RECHTZAKEN Bankbedrijf uitge oefend zonder tastbare middelen LIED VAN DEZEN TIJD ZATERDAG 21 SEPTEMBER 1940 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 11 Tekort der nalatenschap van de Manheimers f42000000 Door den curator in het faillissement van de nalatenschap van dr. Fritz Mannhei- mer, mr. E. J. Korthals Altes, is heden in de verificatievergadering ten overstaan van den rechter-commissaris dr. mr. P. H. Smits in een der lokalen van het Paleis van Justitie te Amsterdam verslag uitge bracht. Aan de zeer uitvoerige beschouwingen van den curator ontleenen wij het vol gende: Zooals bekend, overleed op 9 Augustus 1939 te Vaucresson in Frankrijk na een langdurige ziekte dr. Fritz Mannheimer, in leven beheerend vennoot van de com manditaire vennootschap op aandeelen Mendelssohn en Co. te Amsterdam. Daags na het overlijden staakte de ven nootschap haar betalingen, en diende kort daarop een verzoek in tot het bekomen van surseance van betaling. Later is het fail lissement uitgesproken. De particuliere administratie van dr. Mannheimer werd voornamelijk gevoerd ten kantore van Mendelssohn en Co. De beschrijving van den inboedel in de woning van dr. Mannheimer aan de Hob- bemastraat te Amsterdam vereischte zeer omvangrijke en langdurige werkzaamhe den. Hier bevonden zich namelijk de uitge breide kunstverzameling, waarvan een overgroot gedeelte niet meer aan den over ledene toebehoorde, maar op 25'Juni 1934 in eigendom was overgedragen aan de, naar Engelsch recht opgerichte Artistic and Ge neral Securities Company Ldt. Deze ven nootschap was opgericht met een kapitaal van 50.000 pond en heeft de toenmalige kunstverzameling van dr.,Mannheimer, be houdens enkele uitzonderingen, gekocht voor een bedrag van 6.35 millioen gulden, op den grondslag van een reeds verschei dene jaren eerder, waarschijnlijk in 1925, samengestelde lijst, die in 1934 summierlijk is vergeleken met de toen aanwezige voor werpen. De koopprijs is door de firma Men delssohn en Co. overgeschreven ten gun ste van de rekening van dr. Mannheimer, waarmede zijn destijds aan haar bestaande schuld vrijwel is gedelgd, en gebracht ten laste van een, door haar geopende reke ning, der Artistic and General Securities Company Ltd. Tot zekerheid voor het al dus door Mendelssohn en Co. aan de En- gelsche vennootschap geopende crediet, werd haar de kunstverzameling verpand, die zij op haar- beurt met goedvinden en me dewerking der „Artistic" verhuurde aan den overledene. De huurprijs zou gelijk zijn aan de rente in rekening courant door „Artistic" aan Mendelssohn en Co. ver- schudigd. Naast deze zakelijke zekerheid stond een borgtocht van dr. Mannheimer ten behoeve van Mendelssohn en Co. voor „Artistic". Op grond van deze borgtocht kan Mendelssohn en Co. een vordering gel dend maken in het faillissement der nala tenschap, waarbij rekening zal zijn te hou den met de opbrengst van het onderpand, dat door de hoofdschuldenares is verstrekt. De hiertegenover staande regresvordering op „Artistic" is waardeloos, daar deze ven nootschap, buiten de verpande kunstver zameling, niets bezit. Het was dus noodzakelijk na het uit spreken van hel faillissement, na te gaan, welke voorwerpen in het perceel Hobbema- straat 20 eigendom waren aan de hand van de hiervoor vermelde lijst; hetgeen op die lijst niet voorkwam, moest geacht wor den eigendom van dr. Mannheimer te zijn. Men zal zich kunnen voorstellen, dat alle werkzaamheden, die noodig waren en die zijn verricht, ettelijke maanden hebben ge vorderd, voordat de volledige lijst der ge- heele verzameling in 109 foliobladen ge reed was. Tot de nalatenschap behoorden verder onroerende goederen in Nederland,, Duitschland en Frankrijk. Roerende goe deren in dezelfde landen, België en vol gens het dezerzijds ingenomen standpunt in Groot-Brittannië. Het faillissement, als