RECHTZAKEN Ik hèb gekozen, Arkadi... KERKNIEUWS Wilt U Iets weten? DINSDAG 10 SEPTEMBER 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BUD - PAG. 6 Kantongerecht te Leiden UITSPRAAK INZAKE DE UITLOOZINGS- KWESTIE TE VOORSCHOTEN. Verdachte tot een geldboete veroordeeld. De kantonrechter plaatsvervanger Mr. Vos heeft schriftelijk vonnis gewezen in een belangrijke kwestie. De huiseigenaar W. D. te Voorscho ten had terecht moeten staan, omdat hij, zonder vergunning van het polderbestuur, rioolwater uit zijn perceel, Leidscheweg te Voorschoten, in het water van de Molen- sloot (Rijnlandsboezem) had geloosd, waar door dit water verontreinigd werd en ge vaar zou kunnen opleveren voor den vee stapel en de volksgezondheid. Verdachte had aangevoerd, dat het rioolwater in een z.g. doode sloot uitliep, maar na een onder zoek ter plaatse was de ambtenaar een an dere meening toegedaan en had een geld boete geëischt van 6 subs. 3 dagen. De kantonrechter vonniste conform de zen eisch. Onvoldoende verduisteraars. De caféhouder A.J. K. te Oegstgeest had in den nacht'van 29—30 Juli zijn café niet zoodanig verduisterd, dat er geen licht naar buiten uit kon stralen. Eerst was ver dachte nog gewaarschuwd maar toen men na een poosje weer terug kwam bleek, dat er niets aan veranderd was. De ambtenaar noemde het een ernstige overtreding in deze dagen en eischte een •geldboete van 15 subs. 10 dagen. De uitspraak werd f 10 subs. 4 dagen. De caféhouder A. V. te Zoeterwou- d e had zich Voor een dergelijk feit te ver antwoorden. Ook zijn gordijnen waren niet behoorlijk dicht geweest. Omdat hij thans alle maatregelen had getroffen werd volstaan met een geldboe te van 7.50 subs. 4 dagen, nadat de eisch 10.subs. 4 dagen geweest was. De winkelierster W. v. d. B. te N o o r d- wijkerhout had zeer dunne gordijnen voor haar raam hangen waardoor licht te zien was. Ook hier was een waarschuwing zonder gevolg gebleven. Hier werden eisch en uitspraak 5 subs. 3 dagen. Onverwacht achteruit. Omdat hij geen teeken had gegeven, toen faü met zijn auto achteruit ging rijden, had de chauffeur E. N. uit Den Haag, op de Pieterskerkgracht te L e i d e n, de auto van Dingjan aangereden. Dit kwam hem te staan op een geldboete van 10 subs. 4 dagen. Haagsche Politierechter Er schudde iets. Het was net zoo'n raadseltje als: „De baard van den sleepbootkapitein is dertig centimeter, het oudste zoontje van me schoonzuster mist een hoektand, met wie trouwt de schoonmoeder van den postbo de?" Is dit raadsel nog op te lossen, het raadsel, dat de Politierechter moest oplos sen, hoe n.b. de kellner aan zijn hersen schudding kwam, was iets moeilijker. Deze kellner kwam, als getuige, verkla ren, dat hij op 15 Mei, gedenkwaardige datum overigens, plotseling een lichte hersenschudding had gekregen. Zelf wist hij er wel niets van, want hij had het later pas van een dokter gehoord, maar hij had het ongemak toch maar. Hoe hij dan toch aan die schudding zijner hersenen geko men was? Oh, dat was doodenvoudig, hij was hL met zijn hoofd tegen bet behang terecht gekomen. Jammer voor hem was, dat het behang op een muur geplakt was, waardoor veerkracht ontbrak. Hoe was FEUILLETON Een roman uit het hooge Noorden. Door AGATHE POGNER 23) Ik was ongewoon hartelijk met Dobrez en zelfs met Putschock, die mij van louter dankbaarheid een gat in mijn bontjas scheurde. Weldra echter deed mijn ver moeidheid zich gelden, ik