Correspondentie Liesje gaat slapen Anca v. d. Berg, Wassen aar. Dat briefje en versje heb ik toen niet ont vangen, tenminste ik kan er me niets meer van herinneren. Wat dit versje betreft, ik geloof, dat ik het al eens gelezen heb. Weet wel, dat ik alleen plaatsen laat eigen ver kan iedereen. Ik zal by uitzondering ,,'t Scheepje" plaatsen en er onderschrijven: .Naverteld door Anca". Koos Wagenaa r, Wassenaar. Wat was dat 'n leuke droom van Koos! Ik kan me zoo best voorstellen, dat ie niet graag opstond, toen moeder riep en liever bij de kaboutertjes in hun holletjes eens een kijkje genomen had, dan op te staan. Het kaboutertje was zeker dankbaar ook, dat jij zijn puntmutsje uit het water ging halen. Fijn, dat je de kaplaarzen aan had, anders zou het niet zoo gemakkelijk gegaan zijn. Moeder moest zeker lachen, toen ze jouw droom hoorde. Dag Koos! Groet alle huisgenooten van me! Gijs v. d. Helm, Zoeterwoude. Die geschiedenis van „Het ei van Colum bus" heb je heel goed naverteld. En, om de vele, die niet precies weten, wat aan dit gezegde vastzit, wil ik je opstel plaatsen laten. Dag Koos! Groeten thuis! MajaBrunt, Leiden. De geschie denis van „het stukje leverworst" door Ce deltje beleefd, is heel goed verteld en als ik veel plaats had, liet ik dat stukje nu plaatsen. Maar ik zal het nog eens be waren, tot er te weinig copy aanwezig is. Wat was het kleine zusje bang geweest en wat had ze een angstig oogenblik beleefd. Dag Maja! Groet vader en moeder en Ce deltje van me en zeg haar, dat ik haar zoo geen avontuur meer toewensch. Zeg aan Mieke, dat ik haar een antwoord zal stu ren op haar opstel. „Loesje, de boekenwur m". Zoo, hou jij zoo van lezen! Dan zou ik je aanraden steeds met onze prijsraadsels mee te doen en op te letten, als ik een boek uit loot. En dan je weet toch wel, dat we een uitstekende, Katholieke Bibliotheek hebben. Naast de pastorie van de Petrus- kerk. Ga daar eens heen. Daar kun je je hart ophalen en zul je tal van boeken vin den, die je gewoon-weg verslinden zult, zoo mooi, als ze zijn. Ga d'r maar eens heen! Dag „Boekenwurm". Groet je vader en moeder van me enlees jij maar prettig! Hoor ik nog eens wat? Hierbij moeten we de Correspondentie afbreken. De volgende week gaan we door. Wie een brief schrijft, krijgt een antwoord terug. Oom WIM. DE BRIEF VAN MARIETJE v. d. MEER, (als voorbeeld). Beste Oom Wim, 't Is om ervan jaloersch op te worden, zoo las ik onlangs in ons kinderkrantje. Zoo is 't ook met mij. Ook ik had 't voor nemen gemaakt u ook eens een briefje te schrijven. Daarom doe ik het nu maar direct, want van uitstel komt in den regel afstel. Ik begin maar eerst even iets te vertellen over mijn vacantie. Deze vacan- tie heb ik veel genoten van de zee en ver der buiten. Ik ben met de trein naar Rot terdam geweest. Over Rotterdam zelf ver tel ik niets, maar we hebben een prettig reisje gehad. Iets heel leuk heb ik ge zien even voorbij Delft. Daar moest de trein ongeveer vijf minuten stoppen. Juist stonden wij stil voor een groot varkens hok. Daar kroop juist een dikke boerin in en kwam er uit met een heel klein bigje in haar armen. Tot onze verwondering liet ze het bigje een speenflesch met melk leegdrinken, alsof het een kind was. Va der vertelde ons, dat het bigje geen moe der meer had. Wat vond ik dat jammer, maar toch was ik blij, dat de boerin weer zoo goed voor het beestje