DAGBLAD VOOft LEIDEN EN OMSTREKEN Inkomsten van provincies en gemeenten Mamentje MAANDAG 17 FEBRUARI 1941 32ste Jaargang No. 9875 S)e. £eld<töfi£(2oti/fca/nt Bureaux Papengracht 32. Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. Giro 103003. Postbus U. Meer nationale samen werking. In zijn radio-rede over de Winterhulp heeft mr. J. Linthorst Homan j.L Vrijdag avond, zooals reeds bekend, juiste, rake op merkingen gemaakt inzake critiek op die Winterhulp. „Het is van het grootste be land" zoo zeide deze leider van de Ne- derlandsche Unie „dat wij allen zonder Uitzondering de Winterhulp als onze eigen Winterhulp zien en behandelen" Wij ho pen, dat allen deze woorden ter harte heb ben genomen! Voordat hij aan het eigenlijke onderwerp zijner rede kwam heeft de heer Linthorst Homan enkele gedachten uitgesproken over het sociale leven in Nederland, waarop wij gaarne nog even de aandacht willen ves tigen. Wij bedoelen de volgende passage uit zijn rede: „In het sociale leven in Nederland is dikwijls prachtig werk verricht. In alle deelen des lands, in alle volksgroe pen heeft men zich op dit terrein krach tig ingespannen. Veel is voor den naas te gedaan en menig werk zal lang blij ven getuigen van goeden broederzin. Maar ook hierin stond de tijd niet stil. Ook hierin openbaarde zich in Neder land reeds duidelijk de behoefte aan meer nationale samenwerking en aan meer aaneenvoeging van het zoo ver scheiden beeld. Zou de oorlog niet zijn gekomen, dan zou stellig ook op dit sociale gebied de nationale saamhoo- righeid zich steeds krachtiger hebben doen gelden en dan zou ook "hier de aaneenvoeging zijn tot standgebracht, waarnaar op ieder terrein ontelbaar ve len alom reeds streefden". Hier worden in enkele woorden twee be langrijke feiten geconstateerd. Eerstens. Er is in het sociale leven in Nederland dikwijls prachtig werk verricht. Dat is een feit. Het sociale werk voor de volksgezondheid, voor de volkshuisvesting b.v. staat in Nederland op bijzonder hoog peil. En ook op menig ander terrein kunnen wij met rechtmatige nationale trots op het sociaal leven in Nederland wijzen! Wij heb ben echter ook open oog voor fouten en gebreken en tekortkomingen. Eén dezer fouten en gebreken is. een te kort aan nationale samenwerking op ver scheiden, óók op sociaal terrein. Deze tekortkoming is het tweede be langrijke feit, dat de heer Linthorst Ho man in zijn rede heeft geconstateerd. Er is in Nederland „behoefte aan meer natio nale samenwerking en aan meer aaneen voeging van het zoo verscheiden beeld". Er is onder ons inderdaad geweest een tekort aan nationale samenwerking. Dit tekort werd reeds lang gezien en gevoeld, zooals de heer Linthorst Homan eveneens terecht opmerkte. Er werd reeds lang onder ons naar gestreefd, om daarin verbetering te brengen; en dit streven is ook niet zonder resultaat gebleven. Maar wereld-oorlog en bezetting van het vaderland hebben velen, die nog aarzelden en weifelden, over het doode punt heen geholpen, hebben den wil om tot' vernieuwing te komen gesterkt en opgestuwd. De trouwe lezer van ons blad men duide ons deze herinnering niet e vel weet, dat wij meermalen hebben gepleit vóór meer nationale samenwerking, spe ciaal op het terrein van de politieke-par- tij en-politiek. Dat op dit terrein ingrijpende wijzigingen moesten worden aangebracht, zagen gelukkig reeds velen in den lande en lang vóór den oorlog als een absolute eisch van den tijd. Zooals echter laten we het eerlijk be kennen! vaak in ons persoonlijk leren groote gebeurtenissen noodig zijn, om ons uit een sleurgang te trekken, zoo gaat 't ook in het openbare leven. N u staat de overgroote meerderheid van ons volk de eisch van „meer nationale sa menwerking" zóó helder voor den geest, dat ons volk, zonder eenigen twijfel, in vrijheid laaruit practische en vruchtbare conclusies in en zal trekken! Na de belastingwijziging Het Verordeningenblad bevat een besluit van de secretarissen-generaal van de De partementen van Financiën en van Binnen- landsche Zaken tot regeling voor het jaar 1941 van de gevolgen voor de Provinciën, het