liet me op mijn bed vallen en droomde van stejren. Zij stonden voor mijn venster, zij hingen aan de muren van mijn kamer, zij vlijden zich als een deken over mij heen. En alles, wat ik aanraakte, werd een schitterende gou den ster. Ik sliep zeer onrustig. Toen ik ontwaakte, klopte mijn hart als een moker in mijn borst. Dit hameren echter verontruistte mij niet. V^ant was het niet hetzelfde als het onstuimige kloppen van de lente, die zich onder de ijslaag omhoog wil werken, om zich in haar volle schoonheid te kunnen ontplooien! 19 November. De zon is weg. Totaal verdwenen. De laatste dagen is haar rozerood schijn cel nog als een laatste groet achter den horizon zichtbaar geweest. Maar vandaag is ook daarvan niets meer te bespeuren. De lange nacht, de Poolnacht met zijn duisternis en zijn vlagen van ijzige kou evenwel het hoofd tegen de beplakte muur terecht gekomen? Dat zou een jong- mensch gedaan hebben, die een oogje op des kellners stiefdochter bleek te hebben, maar in papa's kellnersoog afkeurenswaar dig was. De verliefde jongeling was er ook en deze kon absoluut niet verklaren hoe zulks geschied was. Hij was de pertinente meening toege daan, dat de hersenen reeds in schudden- den toestand waren, en dat juist door dit schudden schoonpapa gedacht had, dat zijn aanwezigheid deze schudderij haar hoog tepunt hadden doen bereiken. Anders be greep hij het niet. Tot nu toe was het erg onbegrijpelijk en schudde de Politierechter zijn hoofd maar eens. De kellner ook. Een oude dame bracht uitkomst en een ieder hing aan haar lippen toen zij een verhaal deed en uit deed komen, dat de oplossing simpel was n.l. de jongeling had booze schoonpapa in spe een duw tegen zijn borst gegeven. Men ging toen opbou wen en kwam tot deze conclusie. De jongeling gaf een duw tegen de torst, het hoofd knikte heen en weer, maar vond het behang en daarachter de muur. De jongeling ontkende dit. Hij bleef maar twijfelen aan de capaciteiten van schoon papa's hersenen. Vijftien gulden boete zal hij moeten be talen met recht op hooger beroep. De dappere ridder. Er bestaat nog wel ridderlijkheid op dit aardsche tranendal al is het noodig de ridderlijkheid in dit geval tusschen aan- halingsteekens te plaatsen. Op 10 Juni liep een verliefd jongmensch met zijn aangebedene op den Haag weg. Tevens liepen op genoemden weg twee an dere lieftallige dames, die volgens de over levering ook jong waren. Het waren ken nisjes van de aangebedene van den jonge ling. Die kennisjes zeiden netjes gedag, staken hunne tongetjes uit en lachten schijnheilig. „Zoo doene ze nou altijd op de fam- triek", zei de aangebedene tot haar rid der. „Doene ze dat altijd, wat een serpenten',' zei de jongeling zeer aangedaan. „Zal ik se dat us effetjes afleere, om jou soo te krenke", bood de jongeling aan. De dappere ridder stak zich in zijn fi guurlijke wapenrusting, trok in gedachten het zwaard en toog uit ter bestrijding der heksen, alias serpenten. „As je met je ordinaire klauwe an me lijf durf te kommen dan sla ik je op je hek", zei de eene belaagde lady zeer onladylike en scherpte reeds haar nagelen. Deze bedreiging vermocht geen indruk te maken op den ridder en beschermer der Verdrukten, want hij poogde het kennisje een oorpeuterke te geven. Aangezien het te behandelen slachtoffer juist haar gelaat van richting veranderde kreeg zij de toegedachte peuter op haar reukorgaan. Dit was de veldtocht des ridders. Twintig gulden kost zijn ridderlijkheid hem. „Ik gaan in hooger beroep", deelde hij •mede hetgeen geen indruk maakte. ARBEIDER WERD MISHANDELD NA EEN BOTSING OP DE FIETS. Verbitterde W.A.