RECHTZAKEN
Bankbedrijf uitge
oefend zonder
tastbare middelen
LIED VAN DEZEN TIJD
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1940
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 11
Tekort der nalatenschap
van de
Manheimers f42000000
Door den curator in het faillissement van
de nalatenschap van dr. Fritz Mannhei-
mer, mr. E. J. Korthals Altes, is heden in
de verificatievergadering ten overstaan van
den rechter-commissaris dr. mr. P. H.
Smits in een der lokalen van het Paleis van
Justitie te Amsterdam verslag uitge
bracht.
Aan de zeer uitvoerige beschouwingen
van den curator ontleenen wij het vol
gende:
Zooals bekend, overleed op 9 Augustus
1939 te Vaucresson in Frankrijk na een
langdurige ziekte dr. Fritz Mannheimer,
in leven beheerend vennoot van de com
manditaire vennootschap op aandeelen
Mendelssohn en Co. te Amsterdam.
Daags na het overlijden staakte de ven
nootschap haar betalingen, en diende kort
daarop een verzoek in tot het bekomen van
surseance van betaling. Later is het fail
lissement uitgesproken.
De particuliere administratie van dr.
Mannheimer werd voornamelijk gevoerd
ten kantore van Mendelssohn en Co.
De beschrijving van den inboedel in de
woning van dr. Mannheimer aan de Hob-
bemastraat te Amsterdam vereischte zeer
omvangrijke en langdurige werkzaamhe
den. Hier bevonden zich namelijk de uitge
breide kunstverzameling, waarvan een
overgroot gedeelte niet meer aan den over
ledene toebehoorde, maar op 25'Juni 1934
in eigendom was overgedragen aan de, naar
Engelsch recht opgerichte Artistic and Ge
neral Securities Company Ldt. Deze ven
nootschap was opgericht met een kapitaal
van 50.000 pond en heeft de toenmalige
kunstverzameling van dr.,Mannheimer, be
houdens enkele uitzonderingen, gekocht
voor een bedrag van 6.35 millioen gulden,
op den grondslag van een reeds verschei
dene jaren eerder, waarschijnlijk in 1925,
samengestelde lijst, die in 1934 summierlijk
is vergeleken met de toen aanwezige voor
werpen. De koopprijs is door de firma Men
delssohn en Co. overgeschreven ten gun
ste van de rekening van dr. Mannheimer,
waarmede zijn destijds aan haar bestaande
schuld vrijwel is gedelgd, en gebracht ten
laste van een, door haar geopende reke
ning, der Artistic and General Securities
Company Ltd. Tot zekerheid voor het al
dus door Mendelssohn en Co. aan de En-
gelsche vennootschap geopende crediet,
werd haar de kunstverzameling verpand,
die zij op haar- beurt met goedvinden en me
dewerking der „Artistic" verhuurde aan
den overledene. De huurprijs zou gelijk
zijn aan de rente in rekening courant door
„Artistic" aan Mendelssohn en Co. ver-
schudigd. Naast deze zakelijke zekerheid
stond een borgtocht van dr. Mannheimer
ten behoeve van Mendelssohn en Co. voor
„Artistic". Op grond van deze borgtocht
kan Mendelssohn en Co. een vordering gel
dend maken in het faillissement der nala
tenschap, waarbij rekening zal zijn te hou
den met de opbrengst van het onderpand,
dat door de hoofdschuldenares is verstrekt.
De hiertegenover staande regresvordering
op „Artistic" is waardeloos, daar deze ven
nootschap, buiten de verpande kunstver
zameling, niets bezit.
Het was dus noodzakelijk na het uit
spreken van hel faillissement, na te gaan,
welke voorwerpen in het perceel Hobbema-
straat 20 eigendom waren aan de hand
van de hiervoor vermelde lijst; hetgeen op
die lijst niet voorkwam, moest geacht wor
den eigendom van dr. Mannheimer te zijn.