beslag op het vermogen, omvat echter, naar de ook hier te lande heerschende leer, niet meer dan de goederen binnen het ge bied des rijks, en krachtens het Neder- landsch-Belgische executieverdrag van 28 Maart 1925, die in België. Het was dus zaak, maatregelen te bera men, waardoor de rechten der gezamen lijke schuldeischers ten aanzien van de ver- mogensbestanddeelen elders, voorzoover doenlijk, gewaarborgd konden worden. Het uitbreken van den oorlog in September, enkele dagen na de faillietverklaring, heeft de moeilijkheden, welke zich hierbij voor deden, in ernstige mate vergroot. Op 10 October 1939 werd door den pre sident van de Rechtbank te Versailles, ten verzoeke van een der buitenlandsche schuldeischers, een voorloopige bewindvoer der over de nalatenschap benoemd. Door den oorlog zijn thans echter alle verbin dingen verbroken. Beschouwingen van den curator. De curator heeft eenige beschouwingen gewijd aan het verband tusschen den ver mogenstoestand van wijlen dr. Mannhei mer als beheerend vennoot en de finan- cieele structuur der vennootschap. Er is opgemerkt, dat de verplichtingen der firma jegens derden in wanverhouding stonden tot het eigen kapitaal, waarmede eventueele verliezen konden worden opge vangen, daar de eigen middelen, buiten moeilijk te beoordeelen reserves, slechts bestonden uit het commanditaire kapitaal van 6.2 millioen, en eventueele particu lier vermogen van beheerende vennooten. In waarheid blijkt echter de stand van zaken veel ongunstiger te zijn geweest. Geen der beheerende vennooten heeft, in welken vorm ook, kapitaal aan de vennoot schap verstrekt! En de eenige beheerende vennoot, aan wie op grond van uiterlijke omstandigheden en ongestaafde geruchten een groot persoonlijk fortuin werd toege schreven, heeft in feite over meer dan het tweevoud van het geheele commanditaire kapitaal uit de kas der vennootschap be schikt. Hierbij wordt dan het op de kunst verzameling van de „Artistic" verstrekte crediet nog buiten beschouwing gelaten. Niet alleen de zaken der commanditaire vennootschap zijn in feite met het geld harer crediteuren gefinancierd, maar ook de particuliere uitgaven van haar leiden den beheerenden vennoot. Voor een vennootschapsvorm, waarmede hier te lande reeds eerder teleurstellende ervaringen zijn opgedaan, die mede in on bekendheid met de werkelijke draagkracht van beheerende vennooten haar oorzaak vonden, levert, hetgeen hier is geschied, stellig geen aanbeveling op. De voortreffe lijke relaties, waarover de commanditaire vennootschap beschikte, zoowel dank zij de reputatie, welke zij reeds aan haar stam huis ontleende, alsmede det ervaring en ondernemingsgeest, waarmede hare leiding was toegerust, konden haar de wegen ope nen tot belangrijke en winstgevende zaken. Dit zijn positieve factoren van niet te on derschatten beteekenis. Toch konden zij het ontbreken of nagenoeg ontbreken van tast bare middelen niet goedmaken. Het is te gelijk de kracht en de tekortkoming ge weest van den man, die de firma Mendels sohn en Co. te Amsterdam terecht be schouwde als zijn persoonlijke onderne ming, dat hij gemeend heeft het bankbe drijf zonder die tastbare middelen te kun nen uitoefenen. Een onderzoek naar het verloop van het persoonlijke vermogen van dr. Mannhei mer tijdens den ganschen duur van zijn verblijf hier te lande leert, dat dit vermo gen na de aanvankelijke deficitaire jaren, gedurende zekeren tijd wel eenigen omvang heeft gehad, maar dat het nimmer ook maar in de verste verte heeft beantwoord aan het fortuin, dat hem vrij algemeen werd toegeschreven. Naast de mislukking van groote en ris kante zaken, die de vennootschap in 1939 Tieeft ondernomen, en naast den ongunsti- gen invloed van den toenaderenden Euro- peeschen oorlog op het crediet en op den gang van zaken, heeft hierbij naar de over tuiging van den