DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
DONDERDAG 17 OCTOBER 1940
32ste Jaargang No. 9774
S)e £&icl&elve(2oi4/fcaitt
Bureaus Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935.
Gin 103003. Postbns 11.
Oil nummer beslaat alt
twee bladen.
Arbeidsdienst
De instelling van een Arbeidsdienst kan
heel nuttige resultaten hebben; er kan door
worden verkregen een sociaal goed van
zeer groote beteekenis.
Een leger van werklooze jonge mannen
is rampzalig zoowel voor de direct-betrok-
kenen zelf als voor de geheele samenle
ving.
Nu wordt er in ons land ter bestrijding
van de jeugd-werkloosheid nuttig werk
verricht. Wij denken aan de speciaal
daarvoor ingerichte werkkampen.
Maar daarnaast blijven er nog velen niets
doend aan den weg staan!
Voor de werklooze jeugd kan de Arbeids
dienst buitengewoon nuttig zijn.
Doch ook voor andere, niet-werklooze
jonge menschen kan de discipline van een
Arbeidsdienst zeer gewenscht zijn zoo
als het vervullen van den militairen dienst
plicht op veler karakter een gunstigen in
vloed heeft gehad.
De jongens, die verwend zijn, worden
meer gehard. De jongens, die zich „voe
len" boven anderen, komen tot andere en
betere gedachten over kameraadschap en
werkelijke gelijkheid onder de menschen.
Bij dien Arbeidsdienst moet natuurlijk
rekening worden gehouden met sterker:
die Arbeidsdienst moet gebaseerd zijn op
het karakter van den Nederlandschen jon
geman. Bij dien Arbeidsdienst moet in 't bij
zonder worden uitgegaan van de gedach
te, dat in de vorming van jonge men
schen de godsdienst de voornaamste fac
tor is.
In dezen tijd van een lofwaardig streven
naar (helaas bij velen eigenlijk meer „pra
ten over" dat „streven naar") eenheid
in het'Nederlandsché volk, denke toch nie
mand, dat de Godsdienst, waar begrepen
,enwaar beleefd, die eenheid in den weg
zou staan. Integendeel. Als katholieken
durven wij met rechtmatige fierheid getui
gen, dat wij, hoe beter wij onzen Gods
dienst beleven, des te meer wij begrijpen
onze eenheid met alle andere menschen,
met wie wij oorsprong en doel volkomen
gemeen hebben. En het verschil van
velerlei aard, met name ook het verschil
in Godsdienst is dan volstrekt niet een be
lemmering voor een daadkrachtig streven
naar eensgezinden arbeid eensgezinden
arbeid in om een modern woord te ge
bruiken volkschen zin, eensgezinden ar-
heid in een waar beleefde nationale een
heid.
Wij keeren terug tot ons onderwerp: Ar
beidsdienst, hij kan uitstekend zijn, maar
men eerbiedige in den opzet daarvan vol
komen de overheerschende beteekenis van
den Godsdienst.
Lichtend verschiet
Er zijn menschen, die weten, hoe de
toekomst zich zal ontwikkelen; die dat
altijd al geweten hebben. En zij deelen u
van hun kennis graag en grif mee. 't Is
jammer, dat wij aan hun mededeelingen
zoo weinig waarde kunnen hechten!
De toekomst ligt echter ook voor den
mensch, die zichzelf van zijn meening
ernstig rekenschap geeft, zéker niet geheel
in het onbekende.
't Kan met zekerheid worden voorspeld,
dat er bepaalde nieuwe toestanden zullen
komen.
Zoo mag de voorzitter van het R.K.
Werkliedenverbond (wij geven elders een
verslag van de hier bedoelde rede) in een
rede zéker verklaren, dat het vaststaat, dat
in de toekomst de resten der ontoelaat
bare vryheid op sociaal en economisch
gebied zullen zijn uitgebannen; dat er dan
zal zijn een nieuwe solidaire gebonden
heid van alle werkers in een arbeidsge
meenschap, gericht op het algemeen belang.