Men zal zich kunnen voorstellen, dat alle
werkzaamheden, die noodig waren en die
zijn verricht, ettelijke maanden hebben ge
vorderd, voordat de volledige lijst der ge-
heele verzameling in 109 foliobladen ge
reed was.
Tot de nalatenschap behoorden verder
onroerende goederen in Nederland,,
Duitschland en Frankrijk. Roerende goe
deren in dezelfde landen, België en vol
gens het dezerzijds ingenomen standpunt
in Groot-Brittannië. Het faillissement,
als beslag op het vermogen, omvat echter,
naar de ook hier te lande heerschende leer,
niet meer dan de goederen binnen het ge
bied des rijks, en krachtens het Neder-
landsch-Belgische executieverdrag van 28
Maart 1925, die in België.
Het was dus zaak, maatregelen te bera
men, waardoor de rechten der gezamen
lijke schuldeischers ten aanzien van de ver-
mogensbestanddeelen elders, voorzoover
doenlijk, gewaarborgd konden worden. Het
uitbreken van den oorlog in September,
enkele dagen na de faillietverklaring, heeft
de moeilijkheden, welke zich hierbij voor
deden, in ernstige mate vergroot.
Op 10 October 1939 werd door den pre
sident van de Rechtbank te Versailles, ten
verzoeke van een der buitenlandsche
schuldeischers, een voorloopige bewindvoer
der over de nalatenschap benoemd. Door
den oorlog zijn thans echter alle verbin
dingen verbroken.
Beschouwingen van den curator.
De curator heeft eenige beschouwingen
gewijd aan het verband tusschen den ver
mogenstoestand van wijlen dr. Mannhei
mer als beheerend vennoot en de finan-
cieele structuur der vennootschap.
Er is opgemerkt, dat de verplichtingen
der firma jegens derden in wanverhouding
stonden tot het eigen kapitaal, waarmede
eventueele verliezen konden worden opge
vangen, daar de eigen middelen, buiten
moeilijk te beoordeelen reserves, slechts
bestonden uit het commanditaire kapitaal
van 6.2 millioen, en eventueele particu
lier vermogen van beheerende vennooten.
In waarheid blijkt echter de stand van
zaken veel ongunstiger te zijn geweest.
Geen der beheerende vennooten heeft, in
welken vorm ook, kapitaal aan de vennoot
schap verstrekt! En de eenige beheerende
vennoot, aan wie op grond van uiterlijke
omstandigheden en ongestaafde geruchten
een groot persoonlijk fortuin werd toege
schreven, heeft in feite over meer dan het
tweevoud van het geheele commanditaire
kapitaal uit de kas der vennootschap be
schikt. Hierbij wordt dan het op de kunst
verzameling van de „Artistic" verstrekte
crediet nog buiten beschouwing gelaten.
Niet alleen de zaken der commanditaire
vennootschap zijn in feite met het geld
harer crediteuren gefinancierd, maar ook
de particuliere uitgaven van haar leiden
den beheerenden vennoot.
Voor een vennootschapsvorm, waarmede
hier te lande reeds eerder teleurstellende
ervaringen zijn opgedaan, die mede in on
bekendheid met de werkelijke draagkracht
van beheerende vennooten haar oorzaak
vonden, levert, hetgeen hier is geschied,
stellig geen aanbeveling op. De voortreffe
lijke relaties, waarover de commanditaire
vennootschap beschikte, zoowel dank zij de
reputatie, welke zij reeds aan haar stam
huis ontleende, alsmede det ervaring en
ondernemingsgeest, waarmede hare leiding
was toegerust, konden haar de wegen ope
nen tot belangrijke en winstgevende zaken.
