Vooruitzichten voor de
sigarenindustrie
Woningen
VRIJDAG 22 NOVEMBER 1940
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 0
in Duitschland en
Nederland
«EEN DEKBLAD VERKWISTEN
■raT) aks voorraad voor sigaren
Zooals het zich thans laat aanzien, zal
medio 1941 onze sigarenindustrie zonder
grondstoffen zijn, met als noodzakelijk ge
volg: stilleggen van de bedrijven, zoo ver
nam „De Tijd", van mr. A. M. C. J. Stein-
kühlerv.te Eindhoven, secretaris var. de Ne-
derlandsche R.K. Vereeniging van sigaren
fabrikanten.
Het belang van de sigaren-industrie moge
hieruit blijken, dat in Nederland per jaar
anderhalf milliard sigaren in rook opgaan,
hetgeen ongeveer wil zeggen dat iedere Ne
derlander, vrouw of men, volwassen of zui
geling 180 sigaren per jaar rookt. Het be
drag, dat zoodoer.de in wolken van genot
vervliegt, bedraagt bijna 65 millioen gulden.
De grondstoffenpositie
ne sigaren prefereert boven een gering
aantal groote. Helaas zal het niet mogelijk
zijn deze werkwijze ter hand te nemen.
Kleinere sigaren vereischen nieuwe vor
men en afgezien van het feit, dat dit een
kostbare geschiedenis is voor een zoo kor
ten tijd, is er de schaarschte aan hout,
waardoor de vervaardiging van nieuwe
vormen practisch onmogelijk wordt
Zoo zal men, ten bate van de arbeiders,
over moeten gaan tot productiebeperking.
Op het oogenblik werkt men op 120 pet.
van de productie van 1939 en een inkrim
ping tot 90 pet. is zeer zeker verantwoord.
Gelijktijdig zullen dan maatregelen noodig
zijn om een ongemotiveerde prijsstijging
tegen te gaan.
Welke textielqoederen
zijn nu nog vrij?
VERSCHILLEN EN OVEREENKOMSTEN
In een brief van het „Nederlandsche
Perskantoor" uit Berlijn leen wij het vol
gende:
„Het is bekend, dat reeds de oude Ger
manen er zich op toelegden, hun tehuis
zoo geriefelijk mogelijk in te richten. De
kelders, waar de „mede", een soort honig-
drank, jarenlang moest liggen, om de ge-
wensebte sterkte en dikte te krijgen en
waar ook de boter en andere bederfelijke
levensmiddelen werden bewaard, verder
de groote steenen kachels met een bank
er omheen, waar de Germaansche familie
zich huiselijk inrichtte, zijn geriefelykne-
den, die heden ten dage nog overal op de
dorpen te vinden zyn. In eenigszins gewij-
zigden vorm zijn zij door de hedendaag-
sche cultuur overgenomen.
Dit verlangen naar geriefelijkheid en de
wijze, waaróp eraan voldaan werd, be
stond in Duitschland zoowel als in Neder
land. De behoeften waren gelijk. In de
17de eeuw echter begon de geweldige
bloei der Nederlanden, waarbij de Duit-
sche staten terugbleven. Er ontstond in
Nederland toen een wooncultuur, die de
uiting was van den wensch naar geriefe
lijkheid en tegelijk een uiting van rijk
dom en de behoefte, deze tentoon te sprei
den. In de steden ontstonden de patri
ciërshuizen met zalen, veel kamers, zol
ders, kelders, mooie trappen en voorname
gevels. Zulke huizen bezat Duitschland
reeds, maar alleen in de enkele groote
handelscentra, zoöals Frankfort, Augsburg,
Neureberg en Hanzesteden, die reeds in j
de Middeleeuwen op hun wooncultuur j
prat gingen.
Men kan dus zeggen, dat de Duitsche i
wooncultuur ouder is dan de Nederland- i
sche. Het Nederlandsche patriciërshuis, j
met name dat van de 17de en 18de eeuw, i
is echter vee} grooter, vorstelijker zouden
wij haast zeggen, dan het Duitsche patri
ciërshuis van vóór dien tijd. Als de 80-ja-
rige oorlog voorbij is, wordt het geld als
het ware met scheepsladingen vol in Ne
derland binnen gebracht. Maar de vrede
van Münster maakte in 1648 eveneens een
eind aan den 30-jarigen oorlog, waaruit
een verdeeld en verarmd Duitschland ont-
fetaan was, dat eigenlijk tot Bismarclc
moest wachten, om den slag weer teboven
te komén en dat aan het bouwen van
woonhuizen nauwelijks dacht.