Hij mag dat zéker verklaren. Natuur
lijk met de restrictie, dat nu eenmaal alle
menschelijke berekeningen kunnen falen.
Maar, menschelijkerwijs gezien, zal de
toekomst zoo zijn.
Menschelijkerwijs gezien, is daaraan niet
te ontkomen. En: daaraan willen wij ook
niet ontkomen
Dit lichtend verschiet overstraalt het
heden.
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
NEDERLANDS JEUGD.
In het laatste nummer van D e U n i e le
zen wij:
„Nu de diepere zin van de volksge
meenschap beter wordt begrepen, is het
duidelijk dat de jeugd een andere plaats
moet innemen in het volkslevenNu
de jeugd aantreedt, bewust van haar
kracht, maar ook bewust van haar
taak, bereid om zich in dienst te stellen
van de Nederlandsche volksgemeenschap,
heeft de overheid ook een leiding gevende
taak in het leven van de jeugdDaarom
zal in de nieuwe verhoudingen de overheid
leiding moeten geven aan een nationale
opvoeding van de jeugd in de nationale
jeugdbeweging".
De Maasbode schrijft bij dit citaat:
„Men voelt, dat in deze formuleering
elke term zorgvuldig afgewogen is. Ge
wenscht wordt één groote Nederlandsche
jeugdbeweging onder overheidsleiding. Aan
de overheid wordt de taak opgelegd te zor
gen, dat de jonge mensch opgevoed en ge
vormd wordt tot een waren Nederlandschen
gemeenschapsmensch, tot een volksbewus-
ten Nederlander, die zijn taak in de Neder
landsche samenleving met vreugde aan
vaardt en met enthousiasme volbrengt.
Geen juist-denkend mensch zal de ge
meenschap, het gezag, het recht, ontzeggen
de jeugd tot waren gemeenschapszin, tot
bewusten dienst aan de gemeenschap op te
voeden. En, als de staat het noodzakelijk
acht, dat om dit doel te bereiken een
groote Nederlandsche jeugdbeweging wordt
georganiseerd, dan zal hij op onze volle
medewerking kunnen rekenen. Het „geeft
den keizer, wat den keizer toekomt" heeft
in katholieke kringen steeds weerklank ge
vonden, en verscheidenen onzer jeugd-
voormannen hebben reeds lang vóór den
lOden Mei plannen ontworpen om een Ne
derlandsche jeugdbeweging tot stand te
brengen, doch daarbij weinig medewerking
uit andere kringen ondervonden.
Wij zijn gaarne bereid onze volle taak in
de gemeenschap te vervullen, zelfs als we
daarvoor iets moeten opofferen, wat we
om andere redenen gaarne zouden behou
den. Echter, dan hebben wij onzerzijds het
recht te vragen, dat ook aan anderer rech
ten in de opvoeding van de jeugd het volle
pond wordt gegeven. Wij kunnen dit te eer
der vragen, wijl in dit complex de rechten
van de afzonderlijke groepen een natuur
lijke eenheid vormen en nooit in conflict
behoeven te komen, en zelfs niet kunnen
komen, als ieder op zijn eigen terrein blijft
en daar, waar de grenzen elkaar raken of
zelfs de gebieden in elkaar overloopen, een
hartelijke samenwerking tot stand komt".
DE GRAVEN OP DEN GREBBEBERG
Dr. J. Peters C.ss.R. heeft een bezoek ge
bracht aan den Grebbeberg. In de „Volks
missionaris" schrijft hij over dit bezoek. De
Grebbe leert ons, dat wij trouw moeten
blijven, ook al komen er momenten in ons
leven, dat alles van ons gevraagd wordt.
Pater Peters besluit zijn artikel als
volgt:
Allerzielendag nadert. Een droeve ge
dachtenisdag zal het wezen, dit jaar. Velen
zullen opgaan naar de soldatengraven, ver
spreid over het gansche land, van Limburg
tot Groningen. Vele zullen den Grebbeberg
bezoeken.
Wij zullen gaan bidden voor onze dooden.