Gemeentefonds en de Gemeenten van de vervanging van de tot dusver bestaande belastingen naar het inkomen door één en kele inkomstenbelasting. VOORZIENINGEN VOOR DE PROVTNCIëN* Van de bevoegdheid der provinciën tot heffing van opcenten op de hoofdsom der tot dusver bestaande inkomstenbelasting wordt voor het laatst gebruik gemaakt ten aanzien van het belastingjaar 1940/1941. Uit de opbrengst van de nieuwe inkom stenbelasting over het dienstjaar 1941 wordt aan elke provincie in de eerste plaats uit gekeerd een bedrag dat gelijk is aan 1/3 gedeelte van de zuivere opbrengst, die we gens de te haren behoeve geheven opcenten over het boekingstijdvak 1940/1941 ontvan gen zou hebben, indien de inkomstenbelas ting over het geheele belastingjaar 1940/41 was geheven. Verder ontvangt de provin cie twee-derde gedeelte van bedoelde zui vere opbrengst, vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal opcenten, dat de provincie (blijkens de goedgekeurde provinciale begrooting) voor het dienstjaar 1941 voornemens was te heffen over het belastingjaar 1941Ï1942, en waarvan de noemer gelijk is aan het op die hoofdsom over het belastingjaar 1940/ 1941 geheven aantal opcenten. De data, waarop deze bedragen aan de provincies zullen worden uitgekeerd, wor den door de secretarissen-generaal van de departementen van financiën en van bin- nenlandsche zaken bepaald. VOORZIENINGEN VOOR HET GEMEENTEFONDS EN VOOR DE GEMEENTEN Uit de opbrengst, van de nieuwe inkom stenbelasting over het dienstjaar 1941 wordt ten bate van het begrootingsjaar 1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 van het gemeente fonds gebracht een bedrag, gelijk aan 1/3 gedeelte van de zuivere opbrengst, die als hoofdsom van de gemeentefondsbelasting over het boekingstijdvak 1940/1941 zou zijn verkregen, indien de gemeentefondsbelas ting over het geheele belastingjaar 1940/ 1941 was geheven. Dit bedrag wordt voor de toepassing van de wet van 15 Juli 1929 (staatsblad no. 388) beschouwd als op brengst der gemeentefondsbelasting. Het begrootingsjaar van het gemeente fonds, dat aanvangt op 1 Mei 1940, loopt tot en met 31 December 1941. De begrooting voor dit begrootingsjaar wordt gesplitst in twee afdeelingen. Voor het begrootingsjaar 1 Mei 1941 tot en met 31 December 1941 zal als inkomst van het Gemeentefonds (eerste afdeeling) allereerst gelden twee derde gedeelte van de hierboven bedoelde zuivere opbrengst van de inkomstenbelasting, over het dienst jaar 1941. Hier komt bij twee derde gedeel te van de zuivere opbrengst van vijftig op centen op de hoofdsom der vermogensbe lasting, geheven op de aanslagen van hen, die belastingplichtig zijn volgens artikel 1 der wet op de vermogensbelasting 1892, over het boekingstijdvak 1941/1942. Ten slotte komt aan het gemeentefonds het voordeelig saldo van het laatstafgesloten dienstjaar. De gemeenten "ontvangen uit het ge meentefonds (eerste afdeeling) over het tijdvak van 1 Mei 1941 tot en met 31 Decem ber 1941 een uitkeering, die is samengesteld uit de volgende bestanddeelen: le. Twee-derde gedeelte van de uitkee ring, die de gemeente over het tijdvak van 1 Mei 1940 tot en met 30 April 1941 per in de gemeentefondsbelasting aangeslagen in woner uit het gemeentefonds heeft ontvan gen; 2e. vijftig procent van de jaarwedde van den burgemeester en den secretaris, volgens de regeling, geldende op 1 Januari 1941, met een maximum van tweeduizend gulden; 3e. een bedrag, berekend met toepassing van de verdeelingsformule van het ge meentefonds, bij welke berekening zal wor den aangemerkt als opbrengst van de ge meentefondsbelasting, twee-derde gedeelte van de zuivere opbrengst der inkomsten belasting over het dienstjaar 1941. De bepalingen omtrent garantie en li miet, alsmede die omtrent de financiering van de kosten, daaruit voortvloeiende, vast gesteld b ijde wet van 4 Maart 1935 (Staats blad no. 74) blijven onverminderd van kracht. De data, waarop de in het eerste lid be doelde bedragen aan de gemeenten zullen worden uitgekeerd, worden door de secre tarissen-generaal van de departementen van Financiën en van