RECHTZAKEN
Ik hèb gekozen,
Arkadi...
KERKNIEUWS
Wilt U Iets weten?
DINSDAG 10 SEPTEMBER 1940
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BUD - PAG. 6
Kantongerecht te Leiden
UITSPRAAK INZAKE DE UITLOOZINGS-
KWESTIE TE VOORSCHOTEN.
Verdachte tot een geldboete veroordeeld.
De kantonrechter plaatsvervanger Mr.
Vos heeft schriftelijk vonnis gewezen in
een belangrijke kwestie.
De huiseigenaar W. D. te Voorscho
ten had terecht moeten staan, omdat hij,
zonder vergunning van het polderbestuur,
rioolwater uit zijn perceel, Leidscheweg te
Voorschoten, in het water van de Molen-
sloot (Rijnlandsboezem) had geloosd, waar
door dit water verontreinigd werd en ge
vaar zou kunnen opleveren voor den vee
stapel en de volksgezondheid. Verdachte
had aangevoerd, dat het rioolwater in een
z.g. doode sloot uitliep, maar na een onder
zoek ter plaatse was de ambtenaar een an
dere meening toegedaan en had een geld
boete geëischt van 6 subs. 3 dagen.
De kantonrechter vonniste conform de
zen eisch.
Onvoldoende verduisteraars.
De caféhouder A.J. K. te Oegstgeest
had in den nacht'van 29—30 Juli zijn café
niet zoodanig verduisterd, dat er geen licht
naar buiten uit kon stralen. Eerst was ver
dachte nog gewaarschuwd maar toen men
na een poosje weer terug kwam bleek, dat
er niets aan veranderd was.
De ambtenaar noemde het een ernstige
overtreding in deze dagen en eischte een
•geldboete van 15 subs. 10 dagen.
De uitspraak werd f 10 subs. 4 dagen.
De caféhouder A. V. te Zoeterwou-
d e had zich Voor een dergelijk feit te ver
antwoorden.
Ook zijn gordijnen waren niet behoorlijk
dicht geweest.
Omdat hij thans alle maatregelen had
getroffen werd volstaan met een geldboe
te van 7.50 subs. 4 dagen, nadat de eisch
10.subs. 4 dagen geweest was.
De winkelierster W. v. d. B. te N o o r d-
wijkerhout had zeer dunne gordijnen
voor haar raam hangen waardoor licht te
zien was. Ook hier was een waarschuwing
zonder gevolg gebleven. Hier werden eisch
en uitspraak 5 subs. 3 dagen.
Onverwacht achteruit.
Omdat hij geen teeken had gegeven, toen
faü met zijn auto achteruit ging rijden, had
de chauffeur E. N. uit Den Haag, op de
Pieterskerkgracht te L e i d e n, de auto
van Dingjan aangereden.
Dit kwam hem te staan op een geldboete
van 10 subs. 4 dagen.
Haagsche Politierechter
Er schudde iets.
Het was net zoo'n raadseltje als: „De
baard van den sleepbootkapitein is dertig
centimeter, het oudste zoontje van me
schoonzuster mist een hoektand, met wie
trouwt de schoonmoeder van den postbo
de?"
Is dit raadsel nog op te lossen, het
raadsel, dat de Politierechter moest oplos
sen, hoe n.b. de kellner aan zijn hersen
schudding kwam, was iets moeilijker.
Deze kellner kwam, als getuige, verkla
ren, dat hij op 15 Mei, gedenkwaardige
datum overigens, plotseling een lichte
hersenschudding had gekregen. Zelf wist
hij er wel niets van, want hij had het later
pas van een dokter gehoord, maar hij had
het ongemak toch maar. Hoe hij dan toch
aan die schudding zijner hersenen geko
men was? Oh, dat was doodenvoudig, hij
was hL met zijn hoofd tegen bet behang
terecht gekomen. Jammer voor hem was,
dat het behang op een muur geplakt was,
waardoor veerkracht ontbrak. Hoe was
FEUILLETON
Een roman uit het hooge Noorden.