curator, ook de snelle li chamelijke en geestelijke achteruitgang van dr. Mannheimer, als gevolg van zijn ziekte, een verderfelijken invloed gehad. De verbeeldingskracht, waarmede zijn vroegere successen waren tot stand ge bracht, moge voor een bankier een eigen schap zijn, waartegenover in alle omstan digheden terughouding en zelfbeperking van pas komen; bij wijlen dr. Mannheimer is zij in de laatste maanden, die aan zijn overlijden voorafgingen, ontaard tot een ontstellend gemis aan werkelijkheidsbesef. De tekortkomingen in den opzet, die zich vroeg of later moesten wreken, worden er niet minder om, de verblinding en de bui tensporigheden in de uitvoering vinden er een zekere mate van verklaring in. Jegens de nagedachtenis van een man, die zelf zich niet meer kan rechtvaardigen, en voor wien de feiten oogenschijnlijk geen ver ontschuldiging bevatten, gaf het pas te de zer plaatse de aandacht te vestigen op een feitelijk element, dat slechts zijdelings ver band houdt met den toestand van het ver- mogeif. De cijfers. Het bedrag, waarvoor crediteuren van Mendelssohn en Co Amsterdam verificatie in het failissement der nalatenschap heb ben verzocht, bedroeg op 15 September 1940 84.939.629.69. Een belangrijk gedeelte van dit bedrag is gedekt door onderpand, verstrekt door Mendelssohn en Co anderzijds is een groot gedeelte der vorderingen op Mendelssohn en Co. waarvoor de nalatenschap mede aansprakelijk is, niet of althans nog niet ingediend. Bewindvoerders van Mendelssohn en Co. hebben in hun laatste verslag het deficit der commanditaire vennootschap gesteld op 27437.835.99. Neemt men dit saldo als het bedrag, waarvoor de nalatenschap uit eindelijk tegenover crediteuren van Men delssohn en Co aansprakelijk zal zijn, dan korrit men op een totaal van schulden der nalatenschap van 42.003.882.38. Blijkens de faillissementsstatistiek, sa mengesteld door het centraal bureau voor de statistiek, laatstelijk over 1938, bedroeg het totaal der schulden van alle in 1938 afgedane faillissementen in Nederland ruim 73 millioen gulden en van die, afgedaan in 1937, ruim 83 millioen gulden Weliswaar zijn over de drie voorafgaande jaren de totalen aanmerkelijk hooger geweest, het hoogst over 1936 met ruim 160 millioen gulden, toch blijkt uit deze cijfers, hoezeer deze deconfiture valt buiten het hier te lande gebruikelijke kader. De baten in het thans bezette gedeelte van Frankrijk bestaan in hoofdzaak uit de villa Monte Cristo te Vaucresson, met' den daarin aanwezigen inboedel, waartoe eenige kostbare schilderijen, teekeningen en kunst voorwerpen behooren. Daarnaast eenige in de onmiddellijke nabijheid gelegen villa's en buitenhuizen. In Duitschland bezat dr. Mannheimer een huis te Berlijn, een hypothecaire vordering, waarvoor een aldaar gelegen onroerend goed was verbonden, en een tegoed bij de firma Mendelssohn en Co. in liquidatie te Berlijn. Aan deze firma had dr. Mannhei mer een schuld in rekening-courant tot een kleiner bedrag dan zijn tegoed. Daar het hier verschillende soorten van marken be trof, was compensatie echter niet geoor loofd. In België bevonden zich vorderingen op eenge naamlooze vennootschappen wegens tantième, dat nog niet vastgesteld en op- eischbaar was ten tijde van de faillietver klaring, benevens een pakket aandeelen, dat door dr. Mannheimer als waarborg was gedeponeerd in verband met zijn even tueele aansprakelijkheid als commissaris en dat niet zou worden afgegeven, voor de eerst volgende jaarlijksche algemeene ver gadering van aandeelhouders hem zou heb ben gedéchargeerd. Benadeeling van schuldeischers. Reeds op 31 Augustus 1939 gewerden den curator inlichtigen, waaruit viel af te lei den, dat kunstvoorwerpen kort voor het overlijden van dr. Mannheimer uit het per ceel Hobbemastraat 20 waren verwijderd, en aan den boedel onttrokken waren. Be gin