Binr.enlandsche Za ken bepaald. Van de bevoegdheid der gemeenten tot heffing van opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting wordt voor het laatst gebruik gemaakt ten aanzien van het belastingjaar 1940/1941. Uit de opbrengst van de nieuwe inkom stenbelasting over het dienstjaar 1941, wordt aan het gemeentefonds, begrootings jaar 1 Mei 1941 tot en met 31 December 1941 (tweede afdeeling), een uitkeering ge daan tot het bedrag, dat als zuivere op brengst van vijf en zeventig opcenten op de gemeentefondsbelasting zou zijn verkre gen over het boekingstijdvak 1940/1941, in dien de gemeentefondsbelasting over het geheele belastingjaar 1940/1941 was gehe ven. Ten laste van het begrootingsjaar 1 Mei 1941 tot en met 31 December 1941 van het gemeentefonds (tweede afdeeling) wordt uit de hier bedoelde uitkeering een uitkeering aan de gemeenten gedaan, waarvan het bedrag voor elke gemeente gelijk is aan de zuivere opbrengst, die met inachtneming van het door de gemeente over het belas tingjaar 1940/1941 geheven aantal opcenten zou zijn verkregen wegens heffin van op centen op de gemeentefondsbelasting over het boekingstijdvak 1940/1941, indier de ge meentefondsbelasting over het geheele be- latsingjaar 1940/1941 was geheven. De data, waarop de laatst beaoelde uit- keerirjgen aan de gemeenten zullen worden gedaan, worden door de secretarissen-gene raal van de Departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken bepaald. Het verschil tusschen de zoo juist aangegeven uitkeering aan het gemeen tefonds en de uitkeeringen uit dat fonds, wordt met toevoeging van de op de ryksbegrooting voor het dienstjaar 1941 voor dat doel uitgetrokken bedragen, bestemd voor aanvullenden steun aan gemeenten. De secretariscen-generaal van de Departementen van Financiën en van Binnenlandsche Zaken zullen hiertoe regelen geven. Deze aanvullende steun komt ten laste van de tweede afdeeling van de begroo ting voor het gemeentefonds voor het be grootingsjaar 1 Mei 1941 tot en met 31 De cember 1941. Voor het jaar 1942 en volgende jaren zal aan de provinciën, het gemeentefonds en de gemeenten een aandeel in de opbrengst van inkomstenbelatsing worden uitgekeerd, waarvan men de verhouding nader zal vaststellen. Vorming van doelcorporaties Samenwerking van gemeenten met andere publiekrechtelijke lichamen, stichtingen, maatschappijen, vereenigingen en natuurlijke personen. In het Verordeningenblad komt voor een besluit van den secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken inzake uitbreiding van de in de artikelen 129 tot en met 146 van de Gemeentewet geregelde mogelijkheid tot vorming van doelcorporaties. Dit besluit luidt als volgt: Regelingen ter gemeenschappelijke behartiging van belangen kunnen door de gemeenten mede met andere pu bliekrechtelijke lichamen alsook met sichtingen, vereenigingen, maatschap pijen en natuurlijke personen worden getroffen. Binnen de grenzen hunner bevoegdheid kunnen mede de burgemeesters voor de ge meenten dergelijke regelingen treffen en wel zoowel met de burgemeesters van an dere gemeenten alsook met andere pu bliekrechtelijke lichamen, met stichtingen, vereenigingen, maatschappijen en natuur lijke personen. Onverminderd het bepaalde in de artike len 138 tot en met 145 en 146 van de Ge meentewet kan de secretaris-generaal van het departement van binnenlandsche zaken in het algemeen belang bepalen, dat ge meenten, hetzij onderling, hetzij met an dere publiekrechtelijke lichamen regelin gen ter gemeenschappelijke behartiging van belangen treffen of bestaande regelin gen wijzigen. Indien binnen een door den secretaris generaal gestelden tijd de regeling of de wijziging der-regeling niet tot stand is komen, treft hij, d.n raad van state, af deeling voor de geschillen van bestuur, gehoord, de noodige voorzieningen. Engelsche bommen op Nederland VIJFTIEN DOODEN, 37 GEWONDEN. De Britsche luchtmacht heeft zich gister avond en hedennacht in bijzondere mate boven ons land actief betoond, actiever al thans dan sedert verscheidene weken het geval is geweest. Een vry groot aantal ste den en