Gedrag der Nederlanders onder
Duitsche bezetting
Rede van den Rijkscommissaris over
den oorlog en zijn gevolgen
Waarschuwing
tegen beleediging
MTERDAG 27 JULI 1940
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 5
GEEN ONDERDRUKKING
VAN ONS VOLKSKARAKTER
Rijksoammissaris-rijksminister Seyss-
Inquart heeft gisteravond in de Haagsche
Dierentuin een rede gehouden voor de af-
deeling Nederland van de buitenlandsche
organisatie der N.S.D.A.P., waarin hij o.m.
de verhouding van de Duitsdhe overheid
ten aanzien van Nederland uitvoerig heeft
besproken.
De Rijkscommissaris begon zijn gister
avond gehouden rede als volgt:
Huis, vaderland, volk, het zijn begrip
pen, die ons allen van de jeugd af zijn bij
gebracht. Hoe verschillend echter was hun
beteekenis, zoolang ons niet de Führer
door zijn geloof aan het Duitsche volk
boven alle individueele belangen, bijzon
dere wenschen en meeningen uit een on
vergankelijk doel gaf. Al naar den stand,
het beroep der maatschappelijke, verschei
denheid, verstond de een onder vaderland
en volk de mogelijkheid en het object van
zijn maatschappelijke bezigheid, de ander
echter zag daarin de vesting der uitbuiting
van zichzelf en zijn arbeidsmakkers, de
derde gaf zich over aan fantasievolle en
romantische begrippen en de vierde stelde
zich tevreden met een weinig huiselijke,
idyllische rust, waarin hij' de rest van zijn
energie verloor.
Degenen, die aan de steeds bloedende
grenzen van het volk stonden, ervoeren
reeds in de ervaringen van hun kindertijd,
wat het beteekent tpt een volk te behooren,
gelijk het Duitsche volk in werkelijkheid
is. Zij ervoeren ook, dat hun eigen kracht
slechts in* de kracht van het volk zelf ge
grondvest kan zijn en dat zij ziah slechts
handhaven kunnen binnen een sterk volks
wezen. Op dezelfde wijze is het hun ge
gaan, die in den vreemde en temidden van
een ander volk vertoevende, dagelijks dit
onderscheid beleven moesten en alle vra
gen hadden op te lossen, die daaruit ont
stonden, dat zij niet te midden van hun
eigen volk leefden als iets dat gelijk een
vanzelfsprekendheid hun zelfs niet meer
bewust werd, doch in den vreemde.-
Daaruit ontstond het bewustzijn der be
teekenis van een volk bovenal in zijn
randgewesten en bij hen, die in het buiten
land leefden. Voor ons was dat spoedig
duidelijk en we waren zoodoende bijzonder
ontvankelijk voor de roepstem van den
Führer, dat het eerste en laatste gebod van
ieder persoonlijk het toebehooren tot zijn
volk en tot het eigen land. van zijn volk is.
Gij zelve hebt dat hier in Nederland be
leefd en niet slechts hier in Europa, maar
ook ginds in Ned.-Indië. Zeker talrijk zijn
de volksgenooten, die hier in Nederland
waren en zijn en naar verhouding is ook
het getal dergenen, die naar Ned.-Indië
gingen groot, om dat mogen wij wel
vaststellen in een volkomen spontanen
en energieken levensmoed mee te helpen
aan alles wat hier te scheppen was.
Na een uitvoerig historisch overzicht te
hebben gegeven van de wordingsgeschie
denis van den oorlog sedert de afsluiting
van den wereldoorlog, ging de rijkscom
missaris als volgt voort:
Gedragen door de moreele kracht van
de zedelijke opdracht, welke de geschiede
nis aan Adolf Hitler en aan den Führer
van het fascistisch Italië gaf, om een nieuw
en zinvol geordend Europa te scheppen,
sloeg onze Führer als de geniaalste veld
heer van alle tijden den geweldigsten slag
en verwierf de meest grootsche overwin
ning. Het Romeinsche Imperium is in be-
slissenden strijd ons terzijde getreden.
Ons zijn en ons werken nü wordt gegeven
en gewijd aan de doeleinden, welke de
Führer aanreik van ons als zijn mede
strijders gesteld heeft. Als gij nu aan uw
taak gaat, dan is noodig, dat gij de richting,
die onze arbeid in dit land verkrijgt, ook
kent.