Dit zijn positieve factoren van niet te on
derschatten beteekenis. Toch konden zij het
ontbreken of nagenoeg ontbreken van tast
bare middelen niet goedmaken. Het is te
gelijk de kracht en de tekortkoming ge
weest van den man, die de firma Mendels
sohn en Co. te Amsterdam terecht be
schouwde als zijn persoonlijke onderne
ming, dat hij gemeend heeft het bankbe
drijf zonder die tastbare middelen te kun
nen uitoefenen.
Een onderzoek naar het verloop van het
persoonlijke vermogen van dr. Mannhei
mer tijdens den ganschen duur van zijn
verblijf hier te lande leert, dat dit vermo
gen na de aanvankelijke deficitaire jaren,
gedurende zekeren tijd wel eenigen omvang
heeft gehad, maar dat het nimmer ook
maar in de verste verte heeft beantwoord
aan het fortuin, dat hem vrij algemeen
werd toegeschreven.
Naast de mislukking van groote en ris
kante zaken, die de vennootschap in 1939
Tieeft ondernomen, en naast den ongunsti-
gen invloed van den toenaderenden Euro-
peeschen oorlog op het crediet en op den
gang van zaken, heeft hierbij naar de over
tuiging van den curator, ook de snelle li
chamelijke en geestelijke achteruitgang
van dr. Mannheimer, als gevolg van zijn
ziekte, een verderfelijken invloed gehad.
De verbeeldingskracht, waarmede zijn
vroegere successen waren tot stand ge
bracht, moge voor een bankier een eigen
schap zijn, waartegenover in alle omstan
digheden terughouding en zelfbeperking
van pas komen; bij wijlen dr. Mannheimer
is zij in de laatste maanden, die aan zijn
overlijden voorafgingen, ontaard tot een
ontstellend gemis aan werkelijkheidsbesef.
De tekortkomingen in den opzet, die zich
vroeg of later moesten wreken, worden er
niet minder om, de verblinding en de bui
tensporigheden in de uitvoering vinden er
een zekere mate van verklaring in. Jegens
de nagedachtenis van een man, die zelf
zich niet meer kan rechtvaardigen, en voor
wien de feiten oogenschijnlijk geen ver
ontschuldiging bevatten, gaf het pas te de
zer plaatse de aandacht te vestigen op een
feitelijk element, dat slechts zijdelings ver
band houdt met den toestand van het ver-
mogeif.
De cijfers.
Het bedrag, waarvoor crediteuren van
Mendelssohn en Co Amsterdam verificatie
in het failissement der nalatenschap heb
ben verzocht, bedroeg op 15 September
1940 84.939.629.69.
Een belangrijk gedeelte van dit bedrag
is gedekt door onderpand, verstrekt door
Mendelssohn en Co anderzijds is een groot
gedeelte der vorderingen op Mendelssohn
en Co. waarvoor de nalatenschap mede
aansprakelijk is, niet of althans nog niet
ingediend.
Bewindvoerders van Mendelssohn en Co.
hebben in hun laatste verslag het deficit
der commanditaire vennootschap gesteld
op 27437.835.99. Neemt men dit saldo als
het bedrag, waarvoor de nalatenschap uit
eindelijk tegenover crediteuren van Men
delssohn en Co aansprakelijk zal zijn, dan
korrit men op een totaal van schulden der
nalatenschap van 42.003.882.38.
Blijkens de faillissementsstatistiek, sa
mengesteld door het centraal bureau voor
de statistiek, laatstelijk over 1938, bedroeg
het totaal der schulden van alle in 1938
afgedane faillissementen in Nederland ruim
73 millioen gulden en van die, afgedaan in
1937, ruim 83 millioen gulden Weliswaar
zijn over de drie voorafgaande jaren de
totalen aanmerkelijk hooger geweest, het
hoogst over 1936 met ruim 160 millioen
gulden, toch blijkt uit deze cijfers, hoezeer
deze deconfiture valt buiten het hier te
lande gebruikelijke kader.