Maar dan komt Bismarck. En als de
Fransch-Duitsche oorlog ten einde is, be
leeft het nieuwe Duitsche rijk een bloei,
die zijns gelijke nauwelijks gekend heeft.
Dat is de „G r n d u, n g s z e i t", die in
de zeventiger jaren begon, in de 80er ja
ren zijn toppunt bereikte en eigenlijk
voortduurde tot 1914. Dit „Gründungs"-
tijdperk gaat van Berlijn uit; van liever
lede breidt het „Grimden" zich over het
heele rijk uit. Er wordt overal gebouwd
in Duitschland: huizen, fabrieken, zaken,
trustsl
En dan bouwt Duitschland uit rijke
beurs. Het is, alsof het aan - de huizingen
van de Nederlandsche gouden eeuw een
voorbeeld heeft genomen. Maar de nieu
we woningen moeten natuurlijk moderner
zijn. Zij moeten van alle gemakken zijn
voorzien, die men reeds kent of die nog
moeten worden uitgevonden, d.w.z. bad
kamers, centrale verwarming, moderne
closetten, groote luchtige kamers, enz. In
dien mogelijk, alles op één verdieping. Dit
was het begin van de „flats" in Duitsch
land. Deze werden in Berlijn reeds in de
tachtiger jaren gebouwd. Er moest echter
rekening gehouden worden met de groot
te van het bouwterrein. Dientengevolge
vindt men in Berlijn verdiepingen met
twaalf kamers, waarvan drie naar de
straat toe liggen en de andere op een bin
nenplaats kijken. In het z.g. „Berliner
Zimmer" moet vaak den geheelen dag
een grootte van 90X160 c.M., vloerkleed
jes gemaakt van afvalstoffen, matten, li
noleum, balatum, stragula en artikelen
vervaardigd uit jutte, cocos, siasal, mani-
la, hennep en ramé; kunstleder, leerdoek
en wasdoek, benevens daaruit vervardigde
artikelen.
19. Artikelen vervaardigd uit geperst
vüt
20. Schilderslinnen, calqueerlinnen,
boekbinderslinnen en gaas.
21. Speciale beschermende beroeps-
kleeding, vuurvaste kleeding, mijnwerkers
arbeiders in gieterij bedrijven, machine-ar
beiders, schoorsteenveges; verder asbest-
kleeding, vuurvaste kleedign, mijnwerkers-
kleeding, waterdichte beroepskleedig, be
schermende 'kleeding tegen teer en mest,
operatiejassen (al deze artikelen uitslui
tend tegen overlegging van een bewijs van
werkzaamheid in het betreffende be
roep).
22. Verduisteringstof en daarvan voor
verduisteringsdoeleinden vervaardigde ar
tikelen.
23. Divankleeden, schoorstenkleeden, ta-
felkleeden en tafelloopers, sierkleeden en
sierkleedjes, mits niet grooter dan een vier
kante meter, kapstokkleeden, afgepaste
gobelins en dergelijke wandkleeding, an
timakassars.
24 Stoffen en weefsels en restcoupons,
welke ten hoogste 90 c.M. lang zijn.
25. Wiegdekens, dekens (niet meer dan
tien procent katoen bevattende).
26. Teen- en pantalonbeschermers, pan-
aanvatters, velvetsponzen, kunstzijde spon
zen, sponzenzakjes van oilsilk,weekend-
taschjes van stof en linnen e.d., avondtasch-
jes, voeringwaten, poetsdoeken (speciaal
geprepareeerde), slabbetjes voor kinderen
van 36 jaar, kook- en koksmutsen, imi
tatiebont voor garneering dwe.ilen.
licht branden. Om van de voorkamers, die
meestal voor ontvangst bestemd zijn, naar
slaapkamers en keuken te komen, moet
men in vele „flats" door het „Berliner
Zimmer", daar er geen gang is tusschen
voor- en achtergedeelte.