Ten aanzien van dit land wil ik
nog eens vaststellen, dat naar
onzen wil en wensch het Neder-
landsche volk in den strijd van
dezen tijd zijn land en zijn vrij
heid voor de toekomst geheel zal
weten te verzekeren en mannen uit
het Nederlandsche volk, die zich
van hun verantwoordelijkheid be
wust zijn en zich geven willen, het
lot van dit land mogen besturen,
gedragen door het vertrouwen van
het gansche Nederlandsche volk.
De politieke wilsvorming in dit
land is de zaak der Nederlanders.
Wij behouden ons slechts voor
onze positie daartegenover te be
palen.
NEDERLANDS NEUTRALITEIT
Vervolgens besprak de Rijkscommissaris
de houding van Nederland, welks neutrale
gezindheid in de laatste jaren hij op grond
van tal van argumenten ernstig in twijfel
meende te moeten trekken.
Al deze dingen, zoo vervolgde spr., heb
ben in onze oogen Nederland reeds lang
"niet meer als neutraal land doen voorko
men en wanneer thans gezegd wordt, dat
een tot de gepubliceerde documenten be-
hoorende, in de maand Maart van dit jaar
opgestelde brief van den opperbevelhebber
van land en zeemacht, welke een gemeen
schappelijk militair optreden met het Bel
gische, Fransche en Engelsche leger regelt,
slechts voor geval van werkelijken oorlog
in een gesloten enveloppe ter zijde was ge
legd, dan wil ik gelooven, dat deze plan
nen ook in deze gesloten enveloppe «waren.
Maar dit gepubliceerde schrijven bevat
een menigte van bijzonderheden omtrent
den vijandelijken opmarsch, zoodat zich de
vraag opwerpt, waar vandaan deze weten
schap stamde. Wij zijn niet zoo naïef aan
te nemen, dat al deze in bijzonderheden
tredende détails van den opmarsch onzer
vijanden aan een werkelijk neutraal land
werden medegedeeld zonder gemeen over
leg.
Wij nationaal-socialisten kunnen ons in
een oogenblik, waarop het lot van het
Duitsche volk voor alle tijden in onze hand
gegeven is, niet houden aan slechts met de
lippen beleden standpunten, doch wij zien
in de harten en moeten ons gedrag naar
de werkelijke mentaliteit van de anderen
richten. Wij weten thans, dat de Fransche
generale staf op 9 April 1940 tot den inval
in België besloten heeft met het duidelijke
doel vafi een stoot tegen het Roergebied en
deze stoot zou natuurlijk ook over Neder
land heen zijn uitgevoerd. Hoe kunnen wij
aan een werkelijken tegenstand in dit land
tegen zulk een plan gelooven, wanneer
alles militair tegen ons was voorbereid en
de deur voor de vijandelijke ophitsing te
gen ons wijd open gesteld werd? Ons recht
ligt gefundeerd in de verantwoording voor
tachtig millioen mensahen van Duitschën
bloede en in onze bekendheid met het
gruwelijke dictaat van Versailles, dat be
oogde millioenen Duitsche menschen te
laten verkommeren en te vernietigen. Aan
deze verantwoordelijkheid hebben wü be
antwoord, dat konden wij met des te meer
grond, nu het voor ons zooals wij bena
drukken om een verdedigingsmaatregel
ging, en niet om den opzet een land te ver
overen en een volk van zijn vrijheid te be-
rooven.
Zoo staan wij thans hier als overwinnaar
en bezettende macht.
Het wekt menigmaal den indruk,
alsof wij te weinig als bezettende
macht zijn opgetreden, alsof de Neder
landers niet duidelijk beseffen, wat
een bezettende macht kan beteeke-
nen.
Wat dat inhoudt, hebben wij beleefd,
toen in 1918 de Franschen het Rijnland
binnenrukten. Dezen hebben terstond een
exclusief-Fransche militaire heerschappij
gevestigd, op alle hoeken van straten
stonden mitrailleurs, door schieten in blin
de woede op een menigte werden arbeiders
van de Kruppfabrieken te Essen vermoord,
het vrije verkeer in het land was volko
men lam gelegd, de burgers werden door
Fransche officieren met hondenzweepen
van het trottoir gejaagd, zij werden uit
hun woningen geworpen om plaats te ver
schaffen enz. Deze ervaring toont aan, wat
een bezetting beteekenen. kan, wanneer
zij door de zoo geprezen dragers der ci
vilisatie wordt uitgevoerd, die door zoo
menig Nederlander als bondgenooten zijn
begroet en wellicht ook thans nog gaarne
begroet zouden worden. En wat beleven
wij hier, ofschoon toch onze volksgenoo
ten in kerkers zijn geworpen, ofschoon
thans nog duizenden van onze volksge
nooten in Nederlandsch-Indië, die aan
den economischen opbouw medegearbeid
hebben, onder de onwaardigste en onge
zondste tropische omstandigheden vastge
houden, ja zelfs volgens binnengekomen
berichten mishandeld worden.