Door AGATHE POGNER
23)
Ik was ongewoon hartelijk met Dobrez en
zelfs met Putschock, die mij van louter
dankbaarheid een gat in mijn bontjas
scheurde. Weldra echter deed mijn ver
moeidheid zich gelden, ik liet me op mijn
bed vallen en droomde van stejren. Zij
stonden voor mijn venster, zij hingen aan
de muren van mijn kamer, zij vlijden zich
als een deken over mij heen. En alles, wat
ik aanraakte, werd een schitterende gou
den ster.
Ik sliep zeer onrustig. Toen ik ontwaakte,
klopte mijn hart als een moker in mijn
borst. Dit hameren echter verontruistte mij
niet. V^ant was het niet hetzelfde als het
onstuimige kloppen van de lente, die zich
onder de ijslaag omhoog wil werken, om
zich in haar volle schoonheid te kunnen
ontplooien!
19 November.
De zon is weg. Totaal verdwenen.
De laatste dagen is haar rozerood schijn
cel nog als een laatste groet achter den
horizon zichtbaar geweest. Maar vandaag
is ook daarvan niets meer te bespeuren.
De lange nacht, de Poolnacht met zijn
duisternis en zijn vlagen van ijzige kou
evenwel het hoofd tegen de beplakte
muur terecht gekomen? Dat zou een jong-
mensch gedaan hebben, die een oogje op
des kellners stiefdochter bleek te hebben,
maar in papa's kellnersoog afkeurenswaar
dig was.
De verliefde jongeling was er ook en
deze kon absoluut niet verklaren hoe zulks
geschied was.
Hij was de pertinente meening toege
daan, dat de hersenen reeds in schudden-
den toestand waren, en dat juist door dit
schudden schoonpapa gedacht had, dat zijn
aanwezigheid deze schudderij haar hoog
tepunt hadden doen bereiken. Anders be
greep hij het niet.
Tot nu toe was het erg onbegrijpelijk en
schudde de Politierechter zijn hoofd maar
eens. De kellner ook.
Een oude dame bracht uitkomst en een
ieder hing aan haar lippen toen zij een
verhaal deed en uit deed komen, dat de
oplossing simpel was n.l. de jongeling had
booze schoonpapa in spe een duw tegen
zijn borst gegeven. Men ging toen opbou
wen en kwam tot deze conclusie.
De jongeling gaf een duw tegen de
torst, het hoofd knikte heen en weer, maar
vond het behang en daarachter de muur.
De jongeling ontkende dit. Hij bleef maar
twijfelen aan de capaciteiten van schoon
papa's hersenen.
Vijftien gulden boete zal hij moeten be
talen met recht op hooger beroep.
De dappere ridder.
Er bestaat nog wel ridderlijkheid op dit
aardsche tranendal al is het noodig de
ridderlijkheid in dit geval tusschen aan-
halingsteekens te plaatsen.
Op 10 Juni liep een verliefd jongmensch
met zijn aangebedene op den Haag weg.
Tevens liepen op genoemden weg twee an
dere lieftallige dames, die volgens de over
levering ook jong waren. Het waren ken
nisjes van de aangebedene van den jonge
ling. Die kennisjes zeiden netjes gedag,
staken hunne tongetjes uit en lachten
schijnheilig.
„Zoo doene ze nou altijd op de fam-
triek", zei de aangebedene tot haar rid
der.
„Doene ze dat altijd, wat een serpenten','
zei de jongeling zeer aangedaan.
„Zal ik se dat us effetjes afleere, om jou
soo te krenke", bood de jongeling aan.
De dappere ridder stak zich in zijn fi
guurlijke wapenrusting, trok in gedachten
het zwaard en toog uit ter bestrijding der
heksen, alias serpenten.
„As je met je ordinaire klauwe an me
lijf durf te kommen dan sla ik je op je hek",
zei de eene belaagde lady zeer onladylike
en scherpte reeds haar nagelen.
Deze bedreiging vermocht geen indruk
te maken op den ridder en beschermer der
Verdrukten, want hij poogde het kennisje
een oorpeuterke te geven. Aangezien het
te behandelen slachtoffer juist haar gelaat
van richting veranderde kreeg zij de
toegedachte peuter op haar reukorgaan.
Dit was de veldtocht des ridders.
Twintig gulden kost zijn ridderlijkheid
hem.
„Ik gaan in hooger beroep", deelde hij
•mede hetgeen geen indruk maakte.