Afgezien van deze ongemakken vindt
men in de meeste huizen te Berlijn alles
wat het hart begeert. Het is niet noodig.
wanneer men een huis betrekt, kachels of
badkuipen mede te brengen, want dit al
les is voorhanden. Waar geen centrale ver
warming is, ziet men groote kachels uit
tegels opgebouwd, die tot aan het pla
fond reiken. Met briketten gestookt ver
warmen zy de kamer uitstekend. Eenmaal
in de 24 uur worden zij gestookt en de ka
mer blijft behagelyk, Men mist weliswaar
het gezellige Hollandsche vuurtje in den
open of gesloten haard, waarbij men ove
rigens vaak van voren roostert en van
achteren rilt! Dikwijls zyn de tegels met
allegorische voorstellingen versierd en er
loopt een bank omheen. Net als bij de
oude Germanen!
Met den wensch naar geriefelijkheid der
kamers hield de behoefte aan meubelen
gelijken tred. In deze groote kamers, die
bijna zalen zijn, behooren groote meube
len, groote schilderijen, groote tapijten
enz. Alles moet groot zyn! Daar groote
schilderijen duur zijn, neemt men repro
ducties of schilderstukken van minder
waarde. Kleine kunstwerken zouden in de
groote kamers totaal verzinken! In elke
grootere flat ligt parket, dat de gewoon
te heeft altijd te kraken. Slechts in kleine
flats zijn planken, die, geverfd en In de
was gezet, een gezelligen indruk maken.
Iedere flat heeft een badkamer. In de
badkamer der kleinere flats bevindt zich
tegelijkertijd het closet.
De „Gründungszeit" heeft Berlijn en
den anderen Duitschen steden dus de flat
leeren kennen, Berlijn heeft zelf flats van
20 kamers, die 1000 mark in de maand
huur doen.
Intusschen bouwde Holland steeds klei
nere woningen. Maar na den wereldoorlog
ontmoetten Nederland en Duitschland
elkaar op het gebied der wooncultuur: de
nood der tijden had beide tot de kleine
woning bekeerd. En de moderne Duitsche
woning heeft groote trekken van overeen
komst met de moderne Nederlandsche wo
ning: de kamers zijn klein en laag, er zijn
allerlei moderne snufjes in, en men heeft
vooral op het gemak van de huisvrouw
gelet; met name steekt het keukentje ge
weldig tegen de vroegere keukenzaal af.
Voor de Nederlandsche vrouw is 'de
keuken inderdaad van groot belang. Ook
de Berlijnsche vrouw kookt graag en
goed. Maar tegelijk verbindt zij hiermee
een keuken cultuur, die de Hollandsche
keuken heeft overvleugeld. De tafel met
een bont kleedje en een paar bloemen,
aan de wanden geborduurde handdoeken
met spreuken, vroolijke gordijntjes aan de
ramen, een buffet met glas in lood en alle
mogelijke apparaten, die voor de keuken
noodig zijn, als daar zijn vleeschmachine,
aardappelschilmachine, enz. Meestal is al
les wit gelakt. De witte ijskast, een witte
electrische braadoven, en vele andere in
richtingen maken van de keuken een ge
zellige verblijfplaats en men kan het er
best uithouden.
Wanneer men ten slotte de Duitsche
wooncultuur met de Nederlandsche ver
gelijkt, komt men tot de slotsom: tot vóór
1870 heeft de Nederlander beter dan de
Duitscher gewoond; n al870 woonde de
Duitscher gewoond; na 1870 woonde de
Duitsche woningen in het algemeen nog
grooter dan de Nederlandsche, en haast
zonder uitzondering zijn zij beter gemeu
bileerd, ook al loopt de „nieuwbouw", die
thans wordt afgeleverd in Nederland en
Duitschland niet veel uit elkaar. Een on
gerief van Duitsche woningen is, dat
muurkasten, ook in de keuken, nagenoeg
in iedere Duitsche woning ontbreken. Een
groot plus is daarentegen het veel meer
toepassen van parketvloeren en de vaste
kachels, terwijl ook de badkamer in
Duitschland meer algemeen is dan in Ne
derland.