-mannen de beide daders. De Ufcreohtsche politierechter, mr. Rö- ling, heeft twee leden van de W.A. der N.S.B., die op 16 Juli samen een Utreoht- sdhen arbeider hadden mishandeld, veroor deeld tot twee maanden gevangenisstraf. De verdachten, de 49-jarige koopman H. van B. uit Utrecht en de 36-jarige bedrijfs leider S. A. D. uit Veldhuizen, reden op de avond van 16 Juli samen op de Leidsche weg ter hoogte van de J. P. Coenbrug in de richting van Oudenrijn. Zij waren in uniform en keerden terug van een oefening der W.A. in Den Dolder. Zij waren juist ingehaald en voonbij gereden door den Utrechtschen arbeider L., die later echter langzamer ging rijden en toen op zijn beurt de is nu aangebroken. Vroeger zou een dag als deze mij angst hebben ingeboezemd. Nu zat ik omstreeks het middaguur onder den blooten hemel en ik kon niet genoeg krijgen van den sterrenglans boven mij. Ik vergat tijd en koude en keerde ver schrikt tot de werkelijkheid terug, toen Tychon mij kwam waarschuwen, dat het middageten al lang op tafel stond. Bij het licht van een armzalig stompje kaars nuttigden wij het eenvoudige maal: boonensoep met rendiervleesch en ik schaamde mij haast voor mijn buitengewo nen eetlust. Later werd het volkomen stil in huis. De menschen en de honden sliepen. Slechts Putschock rammelde onophoudelijk met den ketting en stiet een langgerekte jam merklacht uit. Hij verveelde zich, de kleine schelm. Het ontbrak hem aan een speel kameraad en ook nu nog voelde hij zich in het bijzonder tot de honden aangetrok ken. Toen ik de kaars uitblies, was het in mijn kamer zoo donker, dat ik slechts met groote moeite de plaats kon onderscheiden, waar zich mijn bed en de andere meubelstukken bevonden. Aanvankelijk overwoog ik mij eveneens ter ruste te begeven, maar nauwelijks had ik mijn oogen gesloten, toen een hevig ver langen naar de zon in mij opsteeg. Ik zag haar voor me, zooals zij mij destijds met haar stralen koesterde, toen ik met mijn metgezellen voor het eerst in onze n? uwe motorboot de open zee opvoer. En evenals toen goot ze mij gloed in de aderen en vuur in de zinnen. In mijn ziel ontwaak te iets.. Het leek in mijn binnenste te zin gen. Ik stond op en stak de lamp aan. Het weer werd ingehaald door de beide geüni formeerde heeren. De laats ten passeerden L. ieder aan een kant, waardoor L. en ver dachte Van B., die reeds voorbij wilde rij den, in botsing kwamen en beiden op de grond vielen. Daarop haalde Van B. een hard voorwerp te voorschijn, waarmee hij L. ging afrossen, daarbij geholpen door zijn kameraad D. Verdachten hadden aldus, zoo verklaar den zij aan den politierechter, den fietser een welverdiende afstraffing gegeven, daar zij er van overtuigd waren, dat deze op zettelijk langzaam was gaan rijden en daarna den heer Van B. had aangevallen. Mr. R 1 i n g: „Het is nsu eenmaal zoo 'bij ons in Nederland, dat het verboden is, eigen rechter te zijn. Wanneer zoo iets ge beurd is, moet u naar de politie gaan, maar het gaat niet aan, iemand af te rossen. Verdachte Van B.: „Ja, maar wanneer men aangevallen wordt...." Mr. R 1 i n g: „U méénde aangevallen te worden." Nadat verdachte Van B. de mishandeling toegegeven had, erkende ook verdachte D. dit