ARBEIDER WERD MISHANDELD NA
EEN BOTSING OP DE FIETS.
Verbitterde W.A.-mannen de beide daders.
De Ufcreohtsche politierechter, mr. Rö-
ling, heeft twee leden van de W.A. der
N.S.B., die op 16 Juli samen een Utreoht-
sdhen arbeider hadden mishandeld, veroor
deeld tot twee maanden gevangenisstraf.
De verdachten, de 49-jarige koopman H.
van B. uit Utrecht en de 36-jarige bedrijfs
leider S. A. D. uit Veldhuizen, reden op de
avond van 16 Juli samen op de Leidsche
weg ter hoogte van de J. P. Coenbrug in
de richting van Oudenrijn. Zij waren in
uniform en keerden terug van een oefening
der W.A. in Den Dolder. Zij waren juist
ingehaald en voonbij gereden door den
Utrechtschen arbeider L., die later echter
langzamer ging rijden en toen op zijn beurt
de is nu aangebroken. Vroeger zou een dag
als deze mij angst hebben ingeboezemd.
Nu zat ik omstreeks het middaguur onder
den blooten hemel en ik kon niet genoeg
krijgen van den sterrenglans boven mij.
Ik vergat tijd en koude en keerde ver
schrikt tot de werkelijkheid terug, toen
Tychon mij kwam waarschuwen, dat het
middageten al lang op tafel stond.
Bij het licht van een armzalig stompje
kaars nuttigden wij het eenvoudige maal:
boonensoep met rendiervleesch en ik
schaamde mij haast voor mijn buitengewo
nen eetlust.
Later werd het volkomen stil in huis. De
menschen en de honden sliepen. Slechts
Putschock rammelde onophoudelijk met
den ketting en stiet een langgerekte jam
merklacht uit. Hij verveelde zich, de kleine
schelm. Het ontbrak hem aan een speel
kameraad en ook nu nog voelde hij zich
in het bijzonder tot de honden aangetrok
ken.
Toen ik de kaars uitblies, was het in mijn
kamer zoo donker, dat ik slechts met groote
moeite de plaats kon onderscheiden, waar
zich mijn bed en de andere meubelstukken
bevonden.
Aanvankelijk overwoog ik mij eveneens
ter ruste te begeven, maar nauwelijks had
ik mijn oogen gesloten, toen een hevig ver
langen naar de zon in mij opsteeg. Ik zag
haar voor me, zooals zij mij destijds met
haar stralen koesterde, toen ik met mijn
metgezellen voor het eerst in onze n? uwe
motorboot de open zee opvoer. En evenals
toen goot ze mij gloed in de aderen en
vuur in de zinnen. In mijn ziel ontwaak
te iets.. Het leek in mijn binnenste te zin
gen.
Ik stond op en stak de lamp aan. Het
weer werd ingehaald door de beide geüni
formeerde heeren. De laats ten passeerden
L. ieder aan een kant, waardoor L. en ver
dachte Van B., die reeds voorbij wilde rij
den, in botsing kwamen en beiden op de
grond vielen. Daarop haalde Van B. een
hard voorwerp te voorschijn, waarmee hij
L. ging afrossen, daarbij geholpen door
zijn kameraad D.
Verdachten hadden aldus, zoo verklaar
den zij aan den politierechter, den fietser
een welverdiende afstraffing gegeven, daar
zij er van overtuigd waren, dat deze op
zettelijk langzaam was gaan rijden en
daarna den heer Van B. had aangevallen.
Mr. R 1 i n g: „Het is nsu eenmaal zoo
'bij ons in Nederland, dat het verboden is,
eigen rechter te zijn. Wanneer zoo iets ge
beurd is, moet u naar de politie gaan, maar
het gaat niet aan, iemand af te rossen.
Verdachte Van B.: „Ja, maar
wanneer men aangevallen wordt...."
Mr. R 1 i n g: „U méénde aangevallen
te worden."
Nadat verdachte Van B. de mishandeling
toegegeven had, erkende ook verdachte
D. dit feit. De laatste deelde daarbij mede,
dat het de bedoeling van den fietser was,
zijn kameraad Van B. klem te rijden.
Mr. R 1 i n g: „Dat is toch geen reden
om te slaan."
Verdachte: „Het was om mijn ka
meraad te helpen."