De baten in het thans bezette gedeelte
van Frankrijk bestaan in hoofdzaak uit de
villa Monte Cristo te Vaucresson, met' den
daarin aanwezigen inboedel, waartoe eenige
kostbare schilderijen, teekeningen en kunst
voorwerpen behooren. Daarnaast eenige in
de onmiddellijke nabijheid gelegen villa's
en buitenhuizen.
In Duitschland bezat dr. Mannheimer een
huis te Berlijn, een hypothecaire vordering,
waarvoor een aldaar gelegen onroerend
goed was verbonden, en een tegoed bij de
firma Mendelssohn en Co. in liquidatie te
Berlijn. Aan deze firma had dr. Mannhei
mer een schuld in rekening-courant tot een
kleiner bedrag dan zijn tegoed. Daar het
hier verschillende soorten van marken be
trof, was compensatie echter niet geoor
loofd.
In België bevonden zich vorderingen op
eenge naamlooze vennootschappen wegens
tantième, dat nog niet vastgesteld en op-
eischbaar was ten tijde van de faillietver
klaring, benevens een pakket aandeelen,
dat door dr. Mannheimer als waarborg was
gedeponeerd in verband met zijn even
tueele aansprakelijkheid als commissaris en
dat niet zou worden afgegeven, voor de
eerst volgende jaarlijksche algemeene ver
gadering van aandeelhouders hem zou heb
ben gedéchargeerd.
Benadeeling van schuldeischers.
Reeds op 31 Augustus 1939 gewerden den
curator inlichtigen, waaruit viel af te lei
den, dat kunstvoorwerpen kort voor het
overlijden van dr. Mannheimer uit het per
ceel Hobbemastraat 20 waren verwijderd,
en aan den boedel onttrokken waren. Be
gin Augustus werden tal van schilderijen
en teekeningen zoowel naar Parijs als naar
Londen verzonden en ten name van me
vrouw MannheimerReiss opgeslagen.
Volgens verklaringen zou een gedeelte van
deze voorwerpen toebehooren aan eenige
minderjarige familieleden van dr. Mann
heimer. De curator heeft geen aanleiding,
de waarheid dezer verklaringen in twijfel
te trekken.
Indien het totaal van den staat van baten
van 3.617.902.78 wordt verminderd met
de waarde van verpande zaken, kan bij
voorzichtige beoordeeling der vooruitzich
ten voor concurrente crediteuren zeer glo
baal geschat omstreeks 2.500.000 beschik
baar komen, waarbij de opbrengst der
kunstverzameling verreweg de belangrijk
ste factor vormt.
Schulden.
De schulden in het faillissement der na
latenschap zijn te verdeelen in twee groe
pen: de particuliere schulden en die aan
crediteuren van de commanditaire ven
nootschap op aandeelen Mendelssohn en Co.
waarvoor dr. Mannheimer als beheerend
vennoot naast de overige beheerende ven
nooten, hoofdelijk voor het geheel aanspra
kelijk was.
Als gevolg van de oorlogsomstandighe
den kon een groot aantal buitenlandsche
schuldeischers niet tijdig bereikt worden,
voornamelijk die in Noord- en Zuid-Ame-
rika, en andere, namelijk die in Groot-
Brittannië en Frankrijk, konden in het ge
heel niet meer bereikt worden. Waar
schijnlijk zal een collectief verzet tegen de
uitdeelingslijst hier uitkomst moeten bie
den.
Het totaal der particuiere schulden, met
inbegrip van bijna vierduizend gulden we
gens belasting, die reeds is voldaan, doch
afgezien van de vordering van Mendels
sohn en Co. bedraagt 58.429.16. De mo
gelijkheid bestaat, dat een gedeelte hier
van, in totaal bedragende 27.248 wordt
voldaan uit het Fransche gedeelte der na
latenschap, daar het uit vorderingen van
Fransche schuldeischers bestaat, in welk
geval niet meer dan 31.181 concurrent
particulier passief bij de uitdeeling zou
óverblijven.