Waar is ooit de weerga gevonden van
een land, dat militair veroverd werd, ja
dat in den strijd met Engeland door de
Engelschen voortdurend tot onmiddellijk
aanvalsgebied gemaakt wordt, zijn eigen
bestuur heeft met verregaande vrijheid
voor politieke vergaderingen en vrijheid
voor zijn pers. Deze toestand is eigenlijk
volkomen onbegrijpelijk en slechts daar
door te verklaren, dat wij hier in het be
wustzijn van onze kracht handelen en in
het verantwoordelijkheidsgevoel, dat wij
in ieder geval voor dit land, in de eerste
plaats echter voor zijn volk hebben.
HOUDING DER NEDERLANDERS.
Wat nu het gedrag der Nederlanders
aangaat, willen wij vaststellen, dat wij ze
ker niet onderworpenheid of onoprechte
beminnelijkheid verwachten, wat wij ech
ter wel verwachten is een behoorlijke en
beheerschte houding. Ook in dit opzicht
zijn wij grootmoedig.
Dat wij tegen een werkelijk Neder-
landsch nationaal gevoel niets hebben, be
wijst het beste het feit, dat wij geen be
zwaar hebben tegen de Nederlandsche na
tionale vlag, en dat wij aan de toekomst
van Nederland denken, toont de zorg aan,
die wij voor de Nederlandsche jeugd heb
ben, want de jeugd is de toekomst van het
volk. Ik richt echter tot de ouders en lee
raren de ernstige waarschuwing, de jeugd
niet in een verkeerd begrepen nationaal
gevoel op een dwaalweg te brengen. Onze
bemoeienis met den opbouwdienst en de
hulp en begunstiging, die wij bieden aan
de oprichting van den arbeidsdienst als
het belangrijkste opvoedings- en schoon
maakmiddel van een volk, móet iedereen
toonen, waar het ons om gaat.
Zekere verschijnselen zijn evenwel zorg
wekkend, niet voor ons, doch voor de Ne
derlanders zelf. Hiertoe behoort bijvoor
beeld de houding der Nederlanders tegen
over onze Rijksduitsche volksgenooten.
Waartoe moet het bijvoorbeeld leiden,
wanneer klaarblijkelijk diegenen onder
ons, die jarenlang hier loyaal medegearbeid
hebben, op sommige plaatsen nu geboy
cot worden? Waarom wordt een deel van
het Nederlandsche volk door onverant-
woordelijken, die aan de touwtjes trekken,
dezen weg op gedrongen, dien het eens, nog
afgezien van de schadevergoeding, we
der geheel terug moet gaan.
En nadrukkelijk wil ik waarschuwen te
gen iedere beleediging van het Duitsche
volk en het Duitsche rijk, van onze sym
bolen en vlaggen, boven alles echter te
gen iedere beleediging van onzen Führer,
die onze hoogste eer is.
Ik zeg zeer helder en duidelijk, dat een
zoodanige beleediging de zwaarste belee
diging is, die een oogenblikkelijke en on
verbiddelijke reactie van ieder van ons,
boven alles van iederen wapendrager, ten
gevolge zal hebben, ik wil ook echter al
diegenen waarschuwen, die in troebel wa
ter willen visschen en meenen, dat zij ach
ter den rug der Duitsche weermacht hun
dapperheid kunnen bewijzen. Zonder uit
zondering gelden voor allen de verordenin
gen voor de handhaving van orde en vei
ligheid en iedere poging tot verstoring zal
zonder aanzien des persoons gestraft wor
den, vanwaar ook deze komen moge. Voor
rechtmatige bezwaren zal ik steeds een
open oor hebben.