De officier van justitie mr.
Klein: „Kon die het alleen niet af? Hij
'had toch een gummistok?"
V erdachte: „Een gasslang."
Had verdachte Van B. dus met een gum
mistok geslagen, zijn kameraad had zich
er toebepaald, de vuist te gebruiken en,
om zich in de rug te dekken, een leeren
schouderriem in de hand te nemen.
Duitsche soldaten kwamen tusschenbeide.
M r. R 1 i n g: Het past u niet. uw eigen
rechter te spelen. Zeker niet wanneer u in
uniform bent. Dat geeft u groote verplich
tingen. U hebt niet de ergernis te geven,
als dit voorval veroorzaakt heeft. Het was
zoo erg, dat Duitsche soldaten den aange
vallene moesten 'beschermen.
De verdachten voerden hiertegen aan,
dat zij zeer verbitterd waren door de be
handeling, die zij van vele zijden hadden
ondervonden.
M r. R I i n g: Door uw houding is de
verbittering juist toegenomen. U bent door
deze wijze van optreden verantwoordelijk
voor veel erger dingen, die zouden kun
nen gebeuren. Dit is geen houding, die past
in ons land.
De getuige L„ het slachtoffer van de mis
handeling, werd hierop als getuige ge
hoord. Hij vertelde, dat hij op de Leidsche
weg plotseling achteropgereden werd door
de beide verdachten, die hem ieder aan
een kant wilde voorbijrijden. Hij werd aan-
gereden door den verdachte Van B., met
als gevolg, dat zü van hun fiets vielen.
Daarop was hij met de gummistok onder
handen genomen. L. verklaarde uitdruk
kelijk, dat hij geen gedachte had gekoes
terd, de beide geüniformde heeren aan te
vallen. Dat hij ze eerst voorbij gereden had
en later weer langzaam was gaan rijden,
verklaarde hij uit de omstandigheid, dat
hij zeer vermoeid was, daar hij dagen ach
tereen op het vliegveld Soesterberg
waar hij die avond vandaan -kwam on
geveer zeventien uiur had gewerkt.
De tweede getuige was een meisje, dat
alles van nabij had gezien. Zij bevestigde
de verklaringen van L. en deelde nog me
de, dat haar vriendinnetje door het ge
beurde zoo overstuur geraakt was, dat zij
een paar maal „moord" had geroepen.
De officier van justitie, imr. Klein, zeide
in zijn requisitoir, dat de mishandeling wel
zeer duidelijk bewezen is. Laten deze ver
dachten terecht de gedachte hebben ge
had dat zij gehinderd werden. Is 'het dan
noodig, dat zij den getuige zoo mishandel
den? Verdachten passeerden L., ieder aan
een zijde, wat fout is. En zou het nu waar
zijns dat de getuige opzettelijk naar rechts
zwenkte, dan nog is er geen reden, den
man te mishandelen. Verdachten zeggen
dat zij zijn aangevallen. Ik vraag me af, in
welke stemming deze menschen over de
straat fietsen. Hun verbitterde stemming
was een poover licht, maar mij leek het,
of duizend fakkels het kleine vertrek ver
lichtten, alsof de geheele aarde het lied van
mijn ziel meezong.
Toen schreef ik mijn eerste gedicht.
's Avonds, toen de volle maan boven de
bergen rees, kroop ik in mijn bontjas, bond
mijn ski's aan en zeilde als een uitgelaten
schooljongen de helling af, over de dicht-
bevroren baai en vervolgens de rotsketen
op, die onze baai van den oceaan scheidt.
Dobrez rende luid hijgend misschien ook
eenigszins verwonderd achter mij aan.
Toen wij boven waren, pakte ik hem
bij zijn ooren.
Zie je dat donkere, zwarte, Dobrez?
Daar achter het ijsveld? Dat is de oceaan!
Daarover zijn we hier gekomen. En dat
witte monster, dat je er op ziet drijven, is
geen draak en evenmin een visch, maar
een geweldige ijsberg. Als een trotsch
schip zal hij maandenlang de zee door
kruisen. Maar intusschen wordt hij steeds
kleiner tot op een goeden dag de zonne
stralen hem eensklaps uiteen scheuren en
opeten.