zorgde. Ik had zoo iets nog nooit gezien. Toen reden we weer verder naar Schiedam, en toen naar Rotterdam. Na een kort bezoek aan Rot terdam was onze reis naar Utrecht. Daar hebben wij veel genoten dien dag, wat het hoogtepunt vond in het bezoek aan het Spoorwegmuseum. Maar daarover zou mijn zusje Sjaan u het een en ander ver tellen. Nu, Oom Wim, ik maak het vaste voornemen u weer spoedig een briefje te schrijven en zal ik eens zien of ik mij ook verdienstelijk kan maken voor onze kinderkrant. Dan besluit ik mijn briefje met de hartelijke groeten van ons allen thuis. Ik zal zien of je woord houdt, en wacht dat briefje of enhoe jy je nog verder verdienstelijk zult maken voor onze kinderkrant. Weet wel „belofte maakt schuld enwie ze niet volbrengt (meer zeg ik niet!). Wederkeerig mijn groetpn aan u allen. Oom WIM. door Tante Marie. Ons Liesje is van 't spelen moe, En voelt reeds Zandman komen. Het is ook tyd, het bedje wacht En roept om fijn te droomen. Haar oogjes gaan al zachtkens dicht, Ze laat haar hoofdje vallen; Dit is 't sein om weg te gaan, Zoo denken dan ook allen. Dan zegt ze vader, moeder en Ook broer een „wel te rusten", Maar fluistert even moe in 't oor, Wat zij nog wel zou lusten. En moeke kent haar Liesje wel En weet, wat zij wou vragen. Zij krijgt wat snoep in 't handje mee: Zoo gaat 't alle dagen. Maar vóór zij inslaapt, heeft ze nog Tot Jezuke gebeden. Die veel van kleine kindjes houdt, En zooveel had geleden. ATTENTIE. In verband met een vraag, die ik beant woordde in het nummer van 19 Aug., ter wijl ik een paar weken daarna een volle diger antwoord gaf aan de hand van inge komen brieven, inzake „Schokland" zie ik in ons blad van den 19 Sept. een stukje, waarop ik de aandacht wil vestigen ook voor onze jeugd, omdat we hier ten slotte vinden een bijzonderheid over de bewoners van dit eiland, dat weldra tot het verleden zal behooren. LAATSTE BEWONERS VERLATEN SCHOKLAND. De drie huisgezinnen, die op het eiland Schokland wonen, zullen binnenkort dit eiland gaan verlaten. De vuurtorenwach ter en havenmeester, de heer Smid gaat met pensioen. Voor de vele visschers en schippers, die nog bij stormachtig weer de haven van Schokland binnenkwamen, zal dit een ge mis zijn, aangezien er proviand kon wor den ingenomen. De familie Smid haalde levensmiddelen per sleepboot van Kampen en hield er een winkeltje op na. Melk werd er verkregen van een aantal schapen, die op de dijken voedsel vonden. Ook Schokker hooi werd er jaarlijks nog te Kampen of Urk verkocht. Dit alles zal nu spoedig tot het verleden behooren, ook het eiland zelf, dat in de Noord-Oostpolder zal worden opgenomen. Oom WIM. DE OPLOSSING VAN DE RAADSELS van verleden week waren a. De raadselwedstrijd van Oom Wim. Oplossing is: 1. Veendam in Groningen. 2. Eenrum in Groningen. 3. Ried in Friesland. 4. Tinaarlo in Drente. 5. Roden in Drente. 6. Ommen in OverijseL 7. Utrecht in Utrecht. 8. Westbroek in Utrecht. 9. Ouddorp in Noord-Holland. 10. Putten in Zuid-Holland. 11. Grauw in Zeeland. 12. Oudgastel in Noord-Brabant. 13. Doenrade in Limburg. Het gezegde is dus „Vertrouw op God". aNIEUWE RAADSELS ingestuurd door Corrie van Diemen. Verborgen namen van jongens: 1. Ik ben nooit bang. 2. Ik wil liever braaf zijn dan stout. 3. De appel was rot, toen ik hem vond. 4. Ik zei ja; Coba zei neen. 5. Een hen kraait niet, een haan wel. b. Verborgen namen van meisjes. 