Haagsche Politierechter
Op de goudvisschen-jacht in de
Voorhoutsche vijver.
Het is niet te ontkennen. Het is verve
lend als men gaat visschen en men vangt
niets. Ik ben zelf ook eens gaan visschen
en heb den geheelen ochtend op een sim
metje getuurd zonder leven of beweging
te zien. Maar ik ben toen naar huis gegaan
met het vaste voornemen de eerste zeven
en zeventig jaar niet meer te gaan vis
schen.
Anders hadden drie Hagenaars het ge
daan. Zij waren onder de gemeente
Voorhout gaan visschen en hadden
ook niets gevangen. Zij moesten en zou
den evenwel met visch thuis komen. Toen
zij dan ook door Voorhout fietsten zagen
zij tegenover de Katholieke kerk een
pracht „vischwater". Dit „vischwater" was
evenwel de vijver voor en van de kerk.
En warempeltjes hadden zij het in hunne
hoofden gehaald om daar opnieuw hunne
dobbers oftewel simmen uit te werpen.
In dezen vijver zwommen slechts arge-
looze gouavisschen en karpers die, in te
genstelling met hun vrijgevochten broe
ders en zusters, dadelijk in het aas beten.
De vangst had bestaan uit acht karpers
van 32 c.M. en een goudvisch.
De drie visschers, die alzoo op den der
den Augustus 1940 het hadden durven be
staan om den Voorhoutschen kerkvisch-
vijver te plunderen, hadden zich voor den
Haagschen Politierechter te verantwoor
den.
Het waren de wagenmaker B., de meu
belmaker K. en de loopknecht v. d. V.
Zij bekenden en vonden het zelf een
kwajongensstreek, hetgeen de Politierech
ter ook vond.
Daarbij kwam nog, dat omreden zij geen
karper aten, ze de „gevangen" beesten
maar hadden weggeworpen.
Het werd nog dure visch, trouwens,
de visch wordt altijd duur betaald
want zij moeten elk vijf gulden boete be
talen of anders tien dagen gaan „zitten".
Prettige huurders.
G. V., te L e i d e n, had van T." Z. een
huis gehuurd in de Pieterskerkkoorsteeg
te Leiden.
V. had blijkbaar nogal een groot ge
zin, hetgeen reden voor hem was, zoo
vertelde hij het tenminste, om de vaten-
kast in de keuken volgens de regelen der
kunst te sloopen en wel om er een slaap
gelegenheid van te maken voor diverse
huisgenooten.
Dat was goed en wel, maar waarom had
hij de gesloopte vatenkast dan nog als
brandhout gebruikt?
Dat vond de Officier ook, want die
eischte'een geldboete van ƒ15 subs. 30
dagen.
Alhoewel verdachte dat nogal rijkelijk
veel vond, hielp het hem niets, want de
„slaapgelegenheid - slooperij - uitbreiding",
koste hem vijftien gulden subs. 30 dagen.
De helper.
Daarna tmoest terecht staan P. J. de G.
uit Leiden. Hij had den vorigen ver
dachte bij diens sloopwerkzaamheden van
advies gediend en had er zelfs een handje
bij geholpen.
Dit advies en zijn hulp kwamen hem
thans te staan op een geldboete van 15
subs. 30 dagen.
Het is maar goed, dat de heele buurt
niet is komen adviseeren en helpen.
Hij was het er niet mee eens.
Zeer onvriendelijke woorden had de los-
arbeider J. A. V. uit Alkemade toege
voegd aan den veldwachter Krul, toén
deze V. opmerkzaam maakte op een ver
keersovertreding die hij beging, door met
zijn fiets op een gesloten verklaarden weg
te rijden tusschen Leiden en Oude Wete
ring.
Verdachte voerde aan uit een zenuw
achtige familie te stammen en dus zelf
ook erg zenuwachtig te zijn.
Tien gulden eischte de Officier tegen
den verdachte, hetgeen hij nogal veel
vond, zooals hij opmerkte.