Augustus werden tal van schilderijen en teekeningen zoowel naar Parijs als naar Londen verzonden en ten name van me vrouw MannheimerReiss opgeslagen. Volgens verklaringen zou een gedeelte van deze voorwerpen toebehooren aan eenige minderjarige familieleden van dr. Mann heimer. De curator heeft geen aanleiding, de waarheid dezer verklaringen in twijfel te trekken. Indien het totaal van den staat van baten van 3.617.902.78 wordt verminderd met de waarde van verpande zaken, kan bij voorzichtige beoordeeling der vooruitzich ten voor concurrente crediteuren zeer glo baal geschat omstreeks 2.500.000 beschik baar komen, waarbij de opbrengst der kunstverzameling verreweg de belangrijk ste factor vormt. Schulden. De schulden in het faillissement der na latenschap zijn te verdeelen in twee groe pen: de particuliere schulden en die aan crediteuren van de commanditaire ven nootschap op aandeelen Mendelssohn en Co. waarvoor dr. Mannheimer als beheerend vennoot naast de overige beheerende ven nooten, hoofdelijk voor het geheel aanspra kelijk was. Als gevolg van de oorlogsomstandighe den kon een groot aantal buitenlandsche schuldeischers niet tijdig bereikt worden, voornamelijk die in Noord- en Zuid-Ame- rika, en andere, namelijk die in Groot- Brittannië en Frankrijk, konden in het ge heel niet meer bereikt worden. Waar schijnlijk zal een collectief verzet tegen de uitdeelingslijst hier uitkomst moeten bie den. Het totaal der particuiere schulden, met inbegrip van bijna vierduizend gulden we gens belasting, die reeds is voldaan, doch afgezien van de vordering van Mendels sohn en Co. bedraagt 58.429.16. De mo gelijkheid bestaat, dat een gedeelte hier van, in totaal bedragende 27.248 wordt voldaan uit het Fransche gedeelte der na latenschap, daar het uit vorderingen van Fransche schuldeischers bestaat, in welk geval niet meer dan 31.181 concurrent particulier passief bij de uitdeeling zou óverblijven. Haagsche Politierechter Op de goudvisschen-jacht in de Voorhoutsche vijver. Het is niet te ontkennen. Het is verve lend als men gaat visschen en men vangt niets. Ik ben zelf ook eens gaan visschen en heb den geheelen ochtend op een sim metje getuurd zonder leven of beweging te zien. Maar ik ben toen naar huis gegaan met het vaste voornemen de eerste zeven en zeventig jaar niet meer te gaan vis schen. Anders hadden drie Hagenaars het ge daan. Zij waren onder de gemeente Voorhout gaan visschen en hadden ook niets gevangen. Zij moesten en zou den evenwel met visch thuis komen. Toen zij dan ook door Voorhout fietsten zagen zij tegenover de Katholieke kerk een pracht „vischwater". Dit „vischwater" was evenwel de vijver voor en van de kerk. En warempeltjes hadden zij het in hunne hoofden gehaald om daar opnieuw hunne dobbers oftewel simmen uit te werpen. In dezen vijver zwommen slechts arge- looze gouavisschen en karpers die, in te genstelling met hun vrijgevochten broe ders en zusters, dadelijk in het aas beten. De vangst had bestaan uit acht karpers van 32 c.M. en een goudvisch. De drie visschers, die alzoo op den der den Augustus 1940 het hadden durven be staan om den Voorhoutschen kerkvisch- vijver te plunderen, hadden zich voor den Haagschen Politierechter te verantwoor den. Het waren de wagenmaker B., de meu belmaker K. en de loopknecht v. d. V. Zij bekenden en vonden het zelf een kwajongensstreek, hetgeen de Politierech ter ook vond. Daarbij kwam nog, dat omreden zij geen karper aten, ze de „gevangen" beesten maar hadden weggeworpen. Het werd nog dure visch, trouwens, de visch wordt altijd duur betaald want zij moeten elk vijf gulden boete be talen of anders tien dagen gaan „zitten". Prettige huurders. G. V., te L e i d e n, had van T." Z. een huis gehuurd in de Pieterskerkkoorsteeg te Leiden. V. had blijkbaar nogal een groot ge zin, hetgeen reden voor hem was, zoo vertelde hij