1. Aan niemand werd vergunning gege ven. 2. 't Heele najaar heeft 't haast gere gend. 3. Die jongen fietst te hard. 4. Geef mij eens één el linnen. 5. Blief je een ijsco Bart. c. Ingestuurd door Jeanne Zwetsloot. 1. Ik ben een groote wereld veroveraar. Mijn naam bestaat uit 4 letters. Voeg de let ters d en u in mijn midden en ik ben de grootste overwinnaar in het leven gewor den. 2. Ik ben een tweelettergrepig woord. Het eerste komt van lijden. Het tweede geeft ontspanning. Over het geheel worden dikwijls tranen vergoten. 3. Welke vijgen zijn het heele jaar versch verkrijgbaar. 4. Wie heeft steeds het laatste woord. 5. Door welk oog kan men niet zien. 6. Geschreven met een e is het een be kende bedevaartplaats, met een o een zwar te drank. De oplossingen niet opsturen. Deze geven Corrie v. Diemen en Jeanne Zwetsloot zelf. Oom WIM. (Voor de kleinen). „MOEDERS RECHTERHANDJE" door Oom Wim. Ons Kaatje is 'n knappe meid, Al is ze dan slechts zeven, Zij is de rechterhand van moe; Ik vraag, is dit geen zegen? Zij is de baas als moeke gaat, Wat kopen voor ons allen. Of als zij soms 't noodig vindt, Te zien gaan in de stallen. Als moeke roept des morgens vroeg, Stapt Kaatje uit haar bedje. En kleedt dan ook haar broertje aan En daarna zus, ons Netje. Zoo heeft ze, voor ze gaat ter school, Zich van haar taak gekweten. En dan gaat zij, in flinke pas, Ter kerke, moet ge weten. Daarna begint voor haar de school En is 't tot 12 uur leeren. Dan holt ze weer om thuis te zijn En nooit zal dit mankeeren. Om 2 uur komt ze in school weerom, Heeft thuis niet stil gezeten. Maar dit en dat voor moe gedaan; U kunt gerust dit weten. Na 4 uur vindt ze handen werk, Gaat met de kleinen spelen. En weet haar moeder al te goed, Of dezen zich vervelen. Tot 't avond wordt en Zandman komt, Laat moeder, haar maar zorgen. Dan kleedt ze weer de kleertjes uit En zegt: slaapt wel, tot morgen!" Haar dagtaak heeft ze wel volbracht; En kreeg geen enkel standje. Haar paatje noemt haar lachend steeds „Klein moeders rechterhandje!" U vraagt? 1. Hoe groot is een dinar? 2. Vader sprak van disponeeren? Wat is dat eigenlijk? 3. Wat verstaat men onder exploratie? 5. Wat beteekent garantie? 6. Ik las in de krant het.woord gangster en daar werd gesproken over een man. Is gangster niet vrouwlijk? Wij antwoorden 1. Je bedoelt zeker, hoeveel waarde dat geldstuk heeft. Een Joego-Slavische munt eenheid fr. (goudwaarde nominaal, ver deeld in 100 Para. 2. Dat is beschikken over te vorderen geldelijk bedrag; een wissel op iemand trekken (afgeven). 3. Exploratie komt van het Fransche woord explorer, wat onderzoeken betee kent en wel onderzoeken van niet of wei nig bekende landstreken, zoowel uit we tenschappelijk als practisch oogpunt (voor den handel b.v.). 4. Je bedoelt zeker „expert". Dat is la- tyn; wil zeggen: ervaren, deskundig. 5. Waarborg; borgtocht, zekerheidsstel ling. 6. Neen! Gangster is de Amerikaansche naam voor personen, die op onwettige wij ze drank smokkelen; chantage plegen en zoo in hun onderhoud voorzien. Wie zoo leeft, heet in Amerika een „gangster". HET EI VAN COLUMBUS, door Gijs v. d. Helm. Een aanzienlijk edelman noodigde eens Columbus en vele adellijke heeren uit om bij hem te dineeren. Na het diner nam de gastheer het woord. Hij prees Columbus om zijn moed en dap perheid, waarmee hij Amerika ontdekt had. Al deze lofprijzingen waren de an dere genoodigden heelemaal niet naar den zin. Ze werden jaloersch op Columbus, die in die dagen toch al overladen werd met huldebetuigingen. Ze zeiden dan ook van alles tot elkaar. De een zei: „Je hoefde maar naar 't Westen te varen, dan kwam je er van zelf wel". 