Vijf gulden subs, vijf dagen werd het
vonnis.
Een vonnis met bijzondere
voorwaarden.
Een 51-jarige chauffeur te Leiden
had zich schuldig gemaakt aan diefstal
van eenige takels, die bij zijn patroon K.
in een kast lagen. Drie en een halve gul
den had hij er voor gemaakt bij een op-
kooper en deze drie en een halve piek
was omgezet in snaps, alias jenever.
Trouwens, dit vocht was de oorzaak van
alle ellende.
„Je zat in de schuld door de jenever",
zei de Politierechter gedecideerd.
„Ja meneer", klonk het ootmoedig.
„Je pofte overal borrels", kwam de vol
gende voltreffer.
„Ja meneer", klonk het wederom.
„Maar je vrouw wist daar niets van en
dacht, dat als de kasteleins bij je aan huis
kwamen, ze kwamen om een praatje te
maken", was de derde voltreffer.
„Ja meneer", klonk het voor de derde
maal.
„Maar ze kwamen alleen maar voor het
geld van de gepofte borrels", kwam het
slotstuk.
En weer klonk het ootmoedig: ,ja
meneer".
Aangezien verdachte gezorgd heeft, dat
de takels alsnog in de kast terug gekomen
zijn, werd het voor ditmaal nog een voor
waardelijke straf van zes maanden met
drie jaar proeftijd. Tenminste, dit was de
eisch.
De uitspraak werd een „klein" beetje an
ders. Het begin was gewoon, n.l. vier
maanden gevangenisstraf voorwaardelijk
met drie jaar proeftijd, maar de bijzondere
voorwaarden: ten eerste gedurende drie
jaar niet in een café komen of in een ge
legenheid waar sterke drank geschonken
wordt en ten tweede gedurende drie jaar
ook thuis geen drank drinken.
„Het zal mij benieuwen", waren de laat
ste woorden van den Officier.
Op avontuur.
Een jeugdige kruideniersbediende uit
Leiden, had op 1 Mei ƒ10 wisselgeld
van zijn patroon mee gekregen en had
toen nog ƒ19- ontvangen. Met deze f 29
was hij op avontuur gegaan. Er zaten aan
deze zaak verschillende kanten, die gun-
HAAGSCHE RECHTBANK
„Drinkt melk van t.b.c-vrij vee"
De melkhandelaar J. O. te Zoeter-
w o u d e had te Leiden een bord op zijn
melkwagen aanwezig gehad, waarop te le
zen stond: „Drinkt melk van t.b.c.-vrij vee".
Zulk een bord is in strijd met het Melkbe-
sluit en de Leidsche kantonrechter had O.
dan ook veroordeeld tot een geldboete van
7.50 subs. 3 dagen.
In hooger beroep VToeg de Officier by de
Haagsche rechtbank bevestiging van dit
vonnis.
De verdediger van verdachte zeide aller
eerst, dat dit een proefproces was, om er
vervolgens op te wijzen, dat aan O. gezegd
was het bord van zijn wagen te verwijde
ren, hetgeen door hem geweigerd was, om
dat hij zijn melk betrok van een speciale
boerderij. Volgens pleiter voert verdachte
een algemeene reclame en geen persoonlij
ke, om het publiek aan te sporen t.b.c.-vrije
melk te drinken.
PI. vraagt daarom ontslag van rechtsver
volging subs, clementie.
Verdachte, het laatste woord verkrijgend,
zeide om. nog, dat hij niets anders had
voorgehad, dan de boeren, die strijd tegen
de t.b.c. voeren, te hebben willen helpen.
Het bord was niet voor zijn eigen zaak en
eigen melk, want zijn melk kan best t.b.c.
hebben bevat.
De rechtbank zal over 14 dagen vonnis
wijzen.
In hooger beroep vrijspraak
geëischt.