Het schijnt mij ook noodzakelijk, de ver
houding gelijk die thans voor ons geldt
ten aanzien van de naar het buitenland
gegane vroegere politici der Nederlanden té
verduidelijken. Met de vroegere regeering
heb ik mij des te minder beziggehouden,
daar hét toch ook volgens de grondwet van
dit land aan de regeering verboden is,
den zetel naar buiten Nederland te ver
leggen en derhalve deze stap onwettig is
en daarmee alle verdere ondernomen
maatregelen dezer mannen eveneens on
wettig geworden zijn, geheel afgezien
daarvan, dat krachtens het bezettingsrecht
de Führer van het Groot-Duitsche rijk
voor den duur der bezetting de uitoefening
en toepassing van de regeeringsmacht dui
delijk geregeld heeft.
HET HUIS VAN ORANJE.
Wat nu de positiekeuze ten aanzien der
Koningin betreft, moet het volgende vast
gesteld worden: de Koningin heeft den
oorlogstoestand tegen het Duitsche rijk
uitgeroepen, althans door haar autoriteit
gedekt en is als vijandin van het Groot-
Duitsche rijk naar Engeland gegaan. Bo
vendien volhardt zij bij dezen toestand,
temeer waar ons niet- bekend is, dat zij op
eenigerlei wijze protest tegen de van En-
geland uit tegen Nederland ondernomen
bomaanvallen op niet-militaire doelen,
waaraan voorts nog in de eerste plaats
Nederlanders ten offer vallen, indient.
Zonder de vraag van den staatsvorm
in de Nederlanden aan te raken, zon
der de verhouding van het Nederland
sche volk tot het Huis van Oranje op
eenigerlei wijze te willen beïnvloeden,
want dit zijn dingen, waarover het
Nederlandsche volk zelf in vrij besluit
zal oordeelen, staat vast, dat een be
zettingsmacht het zich niet kan laten
welgevallen, dat voor een persoonlijk
heid, zelfs als die de Koningin van
een land is, die zich in de rijen der
vijanden bevindt, betoogingen van wel
ken aard ook worden gehouden.
Evenzoo spreekt het vanzelf, dat iede
re bemoeienis met het bezette land
voor den duur dezer bezetting wordt
uitgeschakeld. Ik onderstreep deze
verklaring met nadruk met het oog
op toekomstige gedenkdagen, maar ook
met het oog daarop, dat vermeldin
gen in politieke vergaderingen of pro
gramma's door de bezettingsmacht
niet kunnen worden ter kennis geno
men. Alles, wat ik hier van de Konin
gin zeide, geldt in de gegeven om
standigheden ook voor het huis van
Oranje. Dit standpunt heeft met onze
houding ten aanzien van de politieke
wilsvorming van het Nederlandsche
volk niet van doen.
POLITIEKE WILSVORMING.
Wat nu deze politieke wilsvorming be
treft, zoo herhaal ik nog eens, dat wq niet
in dit land gekomen zijn, om het Neder
landsche volkskarakter te onderdrukken
of het onze wereldbeschouwingen op te
dringen, integendeel, van het standpunt
der bezettingsmacht ware het natuurlijk
veel eenvoudiger, iedere politieke mee-
ningsuiting, van welken aard ook, in
woord en schrift, te onderdrukken. Dit is
niet het geval.
Als niet zware vergrijpen tegen de be
slist in aanmerking te nemen belangen der
bezettingsmacht voorkomen, kunnen nu
en steeds alle bladen verschijnen, en zijn
ook in hun inhoud slechts in hun eigen
belang en in het belang van het Neder
landsche volk zoo ver slechts beperkt, als
dit ten aanzien van de noodzakelijkheden
der bezettingsmacht noodig blijkt.
Indien dientengevolge de pers zich ze
kere beperkingen oplegt, dan zal wellicht
de een of ander datgene missen, dat hij
tot nu toe interessant vond, op den lan
gen duur zal deze zelfbeheersching slechts
nuttig blijken te zijn en alle verstandige
menschen zullen eenmaal betreuren, dat
de Nederlandsche pers niet reeds vroeger
tijdens haar zoogenaamde neutraliteit
zulk een zelfbeheersching aan den dag
heeft gelegd.
VAKVEREENIGINGEN.