Jongens die nu rusten in onze bodem, wij
weten niet wat er in u omging de laatste
oogenblikken. Was het de gedachte aan
thuis, aan uw verloofde, uw vrouw en
kind? Van vele kanten hebben we ge
hoord dat er gebeden onstuimig gebeden
is in die spannende dagen. Het liefst stellen
we ons u voor met uw laatste gedachte bij
God. De kameraad, op wiens graf over
het houten naambordje nu nog zijn rozen
krans hangt, was wel geen uitzondering.
Gij hebt gebeden, wij zetten uw gebed
voort, het is geworden een gebed voor uw
zielerust.
Ook zullen wij komen en uw graven
sieren met gedenkteekenen en frissche geu
rige bloemen. Maar ons beste gedenktee-
ken en de schoonste bloem op uw graf zal
zijn: onze trouw aan U. Wij zullen toonen
dat we onze dooden waard zijn. Uit uw
dood zullen wij leven. De ongebroken zede
lijke en religieuze kracht van ons volk zal
uw heerlijkste monumenten zijn. Dan zijt
ge niet voor niets gestorven, uw dood
draagt vrucht, zooals de graankorrel die
sterft in den grond. En schrijven mag men
op uw graf zooals Verschaeve deed schrij
ven op den IJzertoren:
Hier liggen hun lijken als zaden in
't zand;
Hoop op den oogst, o Nederland!
Rede voorzitter R. K.
Werkliedenverbond
Een blik in de toekomst
Dezer dagen vergaderde het bestuur van
het R.K. Werkliedenverbond met vertegen
woordigers der aangesloten bonden. Ook de
Duitsche Contact-commissaris, dr. Kaute,
woonde de vergadering bij.
In zijn openingswoord herdacht de voor
zitter, de heer A. C. de Bruijn, allereerst
de kameraden en andere Nederlanders, die
voor de verdediging van het vaderland ge
vallen zijn en vervolgde voorts:
„Voert elke groote oorlog, of een volk er
direct, dan wel indirect bij betrokken is, in
verschillend opzicht, immer groote ver
anderingen met zich mee, ons volk
onderging aanstonds de gevolgen van een
verloren strijd; ons land werd door den
overwinnaar bezet, met alle consequenties,
die daaraan verbonden zijn.
Is de verloren oorlog in elk opzicht voor
ons een verlies; zijn de offers geheel ver
geefs gebracht?
Deze vragen moeten m.i. ontkennend
worden beantwoord.
Stellig, men zal dingen, waaraan men ge
hecht was, moeten prijsgeven, dat is op
zichzelf niet van groot gewicht, indien het
geen ervoor in de plaats komt beter is.
Tal van invloedrijke Nederlanders
in onze kring werden dezulken niet ge
vonden hingen, zoo goed als in elk op
zicht, met hart en ziel aan de vrijheid.
Laten wij ons goed herinneren, dat die
vrijheidsopvatting én op politiek, én op
economisch, én op sociaal gebied leidde
tot ondragelijke verhoudingen, leidde tot
plutocratie, kapitalisme, klassenstrijd; late
men zich wel herinneren, hoeveel strijd en
offers het de verdedigers der confessioneele
Vakbeweging gekost heeft om in het bol
werk der schier ongebonden vrijheid een
bres te schieten.
Hoeveel moeite heeft het niet gekost om
het begrip ingang te doen vinden, dat de
arbeider, óók hij die de eenvoudigste ar
beid verricht men denke aan het scham
pere „putjesschepper een volwaardig
mensch is, die én als mensch én als die
naar der gemeenschap aanspraak heeft op
de achting en waardeering van iedereen,
meer aanspraak daarop heeft dan menigeen
van hen, die, door soms uitsluitend het be
zit van geld, z.g. „geacht en geëerd" wer
den.
Dat was onze strijd tegen het geestelijk
en sociale verderfelijke denkbeeld, dat het
begrip arbeider gelijk was aan: pauper.
