Gedrag der Nederlanders onder Duitsche bezetting Rede van den Rijkscommissaris over den oorlog en zijn gevolgen Waarschuwing tegen beleediging MTERDAG 27 JULI 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 GEEN ONDERDRUKKING VAN ONS VOLKSKARAKTER Rijksoammissaris-rijksminister Seyss- Inquart heeft gisteravond in de Haagsche Dierentuin een rede gehouden voor de af- deeling Nederland van de buitenlandsche organisatie der N.S.D.A.P., waarin hij o.m. de verhouding van de Duitsdhe overheid ten aanzien van Nederland uitvoerig heeft besproken. De Rijkscommissaris begon zijn gister avond gehouden rede als volgt: Huis, vaderland, volk, het zijn begrip pen, die ons allen van de jeugd af zijn bij gebracht. Hoe verschillend echter was hun beteekenis, zoolang ons niet de Führer door zijn geloof aan het Duitsche volk boven alle individueele belangen, bijzon dere wenschen en meeningen uit een on vergankelijk doel gaf. Al naar den stand, het beroep der maatschappelijke, verschei denheid, verstond de een onder vaderland en volk de mogelijkheid en het object van zijn maatschappelijke bezigheid, de ander echter zag daarin de vesting der uitbuiting van zichzelf en zijn arbeidsmakkers, de derde gaf zich over aan fantasievolle en romantische begrippen en de vierde stelde zich tevreden met een weinig huiselijke, idyllische rust, waarin hij' de rest van zijn energie verloor. Degenen, die aan de steeds bloedende grenzen van het volk stonden, ervoeren reeds in de ervaringen van hun kindertijd, wat het beteekent tpt een volk te behooren, gelijk het Duitsche volk in werkelijkheid is. Zij ervoeren ook, dat hun eigen kracht slechts in* de kracht van het volk zelf ge grondvest kan zijn en dat zij ziah slechts handhaven kunnen binnen een sterk volks wezen. Op dezelfde wijze is het hun ge gaan, die in den vreemde en temidden van een ander volk vertoevende, dagelijks dit onderscheid beleven moesten en alle vra gen hadden op te lossen, die daaruit ont stonden, dat zij niet te midden van hun eigen volk leefden als iets dat gelijk een vanzelfsprekendheid hun zelfs niet meer bewust werd, doch in den vreemde.- Daaruit ontstond het bewustzijn der be teekenis van een volk bovenal in zijn randgewesten en bij hen, die in het buiten land leefden. Voor ons was dat spoedig duidelijk en we waren zoodoende bijzonder ontvankelijk voor de roepstem van den Führer, dat het eerste en laatste gebod van ieder persoonlijk het toebehooren tot zijn volk en tot het eigen land. van zijn volk is. Gij zelve hebt dat hier in Nederland be leefd en niet slechts hier in Europa, maar ook ginds in Ned.-Indië. Zeker talrijk zijn de volksgenooten, die hier in Nederland waren en zijn en naar verhouding is ook het getal dergenen, die naar Ned.-Indië gingen groot, om dat mogen wij wel vaststellen in een volkomen spontanen en energieken levensmoed mee te helpen aan alles wat hier te scheppen was. Na een uitvoerig historisch overzicht te hebben gegeven van de wordingsgeschie denis van den oorlog sedert de afsluiting van den wereldoorlog, ging de rijkscom missaris als volgt voort: Gedragen door de moreele kracht van de zedelijke opdracht, welke de geschiede nis aan Adolf Hitler en aan den Führer van het fascistisch Italië gaf, om een nieuw en zinvol geordend Europa te scheppen, sloeg onze Führer als de geniaalste veld heer van alle tijden den geweldigsten slag en verwierf de meest grootsche overwin ning. Het Romeinsche Imperium is in be- slissenden strijd ons terzijde getreden. Ons zijn en ons werken nü wordt gegeven en gewijd aan de doeleinden, welke de Führer aanreik