het tenminste, om de vaten- kast in de keuken volgens de regelen der kunst te sloopen en wel om er een slaap gelegenheid van te maken voor diverse huisgenooten. Dat was goed en wel, maar waarom had hij de gesloopte vatenkast dan nog als brandhout gebruikt? Dat vond de Officier ook, want die eischte'een geldboete van ƒ15 subs. 30 dagen. Alhoewel verdachte dat nogal rijkelijk veel vond, hielp het hem niets, want de „slaapgelegenheid - slooperij - uitbreiding", koste hem vijftien gulden subs. 30 dagen. De helper. Daarna tmoest terecht staan P. J. de G. uit Leiden. Hij had den vorigen ver dachte bij diens sloopwerkzaamheden van advies gediend en had er zelfs een handje bij geholpen. Dit advies en zijn hulp kwamen hem thans te staan op een geldboete van 15 subs. 30 dagen. Het is maar goed, dat de heele buurt niet is komen adviseeren en helpen. Hij was het er niet mee eens. Zeer onvriendelijke woorden had de los- arbeider J. A. V. uit Alkemade toege voegd aan den veldwachter Krul, toén deze V. opmerkzaam maakte op een ver keersovertreding die hij beging, door met zijn fiets op een gesloten verklaarden weg te rijden tusschen Leiden en Oude Wete ring. Verdachte voerde aan uit een zenuw achtige familie te stammen en dus zelf ook erg zenuwachtig te zijn. Tien gulden eischte de Officier tegen den verdachte, hetgeen hij nogal veel vond, zooals hij opmerkte. Vijf gulden subs, vijf dagen werd het vonnis. Een vonnis met bijzondere voorwaarden. Een 51-jarige chauffeur te Leiden had zich schuldig gemaakt aan diefstal van eenige takels, die bij zijn patroon K. in een kast lagen. Drie en een halve gul den had hij er voor gemaakt bij een op- kooper en deze drie en een halve piek was omgezet in snaps, alias jenever. Trouwens, dit vocht was de oorzaak van alle ellende. „Je zat in de schuld door de jenever", zei de Politierechter gedecideerd. „Ja meneer", klonk het ootmoedig. „Je pofte overal borrels", kwam de vol gende voltreffer. „Ja meneer", klonk het wederom. „Maar je vrouw wist daar niets van en dacht, dat als de kasteleins bij je aan huis kwamen, ze kwamen om een praatje te maken", was de derde voltreffer. „Ja meneer", klonk het voor de derde maal. „Maar ze kwamen alleen maar voor het geld van de gepofte borrels", kwam het slotstuk. En weer klonk het ootmoedig: ,ja meneer". Aangezien verdachte gezorgd heeft, dat de takels alsnog in de kast terug gekomen zijn, werd het voor ditmaal nog een voor waardelijke straf van zes maanden met drie jaar proeftijd. Tenminste, dit was de eisch. De uitspraak werd een „klein" beetje an ders. Het begin was gewoon, n.l. vier maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd, maar de bijzondere voorwaarden: ten eerste gedurende drie jaar niet in een café komen of in een ge legenheid waar sterke drank geschonken wordt en ten tweede gedurende drie jaar ook thuis geen drank drinken. „Het zal mij benieuwen", waren de laat ste woorden van den Officier. Op avontuur. Een jeugdige kruideniersbediende uit Leiden, had op 1 Mei ƒ10 wisselgeld van zijn patroon mee gekregen en had toen nog ƒ19- ontvangen. Met deze f 29 was hij op avontuur gegaan. Er zaten aan deze zaak verschillende kanten, die gun- HAAGSCHE RECHTBANK „Drinkt melk van t.b.c-vrij vee" De melkhandelaar J. O. te Zoeter- w o u d e had te Leiden een bord op zijn melkwagen aanwezig gehad, waarop te le zen stond: „Drinkt melk van t.b.c.-vrij vee". Zulk een bord is in strijd met het Melkbe- sluit en de Leidsche kantonrechter had O. dan ook veroordeeld tot een geldboete van 7.50 subs. 3 dagen. In hooger beroep VToeg de Officier by de Haagsche rechtbank bevestiging van dit vonnis. De verdediger van verdachte zeide aller eerst, dat dit een proefproces was, om er vervolgens op te wijzen, dat aan O. gezegd was het bord van zijn wagen te verwijde ren, hetgeen door hem geweigerd was, om dat hij zijn melk betrok van een speciale boerderij. Volgens pleiter voert verdachte een algemeene reclame en geen persoonlij ke, om het publiek aan te sporen t.b.c.