In dit verband kom ik te spreken over
maatregelen, die ten opzichte van de vrije
vakvereenigingen en van de Marxistische
organisaties noodig waren. Als iemand
zich mocht verwonderen, dat zulke maat
regelen zijn uitgevaardigd, kan ik zeggen,
dat het op zijn hoogst verwonderlijk is, dat
zij niet reeds veel eerder, n.l. op den eer
sten dag der bezetting, getroffeti zijn. Daar
ik van meening ben ,dat deze organisaties
voor haar leden, die immers in hoofdzaak
tot den kring der arbeiders en beambten
behooren, nuttige resultaten tot stand kun
nen brengen en dat voor alles de leden
van deze organisaties niet van de vruch
ten van hun reeds gedane prestaties mo
gen worden beroofd, heb ik nagelaten deze
organisaties eenvoudig op te heffen, doch
heb ik het besluit genomen uitsluitend
door een nieuwe leiding mij waarborgen
te verschaffen, dat die invloeden en geva
ren zijn uitgeschakeld, aan welke in een
nationaal socialistisch bewind niet de vrije
hand kan worden gelaten.
Bij de vraag aan wie ik het beheer over
deze organisaties moest geven, was duide
lijk, dat niet in aanmerking konden ko
men al die mannen, die langs den weg van
parlementair-democratische compromis
sen met deze zelfde organisaties reeds
eenmaal in verbinding hebben gestaan.
Na deze beperking voerde de beschouwing
van de persoonlijke eigenschappen en de
ervaring op het betrokken gebied mij tot
de gevallen keuze.
Zonder t. a. van de binnenlandsch-po-
litieke houding van deze mannen en van
den kring, waaruit zij stammen, positie te
kiezen, kon ik evenwel vaststellen, dat
deze kring in de buitenlandsche poli
tiek een houding heeft aangenomen, welke
zonder prijsgave van welk recht of aan
spraak van vrije Nederlanders dus ook,
dien buitenlandsch-politieken koers heeft
gehouden, welke, zooals de feiten uitwij
zen, de juiste was en welke, indien door
de verantwoordelijke instanties in Ne
derland te rechter tijd gehouden, aan het
heele Nederlandsche volk ten voordeel zou
hebben gestrekt.
CONCENTRATIE VAN DE KRACH-
•TEN VAN EEN VOLK.
Ik zie velerlei pogingen tot verzamelen,
zoogenaamde concentratie, aldus vervolg
de de Rijkscommissaris zijn rede. Ik merk
op, dat ik al deze pogingen met welwillen
de belangstelling bezie en haar geen moei
lijkheden in den weg zal leggen, tenzij het
alleen maar gaat om zulke pogingen, welke
beoogen in eenigerlei vorm dien geest te
laten voortleven, die ten slotte het Neder
landsche volk. naar den lOen Mei heeft ge
voerd
De conserveering van dien geest kan ik
van het standpunt der bezettende macht,
maar ook in het belang van het Nederland
sche volk, zoolang deze bezetting duurt,
niet met open oog dulden, want er mag
tusschen het Duitsche en het Nederland
sche volk nooit weder een tiende Mei zijn.
Eén ding zou ik evenwel willen zeggen:
een binnenlandsch-politieke beweging en
wilsvorming kan haar sanctie nooit van
mij als vertegenwoordiger der bezettende
macht verwachten, doch moet deze uitslui
tend daardoor verkrijgen, dat zij het Ne
derlandsche volk van de juistheid van haar
richting overtuigt.
Als ik hierbij nog iets zeg, dan is dat
geen verordening, zelfs niet een wensch,
maar ten hoogste een raad. gegeven op
grond van de ervaring, welke wij in lan
gen politieken strijd hebben opgedaan en
welke niet blindelings moet worden ge-
imiteerd, maar waaruit toch wel naar ana
loge nuttige gevolgtrekkingen kunnen
worden gemaakt. De eenwording van de
krachten in een volk kan nooit het resul
taat zijn van de concentratie van verschil
lende programma's,5 waarbij de beginselen
zoover mogelijk worden uitgebreid en
daardoor onduidelijk worden, teneinde al
len daarin op een of andere manier een
plaats te laten vinden. De concentratie van
krachten van een volk, dat in een zoo bij-
zenderen toestand verkeert als die waarin
thans Nederland zich bevindt, zal slechts
bereikt worden, indien:
1. Een duidelijk inzicht over dezen toe
stand is verkregen, terwijl dit inzicht ver
worven is met het volledig geloof aan de
juistheid van deze ontwikkeling.
2. Uit dit duidelijke inzicht de onont
koombare gevolgtrekkngen worden ge
maakt. volgens welke als hoogste te be
schermen goed het volk, dat wil dus zeg
gen het Nederlandsche volk en zijn wel
zijn worden beschouwd.