van ons als zijn mede strijders gesteld heeft. Als gij nu aan uw taak gaat, dan is noodig, dat gij de richting, die onze arbeid in dit land verkrijgt, ook kent. Ten aanzien van dit land wil ik nog eens vaststellen, dat naar onzen wil en wensch het Neder- landsche volk in den strijd van dezen tijd zijn land en zijn vrij heid voor de toekomst geheel zal weten te verzekeren en mannen uit het Nederlandsche volk, die zich van hun verantwoordelijkheid be wust zijn en zich geven willen, het lot van dit land mogen besturen, gedragen door het vertrouwen van het gansche Nederlandsche volk. De politieke wilsvorming in dit land is de zaak der Nederlanders. Wij behouden ons slechts voor onze positie daartegenover te be palen. NEDERLANDS NEUTRALITEIT Vervolgens besprak de Rijkscommissaris de houding van Nederland, welks neutrale gezindheid in de laatste jaren hij op grond van tal van argumenten ernstig in twijfel meende te moeten trekken. Al deze dingen, zoo vervolgde spr., heb ben in onze oogen Nederland reeds lang "niet meer als neutraal land doen voorko men en wanneer thans gezegd wordt, dat een tot de gepubliceerde documenten be- hoorende, in de maand Maart van dit jaar opgestelde brief van den opperbevelhebber van land en zeemacht, welke een gemeen schappelijk militair optreden met het Bel gische, Fransche en Engelsche leger regelt, slechts voor geval van werkelijken oorlog in een gesloten enveloppe ter zijde was ge legd, dan wil ik gelooven, dat deze plan nen ook in deze gesloten enveloppe «waren. Maar dit gepubliceerde schrijven bevat een menigte van bijzonderheden omtrent den vijandelijken opmarsch, zoodat zich de vraag opwerpt, waar vandaan deze weten schap stamde. Wij zijn niet zoo naïef aan te nemen, dat al deze in bijzonderheden tredende détails van den opmarsch onzer vijanden aan een werkelijk neutraal land werden medegedeeld zonder gemeen over leg. Wij nationaal-socialisten kunnen ons in een oogenblik, waarop het lot van het Duitsche volk voor alle tijden in onze hand gegeven is, niet houden aan slechts met de lippen beleden standpunten, doch wij zien in de harten en moeten ons gedrag naar de werkelijke mentaliteit van de anderen richten. Wij weten thans, dat de Fransche generale staf op 9 April 1940 tot den inval in België besloten heeft met het duidelijke doel vafi een stoot tegen het Roergebied en deze stoot zou natuurlijk ook over Neder land heen zijn uitgevoerd. Hoe kunnen wij aan een werkelijken tegenstand in dit land tegen zulk een plan gelooven, wanneer alles militair tegen ons was voorbereid en de deur voor de vijandelijke ophitsing te gen ons wijd open gesteld werd? Ons recht ligt gefundeerd in de verantwoording voor tachtig millioen mensahen van Duitschën bloede en in onze bekendheid met het gruwelijke dictaat van Versailles, dat be oogde millioenen Duitsche menschen te laten verkommeren en te vernietigen. Aan deze verantwoordelijkheid hebben wü be antwoord, dat konden wij met des te meer grond, nu het voor ons zooals wij bena drukken om een verdedigingsmaatregel ging, en niet om den opzet een land te ver overen en een volk van zijn vrijheid te be- rooven. Zoo staan wij thans hier als overwinnaar en bezettende macht. Het wekt menigmaal den indruk, alsof wij te weinig als bezettende macht zijn opgetreden, alsof de Neder landers niet duidelijk beseffen, wat een bezettende macht kan beteeke- nen. Wat dat inhoudt, hebben wij beleefd, toen in 1918 de Franschen het Rijnland binnenrukten. Dezen hebben terstond een exclusief-Fransche militaire heerschappij gevestigd, op alle hoeken van straten stonden