plaatsen is met bommen bestookt en vooral in het Oosten des uands hebben ver schillende plaatsen ernstig van de uitge worpen brisantbommen te lijden gehad. Bijna alle bommen, voorzoover zij een doel troffen een aantal bommen kwam op het vrije veld of op onoebouwd terrein terecht zijn op woonwijken gevallen. Hierdoor is het te verklaren, dat er zeer ernstige materieele schade is veroorzaakt. Zes woonhuizen werden volkomen ver nield, 20 woonhuizen werden zwaar en on geveer 400 andere woonhuizen licht bescha digd. Een aantal huizen moest worden ont ruimd. Voorts is een klooster getroffen. Verschillende kleine binnenvaartschepen werden beschadigd. Een waterleidingbuis is gedeeltelijk vernield. Verder is in een plaats de gasleiding beschadigd. Bovendien is er aanzienlijke glasschade aangericht. In een plaats vuurde een der Engelsche vliegtuigen met het machinegeweer, blijk baar met het doel de bevolking schrik aan te jagen. In verband met het bovenstaande is het niet te verwonderen, dat er helaas ook tal rijke slachtoffers zijn te betreuren. Tot nu toe werden er vijftien dooden ge teld, waaronder vier vrouwen en drie kin deren. Twaalf personen werden zwaar ge wond, waaronder zes vrouwen. Het aantal lichtgewonden bedraagt 25, waaronder Ver schillende kinderen. EEN AANTAL DOODEN TE ROTTERDAM. Het D. N. B. bericht uit Berlijn: Engel sche bombardementsvliegtuigen hebben in den nacht van 15 op 16 Februari op ver scheiden plaatsen in het bezette Nederland- sche gebied brisantbommen geworpen. Daarbij werd te Rotterdam een huis vol-- komen vernield, terwijl een ander ernstig beschadigd werd. Een aantal Nederlanders werd gedood, onder wie een vrouw en twee kinderen. Voorts werden verscheiden bur gers gewond, onder wie drie vrouwen en zeven kinderen. Volgens tot dusver ontvangen berichten werd geen enkel militair doel of voor de oorlogvoering belangrijk doel getroffen. ST. FRANCISCUS ZIEKENHUIS TE ROTTERDAM DOOR ENGELSCHE BOMMEN GETROFFEN. Het D. N. B. bericht uit Berlijn: Bij den aanval van Engelsche bombardements-; vliegtuigen in den nacht van Zaterdag op Zondag j.l. werd, naar achteraf bekend wordt, in Rotterdam het St. Franciscus- Ziekenhuis getroffen. De inrichting werd zwaar beschadigd. Het dak van het gebouw brandde volkomen af. Vier patiënten en drie verpleegsters vonden den dood en verscheidene personen werden gewond. Fenige ziekenoppassers en een vrij groot aantal kinderen geraakten bedolven. Voormal'ge weermacht WACHTGELD VOOR ZEKERE CATEGORIEëN RESERVE-OFFICIEREN. Het Verordeningsblad van Zaterdag be vat het tweede uitvoeringsbesluit van het hoofd van het afwikkelingsbureau van het Departement van Defensie nopens maatre gelen ten aanzien van de bezoldiging en verzorging van militair en burgerlijk per soneel der voormalige Nederlandsche zee- en landmacht Hierbij wordt het volgende bepaald: Officieren der Marine-reserve. Ten laste van het Rijk, wordt een wacht geld toegekend (met toepassing van de bepalingen, vervat in het besluit van den len Augustus 1935 tot vaststelling van een wachtgeldregeling voor het militair perso neel der zeemacht) aan de officieren der marine-reserve, die, ter aanvulling van een bestaand tekort aan beroepsofficieren, krachtens een daartoe door hen gesloten vrijwillige verbintenis voor onbepaalden tijd in werkelijken disrset zijn gekomen en wien eervol ontslag niet op eigen ver zoek is of wordt verleend, voor zoover de zen de instructies van den Duitschen com missaris voor de demobilisatie der Neder landsche Zee- en Landmacht zijn nageko men en meer in het bijzonder de verkla ring op eerewoord, die voor het beroeps- personeel van de voormalige Nederland sche zee- en landmacht is bedoeld, hebben Onder hun diensttijd wordt verstaan de tijd, dien zij gedurende hun dienstverband bij de marine-reserve in werkelijken dienst hébben doorgebracht, waarbij de EEN FABEL. Ergens in Duitschland laten wij ons nu maar aan dien term houden is een leeuwentemmer gestorven aan een muizenbeet. De rest van het ver haal doet er eigenlijk niet toe, al kan het wel ter illustratie dienen. De leeuwentemmer