Men denke aan onze strijd voor de waar
digheid van de arbeiders hun recht op
een waardige behandeling, op een waardig
deel van de opbrengst van de arbeid, op
medezeggenschap; men denke aan wat wij
deden om het begrip solidariteit, kame
raadschap in het sociaal-economisch leven
ingang te doen vinden, hoe men ons heeft
bespot en tegen gewerkt en hoe, óndanks
alles, die, in de menschelijke natuur wor
telende solidariteitsgedachte immer meer
rijpte en tot, naar tijd en omstandigheden,
aanvankelijk bevredigende resultaten leid
de.
Welnu: ons tot ohs gebied bepalend: er
kan met vrij groote zekerheid worden ge
zegd, dat de groote, door ons jaren lang
verzorgde vrucht van dezen oorlog zal zijn:
negatief; uitbanning van de resten der on
toelaatbare vrijheid op sociaal en econo
misch gebied; positief: zich richtende
op het algemeen belang, nauwe solidaire
gebondenheid van alle werkers in een
ar b eidsgemeensch ap.
Daaraan is niet te ontkomen.
Daaraan willen wij ook niet ontkomen.
Dat is geen „oorlogswinst", dat is de
thans rijpe vrucht van jaren lang hier en
elders gevoerde evolutionnaire actie.
Dat is de „nieuwe tijd", waartegen zich
te verzetten, gelijk sommigen doen, doel
loos is.
Menschen, die in het „laatste uur" van
sociaal economische verhoudingen notie
hebben genomen men komt hen vooral
in weekbladen tegen doen het voor
komen, of de solidariteitsgedachte, de so
ciaal-economisch verbondenheid, het zich
richten op het algemeen belang, het domi-
neeren van nationale gevoelens, gedachten
zijn van den laatsten tijd.
In verband daarmede is het misschien
goed dit op te merken: Let op, jongere
heeren; maakt onderscheid; gij zoudt
thans andere oogen hebben opgezet over
bestaande verhoudingen, indien de con
fessioneele vakbeweging, met haar in het
Christendom verankerd program, er niet
ware geweest, waardoor de massa van de
arbeiders gevoerd zou zijn in de verderfe
lijke grijparmen der materialistische,
marxistische politieke- en vakbeweging.
De .Nieuwe Gemeenschap", steunende
op een nieuwen geest, is komende.
Verschil van meening is mogelijk over
den vorm waarin het nieuwe leven gegoten
zal dienen te worden. Met' name is een
vraag van gewicht welke rol de staat zal
moeten spelen. Zal de toekomst, voor ons
land staats-socialistisch zijn; zal de staat
§chier alles tot zich trekken; zal hij, door
middel van zijn ambtenaren, zonder mis
schien zelfs critiek toe te laten, over alles
beslissen, of zal het subsidiariteits-beginsel
worden aanvaard, d.w.z. zullen, naar richt
lijnen door het'staatsgezag te trekken, ver
antwoordelijke groepen der bevolking zelf
hun zaken regelen?
Wij oordeelen niet hoe het in andere lan
den moet worden geregeld; daarvoor moet
men de geschiedenis van die andere lan
den en de geestesgesteldheid der volkeren
terdege kennen. Indien het Nederlandsche
volk, dat zich zelf het beste kent; vrijelijk
een keuze moet doen uit de twee genoem
de, in de wereld op de voorgrond tredende
groote hervormingssystemen, dan is de
keuze gemaakt, dan kiest het het corporatis
me.
Dat onze keuze daarmede samen valt, zal
slechts weinigen verwonderen".
Spr. wijdde voorts een beschouwing aan
de positie der beweging in de huidige om
standigheden en het op gang zijnde een-
heidsstreven. Ofschoon spr. de groeiende
gemeenschapszin, het streven naar meer
samenbinding van het Nederlandsche volk,
waarnaar de beweging steeds en vooral de
laatste jaren met groote kracht had ge
streefd, toejuichte, ofschoon spr. dus de
teekenen des tijds niet misverstaat, wees
hij op de groote beteekenis van het voort
bestaan der confessioneele vakbeweging
juist in dezen tijd. Spr. acht dit goed ver-
eenigbaar met het streven naar eenheid en
hervorming ook in de vakbeweging,' waar
toe het Verbond dan ook voorstelle^ heeft
gedaan.
