Mr. J. Linthorst Homan over de Winterhulp Momentje ZATERDAG 15 FEBRUARI 1941 32ste Jaargang No. 9874 Ste Ccid^clieSoii/ïcmt Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN «.imni.-m.ii. Naar Nationale binding in het sociale leven. Jeugd, godsdienst en politieic „Arbeidsdienst" heeft in onze kringen reeds langen tijd sympathie indien die Arbeidsdienst, welke opvoeding der jonge mannen beoogt, het in de opvoe ding voornaamste essentiëele element: de Godsdienst, erkent. Ook wij hebben meermalen onze instem ming betuigd met het instituut voor de jeugd, dat „Arbeidsdienst" heet, en gecon stateerd de groote paedagogische en natio nale waarde, welke dit instituut kan heb ben. Maar: aan de genoemde voorwaarde de feitelijke erkenning van den Gods dienst als belangrijkst element in de opvoeding moet worden voldaan. En wat óók van groote beteekenis is: de palitieke strijdvragen moeten buiten den Arbeidsdienst blijven. Over beide punten: Godsdienst en po litiek in den Arbeidsdienst heeft comman dant majoor Breunese onlangs zijn mee ning gegeven, een verklaring afgelegd. Wat de godsdienstige verzorging in den Arbeidsdienst betreft heeft de commandant de volgende richtlijnen gepubliceerd: Ten eerste: Wanneer de ouders ver langen, dat hun kinderen buiten de diensturen ter kerke gaan of gods dienstonderwijs ontvangen, zal de Ar beidsdienst als opvoedingsinstituut zor gen, dat hieraan gevolg wordt gege ven. Ten tweede: In gevallen van ernsti ge ziekte kunnen de bedienaren van den godsdienst de zieken bezoeken; vanzelfsprekend kunnen zij te allen tijde de sacramenten toedienen. Ten derde: Voor en na tafel wordt steeds gelegenheid gegeven tot gebed. Ten vierde: Alle erkende Christelijke feestdagen zullen worden gerespec teerd. Ten vijfde: Op verzoek van de ker kelijke overheden, van het episcopaat of de synode wordt hun een lijst met de namen van alle in de verschillende kampen aanwezige geloofsgenooten overgelegd. Ten zesde: Voor kerkbezoek naar af gelegen plaatsen zullen zooveel moge lijk transportmiddelen ter beschikking worde ngesteld. Er is reeds van meerdere zijden spijt over uitgedrukt, dat men niet één, één flinke stap verder is gegaan, en niet heeft ingesteld het instituut van de aalmoeze niers ongeveer zooals wij dat kenden en men dat ook b.v. in Duitschland in het leger kent. Wat de politiek in den Arbeidsdienst be treft, heeft majoor Breunese een verklaring afgelegd, die o.i. zeker allen bevredigen kan. Letterlijk heeft hij gezegd: „In de kampen van den Arbeidsdienst (zal) worden gezwegen over de politiek". En nu komt „Volk en Vaderland" van gisteren met beweringen als deze: „Zonder politiek is Arbeidsdienst tot een misluk king gedoemd". „Een Arbeidsdienst zonder politiek is geen vleesch en geen visch"! Wij willen gaarne het vertrouwen uit spreken, dat majoor Breunese vast houdt aan zijn gegeven verklaring, n.l. dat „zoo lang de politieke verscheidenheid een feit is" „in de kampen van den Arbeidsdienst (zal) wol den gezwegen over de poli tiek" Wij willen evenals majoor Breunese be nadrukken: zoo lang en inzooverre de po litieke verscheidenheid een feit is. In de kampen van den Arbeidsdienst zal óók niet mogen worden gedisputeerd over godsdienstige strijdvragen. Dat zou naar onze meening zeker 'verkeerd zijn. Maar de daadwerkelijke en practische erkenning van den Godsdienst als wezenlijk element in (le opvoeding der jongemannen van den Arbeidsdienst, zooals wij die wen- s c h e n, houdt volstrekt niet in de nood zakelijkheid of de wenschelijkheid, dat er in de kampen door de jongemannen on derling over godsdienstige vraagstukken zou worden gedebatteerd! Integendeel, wij herhalen het: dat wenschen wij juist niet. REORGANISATIE DER NEDERLANDSCHE POLITIE. Aan het bericht betreffende de instelling van een commissie, met de taak om van advies te dienen met betrekking tot de re organisatie der Nederlandsche politie, kan nog worden toegevoegd, dat als leden de zer commissie zijn aangewezen mr. H. W. J. Mulder, raadsadviseur aan het departe ment van Binnenlandsche Zaken en mr W. J. A. Visser, burgemeester der gemeen te Zeist. WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN DE ARBEIDSDIENST. De Utrechtsche Courant van gisteren schrijft een artikel over hetzelfde onderwerp als wij vandaag, nl. over den Arbeidsdienst. Na opgesomd te hebben de reeds door ons gememoreerde zes richtlijnen voor de godsdienstige verzorging vervolgt het blad: „Er zit in dit alles ongetwijfeld veel, dat op welwillendheid en tegemoetko ming wijst. Het is blijkbaar het op rechte streven van Majoor Breunese, om zich in te denken in de gedachten en verlangens van anderen. Duidelijk blijkt intusschen ook, dat hij zich nog altijd niet geheel heeft kunnen ontworstelen aan de vrees, dat door het organisoh inbouwen van de geestelijke verzorging in den Ar beidsdienst toch weer een verdeelend element zou worden binnengehaald. We hebben den indruk, dat den Com mandant van den Arbeidsdienst de ï>ê- teekenis van het Christendom niet al leen voor het individu, maar ook voor het geheele volksleven niet ten volle klaar is geworden. Als men uitgaat van de stelling en o.i. dient men daarvan uit te gaan. dat ons Nederlandsch volk een Christelijk volk is en dat onze natio nale cultuur ook uitgesproken het stempel van Christelijkheid draagt, dan zou men het vraagstuk der geestelijke v.erzorging van een anderen en beteren kant benaderen. Zeker, gymnastiek, grondwerk, mar- cheeren, het zijn alle op zich neutrale aangelegenheden. De Arbeid.su'enSt if -• er echter niet omwille van deze aan- aangelegenheden op zich. Hoofddoel en hoofdopzet van alle werkzaamhe den in den Arbeidsdienst blijft de op voeding tot volwaardige, zich in een dracht op elkaar aangewezen voelende Nederlanders. Opvoeding nu, welke niet Ijewust - uitgaat van de waarde van het Chris tendom voor ons nationale leven en onze nationale cultuur, blijft armoedig en schraal." De T ij d van gisteren wijdde ook een beschouwing aan den Arbeidsdienst. Na een opsomming van de zes punten (zie hierboven) schrijft het blad: „Uit punt vier en punt vijf zou men kunnen afleiden, dat de Arbeidsdienst zich niet slechts op het standpunt van de natuurlijke Godskennis, doch zelfs op christelijk standpunt zal stellen. Boven staande richtlijnen zouden er echter ook op kunnen wijzen, dat de Arbeidsdienst zich slechts voor den godsdienst zal interesseeren, in zooverre deze nu een maal een feit is, waarmede men in Ne derland rekening moet houden uit overwegingen dus, die de opportuniteit betreffen. De, verklaring van majoor Breunese heeft ons hieromtrent in het onzekere gelaten. Wij vertrouwen echter en wij meen en, dat de bovenstaande richt lijnen reden tot dat vertrouwen geven -- dat de Arbeidsdienst en wel om zijn doel: het dienen van het belang van het land in saamhoorigheid en kameraad schap, te bereiken zijn opvoeding minstens zal doen wortelen in de na tuurlijke Godskennis en daarom de aan hem toevertrouwde jeugd zal opvoeden in eerbied voor de christelijke Kerken. Indien zulks het geval is, kunnen de door majoor Breunese aangegeven richt lijnen den weg wijzen naar een bevredi gende oplossing voor de geestelijke ver zorging in den Arbeidsdienst. Dan zal n.l. aan de bijzondere middelen, die de Kerken op grond van deze richtlijnen in dienst van de geestelijke verzorging van de Arbeidsdienst-jeugd kunnen en moe ten stellen, de bereidschap en ontvanke lijkheid van die jeugd, in de opvoeding door den Arbeidsdienst niet afgestompt maar verlevendigd, beantwoorden." GEEN VERGUIZING MAAR RESPECT. Met instemming nemen wij over de lof, die de Volkskrant in het volgeflde artikeltje breng aan de Waag voor diens voorbeeldige houding ten opzichte van dr. Colijn: „Het weekblad De Waag neemt af scheid van dr. Colijn, die zijn post aan de Standaard heeft moeten verlaten. En het doet dit op ridderlijke wijze. Al heeft de anti-revolutionnaire lei der naar de meening van De Waag in veel misgetast, toch moge een oogenblik de degen zinken tot saluut aan den man, die met inzet van zijn le ven onzen naam in de koloniën heeft hoog gehouden, en die het algemeen belang heeft willen dienen op de ma nier, welke hij het best oordeelde." Zoo eert men den politiek en tegen- Gisteravond heeft mr. J. Linthorst Ho- man