feit. De laatste deelde daarbij mede, dat het de bedoeling van den fietser was, zijn kameraad Van B. klem te rijden. Mr. R 1 i n g: „Dat is toch geen reden om te slaan." Verdachte: „Het was om mijn ka meraad te helpen." De officier van justitie mr. Klein: „Kon die het alleen niet af? Hij 'had toch een gummistok?" V erdachte: „Een gasslang." Had verdachte Van B. dus met een gum mistok geslagen, zijn kameraad had zich er toebepaald, de vuist te gebruiken en, om zich in de rug te dekken, een leeren schouderriem in de hand te nemen. Duitsche soldaten kwamen tusschenbeide. M r. R 1 i n g: Het past u niet. uw eigen rechter te spelen. Zeker niet wanneer u in uniform bent. Dat geeft u groote verplich tingen. U hebt niet de ergernis te geven, als dit voorval veroorzaakt heeft. Het was zoo erg, dat Duitsche soldaten den aange vallene moesten 'beschermen. De verdachten voerden hiertegen aan, dat zij zeer verbitterd waren door de be handeling, die zij van vele zijden hadden ondervonden. M r. R I i n g: Door uw houding is de verbittering juist toegenomen. U bent door deze wijze van optreden verantwoordelijk voor veel erger dingen, die zouden kun nen gebeuren. Dit is geen houding, die past in ons land. De getuige L„ het slachtoffer van de mis handeling, werd hierop als getuige ge hoord. Hij vertelde, dat hij op de Leidsche weg plotseling achteropgereden werd door de beide verdachten, die hem ieder aan een kant wilde voorbijrijden. Hij werd aan- gereden door den verdachte Van B., met als gevolg, dat zü van hun fiets vielen. Daarop was hij met de gummistok onder handen genomen. L. verklaarde uitdruk kelijk, dat hij geen gedachte had gekoes terd, de beide geüniformde heeren aan te vallen. Dat hij ze eerst voorbij gereden had en later weer langzaam was gaan rijden, verklaarde hij uit de omstandigheid, dat hij zeer vermoeid was, daar hij dagen ach tereen op het vliegveld Soesterberg waar hij die avond vandaan -kwam on geveer zeventien uiur had gewerkt. De tweede getuige was een meisje, dat alles van nabij had gezien. Zij bevestigde de verklaringen van L. en deelde nog me de, dat haar vriendinnetje door het ge beurde zoo overstuur geraakt was, dat zij een paar maal „moord" had geroepen. De officier van justitie, imr. Klein, zeide in zijn requisitoir, dat de mishandeling wel zeer duidelijk bewezen is. Laten deze ver dachten terecht de gedachte hebben ge had dat zij gehinderd werden. Is 'het dan noodig, dat zij den getuige zoo mishandel den? Verdachten passeerden L., ieder aan een zijde, wat fout is. En zou het nu waar zijns dat de getuige opzettelijk naar rechts zwenkte, dan nog is er geen reden, den man te mishandelen. Verdachten zeggen dat zij zijn aangevallen. Ik vraag me af, in welke stemming deze menschen over de straat fietsen. Hun verbitterde stemming was een poover licht, maar mij leek het, of duizend fakkels het kleine vertrek ver lichtten, alsof de geheele aarde het lied van mijn ziel meezong. Toen schreef ik mijn eerste gedicht. 