Dobrez toonde niet de minste belangstel
ling voor den imposanten ijsberg, noch voor
de glanzende maan, waarop ik zijn aan
dacht trachtte te vestigen. Hij staarde mij
onafgebroken aan en dat deed plotseling
een warm gevoel in mij opstijgen.
Weet je het nog, ouwe jongen? vroeg
ik. Weet je nog, dat je vroeger een andere
meesteres hebt gehad.een lief, heel
lief meisje met oogen van bruin fluweel,
met gouden puntjes er inZullen wé
haar een groet zenden? Ove- den oceaan
heen?
Dobrez zwaaide toestemmend met zijn
staart en ik haalde bijn bakdoek te voor-
BENOEMINGEN.
Op voordracht van den hoogeerw. pater
Provinciaal heeft mgr. Huibers, bisschop
van Haarlem, eervol ontslag verleend aan
pater F. A. van Kampenhout M.S.F. als
kapelaan te Amsterdam (reet. hulpkerk H.
Familie en in diens plaats benoemd pater
C. de Mooy M.S.F.
ZILVEREN FEEST PATER
P. EYCKELER C.M.
Op de H. Landstichting te Nijmegen is
in alle stilte gevierd het zilveren profes-
siefeest van den weleerw. pater Pierre
Eyckeler in het klooster der paters Mont-
fortanen.
Het was op bijzonder verlangen van den
jubileerenden Montfortaan, dat het feest
in alle stilte zou worden gevierd. De her
denking droeg dan ook een streng kerke
lijk .karakter. Des morgens half 9 droeg
de jubilaris in de Coenaculeum kerk een
plechtige H. Mis op met assistentie. In den
loop van den dag mocht hij van vele kan
ten gelukwenschen ontvangen.
Patèr P. Eyckeler heeft een vruchtbaar
priesterleven doorgebracht.
Aanvankelijk diende hij het onderwijs
bij de Montfortanen in Italië, België en
Nederland. Hij legde zich speciaal toe op
de studie der Montfortaansche Maria-de-
votie en stelde daarvoor diepgaande on
derzoekingen in aan de bibliotheken te
Leuven, Brussel, Parijs, Milaan, Genua
en Rome. Lange jaren was hij redacteur
van het tijdschrift „De Standaard van Ma
ria". Naast zijn wetenschappelijken arbeid
gaf hij zich ook aan de zielzorg, o.a. te
Egmond aan Zee, te Hoeensbroek en thans
op de H. Landstichting te Nijmegen, waar
hij ook een voorlichter is van hen, die de
stichting bezoeken.
(moge een verklaring zijn voor het gebeur
de, dat is zeker geen excuus. De mishan
deling heeft langen tijd geduurd. Verdach
ten hebben den arbeider op een gerneene
manier aangevallen, want zij waren sa
men en bovendien gewapend. Dit in aan
merking nemenden, eischte mr. Klein te
gen ieder der verdachten twee maanden
gevangenisstraf.
Verdachte Van B. zeide tot zijn verdedi
ging, dat hij zich niet op straat kan bege
ven zonder uitgejouwd te worden. Als vrij
geboren Nederlander meende hij het recht
te hébben, zich te verdedigen, wanneer hij
wordt aangevallen. Hij was er van over
tuigd, dat hij niets kwaads gedaan had,
daar L. het er naar gemaakt had.
Dé andere verdachte 'bepaalde zich er
toe, den rechter te verzoeken, eens met de
colporteurs van de N.S.B. op stap te gaan,
om te zien, dat dezen door den menschen
op straat als vuil worden behandeld. „Dat
wenschen we niet langer."
Mr. Röling overwoog bij zijn vonnis als
een bezwarende omstandigheid, dat de ver
dachten nu nog het gevoel hebben, dat zij
juist gehandeld hebben. Het is zeer erger
lijk, wanneer men een aanrijding veroor
zaakt en daarna het slachtoffer gaat afros
sen. Conform de eisch veroordeelde hij
ieder der verdachten tot twee maanden ge
vangenisstraf.
HORLOGE GESTOLEN VAN GESNEU
VELDEN SOLDAAT.
1 y« jaar gevangenisstraf voor den dief.