een radiorede gehouden voor de Win terhulp-actie. Aan deze rede ontleenen we de volgende passages: Zij, die nu niets nieuws willen. Onjuist is de houding van hen, die nu niets nieuws willen. Ieder leven, zoowel in de natuur als ook in het bestaan der volkeren, is groei, is ontwikkeling, ook in de moeilijkste uren. Ook in een storm groeit het natuurlijke leven, ook in tijden van oorlog en bezetting ontwikkelt zich een volk. Ja, de ontwikkeling in een volk is dikwijls in tijden van oorlog en moeilijk heden nog meer beslissend dan in tijden Van geleidelijkheid- Zware, moeilijke jaren hebben ook in het verleden ons volkska rakter gevormd en gesterkt. Het latere Ne derland zal ook naar deze tijden terug zien als mede-beslissend in zijn ontwik keling. Behoefte aan meer nationale samen werking. In het sociale leven in Nederland is dik wijls prachtig werk verricht. In alle dee- len des lands, in alle volksgroepen heeft men zich op dit terrein krachtig ingespan nen. Veel is voor den naaste gedaan en menig werk zal lang blijven getuigen van goeden broederzin. Maar ook hierin stond de tijd niet stil. Ook hierin openbaarde zich in Nederland reeds duidelijk de be hoefte aan meer nationale samenwerking en aan meer aaneenvoeging van het zoq verscheiden beeld. Zou de oorlog' niet zijn gekomen, dan zou stellig ook op dit socia le gebied de nationale saamhoorigheid zich steeds krachtiger hebben doen gelden en dan zou ook hier de aaneenvoeging zijn tot stand gebracht, waarnaar op ied er terrein ontelbaar velen alom reeds streefden. De Winterhulp. Moeten wij nu op het sociale gebied, waarop de drang naar meer nationale bin ding reeds zoo sterk aanwezig was, niet verder werken zoodra in onze handen een apparaat wordt gelegd, dat wij nog niet kenden? Nooit is een nieuw werk ineens vol maakt. Alle instellingen, die wij kennen, hebben een tijd van kinderziekten gehad. De Winterhulp, welke zich hier moet vor men en aanpassen, ondergaat dit ook. Er zijn bezwaren, er zijn fouten gemaakt, maar de leiding waarborgt ons, dat het in orde zal komen. Wij mogen niet overdrij ven. Wij mogen niet, zooals mij dezer da gen iemand schreef, „leven op geruchten" Wie leeft op geruchten, maakt voor zijn om geving het leven ondragelijk. Er is heusch wel zooveel concreet werk in ons volk te doen, dat wij aan-de geruchten niet behoe- toe te komen, laat staan „erop te leven". Vergeet ook niet, dat een werk als dit juist in tijden als deze .zooveel geruchten stander en eert men zich zelf. Dr. Co lijn heeft getracht het algemeen be lang te dienen: zijn bedoelingen waren zuiver, zijn arbeid was op het welzijn van volk en land gericht. En zulk een tegenstander brengt men naar ridderlijke trant het eeresaluut. Indien allen van weerszijden zich tot de hoogte van De Waag kon den opheffen, zou er bij het grootste meen ings verschil meer waardeering zijn voor eikaars inzicthen en minder afgekeerdheid." Wij mogen van een ander eischen eerbied voor de eerlijke overtuiging van een „te genstander" r indien wij echter eerst zelf het voorbeeld geven van zulk een eerbied Een gewetensonderzoek is hier niet mis plaatst. KAPITALISME EN WERKLOOS HEID. Aan een hoofdartikel in de Unie, ge wijd aan „Kapitalisme en Werkloosheid", waarin de principieele kant van het vraag stuk wordt behandeld, ontleenen we: „Nog steeds bestaat hier en daar de meening, dat de langdurige werkloosheid van de laatste 10 jaar aan een reeks „toe vallige" gebeurtenissen zou zijn te wijten Dat is onjuist. De werkloosheid was en is een wezenlijke karaktertrek van het kapi talistische economische stelsel. De perio dieke werkloosheid is onafscheidelijk ver bonden aan „het vrije spel der maatschap pelijke krachten". In theorie werdenhet recht op en de plicht tot arbeid van ieder mensch erkend In de practijk echter werden die rechten en plichten afhankelijk gesteld van de wet aantrekt, dat normaal verder werken uiterst moeilijk zou kunnen zijn, terwijl toch voortgewerkt moet worden. Het is van het grootste belang, dat wij allen zonder uitzondering, de Winterhulp als onze eigen Winterhulp zien en behan delen. O, het zit nog zoo vast in ons