's Avonds, toen de volle maan boven de bergen rees, kroop ik in mijn bontjas, bond mijn ski's aan en zeilde als een uitgelaten schooljongen de helling af, over de dicht- bevroren baai en vervolgens de rotsketen op, die onze baai van den oceaan scheidt. Dobrez rende luid hijgend misschien ook eenigszins verwonderd achter mij aan. Toen wij boven waren, pakte ik hem bij zijn ooren. Zie je dat donkere, zwarte, Dobrez? Daar achter het ijsveld? Dat is de oceaan! Daarover zijn we hier gekomen. En dat witte monster, dat je er op ziet drijven, is geen draak en evenmin een visch, maar een geweldige ijsberg. Als een trotsch schip zal hij maandenlang de zee door kruisen. Maar intusschen wordt hij steeds kleiner tot op een goeden dag de zonne stralen hem eensklaps uiteen scheuren en opeten. Dobrez toonde niet de minste belangstel ling voor den imposanten ijsberg, noch voor de glanzende maan, waarop ik zijn aan dacht trachtte te vestigen. Hij staarde mij onafgebroken aan en dat deed plotseling een warm gevoel in mij opstijgen. Weet je het nog, ouwe jongen? vroeg ik. Weet je nog, dat je vroeger een andere meesteres hebt gehad.een lief, heel lief meisje met oogen van bruin fluweel, met gouden puntjes er inZullen wé haar een groet zenden? Ove- den oceaan heen? Dobrez zwaaide toestemmend met zijn staart en ik haalde bijn bakdoek te voor- BENOEMINGEN. Op voordracht van den hoogeerw. pater Provinciaal heeft mgr. Huibers, bisschop van Haarlem, eervol ontslag verleend aan pater F. A. van Kampenhout M.S.F. als kapelaan te Amsterdam (reet. hulpkerk H. Familie en in diens plaats benoemd pater C. de Mooy M.S.F. ZILVEREN FEEST PATER P. EYCKELER C.M. Op de H. Landstichting te Nijmegen is in alle stilte gevierd het zilveren profes- siefeest van den weleerw. pater Pierre Eyckeler in het klooster der paters Mont- fortanen. Het was op bijzonder verlangen van den jubileerenden Montfortaan, dat het feest in alle stilte zou worden gevierd. De her denking droeg dan ook een streng kerke lijk .karakter. Des morgens half 9 droeg de jubilaris in de Coenaculeum kerk een plechtige H. Mis op met assistentie. In den loop van den dag mocht hij van vele kan ten gelukwenschen ontvangen. Patèr P. Eyckeler heeft een vruchtbaar priesterleven doorgebracht. Aanvankelijk diende hij het onderwijs bij de Montfortanen in Italië, België en Nederland. Hij legde zich speciaal toe op de studie der Montfortaansche Maria-de- votie en stelde daarvoor diepgaande on derzoekingen in aan de bibliotheken te Leuven, Brussel, Parijs, Milaan, Genua en Rome. Lange jaren was hij redacteur van het tijdschrift „De Standaard van Ma ria". Naast zijn wetenschappelijken arbeid gaf hij zich ook aan de zielzorg, o.a. te Egmond aan Zee, te Hoeensbroek en thans op de H. Landstichting te Nijmegen, waar hij ook een voorlichter is van hen, die de stichting bezoeken. (moge een verklaring zijn voor het gebeur de, dat is zeker geen excuus. De mishan deling heeft langen tijd geduurd. Verdach ten hebben den arbeider op een gerneene manier aangevallen, want zij waren sa men en bovendien gewapend. Dit in aan merking nemenden, eischte mr. Klein te gen ieder der verdachten twee maanden gevangenisstraf. Verdachte Van B. zeide tot zijn verdedi ging, dat hij zich niet op straat kan bege ven zonder uitgejouwd te worden. Als vrij geboren Nederlander meende hij het recht te hébben, zich te verdedigen, wanneer hij wordt aangevallen. Hij was er van over tuigd, dat hij niets kwaads gedaan had, daar L. het er naar gemaakt had. Dé andere verdachte 'bepaalde zich er toe, den rechter te verzoeken, eens met de colporteurs van de N.S.B. op stap te gaan, om te zien, dat dezen door den menschen op straat als vuil worden behandeld. „Dat wenschen we niet langer." Mr. Röling overwoog bij zijn vonnis als een bezwarende omstandigheid, dat de ver dachten nu nog het gevoel hebben, dat zij juist gehandeld hebben. Het is zeer erger lijk, wanneer men een aanrijding veroor zaakt en daarna het slachtoffer gaat afros sen. Conform de eisch veroordeelde hij ieder der verdachten tot twee maanden ge vangenisstraf. HORLOGE GESTOLEN VAN GESNEU VELDEN SOLDAAT. 