De Belgische
brouwerijen
Tot de industrieën in-België, die in den
laatsten tijd zorgen baarden, behoorden ooi
de brouwerijen, die in het leven in België
een zeer voorname rol spelen. België be
vindt zich van de bierproduceerende lan
den op de 4e plaats bij een productie van
14.2 millioen H.L. in 1938. De waarde van
deze hoeveelheid bedroeg 1.65 milliard
Belgische frs., terwijl het in de brouwerijen
belegde kapitaal in 1938 2.5 milliard frs.
bedroeg. Deze, voor een land van 8 millioen
inwoners, verbazingwekkende cijfers vin
den hun achtergrond in de na den wereld
oorlog afgekondigde alcoholwet, die het
schenken van dranken met een alcohol
gehalte van meer dan 40 verbiedt. Zwaar
alcoholische dranken kunnen in België dan
ook alleen maar in particuliere clubs ge
schonken worden. Deze maatregelen heb
ben geleid tot het groote bierverbruik in
België, dat per persoon aanzienlijk grooter
is dan in Duitschland en Engeland.
Terwijl de benoodigde hop bijna geheel
in België gewonnen wordt, zijn de moute
rijen afhankelijk van den invoer van gerst
uit het buitenland en naast de 80.000 ton,
die in België zelf gewonnen werd, werd
voor den oorlog jaarlijks circa 360.000
ton gerst ingevoerd, waarvan de helft voor
de bierproductie bestemd was. De moei
lijkheden ten aanzien van gerst zijn des
te grooter, daar ook behoefte bestaat aan
gerst voor de productie van mout koffie,
ter vervanging van echte koffie. Daar men
de Belgische bierbrouwerijen in sommige
kringen als niet zeer noodzakelijk be
schouwde, is het plan naar voren gekomen
de bierproductie te staken. Bij een nauw
keurig onderzoek heeft men dit plan moe-
Katholiek Comité van actie
„Voor God"
DE ROZENKRANS»BREVIER
VAN HET CHRISTELIJK
LEVEN.
Wel bewonderenswaardig is
die krans, gevlochten uit de
groetenis van den Engel, waar*
aan het gebed des Heeren is
toegevoegd en waaraan de ver*
plichting tot meditatie verbon
den is dit is een uitmuntende
manier van bidden en zeer
geschikt om het eeuwig leven
te verkrijgen. Leo XIII
Wetenschappel. berichten
PROF. PICCARDS PLANNEN VOOR
DIEPZEETOCHT
Op een kongres der Zwitsersche
Akademie voor Natuurwetenschappen dat
kortgeleden te Locarno gehouden werd,
sprak de bekende stratosfeervlieger Pro
fessor Piccard over zijn reeds twee jaar
oude plan eener duikexpeditie tot op 5000
M; diepte, die nu toch werkelijkheid zal
worden.
Deskundigen hebben het oorspronkelijke
plan van den eersten stratosfeervlieger
Prof. Piccard, om 10000 M. in de diepte
van den oceaan dor te dringen, als een
fantastery bestempeld, die van begin af
aan tot mislukking gedoemd zou zyn.
Piccard schijnt intusschen ook te willen af
zien van zyn aanvankelijk plan, want op
het genoemd kongres te Locarno sprak hij
als voorloopig bereikbaar doel over een
diepte van 4000 tot 5000 M. Maar ook zulk
een diepte-expeditie is nog fantastisch ge
noeg, want de Amerikaan William Beede,
die beroemd werd door een zelfde onder
neming, die tot nog toe het record houdt
op dit jongste gebied van onderzoek, be
reikte slechts een diepte van 900 M. Maar
Prof. Piccard heeft reeds lang bewezen,
dat hy geen avonturier is, maar een koene
en tegelijkertijd ernstige wetenschaps-
mensch; toen hij in 1932 met zyn stratos-
feerballon tot op een hoogte van 16000 M.
ging, grensde déze prestatie aan het onge
loof elijke.
Nu maakt hy zich met zijn a.s. expeditie
in de diepte van den oceaan tot zijn eigen
„tegenvoeter". Reeds werd begonnen aan
den bouw van den door hem geconstrueer
de staalkogel, waarmee Piccard in tegen
stelling met zyn „koncurrent" Beede, vrij
zwevend en door geen kabel met een
schip verbonden in de diepte wil afdalen.
De doorsnee van den kogel, die slechts
voor twee menschen berekend is, ligt een
weinig boven 2 M. Een zuurstofhouder
heeft reserves voor 24 uur; de by het
ademen uitgeblazen koolzuren worden op
gezogen door bijtend potasch. Met een soort
vlotten wordt de stalen kogel onder water
bestuurd en daardoor worden de onder
zoekers volledig onafhankelijk van de
buitenwereld.