-vrije melk te drinken. PI. vraagt daarom ontslag van rechtsver volging subs, clementie. Verdachte, het laatste woord verkrijgend, zeide om. nog, dat hij niets anders had voorgehad, dan de boeren, die strijd tegen de t.b.c. voeren, te hebben willen helpen. Het bord was niet voor zijn eigen zaak en eigen melk, want zijn melk kan best t.b.c. hebben bevat. De rechtbank zal over 14 dagen vonnis wijzen. In hooger beroep vrijspraak geëischt. G. R. te Voorburg was door den Leid- schen kantonrechter veroordeeld tot een geldboete van f 10 subs. 4 dagen, omdat hij te Leiden een aanrijding had veroor zaak. Verdachte ontkende schuldig te zijn. Hij stond met zijn auto voor een brug, toen plotseling een andere auto achteruit begon te rijden. Hij moest toen ook achteruit en was daardoor tegen de auto gereden, die achter hem stond. De Officier zag geen schuld bij verdachte, want hij kon niet anders, omdat de andere automobilist een verkeerde handeling ver richtte. Spr. vroeg dan ook vernietiging van het vonnis van den kantonrechter en vrijspraak voor verdachte. Uitspraak over 14 dagen. De dagvaarding was nietig. H. P. W. uit Nootdorp was door den kantonrechter veroordeeld, wegens over treding der arbeidswet, tot een totale geld boete van 18 subs. 12 dagen. Hij was van dit vonnis in hooger beroep gekomen bij de Haagsche rechtbank, al waar de Officier thans mededeeling deed, dat de dagvaarding, die thans opnieuw is uitgebracht, de feiten uit de vorige dag vaarding niet juist weergeeft. De verdachte bofte dus, want de Offi cier kon niet anders doen, dan nietig verklaring der dagvaarding vragen. Uitspraak over 14 dagen. stig voor verdachte waren, terwijl er bo vendien een gunstig rapport was. Dit alles bijeen genomen deed de Offi cier een voorwaardelijke gevangenisstraf eischen van drie maanden met drie jaar proeftijd. Het vonnis werd conform dezen eisch. Voor de verleiding bezweken. Een huishoudster uit Leiden was in de zaak van C. en A." te Leiden voor de verleiding bezweken en had vlug een ja pon in haar tasch gestopt. De Argusoogen eener verkoopster had deze voor de zaak onvoordeelige trans actie geconstateerd, met de gewone gevol gen. Ook de huishoudster kreeg haar kans nog, want eisch en uitspraak werden drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met drie jaar proeftijd. DUBBEL DONKER Wij moeten tien uur van de straal En wel op hoog bevel, Wij hebben keuze: óf ons huis Of slapen in de cel Tot 's morgens vroeg het licht weer daagt, Dan kunnen wij weer gaan, Maar van de straat van 10 tot 4 Daar blijven wij vandaan. Zoo heeft een neger in Den Haag In 't holle van den nacht, Toen hij daar door de straten sloop Toóh blijkbaar niet gedacht. Het werd hem in zijn huis te eng, Hij leefde vrij en blij. Hij dacht: in 't donker op de straat, Dat is net iets voor mij. In Den Haag is een 28-jarige neger gearresteerd, die zich 's nachts om 1 uur op straat bevond. Hij dacht wellicht aan 't wuivend bosch In 't eenzaam wilde woud, Hij zag de donk're stilte daar, Die was hem wel vertrouwd Hij dacht: wat doe ik in dit oord Den heelen avond thuis? 'k Ga zoeken naar de eenzaamheid In bosch- en windgeruisch. Want ik ben toch geen bleekgezicht, Dien men in 't donker ziet, Ik ben zoo zwart als nu de nacht En mij herkent men niet. Ik ga dus door de stille straat En ziet mij een agent, Dat weet ik, dat dit bleekgezicht Mij, duisterling, niet kent. Maar 't bleekgezicht was Arendsoog Die zag den neger wel, En al verzette hij zich ook, Die stopt' hem in de cel. En de moraal van dit geval? Wie die bevelen tart, Die loopt beslist tegen de lamp, Al is hij nog zoo zwart. TROUBADOUR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11