1 y« jaar gevangenisstraf voor den dief. Het gerechtshof te Den Bosch heeft ar rest gewezen in de strafzaak van den thans gedetineerden landbouwer J. van der L., woonachtig te Veghel, die op 12 Mei van een gesneuvelden soldaat een horloge heeft ontvreemd. De Bossche rechtbank had hem deswege veroordeeld tot een gevangenis straf van twee jaar. In hooger beroep heeft het Hof hem veroordeeld tot een gevange nisstraf van een jaar en zes maanden met aftrek van het voorarrest. schyn en wuifde een groet naar het Zuiden, waar het vasteland moest liggen. Daarop stoof ik met dezelfde vaart weer naar de baai terug. Onderweg vond ik een halfbevoren sneeuwuil. Het was een geheel volwassen, goed in de veeren zittende vogel en ik vroeg me daarom verbaasd af waardoor hij vleu gellam kon zijn geworden. Na kort beraad bond ik het dier aan een touw op mijn rug. Bij mijn thuiskomst begon ik hem on middellijk flink te wrijven tot de ademha ling weer regelmatig was. Daarop liet ik hem op een soort luifel aan het dak van ons huis rondhippen, waar hij zich al spoe dig op zijn gemak scheen te voelen. Hij rekte zich uit, schudde zijn veeren en ver slond met gierige haast een kleinen vogel, dien ik hem met behulp van een stok toe stak. Mijn drie metgezellen, die van het hel dere maanlicht gebruik hadden gemaakt voor een korte jacht, begroeten bij him terugkomst den nieuwen gast met nauw verholen antipathie. Als dat maar goed gaat, zei Nikita, ongewoon ernstig, als dat maar goed gaat. Waarom zou het niet goed gaan? vroeg ik, glimlachend. Het dier is half ver lamd. Daf beetje eten zulen we er ook nog wel bij kunnen vinden. Om het eten gaat het niet. Maar de menschen mogen de uilen nu eenmaal niet. En de uilen de menschen eerst recht niet. Je bent zelf een uil Nikita, schertste ik, maar dan een angstuil, die tot aan zijn hals vol zit met bijgeloof. Wanneer het al bijgeloof is, verdedig de hü zich, dan is het in ieder geval be proefd. Tientallen malen beproefd onder cl- Radio-programma WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940. JAARSVELD, 414,4 M. KRO-uitzending. 8.00 Nieuwsberichten ANP. 8.15 Wij beginnen de dag 8.30 Gramofoonmuziek 10.00 VPRO: Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek 11.30 Godsdienstig halfuur 12.00 Berichten 12.05 Gramo foonmuziek 12.15 Rococo-octet 12.45 Nieuws- en economische berichten ANP., gramofoonmuziek 1.15 Musiquette 2.00 Vrouwenuurtje 3.00 KRO-Melodis- ten en solist 3.30 Gramofoonmuziek 3.45 KRO-Melodisten 4.30 Kinderuurtje 5.15 Nieuws- en economische berichten ANP. 5.30 Gramofoonmuziek 5.45 KRO-Nachtegaaltjes 6.05 Gramofoonmu ziek 6.15 KRO-orkest 7.00 Vragen van den dag (ANP) 7.15 Berichten 7.20 KRO-orkest 7.45 „Bescherming van het Nederlandsche Handelsmerk", vraagge sprek 8.00 Nieuwsberichten ANP. 8.15 KRO-orkest en gramofoonmuziek 9.30 Gramofoonmuziek 9.40 Cyclus „Uitingen van Nationale cultuur" 9.55 Gemengd koor „Laetare" 10.10 Wij slui ten de dag 10.1510.30 Nieuwsberich ten ANP. KOOTWJK, 1875 M. AVRO-uitzending. 