Gezien de uitingen van den heer' Rijks/
commissaris, die van eerbied getuigen voor
de Nederlandsche opvattingen, voor /de
Nederlandsche cultuur, meende spr. te
mogen verwachten, dat ons geen oplossin
gen zouden worden aan de hand gedaan,
die, elders wellicht goed, met de overtui
ging van de groote meerderheid van ons
volk niet stroken.
Spr. eindigde zijn rede met de bede, dat
de goede God aan de wereld spoedig een
voor alle volkeren rechtvaardige en liefde
volle, een duurzame vrede schenken moge.
MEDEDEELINGEN
Medegedeeld werd, dat met de bouw
van het Gemeenschapsoord te Baarn is be
gonnen, zoodat binnen afzienbaren tijd ook
deze zoo nuttige instelling zal zijn ver
wezenlijkt. Voorts werd medegedeeld, dat
aan een kleine Commissie werd opgedragen
binnen korte termijn te rapporteeren om
trent de aanwending van de contributie-
gelden, die beschikbaar zijn gekomen, nu
zij niet meer voor stakingen en uitsluitin
gen behoeven te worden gebruikt.
BESTUURSVERKIEZING
Herdacht werden de sedert de laatste
Verbondsvergadering overleden bestuur
ders, wijlen de heeren J. Th. Nijkamp, C.
A. van Zeeland, E. Schaaper en A. G. van
der Linden.
Van een aantal bestuursleden, n.l.
de heeren H. Hermans, J. Kuipers,
C. Roestenberg, A. J. M. Gommers,
J. de Koning, H. Mulders, M. Visser,
P. Jacobs en A. Janssen, werd onder dank
zegging en uitreiking der Verbondspla-
quette afscheid genomen. Speciaal werd
gewezen op de groote verdiensten der beide
eerstgenoemden.
In het Verbondsbestuur werden gekozen
de heeren J. Grasso, Jos. Pelzer en Dré de
Wolf.
VERSCHILENDE
ACTUEELE PUNTEN
Besproken werden:
a. Het ontbreken van de gelegenheid tot
het oplossen van geschillen met onwillige
werkgevers, nii staking niet meer mogelijk
is. Gevraagd werd of in de thans bestaande
situatie een verplichte arbitrage niet nood
zakelijk is om te waarborgen, dat de ar
beiders hun recht zulen krijgen;
b. De vraag of niet moeten worden
voortgezet de pogingen om te komen tot
een meer afdoende voorziening in de ge
volgen van ouderdom. Gewezen werd op
de berichten, die dez^er dagen in de pers
verschenen, omtrent een voorgenomen
nieuwe regeling op dit punt in Duitschland,
waar de financieele mogelijkheden niet
gunstiger zijn dan hier;
c. De prijsstijging der feitelijke levens
middelen en daarnaast het in het algemeen
geldend verbod om te streven naar loons-
verhooging, waardoor de situatie der ar
beiders steeds moeilijker wordt;
d. De groote beteekenis, die in het ver
leden de confessioneele vakbeweging heeft
gehad voor de sociale ontwikkeling in ons
land en het groote belang dat erin gelegen
is deze vakbeweging juist ook in dezen tijd
te handhaven tot doorvoering van de
christelijke beginselen in het sociaal-eco
nomisch leven, zonder welke een goede re
organisatie van ons matschappelijk leven
niet mogelijk is;
e. De vraag of geen stappen moeten wor
den gedaan om thans te komen tot wette
lijke regeling van het recht op betaalde
vacantie voor alle arbeiders en bedienden,
waartoe bij het begin van den oorlog reeds
een wetsontwerp aanhangig was met de
Katholiek Comité van actie
„Voor God1*
DE ROZENKRANS»BREVIER
VAN HET CHRISTELIJK
LEVEN.