3. Dit inzicht door een onverschrok
ken persoonlijke overgave wordt ver
dedigd, ook dan indien dat de breuk
met zoo vele' gewoonten en gebruiken
beteekent. Wanneer deze voorwaarden
zyn vervuld, zal het volk bespeuren,
waar het om gaat en zal geloovig den
werkelijk geloovige volgen en ook de
bezettende macht zal dezen mannen
niet slechts haar achting niet onthou
den, maar ook aan hun argumenten
het gewicht niet ontzeggen, zelfs dan
niet het belang betwisten, indien in
sommige vraagstukken meeningsver-
schil aan den dag zou treden.
NEDERLANDS TOEKOMST.
Zeker is Nederland thans gesteld voor
het noodlotsprobleem van zijn of niet-zijn.
We zijn ons volkomen bewust, dat zelden
een volk in zoo korten tijd uit zijn doen is
gerukt en voor nieuwe feiten is gesteld,
welke een nieuwe, koene, zelfs op sommige
punten revolutionnaire geesteshouding
eischen. De zaak ligt echter zoo: Nederland
kan op het oogenblik, dat grootmachten
dezer wereld tot den strijd staan aangetre
den, een oogenblik, waarin heele wereld-
deelen in economisch en politiek opzicht
gereconstrueerd worden, niet aan den rand
der wereldgeschiedenis blijven staan, dat
is onmogelijk.
Wellicht hebben de Nederlanders over
het hoofd gezien, dat deze beslissende
strijd moest komen, wellicht hebben zij zich
te zeer vastgelegd in den gedachtengang
van de eene partij in dezen strijd. Thans is
het Nederlandsche volk en het kernland
van het Nederlandsche rijk meegesleept in
dezen Nederlandschen crisus. De recon
structie van het continent kan niet voor
de grenzen van Nederland halt houden.
De gevolgen van deze gebeurtenissen
zullen door iedereen kunnen worden be
speurd en door iedereen kunnen worden
gedragen. De naaste toekomst zal moeilijk
en vol ontberingen zijn. De levenswijze der
Nederlanders, voor zoover zij werk hadden
of op andere manier over een inkomen be
schikten, zal zeker door verhooging van de
kosten van levensonderhoud, verhooging
van belastingen en tarieven, beperkingen
ondergaan. Want ik twijfel er niet aan dat
de Nederlanders zich zullen inspannen om
hun persoonlijke zoowel als hun staathuis
houding in orde te houden. Dit moet als
een onontkoombare noodzakelijkheid on
der oogen worden gezien, doch niet zonder
hoop en met verzet tegen het lot, doch
in den vasten wil, terstond aan het werk
te gaan.
Boven de nationale staatsgedachte uit
zal de idee van een nieuwe gemeenschap
pelijke orde ons in staat stellen de ons
door onze geschiedenis gegeven gemeen
schappelijke ruimte tot een nieuw geeste
lijk rijk te herscheppen.
EEN NIEUW EUROPA.
Terwijl aan het einde van den wereld
oorlog overwinnaars, overwonnen en neu
tralen door een golf van pessimisme en
negatie worden meegesleept, kunnen de
overwinnaars van dezen oorlog voor Euro
pa een hoopvoller perspectief ontwerpen.
Het nieuwe Europa van de solidaire sa
menwerking van allen, het Europa zonder
werkloosheid, zonder economische en mo-
netaire crises, het Europa van de planma
tige productie van arbeidsverdeeling, dat
over de modernste technische productie
middelen en over een gemeenschappelijk,
over heel Europa ten uitvoer gelegd, ver
keerssysteem de beschikking heeft, zal na
opheffing van economische en nationalis
tische remmen, de factoren zijn vaste fun
dament en een snel stijgende welvaart
vinden.
Dat Nederland echter aan den nieuwen
opbouw zal medewerken en wel als gelijk
gerechtigde partner, is de wensch van het
Duitsche volk. Het is duidelijk, dat bij deze
reconstructie alle Nederlanders betrokken
zijn. De toekomst zal eens deze intrede
van de Nederlanders in den vollen stroom
der geschiedenis begroeten, want deze zal
de Nederlanders wegvoeren van hun non
activiteit, die niet beslist op aller gebied
meer oplevert, dan datgene, wat een non
activiteit, welke licht tot stagnatie wordt,
kan bieden. Ik geloof echter, dat deze
nieuwe opbouw aan de meerderheid van
het Nederlandsche volk, vooral aan de ar
beiders en aan de plattelandsbevolking,