volk, dat wij vooral in eigen kring, maar ook vooral niet te ver buiten "Sigen gemeente of pro vincie anderen behulpzaam zijn. Wel is bij groote rampen steeds goed geholpen, doch ook dan veelal had betere en krachtiger samenbundeling nog héél wat meer kunnen doen. Wij hébben zoo menigmaal, ook nog in dezen oorlogstijd, het bezwaar- onder vonden, dat al dat gescheiden werk, hoe goed ook voor de eigen groepen, zeer velen tekort deed komen en zeer veel dubbel werk meebracht. Ook voor de medewer kers en de gevers kan een grootsche actie beter overzichtelijk en meer welkom wor den dan het vele kleinere. Laat ons dank baar zijn voor wat men in ons land aan or ganisatie en initiatief reeds volbracht, doch laat ons voor oogen houden, dat de ze tijden om nationale en om praktische redenen samenbinding van ons vragen. Kortom, laat iedere organisatie eens ern stig overwegen, wat haar stap in dezen nu moet zijn. Dan kan er zeer veel goeds gaan komen. Niet ten bate van de Winter hulp zelf. Doch voor de Winterhulp ten bate van ons volk zelf. Wij weten allen wel, dat de inspanning voor eigen omgeving bij waarlijk geheel zich gevende mensch^n reeds groote of fers vraagt. Toch moeten ook zij zich be wust zijn, dat het volk als volk zich zijn innige samenhang dagelijks bewust moet zijn, wil het niet in de stroomingen der tij den uiteenslaan. Oudtijds bouwde langs onze kusten en stroomen ieder zijn eigen dijk, maar reeds vroeg kwam het inzicht dat juist de verbinding van dat alles voor allen beslissend was. Of, om een ander beeld te gebruiken, ook vrorger bloeid? het prachtig in Neerlands tuin, maar er waren veel vergeten hoekjes. Velen hebben in eenzaamheid geleden. En de oorlog deed in menige andere hoek nieuwe moeilijkhe den ontstaan. Laat ons nu gezamenlijk met Gods hulp weer werken voor nieuwen bloei en laat ons elkaar'dan beloven, dat geheel de tuin zal worden verzorgd en er geen vergeten hoekjes meer zullen zijn. Wij zullen ervaren, hoezeer dat ons zal binden in een nieuw plichtsbesef en in ge zamenlijke arbeidsvreugde. Er zijn in ons land ruim duizend ge meenten. In die gemeenten wacht overal een zeer groot aantal gezinnen nu op onze daden. Ik 'weet het uit vroegere ervaring en ook uit berichten van dezen tijd. Laat ons als Nederlandsch volk het aan onze duizend burgemeesters mogelijk maken, onopvallend veel goed werk te doen. Er liggen vele, zeer vele aanvragen. Dat mo gen wij niet vergeten. En daarom offeren wij. van vraag en aanbod, waardoor de onge bonden economie werd en wordt be- heerscht. Ieder was „vrij" het vak of be roep te kiezen, dat hij wenschte. Doch of hij een functie kreeg of éen bestaan kon vinden in het productieproces, hing niet in de eerste plaats af van zijn bekwaamheid en energie, doch van de vraag of er „plaats" voor hem was, een plaats, die tenslotte weer werd bepaald door de vraag of er met, zijn arbeid winst kon worden gemaakt. Want het kapitalisme maakte ook arbeid tot koopwaar, waarvoor in de periode van opgang (hoogconjunctuur) meer werd be taald dan in een periode van neergang (laagconjunctuur). Naarmate de techniek voortschreed en de productie in snéller tempo werd opge voerd, nam het spel van vraag en aanbod grilliger vormen aan. De perioden van be trekkelijke welvaart werden steeds korter en onzekerder, de perioden van crisis wer den langer en heftiger, totdat in 1929 de wereldcrisis uitbrak, die alle vroegere cri ses overtrof en die nu ruim 10 jaar lang in talrijke vormen en gedaanten voortwoedt. Het werd een chaotisch gedrang van al len tegen allen om te redden wat te red den was, een felle en bittere strijd tus- schen kapitaal en arbeid, tusschen stad en' land, tusschen werkgevers en werknemers, van die béide groepen tegen den Staat en van den een en Staat tegen den anderen. Het verloop van deze crisis gaf o.a. dui delijk aan, dat men hier niet meer te ma ken had met meer of minder hevige schom melingen binnen het kapitalistische econo mische leven, niet dus met een conjunc tuurcrisis, doch met een structuurcrisis, die het stelsel in het hart raakte en ingrij- I pende maatregelen eischte, niet om het kap: tal isme