"Wel bewonderenswaardig ia
die krans, gevlochten uit de
groetenis van den Engel, waar»
aan het gebed des Heeren is
toegevoegd en waaraan de ver»
plichting tot meditatie verbon*
den is dit is een uitmuntende
manier van bidden en zeer
geschikt om het eeuwig leven
te verkrijgen. Leo XIII
De Rijksmiddelen
Aan het overzicht van den stand der
rijksmiddelen op ultimo September wordt
het volgende ontleend:
Directe belastingen.
Het totaal van de kohieren van deze be
lastingen geeft in vergelijking met het vo
rig jaar een vooruitgang te zien van
7.835.590.— (thans 128.398.095,15 en vo
rig jaar 120.552.505.91).
Bij een beschouwing van de cijfers der
belastingen afzonderlijk blijkt, dat de
grondbelasting met 10.837.086,25 bijna
153.000 meer heeft opgebracht dan op 30
September van het vorig jaar.
De inkomstenbelasting toonde met
72.893.151,60 echter een achteruitgang
van ruim 9.8 millioen. Ook de vermogens
belasting kon zich niet op het peil van het
vorig jaar handhaven en bleef met een be
drag van 14.988.866,63 ruim 2 millioen
ten achter, terwijl de verdedigingsbelasting
8.225.002.50) een vermindering te zien
gaf van ruim 1,9 millioen.
Deze lagere opbrengsten werden echter
weder te niet gedaan door de dit jaar nieuw
ingevoerde opcenten op de gemeentefonds
belasting, welke 21.453,988,17 opbrachten,
waardoor het gunstig resultaat van het to
taal dezer belastingen werd bereikt.
De overige middelen.
Deze middelen hebben zich in de maand
September betrekkelijk kunnen handhaven.
Met een opbrengst van 37.365.591,91 ble
ven zij slechts 176.000 bij de raming ten
achter, terwijl zij in vergelijking met Sep
tember van het vorig jaar een lagere op
brengst van 450.000 gulden te zien geven.
Van de middelen, welke een lagere op
brengst dan in September 1940 hebben,
noemen we in de eerste plaats de rechten
op den invoer, welke met een opbrengst
van 6.110.748,45 een daling toonen van
ruim 3.9 millioen.
Verder brachten minder op: de acijns op
wijn ruim 144.000 gulden; de accijns op
suiker ruim 660.000.de couponbelas
ting 52.780.de rechten en boeten van
zegel ruim 250.000; de dividend en tan
tièmebelasting ongeveer 1 millioen, terwijl
als vanzelfsprekend de opbrengst der
loodsgelden op het lagp peil der laatste
maanden bleef gehandhaafd.
Daarentegen stegen in opbrengst o.m. de
accijns op geslacht met bijna 395.000 gul
den; de accijns op het gedistilleerd met
1.487.500,de accijns op bier met
52.000.de accijns op tabak met ruim
2.468.000,de omzetbelasting met 600.000
gulden en de rechten en boeten van regis
tratie met ruim 1,25 millioen gulden.
Over de eerste negen maanden van dit
jaar was de totale opbrengst dezer midde
len 321.854.143,18.
Zij bleven daarmede ongeveer 16 mil
lioen beneden de raming en ruim 27 mil
lioen gulden ten achter bij de opbrengst
over hetzelfde tijdvak van het vorig jaar.
Minder brachten o.m. op: de dividend
en tantième belasting 8.52 millioen; de
rechten op den invoer 23.2 millioen; de ac
cijns op suiker 1.83 millioen; de rechten en
boeten van zegel ruim 6 millioen; de rech
ten van registratie 1.21 millioen qn de rech
ten en boeten van successie, van overgang
bij overlijden en van schenking 3.8 mil
lioen.
Daarentegen brachten o.a. meer op: de
accijns op geslacht 2.34 millioen; de accijns
op het gedistilleerd 3.36 millioen; de accijns
op tabak ruim 7 millioen en de omzetbelas
ting 5.61 millioen.
bedoeling, dat het nog dit jaar werken zou.
Ten slotte werden de begrootingen voor
het volgende jaar vastgesteld.
De vergadering kenmerkte zich door een
goeden geest en de eensgezinde wil om de
arbeiders en de beweging door de moeilijk
heden van dezen tijd heen te helpen.