duitsche soldaten net zoo den
ken als ik.
Wij staan voor een nieuw gevechtsjaar.
Wij weten allemaal dat het groote beslis-
sirgen zal brengen en blikken met vast
vertrouwen in de toekomst. Wij hebben de
hardste school doorloopen, die menschen
doorloopen kunnen en weten, dat deze
groote offers niet te vergeef sch waren.
Want wij gelooven hier ook aan een recht
vaardigheid. De Voorzienigheid heeft ons
niet tevergeefs dezen wonderbaren weg la
ten opgaan. Ik heb op den dag der oprich
ting van de beweging eens het volgende
gezegd:
„Ons volk heeft wonderbare overwinnin
gen behaald, maar toen is het ondankbaar
geworden en heeft zich de straf van de
Voorzienigheid op den hals gehaald. Wy wa
ren er toen van overtuigd, dat wanneer ons
volk weer vlijtig en achtenswaardig wordt,
wanneer elke Duitscher voor zijn volk op
komt en niet voor zichzelf alleen, dan zal
eens het uur komen, waarop God de Heer
onze beproeving voor geëindigd verklaart
en wanneer dan het lot ons nog eens naar'
het slagveld roept, dan zal zijn zegen be
rusten bij hen, die den zegen in harden
arbeid van tientallen jaren vèrdiend heb
ben".
„En dat kan ik thans zeggen, zoo besloot
de Führer zijn redevoering, die steeds weer
met zeer grooten bijval werd onderbroken,
„wanneer ik naar mijn tegenstanders kijk
in andere lariden, dan wordt het mij niet
bang te moede bij het afwegen van mijn
gevoelens. Wie zijn zij, deze egoïsten? Elk
van hen kómt slechts op voor de belangen
VASTENAVOND.
Het is nu Vastenavond. Dat betee-
kent voor mij een doorgang door de
duisternis naar het licht. Door de
duisternis van den grooten Vasten
naar het blijde licht van Paschen.
Maar toch: de mensch is moeilijk in
staat de dingen rondom hem en alles
wat zijn leven passeert los te maken
of minstens los te zien van zijn leven
zelf. Zoo is het ook met den grooten
Vasten, die van den eenen kant geen
groote Vasten meer is door de ver
leende dispensatie, terwijl van den
anderen kant ons leven een voortdu
rende groote Vasten wordt. En als ik
nu op dezen avond over den Vasten
denk, dan denk ik aan de duisterris,
die ons omringt, die vroeger Egyp
tische duisternis werd genoemd en die
onze kinderen waarschijnlijk Euro-
peesche duisternis zullen noemen.
Door deze duisternis zullen wij moe
ten gaan. En niemand weet hoe lang
zij duren zal, evenmin als de Egypte-
naren eens wisten hoe lang de rampen
zouden duren, die hen besprongen.
Maar evenals na de duisterris van
den grooten Vasten het licht van Pa
schen doorbreekt, zoo zal ook na deze
duisternis, die ons tthans omringt het
licht weer stralen.
Dit is meer dan een gedachte, dit is
een hoop en een vertrouwen, dat ons
blij maakt, ook in tijden in duisternis.
Wij zijn niet als zijqui spem
non habent, als zijdie geen hoop
hebben. Daarom zullen wij nooit ten
onder gaan....
van zijn stand. Achter hen allen staat of
wel de Jood of wel de eigen geldzak. Zij
zyn allen niets dan geldverdieners. Zij le
ven van de winst van dezen oorlog. Daar
op kan geen zegen rusten. Tegenover deze
lieden treed ik op als niets anders dan de
strijder voor mijn volk.
Voor dit volk kom ik op en ik ben er van
overtuigd, dat, evenals deze strijd door de
Voorzienigheid gezegend werd, hij ook in
de toekomst gezegend zal zijn. 21 jaar ge
leden kwam ik ook voor mijn volk op als
een onbekende en in deze 21 jaar is er een
nieuwe wereld ontstaan. De weg van thans
naar de toekomst zal gemakkelijker zijn
dan de weg van 24 Februari 1920 tot heden
op deze plek. Zoo zie ik met een fanatiek
vertrouwen de toekomst tegemoet. Het ge
heele volk staat thans aangetreden. Ik
weet, dat wanneer het commando: voor
waarts marsch! weerklinkt, alles optrekt.
Proces tegen de leiding van
een organisatie van
Nederlanders
Wegens sabotage en het ver»
strekken van militaire in
lichtingen aan het
buitenland
Het A.N.P. meldt:
Gisteren is voor een Duitsch Krygs-
gerecht te 's-Gravenhage een proces tegen
leidende functionarissen van een intus-
schen opgeheven organisatie van Neder
landers begonnen, welke organisatie zich
ten doel had gesteld, niet slechts sabotage-
en terreurdaden tegen leden van de Duit
sche .weermacht en daartoe behoorende in
richtingen te begaan, doch ook aan het vij
andelijke buitenland met het oog op lucht
aanvallen enz. inlichtingen en gegevens
over de militaire verhoudingen in Neder
land te verstrekken en daarmede op de
meest ernstige wijze ook het Nederland-
sche volk en land in gevaar had gebracht.
Over het resultaat van het proces zullen
mededeelmgen volgen.
GEEN MELKPOEDER EN MELK
VOOR BROOD ENZ.
De Secretaris-generaal van het Departe
ment van Landbouw en Visscherij hééft
het gebruiken van melkpoeder, andere dan
magere melkpoeder en van melk, andere
dan gecondenseerde melk en ondermelk in
den zin van artikel 4 van het melkbesluit
by de bereiding van brood, biscuit, koek,
banket, beschuit en wafels verboden.