Het gerechtshof te Den Bosch heeft ar
rest gewezen in de strafzaak van den thans
gedetineerden landbouwer J. van der L.,
woonachtig te Veghel, die op 12 Mei van
een gesneuvelden soldaat een horloge heeft
ontvreemd. De Bossche rechtbank had hem
deswege veroordeeld tot een gevangenis
straf van twee jaar. In hooger beroep heeft
het Hof hem veroordeeld tot een gevange
nisstraf van een jaar en zes maanden met
aftrek van het voorarrest.
schyn en wuifde een groet naar het Zuiden,
waar het vasteland moest liggen. Daarop
stoof ik met dezelfde vaart weer naar de
baai terug.
Onderweg vond ik een halfbevoren
sneeuwuil. Het was een geheel volwassen,
goed in de veeren zittende vogel en ik vroeg
me daarom verbaasd af waardoor hij vleu
gellam kon zijn geworden. Na kort beraad
bond ik het dier aan een touw op mijn
rug.
Bij mijn thuiskomst begon ik hem on
middellijk flink te wrijven tot de ademha
ling weer regelmatig was. Daarop liet ik
hem op een soort luifel aan het dak van
ons huis rondhippen, waar hij zich al spoe
dig op zijn gemak scheen te voelen. Hij
rekte zich uit, schudde zijn veeren en ver
slond met gierige haast een kleinen vogel,
dien ik hem met behulp van een stok toe
stak.
Mijn drie metgezellen, die van het hel
dere maanlicht gebruik hadden gemaakt
voor een korte jacht, begroeten bij him
terugkomst den nieuwen gast met nauw
verholen antipathie.
Als dat maar goed gaat, zei Nikita,
ongewoon ernstig, als dat maar goed gaat.
Waarom zou het niet goed gaan?
vroeg ik, glimlachend. Het dier is half ver
lamd. Daf beetje eten zulen we er ook nog
wel bij kunnen vinden.
Om het eten gaat het niet. Maar de
menschen mogen de uilen nu eenmaal niet.
En de uilen de menschen eerst recht niet.
Je bent zelf een uil Nikita, schertste
ik, maar dan een angstuil, die tot aan zijn
hals vol zit met bijgeloof.
Wanneer het al bijgeloof is, verdedig
de hü zich, dan is het in ieder geval be
proefd. Tientallen malen beproefd onder cl-
Radio-programma
WOENSDAG 11 SEPTEMBER 1940.
JAARSVELD, 414,4 M. KRO-uitzending.
8.00 Nieuwsberichten ANP. 8.15 Wij
beginnen de dag 8.30 Gramofoonmuziek
10.00 VPRO: Morgenwijding. 10.15
Gramofoonmuziek 11.30 Godsdienstig
halfuur 12.00 Berichten 12.05 Gramo
foonmuziek 12.15 Rococo-octet 12.45
Nieuws- en economische berichten ANP.,
gramofoonmuziek 1.15 Musiquette
2.00 Vrouwenuurtje 3.00 KRO-Melodis-
ten en solist 3.30 Gramofoonmuziek
3.45 KRO-Melodisten 4.30 Kinderuurtje
5.15 Nieuws- en economische berichten
ANP. 5.30 Gramofoonmuziek 5.45
KRO-Nachtegaaltjes 6.05 Gramofoonmu
ziek 6.15 KRO-orkest 7.00 Vragen van
den dag (ANP) 7.15 Berichten 7.20
KRO-orkest 7.45 „Bescherming van het
Nederlandsche Handelsmerk", vraagge
sprek 8.00 Nieuwsberichten ANP.
8.15 KRO-orkest en gramofoonmuziek
9.30 Gramofoonmuziek 9.40 Cyclus
„Uitingen van Nationale cultuur" 9.55
Gemengd koor „Laetare" 10.10 Wij slui
ten de dag 10.1510.30 Nieuwsberich
ten ANP.
KOOTWJK, 1875 M. AVRO-uitzending.
7.00 Berichten (Duitsch) 7.15 Berich
ten (Engelsch) 8.00 Nieuwsberichten
ANP., gramofoonmuziek 9.00 Concert
gebouworkest en solist (opn.) 10.00 Mor
genwijding 10.15 Orgelspel (gr.pl.)