7.00 Berichten (Duitsch) 7.15 Berich ten (Engelsch) 8.00 Nieuwsberichten ANP., gramofoonmuziek 9.00 Concert gebouworkest en solist (opn.) 10.00 Mor genwijding 10.15 Orgelspel (gr.pl.) 10.30 AVRO-Amusementsorkest 11.15 Berichten (Engelsch) 11.30 Omroepor kest 12.30 Berichten (Duitsch) 12.45 Nieuws- en economische berichten ANP., gramofoonmuziek 1.00 Sylvestre-trio 1.45 Gramofoonmuziek 2.00 Berichten (Duitsch) 2.15 Gramofoonmuziek 3.10 Zang en piano 3.30 Berichten (Engelsch) 3.45 Gramofoonmuziek 3.50 Trompet en orgel 4.15 De Romancers en soliste (opn.) 5.00 Berichten (Duitsch) 5.15 Nieuws- en economische berichten ANP. 5.30 Omroeporkest en solist 6.15 Berich ten (Engelsch) 6.30 Onderwijsfonds v. d. Scheepvaart: Causerie „Stoomketels en stoommachines aan boord van binnensche pen" 7.00 Vragen van den dag (ANP.) 7.15 AVRO-Amusementsorkest 8.00 Berichten (Duitsch) 8.15 Nieuwsberich ten ANP. 8.30 Berichten (Engelsch) 8.45 Fluit en piano 9.15 Berichten (En gelsch) 9.30 Gramofoonmuziek 10.00 Berichten (Duitsch) 10.15 Nieuwsberich ten ANP. 10.3010.45 Berichten (En gelsch), sluiting. 11.15—11.30; 0.15—0.30 en 1.151.30 Berichten (Engelsch). Vraag: Hoe moet men eieren in kalk en pruimen op eigen sap inleggen? Antwoord: Gebruik versche eieren onderzoek in een 10 zoutoplossing (100 gr. zout per L. water) desnoods of ze versch zijn. De eieren moeten hierin zinken. Wasoh de eieren af zie na of de schaal niet gebarsten is. Maak een Keulsdhe pot, een groot inmaakglas e.d. met sodawater schoon. Leg de eieren er voorzichtig in. Overgiet 1 K.G. schelpkalk met 10 L. water voeg 100 gr. keukenzout toe. Laat de vloeistof staan tot het bezinksel zich op de bodem heeft afgezet en de vloeistof af gekoeld is en giet deze dan over de eieren. Zoodat ze goed onder staan. Bewaar de eieren op een koele plaats, niet bij aard appelen of zuurkool. Pruimen pasteuriseeren op eigen sap. Wasch de pruimen, halveer ze, zet ze eenigen tijd met suiker weg (250 gr. suiker per K.G. zoete pruimen). Doe ze met het uitgetrokken sap in de schoonge maakte flesdh. Sluit deze met behulp van ring, deksel en knip en pasteuriseer de pruimen ged. 25 min. op 80 gr. C. Ie mogelijke omstandigheden. Ik keek naar den uil, die sneeuwwit op het, in het maanlicht blinkende dank zat. Zou het werkelijk waar zijn, dat uilen on geluk aanbrachten, ja, zelfs den dood van een mensch aankondigden, zooals het in den volksmond heette? Onzin. Dat waren kletsplaatjes. Daar moest men geen geloof aan hechten. Maar toen ik later weer in mijn kamer zat, moest ik tot mijn groote ergernis con- stateeren, dat Nikita mij met zijn bijge loof had aangestoken. Ik hoorde hoe de dood op zijn zwarte wieken over de baai zweefde en zich naar onze eenzame wo ning spoedde. Nikita, riep ik, schiet dien uil dood en geef hem aan de honden. Nadat Nikita zich van deze opdracht had gekweten, stak hij zijn hoofd om een kier van de deur en zei: Misschien had u gelijk en was het toch maar bijgeloof. Maar in ieder geval is het beter zoo. 30 November. Dag en nacht stond de maan aan den he mel. Er heerschte een volkomen wind stilte. Wjj besloten van het goed weer te pro- fiteeren en op jacht te gaan. Derhalve be pakten we onze sleden en begaven ons op weg, zij het dan niet voordat we Put schock rijkelijk van het noodige voedsel hadden voorzien. Het doel van mijn tocht was de Walvisch- baai, want ook mijn metgezellen verheug den zich er op, weer eens met andere men schen in aanreking te komen. (Wordt vervolgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 5