mitrailleurs, door schieten in blin de woede op een menigte werden arbeiders van de Kruppfabrieken te Essen vermoord, het vrije verkeer in het land was volko men lam gelegd, de burgers werden door Fransche officieren met hondenzweepen van het trottoir gejaagd, zij werden uit hun woningen geworpen om plaats te ver schaffen enz. Deze ervaring toont aan, wat een bezetting beteekenen. kan, wanneer zij door de zoo geprezen dragers der ci vilisatie wordt uitgevoerd, die door zoo menig Nederlander als bondgenooten zijn begroet en wellicht ook thans nog gaarne begroet zouden worden. En wat beleven wij hier, ofschoon toch onze volksgenoo ten in kerkers zijn geworpen, ofschoon thans nog duizenden van onze volksge nooten in Nederlandsch-Indië, die aan den economischen opbouw medegearbeid hebben, onder de onwaardigste en onge zondste tropische omstandigheden vastge houden, ja zelfs volgens binnengekomen berichten mishandeld worden. Waar is ooit de weerga gevonden van een land, dat militair veroverd werd, ja dat in den strijd met Engeland door de Engelschen voortdurend tot onmiddellijk aanvalsgebied gemaakt wordt, zijn eigen bestuur heeft met verregaande vrijheid voor politieke vergaderingen en vrijheid voor zijn pers. Deze toestand is eigenlijk volkomen onbegrijpelijk en slechts daar door te verklaren, dat wij hier in het be wustzijn van onze kracht handelen en in het verantwoordelijkheidsgevoel, dat wij in ieder geval voor dit land, in de eerste plaats echter voor zijn volk hebben. HOUDING DER NEDERLANDERS. Wat nu het gedrag der Nederlanders aangaat, willen wij vaststellen, dat wij ze ker niet onderworpenheid of onoprechte beminnelijkheid verwachten, wat wij ech ter wel verwachten is een behoorlijke en beheerschte houding. Ook in dit opzicht zijn wij grootmoedig. Dat wij tegen een werkelijk Neder- landsch nationaal gevoel niets hebben, be wijst het beste het feit, dat wij geen be zwaar hebben tegen de Nederlandsche na tionale vlag, en dat wij aan de toekomst van Nederland denken, toont de zorg aan, die wij voor de Nederlandsche jeugd heb ben, want de jeugd is de toekomst van het volk. Ik richt echter tot de ouders en lee raren de ernstige waarschuwing, de jeugd niet in een verkeerd begrepen nationaal gevoel op een dwaalweg te brengen. Onze bemoeienis met den opbouwdienst en de hulp en begunstiging, die wij bieden aan de oprichting van den arbeidsdienst als het belangrijkste opvoedings- en schoon maakmiddel van een volk, móet iedereen toonen, waar het ons om gaat. Zekere verschijnselen zijn evenwel zorg wekkend, niet voor ons, doch voor de Ne derlanders zelf. Hiertoe behoort bijvoor beeld de houding der Nederlanders tegen over onze Rijksduitsche volksgenooten. Waartoe moet het bijvoorbeeld leiden, wanneer klaarblijkelijk diegenen onder ons, die jarenlang hier loyaal medegearbeid hebben, op sommige plaatsen nu geboy cot worden? Waarom wordt een deel van het Nederlandsche volk door onverant- woordelijken, die aan de touwtjes trekken, dezen weg op gedrongen, dien het eens, nog afgezien van de schadevergoeding, we der geheel terug moet gaan. En nadrukkelijk wil ik waarschuwen te gen iedere beleediging van het Duitsche volk en het Duitsche rijk, van onze sym bolen en vlaggen, boven alles echter te gen iedere beleediging van onzen Führer, die onze hoogste eer is. Ik zeg zeer helder en duidelijk, dat een zoodanige beleediging de zwaarste belee diging is, die een oogenblikkelijke en on verbiddelijke reactie van ieder van ons, boven alles van iederen wapendrager, ten gevolge zal hebben, ik wil ook echter al diegenen