Piccard heeft bij de constructie van het
toestel aan alle mogelijkheden en gevaren
gedacht. Zelfs tegen den aanval van reus
achtige zeemonsters zal hij zich kunnen
beschutten door electrische ontladingen,
terwijl de snelheid der daling en de op-
halingskracht door een balanceerend ge
wicht, dat uit zwavel en koolstof bestaat,
wordt gereguleerd. Ook heeft men er aan
gedacht, dat de deelnemers het bewustzijn
kunnen verliezen by hun koen avontuur
en zoodoende niet meer in staat zouden zijn
de instrumenten te bedienen. Dan wordt de
kogel door een uurwerk na een bepaalde
tijdsspanne van zelf naar de oppervlakte
teruggedreven. Alhoewel de binnenruimte
van de duikkogel slechts een doorsnede van
twee meter heeft, zal zijn gewicht toch
4500 K.G. bedragen, daar de stalen wan
den, die even als de speciale glaswanden
by 5000 M. diepte aan een druk van 50
atmosferen weerstand moeten kunnen bie
den, zeer sterk moeten gebouwd zyn.
Piccard hoopt met zijn voor dit doel spe
ciaal gemaakte instrumenten menig raad
sel, dat tot nog toe aan het menschelijk oog
verbogen bleef, aan de diepe zee te kunnen
ontrukken en vooral de kosmische stralen
op het spoor te komen. Het spreekt van
zelf, dat ook de filmtoestellen niet ont
breken, die door het licht van geweldige
schijnwerpers de wonderwereld der diep
zee op het beeld zullen brengen.
ten opgeven, daar bleek dat de middel
matige bedrijven de kern vormen der Bel
gische bierbrouwerijen. Immers, 20 van
de grondstoffen wordt verbruikt door de
4 groote brouwerijen, 36 door de 32 be
drijven, 37 door 405 middelgroote be
drijven en 6.4 door 771 brouwerijen.
In verband met de bestrijding der werk
loosheid besloot men dus niet tot ophef
fing der bierproductie over te gaan, doch
deze binnen bepaalde perken te houden en
te normaliseeren. Alle brouweryen werden
in een organisatie ondergebracht, ten
einde de grondstoffenverdeeling te verge
makkelijken. Bovendien werd bepaald, dat
slechts 3 biersoorten mogen worden
vervaardigd, n.l. met een alcohol gehalte
van resp. 4 2.5 en 1.5
Door deze maatregelen is het gelukt
23.000 arbeiders in de brouwerijen en circa
10.000 arbeiders in de nevenbedrijven aan
het werk te houden. Daarenboven is ook de
verdienste verzekerd van 4.500 bierhande
laren en 105.000 arbeiders.
De mogelijkheden voor den aanvoer van
grondstoffen zijn niet heel groot. De in-
heemsche tabaksproductie is zeer beperkt.
Door den gemakkelijken aanvoer van over
zee kon de tabak van vaderlandschen bo
dem onmogelijk concurreeren met de voor
treffelijke Indische soorten. De Nederland
sche tabakscultuur, welke in het midden
der vorige eeuw een behoorlijk aanzien had,
is zoodoende langzamerhand achteruit ge-
loopen tot een onbeteekenden en verliesge-
venden tak van landbouw. De uitgestrekt
heid, van onze tabaksvelden liep van 2100
ha. in 1856 achteruit tot 50 ha. in onzen tijd
en de huidige jaarlijksche opbrengst be
draagt gemiddeld 100 a 150.000 kg. Onze
tabaksverwerkende industrie verbruikt per
jaar ongeveer 30 millioen kg. ruwe tabak.
Weliswaar heeft men op initiatief van de
Nederlandsche Heidemaatschappij de uit
breiding en intensiveering van de inland-
sche tabakscultuur weer ter hand genomen,
maar voör het oogenblik is men hiermede
natuurlijk niet gebaat.
Wat den invoer uit continentaal Europa
betreft, staan de zaken niet veel gunstiger.