'n Tweede zei: „Als hij het niet ontdekt had, dan had 'n ander het wel gedaan". 'n Derde zei weer: „Och, als je het goed bekijkt, was het maar zeer eenvoudig". En. zoo ging het maar door. Columbus had dit alles met 'n stil lach je aangehoord: hij zei dan ook: „Het is ook zeer eenvoudig als je hetvan ach teraf bekijkt. Neem bijvoorbeeld dit ei; wie van jullie kan dit ei, rechtopstaande op de tafel zetten". Al de gasten probeer de het, maar bij niemand gelukte het, hoe ze het al probeerde. Toen nam Columbus het ei weer, hij gaf het een flinke tik, zoo dat het kapot kneusde en toen?toen bleef het staan. „O, zoo kunnen wij het ook", riepen al de gasten tegelijk. „Zoo is het met het ontdekken van Ame rika gegaan", antwoordde Columbus. „Al leen was dat even moeilijker dan met dit ei". De gastheer klapte lachend in zijn han den, terwijl de gasten beschaamd voor zich keken. BELASTINGPLAATJES-ONHEIL! door Greet Krol. Als je nog eens gaat fietsen Vergeet je plaatje niet; Of dacht je soms, dat die agent Je rustig rijden liet? Neen 't mooie koop'ren plaatje (Twee vijftig is toch duur) Hoort op. je pak of mantel Of anders aan je stuur. Doe je het soms eens veilig En warmpjes in je zak, Je krijgt, als je niet oppast, Politie op je dak. Als je nu slim wilt wezen, Doe het dan altijd aan Dan kan je heerlijk fietsen Zonder op de „bon" te gaan. GESNAPT. EN.... TOCH BELOOND! door Piet Post. Op zekeren avond zat de keizer van Duitschland, Frederik de Groote, nog ijve rig te schrijven. Het was wel nacht, maar het moest nog af. Hij schelde, want hij moest wat hebben, maar zijn bediende kwam niet. Hij schelde nog eens en nog eens, maar de bediende kwam niet. Toor nig stond de keizer op en ging naar een zijkamertje. Daar lag de bediende rustig te slapen. Op de tafel lag een brief. De keizer nam hem op en begon te lezen. .Hij was van de moeder van den bediende. De keizer werd getroffen, want in den brief bedankte de moeder haar zoon voor het gestuurde geld en vermaande hem den kei zer altijd trouw en eerlijk te blijven die nen. De keizer lei de brief weer neer en ging naar zijn kamer terug. Daar nam hij een rol goudstukken en stak die in de jongeling wel wakker moest worden. De kamer en begon zóó hard te bellen, dat de jingeling wel wakker moest worden. De jongeling werd verschrikt wakker en snol- de naar de kamer van zijn heer. De keizer zei: „Zoo, lekker geslapen?" De jongeling keek behoedzaam voor zich en ondertus- schen voelde hij in z'n zak. Daar vond hij het rolletje goudstukken. Hij haalde het te voorschijn en zei: „O, Sire, kijk nu eens, dat heeft vast iemand in mijn zak gestopt, ik heb het heusch niet gestolen". „Nee, dat weet ik, want ik heb het er zelf ingestopt en van dit oogenblik af, word je loon ver hoogd. Ik heb gemerkt, dat je een brave jongeling bent, dat je je moeder altijd een som geld stuurt, om in haar levensonder houd te voorzien". EEN ZWAABSCHE VERTELLING, naverteld door Jan v. d. K. In Duitschland woonde eens een keizer, die den naam droeg van Roodbaard. Toen hij hoorde, dat er zoo veel landen optrok ken naar de H. Stad, dacht hij bij zichzelf: „Vooruit, Roodbaard, ook meedoen, het is voor de eer van Christus". Hij liet al de menschen, die mee wilden, een rood kruis op de mouw naaien. Op zekeren dag ging hij met een groot leger naar Jeruzalem. Dat zij veel te verduren hadden, kun je wel begrijpen. Zij moesten over hooge ber gen. De paarden leken op geraamten. En als iemand zijn paard wou behouden, dan moesten ze hem maar voorttrekken. In- plaats van brood moesten ze maar stee- nen eten, wat ze nu maar niet deden, want die waren te hard Nu was er een Zwaab, die ook meeging. Het was een reuzevent, die nergens bang voor was. Hij stond maar te trekken aan de toom van zijn paard, maar die wilde maar niet harder loopen. Het zakte zoo wat in elkaar. Maar toch wou hij het beest niet prijsgeven. Aan den staart van het le ger trok hij voort, toen plotseling wel vijf tig Turken op hem afkwamen. Met hun pijlen mikten ze op de Zwaab, die zich ech ter niet bang liet maken. Kalm liet hij zijn schild met pijlen prikken. Maar plot seling stormde een Turk op een prachtig ros op hem af. Met zijn kromme sabel wou hij den Zwaab aanvallen. Maar de kalme Duitscher werd nu driftig en met een slag van zijn zwaard maaide hij twee pooten af van 's vijands paard. Hingepinkend zonk het beest neer. Nog eens hier hij zijn zwaard op, en deze viel verpletterend op den Turkschen kop. Het zwaard ging door het geheele lichaam van den armen man, en aan beide kanten viel een halve Turk in het zand. De anderen zagen dit huive rend aan en met angst en schrik vervuld vlogen zy naar de „Halve Maan", terwijl de Zwaab weer kalm doorging. Een ander Christenleger, die ook 't heir niet meer bij gehouden had, zag wat de Zwaab had uit gevoerd en vertelde dit aan den keizer. De keizer wou graag de held zien, die zoo een heldenstuk had geleverd. De Zwaab werd bij hem gebracht. „Wel, sire, waarom hebt gij mij geroepen, ik heb toch niets mis daan?" „Neen", zei de keizer, „maar ik heb gehoord dat je een Turk doormidden hebt gehakt. Ik moet zeggen, dat is een heel heldenstuk". „Och", zei de Zwaab, „dat is in mijn land niet zoo erg. En als u de naam wil weten, zooiets heet een Zwaben- streek". Mi men oeAAe teilen, doet door Annie van Diest. IV. „Dit wil zeggen", besloot vader, „als Sir Hennyson daar gelegenheid voor heeft. Ja, de naam klinkt wel Amerikaansch, hè, maar voor het gemak heeft mijn vriend zijn goeden Hollandschen naam aan het leven in de West toegepast. Ik zal hem een tele gram sturen of hij ons tegemoet wil reizen, dat is prettiger". Nu mijnheer Berends had niet verkeerd verondersteld. Sir Hennyson was blij, dat zijn oude vriend hem niet vergeten had. Hij zadelde zijn beste paard en reed vlug den weg op, waar Koen met zijn vader per auto zou aankomen. Al gauw konden beide vrienden elkaar begroeten; Sir Hen nyson heette zijn gasten hartelijk welkom. Wat hadden ze elkaar veel te vertellen! Ondertusschen genoot Koen van de prachti ge omgeving. Eindelijk kwamen ze bij de gebouwen, die tusschen zwaar geboomte verscholen lagen. Koen keek zijn oogen uit! Verbazend wat 'n honden liepen hier over 't erf. 