10.30 AVRO-Amusementsorkest 11.15
Berichten (Engelsch) 11.30 Omroepor
kest 12.30 Berichten (Duitsch) 12.45
Nieuws- en economische berichten ANP.,
gramofoonmuziek 1.00 Sylvestre-trio
1.45 Gramofoonmuziek 2.00 Berichten
(Duitsch) 2.15 Gramofoonmuziek 3.10
Zang en piano 3.30 Berichten (Engelsch)
3.45 Gramofoonmuziek 3.50 Trompet
en orgel 4.15 De Romancers en soliste
(opn.) 5.00 Berichten (Duitsch) 5.15
Nieuws- en economische berichten ANP.
5.30 Omroeporkest en solist 6.15 Berich
ten (Engelsch) 6.30 Onderwijsfonds v.
d. Scheepvaart: Causerie „Stoomketels en
stoommachines aan boord van binnensche
pen" 7.00 Vragen van den dag (ANP.)
7.15 AVRO-Amusementsorkest 8.00
Berichten (Duitsch) 8.15 Nieuwsberich
ten ANP. 8.30 Berichten (Engelsch)
8.45 Fluit en piano 9.15 Berichten (En
gelsch) 9.30 Gramofoonmuziek 10.00
Berichten (Duitsch) 10.15 Nieuwsberich
ten ANP. 10.3010.45 Berichten (En
gelsch), sluiting. 11.15—11.30; 0.15—0.30 en
1.151.30 Berichten (Engelsch).
Vraag: Hoe moet men eieren in kalk
en pruimen op eigen sap inleggen?
Antwoord: Gebruik versche eieren
onderzoek in een 10 zoutoplossing (100
gr. zout per L. water) desnoods of ze versch
zijn. De eieren moeten hierin zinken.
Wasoh de eieren af zie na of de schaal
niet gebarsten is. Maak een Keulsdhe pot,
een groot inmaakglas e.d. met sodawater
schoon. Leg de eieren er voorzichtig in.
Overgiet 1 K.G. schelpkalk met 10 L. water
voeg 100 gr. keukenzout toe. Laat de
vloeistof staan tot het bezinksel zich op
de bodem heeft afgezet en de vloeistof af
gekoeld is en giet deze dan over de eieren.
Zoodat ze goed onder staan. Bewaar de
eieren op een koele plaats, niet bij aard
appelen of zuurkool.
Pruimen pasteuriseeren op eigen sap.
Wasch de pruimen, halveer ze, zet ze
eenigen tijd met suiker weg (250 gr.
suiker per K.G. zoete pruimen). Doe ze
met het uitgetrokken sap in de schoonge
maakte flesdh. Sluit deze met behulp van
ring, deksel en knip en pasteuriseer de
pruimen ged. 25 min. op 80 gr. C.
Ie mogelijke omstandigheden.
Ik keek naar den uil, die sneeuwwit op
het, in het maanlicht blinkende dank zat.
Zou het werkelijk waar zijn, dat uilen on
geluk aanbrachten, ja, zelfs den dood van
een mensch aankondigden, zooals het in
den volksmond heette? Onzin. Dat waren
kletsplaatjes. Daar moest men geen geloof
aan hechten.
Maar toen ik later weer in mijn kamer
zat, moest ik tot mijn groote ergernis con-
stateeren, dat Nikita mij met zijn bijge
loof had aangestoken. Ik hoorde hoe de
dood op zijn zwarte wieken over de baai
zweefde en zich naar onze eenzame wo
ning spoedde.
Nikita, riep ik, schiet dien uil dood en
geef hem aan de honden.
Nadat Nikita zich van deze opdracht had
gekweten, stak hij zijn hoofd om een kier
van de deur en zei:
Misschien had u gelijk en was het toch
maar bijgeloof. Maar in ieder geval is het
beter zoo.
30 November.
Dag en nacht stond de maan aan den he
mel. Er heerschte een volkomen wind
stilte.
Wjj besloten van het goed weer te pro-
fiteeren en op jacht te gaan. Derhalve be
pakten we onze sleden en begaven ons op
weg, zij het dan niet voordat we Put
schock rijkelijk van het noodige voedsel
hadden voorzien.
Het doel van mijn tocht was de Walvisch-
baai, want ook mijn metgezellen verheug
den zich er op, weer eens met andere men
schen in aanreking te komen.
(Wordt vervolgt.)