In de Pfalz wordt een tabakssoort geteeld,
welke voor den aanmaak van sigaren ge
schikt is, maar de tabakken uit Zuid-Oost
Europa en uit Azië zijn gereserveerd voor
de sigaretenindustrie, zoodat er voor de
sigaren niet veel zal overblijven.
Geen dekblad als omblad.
Het is onder de huidige omstandigheden
dubbel betreurenswaardig, dat sommige
fabrikanten zich aan de goede deugd van
zuinigheid ook nu niet al te veel gelegen
laten liggen.
Tot goed begrip hiervan diene, dat in een
sigaar drie verschillende tabakssoorten
worden verwerkt: het binnengoed, het om
blad en het dekblad. Thans zijn de ver
schillende soorten niet in de vereischte ver
houding aanwezig, en vooral de voorraden
omblad zijn geringer dan men in verband
met het aanwezige binnengoed en dekblad
noodig heeft. Een gelukkige omstandigheid
is echter dat het omblad vervangbaar is
door surrogaat, iets wat men van binnen
goed en dek heel wat moelijker kan zeg
gen. Wanneer dus een fabrikant een ge
deelte van het omblad gaat vervangen door
een surrogaat, dan kan men hem slechts
pryzen om zijn beleidvolle en tactische pro
ductie.
In vele gevallen moet men thans echter
het tegengestelde constateeren en zoo zien
we dat verscheidene fabrikanten een gedeel
te van hun voorraad dekblad gaan gebrui
ken als omblad, een verkwisting die zeker
in dezen tijd ongemotiveerd en ontoelaat
baar is.
Prijsstijging en werk
gelegenheid.
Een andere factor is de aanzienlijke prijs-
verhooging. Deze prijsverhooging is, aldus
onze zegsman, onvermijdelijk gebleken.
Vooreerst werd per 15 September de ac
cijns op tabak radicaal en gevoelig ver-€
hoogd. Voor de zware sigaren kwam de be
lasting van 12H pet. op 20 pet. Dit moest
onvermijdelijk zijn terugslag vinden in den
détailprys. De loonen zijn gebaseerd op den
détailprijs, die verder is gestegen wegens
den hoogeren inkoopsprijs van ruwe tabak,
ea een verhooging hiervan doet automa
tisch het loonpeil stijgen. Voeg daarbij de
stortingen welke in een binnenkort op te
richten wachtgeldfonds zullen geschieden
en het duurder worden van onze sigaren is
geheel verklaard.
Het wachtgeldfonds zal moeten voorzien
in de nooden welke voor de arbeiders wel
haast onafwendbaar zijn wanneer de pro
ductie moet worden stopgezet. De voor
naamste eisch van het oogenblik is dus te
trachten dezen fatalen datum zoo ver mo
gelijk in de toekomst te verschuiven.
Ter bestudeering van de verschillende
wegen welke men in dit verband kan in
slaan werd op 5 November een commissie
geinstalleerd, die met groote voortvarend
heid te werk is gegaan. Reeds op 7 Novem
ber werd een rapport uitgebracht Twee
methodes blijken tot het gewenschte resul
taat te kunnen leiden. Ten eerste kan men
de productie inkrimpen om zoodoende de
te verwerken aanwezige voorraden uit te
smeren over een langeren tijd. Een tweede
mogelijkheid is dat men kleinere modellen
gaat produceeren.
Op het eerste gezicht lijkt de tweede me
thode de meest aanlokkelijke. De produc
tie van kleinere sigaren uit een vasten
voorraad geeft meer handen werk en ook
de consument is er mee gebaat, omdat hij
waarschijnlijk grootere hoeveelheden klei-
Na de wijzigingen in de textieldistribu
tie waarvan wij melding maakten, is er
voor de huisvrouw niet veel overgeble
ven van textielproducten, dat zonder pun
ten of speciale vergunning kan worden
aangeschaft. Dat wil zeggen, er blijft nog
wel een lange lijst van producten, die vrij
van punten zijn over, maar dit zyn over
het algemeen artikelen, die nu niet dage
lijks in het huishouden noodig zijn. O.a.
behooren tot die puntlooze artikelen zijden
hererendassen, shawls, avondcostuums,
gummi regenpijpen e.d.
Eén van de oorzaken, dat bijv. stoffen
als crêpe georgette, organdi, enz. niet meer
vrij zyn, is de volgende. De fabrikanten
legden zich er meer en meer op toe, van
deze stoffen artikelen te vervaardigen.