te red:'en", doch om het te VROUWEN. De statistiek van de stad Amster dam deelt mede, dat er in deze door- luchte, echt-Nederlandsche stad 20.000 vrouwen te veel z(jn. Daar heb ik een en ander op te zeggen. Ik wil niet zeg gen, dat er. mannen zijn, die meeneri, dat er nooit vrouwen teveel zijn. Ik heb iets tegen deze formuleermg. Die vind ik beslist onhoffelijk en onbe leefd. Mag men van een ambtenaar van de Statistiek niet verwachten, dat hij zou hebben geschreven: er zijn in Amsterdam 20.000 mannen te weinig. Dat klinkt heel wat sympathieker en mogelijk zou dat propagandistisch ook juister zijn geweest en waarschijnlijk meer effect hebben gehad door een mannelijke volksverhuizing naar de stad, waar zulk een overvloedige keu ze is in een artikel, waarnaar, zoo lang de menschheid bestaat, altijd vraag is geweest. Goed: er zijn man nen, die er Turksche methoden op na houden, maar er zijn ook vrouwen, die van een man niets moeten hebben. Er zitten aan deze kwestie nóg andere aspecten als: teleurstelling, ontgooche ling, een scheeve neus, en schuine oogen en dit laatste vooral in tweeër lei opzicht. Maar het belangrijkste dunkt mij toch, dat er teveel naar het uiterlijk wordt gekeken. Naar wat er voor geld en macht te koop is. Ook nu nog. En vermoedelijk zal dat wel zoo blijven V. vervangen door een ander en beter stelsel. Wij zijn van meening, dat men zal moe ten overgaan tot ingrijpende maatregelen tegen het stelsel van de „vrije economie". Men kan daarbij, met ir. J. Th. Westhoff, al of niet de mogelijkheid zien, dat een zeke re „normale vrijhandel" zich zal herstel len, na een „in het groot beziene herorde ning, nationaal allereerst", in ieder ge val is het thans wel duidelijk, dat een na tionaal geordende economie volstrekt on vermijdelijk is, wil men tot opheffing van de genoemde nadeelen der „vrije" econo mie kunnen komen. Alle plannen tot werkloosheidsbestrijding blijven ondoelma tig en oneconomisch, wanneer het princi pe van de nationaal geordende en geleide economie niet als uitgangspunt wordt ge nomen. Ten tweede moeten economische vooruit zichten aanwezig zijn, die het Nederland sche volk de noodige ruimte voor zijn eco nomisch bestaan waarborgen. Wij hebben een enkelen keer hooren verkondigen, dat Nederland in het nieuwe Europa met de plaats van leverancier van landbouwpro ducten genoegen zou moeten nemen. Een dergelijke opvatting zou het Nederland sche volk goeddeels zijn bestaansmogélijk; heid ontnemen. Een voortgaande industria lisatie is een levensbelang voor ons volk, temeer daar de bestaande industrie op twee stevige fundamenten is gebouwd, on zen landbouw en onze scheepvaart. En ten slotte zal ook een herstel van onze verbin dingen met de koloniën in de levensruimte van het nog steeds met 100.000 zielen per jaar groeiende Nederlandsche volk niet kunnen worden gemist. Deze twee punten zijn ten nauwste met elkaar verbonden. Zonder het tweede (de economische perspectieven) blijft het eer ste een nationaal geordende economie) zonder effect." WE MOETEN TWEE DAGEN J.ANGER TOE MET DE SUIKER. Geen vet op de boterkaart. Voor de nummprs, den geldigheidsduur ei. de nieuwe rantsoenen verwijzen wii naar een der meest gelezen rubiieken van dc courant: de bonnenlijst. Maar op de bij zonderheden, die blijken uit de bonaanwij zingen, willen wij hier even de aandacht vestigen. Zoo bijvoorbeeld dat er komen de week geen vet op de boterkaart ver strekt wordt. Voorts is belangrijk, dat we met de sui ker twee dagen langer toe moeten komen, immers, de oude bon loopt den veertien den af en de nieuwe gaat eerst den zeven tienden in. De suikerperiode loopt nu dus ook van een Maandag tot een Maandag, zooals voor het meerendeel van onze andere levens middelen. Het streven is, zooals bekend, den Maandag te maken tot den dag waar op algemeen nieuwe bonnen geldig wor den. VERBEURDVERKLARING VAN RADIO TOESTELLEN. Een heden verschenen verordening geeft de Duitsche politie de bevoegdheid tot het verbeurd verklaren van radiotoestellen, welke misbruikt worfen voor het luisteren naar v: r'--

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1941 | | pagina 1