waarschuwen, die in troebel wa ter willen visschen en meenen, dat zij ach ter den rug der Duitsche weermacht hun dapperheid kunnen bewijzen. Zonder uit zondering gelden voor allen de verordenin gen voor de handhaving van orde en vei ligheid en iedere poging tot verstoring zal zonder aanzien des persoons gestraft wor den, vanwaar ook deze komen moge. Voor rechtmatige bezwaren zal ik steeds een open oor hebben. Het schijnt mij ook noodzakelijk, de ver houding gelijk die thans voor ons geldt ten aanzien van de naar het buitenland gegane vroegere politici der Nederlanden té verduidelijken. Met de vroegere regeering heb ik mij des te minder beziggehouden, daar hét toch ook volgens de grondwet van dit land aan de regeering verboden is, den zetel naar buiten Nederland te ver leggen en derhalve deze stap onwettig is en daarmee alle verdere ondernomen maatregelen dezer mannen eveneens on wettig geworden zijn, geheel afgezien daarvan, dat krachtens het bezettingsrecht de Führer van het Groot-Duitsche rijk voor den duur der bezetting de uitoefening en toepassing van de regeeringsmacht dui delijk geregeld heeft. HET HUIS VAN ORANJE. Wat nu de positiekeuze ten aanzien der Koningin betreft, moet het volgende vast gesteld worden: de Koningin heeft den oorlogstoestand tegen het Duitsche rijk uitgeroepen, althans door haar autoriteit gedekt en is als vijandin van het Groot- Duitsche rijk naar Engeland gegaan. Bo vendien volhardt zij bij dezen toestand, temeer waar ons niet- bekend is, dat zij op eenigerlei wijze protest tegen de van En- geland uit tegen Nederland ondernomen bomaanvallen op niet-militaire doelen, waaraan voorts nog in de eerste plaats Nederlanders ten offer vallen, indient. Zonder de vraag van den staatsvorm in de Nederlanden aan te raken, zon der de verhouding van het Nederland sche volk tot het Huis van Oranje op eenigerlei wijze te willen beïnvloeden, want dit zijn dingen, waarover het Nederlandsche volk zelf in vrij besluit zal oordeelen, staat vast, dat een be zettingsmacht het zich niet kan laten welgevallen, dat voor een persoonlijk heid, zelfs als die de Koningin van een land is, die zich in de rijen der vijanden bevindt, betoogingen van wel ken aard ook worden gehouden. Evenzoo spreekt het vanzelf, dat iede re bemoeienis met het bezette land voor den duur dezer bezetting wordt uitgeschakeld. Ik onderstreep deze verklaring met nadruk met het oog op toekomstige gedenkdagen, maar ook met het oog daarop, dat vermeldin gen in politieke vergaderingen of pro gramma's door de bezettingsmacht niet kunnen worden ter kennis geno men. Alles, wat ik hier van de Konin gin zeide, geldt in de gegeven om standigheden ook voor het huis van Oranje. Dit standpunt heeft met onze houding ten aanzien van de politieke wilsvorming van het Nederlandsche volk niet van doen. POLITIEKE WILSVORMING. Wat nu deze politieke wilsvorming be treft, zoo herhaal ik nog eens, dat wq niet in dit land gekomen zijn, om het Neder landsche volkskarakter te onderdrukken of het onze wereldbeschouwingen op te dringen, integendeel, van het standpunt der bezettingsmacht ware het natuurlijk veel eenvoudiger, iedere politieke mee- ningsuiting, van welken aard ook, in woord en schrift, te onderdrukken. Dit is niet het geval. Als niet zware vergrijpen tegen de be slist in aanmerking te nemen belangen der bezettingsmacht voorkomen, kunnen nu en steeds alle bladen verschijnen, en zijn ook in hun inhoud slechts in hun eigen belang en in het belang van het Neder landsche volk zoo ver slechts beperkt, als dit ten aanzien van de noodzakelijkheden der