Leonardi heette hij werd gebeten toen hij de leeuwenkooi schoonmaakte. Hij was in zijn leven reeds vele malen gebeten door leeuwen en tijgers, maar nog nooit door een muis. Deze beet kostte hem echter het leven, want na een week trad bloedvergiftiging in, waar aan hij bezweek. Zoo luidde het of- ficieele bericht, dat ik al geruimen tijd geleden uit een of andere krant knip te en dat ontleend was aan een Ber- lijnsche krant. Telkens als ik dat bericht weer eens las, moest ik aan Aesopus of aan La Fontaine denken, die zoo vele verhe ven fabels hebben gedicht, dierenfa bels met een pakkende moraal. Als deze: dat het kleine dikwijls het groo te beschaamt. Die fabels gaven mij vroeger een injectie tegen een minder waardigheidsgevoel bij bepaalde din gen, waarin ik niet sterk was, dingen van spel of stodie. Aesopus en La Fontaine leerden mij dan met een simpele fabel, dat ik den moed niet behoefde te verliezen. Dat het zwakke het sterke kan beschamen. Nu schijnt dat van dezen leeuwen temmer echt te zijn gebeurd, maar toch kan ik het gevoel niet van mij afzet ten, dat het een fabel is. Een fabel van den man wien leeuwen- en tijger- beten niet deerden, maar die tenslotte door een muis werd geveld. tijd, binnen de keerkringen doorgebracht, dubbel wordt geteld. Reserve-officieren der Landmacht. Aan de reserve-officieren der landmacht, die, ter aanvulling van een bestaand te kort aan beroepsofficieren, krachtens een daartoe gesloten vrijwillige verbintenis in actieven dienst zijn gekomen of gebleven rnet bestemmir" om naar het korp- be roepsofficieren bij het leger hier te lande over te gaan en die ten gevolge van de de mobilisatie van de Nederlandsche weer macht in het genot van T cet v -f zijn gesteld, wordt ten laste van het Rijk een wachtgeld toegekend. Hierbij zijn van toe passing de bepalingen, vervat in het be sluit van den 17en Augustus 1935 tot vast stelling van een wachtgeldregeling voor of ficieren, behoorende tot de Koninklijke Landmacht. Te hunnen aanzien wordt on der diensttijd verstaan de tijd, die zij bij het reserve-personeel der landmacht in werkelijken dienst hebben doorgebracht. Onder de laatste genoten bezoldiging zal worden verstaan het bedrag, dat laatste lijk gediend heeft als grondslag voor de berekening van de bijdrage .voor eigen en voor weduwe- en weezenpensioen, even tueel vermeerderd met de tijdelijke kin- derbijlage. Het wachtgeld gaat in op den aag, volrer-'e op dien van het vertrek met groot verlof. Bovenstaande wordt geacht in werking te zijn getreden op 15 Juli 1940. Vorlooping buiten werking. Voorts wordt nog bepaald: In de „Regeling van de bezoldiging van het militaire personeel der Zeemacht" (vastgesteld bij besluit van 11 Maart 1929) wordt in de le afdeeling A. „Personeel der Mar ine-reserve" betreffende officieren het bepaalde onder VI en VII, zoomede de be palingen betreffende toekenning van vast traktement en tegemoetkoming in zake kleeding van officieren der marine-reser ve, tijdelijk buiten werking gesteld. In de „Regeling van de bezoldigingen, enz. voor het militaire personeel der Landmacht" (vastgesteld bij besluit van 4 December 1939) wordt tijdelijk buiten werking ge steld de afdeeling betreffende teegmoebko ming in de kosten van aanvulling van klee ding en uitrusting en de bepalingen betref fei.de toekenning van de algemeene toela ge aan het reserve-personeel der Land macht. Dit besluit wordt geacht in werking te zyn getreden op 1 Januari 1941. DIENSTORDER VAN NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. De directie van de Nederlandsche Spoor wegen heeft zich door middel van een dienstorder tot haar personeel gericht met het verzoek er vooral op toe te zien, dat oorlogsinvalieden, die zich per trein ver plaatsen, in ieder geval een zitplaats krij gen. Wanneer na vriendelijk verzoek vai den conducteur het beoogde doel nie wordt bereikt, hetgeen in bepaalde geval len is voorgekomen, dan heeft de conduo teur met ingang van. heden ver-gaande be voegdheden om den oorlogsinvalide aai een zitplaats te helpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1