Men kocht deze artikelen, ondanks het
ste ochtendgewaden van velours chiffon.
Men docht deze artikelen, ondanks het
feit, dat ze duurder waren grif, want er
gingen tenminste geen punten aan verlo
ren. Dit is natuurlijk nooit de bedoeling ge
weest van deze regeling. Er moest dus een
stokje voor gestoken worden en dat is dan
nu door de jongste maatregelen gebeurd.
Ten overvloede .laten we hier de lijst vol
gen van textielproducten, die nog zonder
punten of speciale vergunning gekocht
kunnen worden. Voor alle andere artikelen
heeft men dus één van beide wel noodig.
1. Sportsokjes (z.g. skisokjes) voor zoo
ver niet geheel of gedeeltelijk vervaar
digd uit kunstzijde (geen kinderkousen).
2. Rok- en smoking-costuums, rokves
ten, rok-hemden en fronts, voor zoover be
staande stoffenvoorraden de vervaardi
ging daarvan toelaten.
3. Avondjaponnen en -mantels (z.g. ga-
la kleeding), voor zoover bestaande stof
fenvoorraden de vervaardiging daarvan
toelaten.
4. Strandpyama's voor vrouwen en
meisjes.
5. Lange kamerjassen voor mannen.
6. Corsetten, corseletten, bustehou
ders, sousbras, lijfjes, gordels, maag- en
buikbanden, jarretelles, bretelles, sokop-
houders, buik-, borst-, knie-, pols- en oor-
warmers, souspieds en handschoenen,
7. Kant, kantwerk en uit kant ver
vaardigde artikelen en kleeding.
8. Shawls, hoofddoeken en omslagdoe
ken, voor zoover niet uit wol en/of half-
wol vervaardigd.
9. Zwemkleeding, plastrons en unifor
me sportkleeding, bestaanwe uit shorts en
me sportkleeding, bestaande uit shorts en
sportvereenigingen.
10. Mannen- en vrouwenhoeden, petten,
baretten, mutsen, kappen, dassen zelf-
binders, butterflies, enz.), boorden, man
chetten, dameskraagjes, jabots en derge
lijke, lint, band (ook elastiek), strikken,
corsages, kunstbloemen, gameering, pas
sement, tressen, brandebourgs, haarban-
deaux, haarnetten, rouwartikelen (geen
bovenkleeding), slaapsokken en veters.
11. Ambtskleeding voor geestelijken, ad
vocaten, leden van de rechterlijke macht,
professoren, kleeding voor koorknapen,
misgewaden, kerkelijke paramenten,
bruidskleeding, kap- en bedmanteltjes en
lijkwaden.
12. Echt bont en daaruit vervaardigde
bovenkleeding voor zoover het bont daar
in niet gebruikt is als voering.
13. Sanitaire textielproducten (b.v.
v/atten, verbandgaas, bandages, sluitla-
kens, elastieken knie- en enkelkousen,
enz.).
14. Natuurzijden en kunstzijden ga
rens (geen handbreigarens).
15. Lampekappen en glanscretonne en
daaruit vervaardigde artikelen, pitten en
petroleumbranders.
16. Parapluies, tuinparasols, para-
pluiefoudralen, tasschen, beurzen, doozen,
étui's stofzuigerzakken, koffers, vlaggen,
vlaggetjes, vaandels, hangmatten, sierkus-
sens, theemutsen, visscherij-artikelen
(geen z.g. visschersgaren), poppenkleeding,
speelgoederen,.kleerhangers, motzakken en
waschzakken, kastranden, schoorsteenval-
len, nachtzakken, kamerschermen, gordijn
koord, touw, rubbergaren, panlappen, za-
deldekjes, gummi schorten, gummi been-'
beschermers.
17. Handwerkgarnituren, -kleeden en
kleedjes, met kleine hoeveelheden mate
riaal, met uitzondering van voorgeteeken-
de» kleedingstukken voor personen van
drie jaar en ouders en handbreigarens),
handgeweven tafel- en sierkleeden (mits
niet grooter dan een vierkante meter)
handwerkgarens (b.v. borduur- en haak-
garens en angorawol, kelimwol, smyma-
wol, zephirwol e.d.).
18. Afgepaste vloerkleedjes tot. en met