't Huis was schilderachtig gelegen aan den oever van een groot meer; aan de overzijde van het meer strekte zich een groot bergland uit. Koen had al dadelijk belangstelling voor de cow-boys op de farm. Al menig boek had hij over cow-boys gelezen; en nu zag hij ze in werkelijkheid. Ze galoppeerden over het erf op kleine, zwarté^paardjes; hun soepele gestalten zwaaiden zachtjes heen en weer; ze zitten immers maar losjes in hun zadel! De stijg beugels zijn zoo lang, dat de knieën niet ge bogen behoeven te worden. Cow-boys zijn kleiner en niet zoo gespierd als de arbeiders die met bijl en houweel hun werk doen. Maar moedig en vol vertrouwen zijn ze! Op -heel de wereld treft men niemand aan die hun daarin overtreft of evenaart! Ze hebben gebronsde gezichten als metaal en scherpe oogen, waar ze j.e als 't ware mee doorboren. Ze dragen groote breed-gerande hoeden. Toen Koen een paar cow-boys voorbij zag loopen, keek hij zijn oogen uit! Wat een prachtkerels! Zoo had hij ze nog nooit gezien. Met hun rammelende sporen, groo te revolvers die uit hun gordel staken en bont-gekleurde zijden zakdoeken los om hun hals geknoopt over de kraag van hun flanellen sporthemd, dat wijd openhing, maakten ze op Koen een eigenaardigen, schilderachtigen indruk. En geen wonder. Cow-boys zijn uiterst prikkelbaar en gauw beleedigd; tegenover vreemden ech ter behouden ze een deftige beleefdheid en waardigheid. Terwijl Koen's vader en de farmer met zijn vrouw in druk gesprek waren, waar 'heel wat uit hun leven verteld werd, maak te Koen een dankbaar gebruik van de toe stemming om overal vry rond te loopen en alles goed te bekijken. Ook zag hij, hoe eenige cow-boys gebruik maakten van hun lasso. Ja, dat had hij ook dikwijls in boeken gelezen; maar toch had zich dat nooit zoo voorgesteld! Geweldig, welk een bedrevenheid werd daarvoor ver- eischt. (Slot volgt). De droom van Gerard door Marictje Zwetsloot. Wat had die Gerard de heele avond ge- nooten! Oom had hem verteld van auto's en vliegmachines. Nu lag hij al te rusten; stil met zijn hoofd op 't witte kussen, de oogen gesloten. Maar daar vloog op eens 'n lach om z'n lippen, hij droomde. Hij stond op een groot plein, 't Was rondom afgesloten door 'n ijzeren hek. Duizend menschen stonden er rondom en wilden ■het met geweld omver duwen. Wat was dat vreemd, zoo midden in de nacht. Bo ven hem welfde zich de mooie he,ldere he mel. Hij zag 'hem schitteren van sterren glans. Ook de maan dreef zachtjes voort, ze knikten hem vriendelijk toe. Daar kwam 'n zwarte gedaarite neergestreken. Dat was 'n vliegmachine. Vlak voor hem hield ze stil. Gerard stapte in de machine, draaide de kruk om, draaide ze weer te rug en nog 'ns om, endaar zweefde hy als 'n zwaan de sterren tegemoet. Daar zag hij nog 'n machine. Zijn zus bestuurde die. „Kom", riep Gerard haar toe, „doe mee, we houden wedstrijd." Hij hoefde haar geen tweemaal uit te noodigen, oogen- blikkelijk volgde ze hem. Daar schoten de vliegers vooruit, en omhoog de lucht in. De motors snorden en hooger ging het, al tijd hooger. Eindelijk bleef zijn zus achter en korten tijd daarna stond Gerard voor den koning. Die spelde hem het eerekruis op de borst, 't Schitterde van goud en ede-1 gesteenten, 't Oponthoud duurde maar en kele minuten en verder ging het weer. Maar wat gebeurde toen? Plotseling werd Gerard omstraald door 'n verblinden de glans. Zijn oogen konden 't niet ver dragen. O schrik, z'n machine kwam te recht tegen d,e zon aan en vloog in brand. Ze kantelde en sloeg naar beneden Gerard schrok wakker. Hij had zich niet bezeerd bij de val maar zijn eerekruis en machine was ie toch kwijt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12