G. R. te Voorburg was door den Leid-
schen kantonrechter veroordeeld tot een
geldboete van f 10 subs. 4 dagen, omdat hij
te Leiden een aanrijding had veroor
zaak.
Verdachte ontkende schuldig te zijn. Hij
stond met zijn auto voor een brug, toen
plotseling een andere auto achteruit begon
te rijden. Hij moest toen ook achteruit en
was daardoor tegen de auto gereden, die
achter hem stond.
De Officier zag geen schuld bij verdachte,
want hij kon niet anders, omdat de andere
automobilist een verkeerde handeling ver
richtte.
Spr. vroeg dan ook vernietiging van het
vonnis van den kantonrechter en vrijspraak
voor verdachte.
Uitspraak over 14 dagen.
De dagvaarding was nietig.
H. P. W. uit Nootdorp was door den
kantonrechter veroordeeld, wegens over
treding der arbeidswet, tot een totale geld
boete van 18 subs. 12 dagen.
Hij was van dit vonnis in hooger beroep
gekomen bij de Haagsche rechtbank, al
waar de Officier thans mededeeling deed,
dat de dagvaarding, die thans opnieuw is
uitgebracht, de feiten uit de vorige dag
vaarding niet juist weergeeft.
De verdachte bofte dus, want de Offi
cier kon niet anders doen, dan nietig
verklaring der dagvaarding vragen.
Uitspraak over 14 dagen.
stig voor verdachte waren, terwijl er bo
vendien een gunstig rapport was.
Dit alles bijeen genomen deed de Offi
cier een voorwaardelijke gevangenisstraf
eischen van drie maanden met drie jaar
proeftijd.
Het vonnis werd conform dezen eisch.
Voor de verleiding bezweken.
Een huishoudster uit Leiden was in
de zaak van C. en A." te Leiden voor de
verleiding bezweken en had vlug een ja
pon in haar tasch gestopt.
De Argusoogen eener verkoopster had
deze voor de zaak onvoordeelige trans
actie geconstateerd, met de gewone gevol
gen.
Ook de huishoudster kreeg haar kans
nog, want eisch en uitspraak werden drie
maanden gevangenisstraf voorwaardelijk
met drie jaar proeftijd.
DUBBEL DONKER
Wij moeten tien uur van de straal
En wel op hoog bevel,
Wij hebben keuze: óf ons huis
Of slapen in de cel
Tot 's morgens vroeg het licht weer daagt,
Dan kunnen wij weer gaan,
Maar van de straat van 10 tot 4
Daar blijven wij vandaan.
Zoo heeft een neger in Den Haag
In 't holle van den nacht,
Toen hij daar door de straten sloop
Toóh blijkbaar niet gedacht.
Het werd hem in zijn huis te eng,
Hij leefde vrij en blij.
Hij dacht: in 't donker op de straat,
Dat is net iets voor mij.
In Den Haag is een 28-jarige
neger gearresteerd, die zich
's nachts om 1 uur op straat
bevond.
Hij dacht wellicht aan 't wuivend bosch
In 't eenzaam wilde woud,
Hij zag de donk're stilte daar,
Die was hem wel vertrouwd
Hij dacht: wat doe ik in dit oord
Den heelen avond thuis?
'k Ga zoeken naar de eenzaamheid
In bosch- en windgeruisch.
Want ik ben toch geen bleekgezicht,
Dien men in 't donker ziet,
Ik ben zoo zwart als nu de nacht
En mij herkent men niet.
Ik ga dus door de stille straat
En ziet mij een agent,
Dat weet ik, dat dit bleekgezicht
Mij, duisterling, niet kent.
Maar 't bleekgezicht was Arendsoog
Die zag den neger wel,
En al verzette hij zich ook,
Die stopt' hem in de cel.
En de moraal van dit geval?
Wie die bevelen tart,
Die loopt beslist tegen de lamp,
Al is hij nog zoo zwart.
TROUBADOUR