bezettingsmacht noodig blijkt. Indien dientengevolge de pers zich ze kere beperkingen oplegt, dan zal wellicht de een of ander datgene missen, dat hij tot nu toe interessant vond, op den lan gen duur zal deze zelfbeheersching slechts nuttig blijken te zijn en alle verstandige menschen zullen eenmaal betreuren, dat de Nederlandsche pers niet reeds vroeger tijdens haar zoogenaamde neutraliteit zulk een zelfbeheersching aan den dag heeft gelegd. VAKVEREENIGINGEN. In dit verband kom ik te spreken over maatregelen, die ten opzichte van de vrije vakvereenigingen en van de Marxistische organisaties noodig waren. Als iemand zich mocht verwonderen, dat zulke maat regelen zijn uitgevaardigd, kan ik zeggen, dat het op zijn hoogst verwonderlijk is, dat zij niet reeds veel eerder, n.l. op den eer sten dag der bezetting, getroffeti zijn. Daar ik van meening ben ,dat deze organisaties voor haar leden, die immers in hoofdzaak tot den kring der arbeiders en beambten behooren, nuttige resultaten tot stand kun nen brengen en dat voor alles de leden van deze organisaties niet van de vruch ten van hun reeds gedane prestaties mo gen worden beroofd, heb ik nagelaten deze organisaties eenvoudig op te heffen, doch heb ik het besluit genomen uitsluitend door een nieuwe leiding mij waarborgen te verschaffen, dat die invloeden en geva ren zijn uitgeschakeld, aan welke in een nationaal socialistisch bewind niet de vrije hand kan worden gelaten. Bij de vraag aan wie ik het beheer over deze organisaties moest geven, was duide lijk, dat niet in aanmerking konden ko men al die mannen, die langs den weg van parlementair-democratische compromis sen met deze zelfde organisaties reeds eenmaal in verbinding hebben gestaan. Na deze beperking voerde de beschouwing van de persoonlijke eigenschappen en de ervaring op het betrokken gebied mij tot de gevallen keuze. Zonder t. a. van de binnenlandsch-po- litieke houding van deze mannen en van den kring, waaruit zij stammen, positie te kiezen, kon ik evenwel vaststellen, dat deze kring in de buitenlandsche poli tiek een houding heeft aangenomen, welke zonder prijsgave van welk recht of aan spraak van vrije Nederlanders dus ook, dien buitenlandsch-politieken koers heeft gehouden, welke, zooals de feiten uitwij zen, de juiste was en welke, indien door de verantwoordelijke instanties in Ne derland te rechter tijd gehouden, aan het heele Nederlandsche volk ten voordeel zou hebben gestrekt. CONCENTRATIE VAN DE KRACH- •TEN VAN EEN VOLK. Ik zie velerlei pogingen tot verzamelen, zoogenaamde concentratie, aldus vervolg de de Rijkscommissaris zijn rede. Ik merk op, dat ik al deze pogingen met welwillen de belangstelling bezie en haar geen moei lijkheden in den weg zal leggen, tenzij het alleen maar gaat om zulke pogingen, welke beoogen in eenigerlei vorm dien geest te laten voortleven, die ten slotte het Neder landsche volk. naar den lOen Mei heeft ge voerd De conserveering van dien geest kan ik van het standpunt der bezettende macht, maar ook in het belang van het Nederland sche volk, zoolang deze bezetting duurt, niet met open oog dulden, want er mag tusschen het Duitsche en het Nederland sche volk nooit weder een tiende Mei zijn. Eén ding zou ik evenwel willen zeggen: een binnenlandsch-politieke beweging en wilsvorming kan haar sanctie nooit van mij als vertegenwoordiger der bezettende macht verwachten, doch moet deze uitslui tend daardoor verkrijgen, dat zij het Ne derlandsche volk van de juistheid van haar richting overtuigt. Als ik hierbij nog iets zeg, dan is dat geen verordening, zelfs niet een wensch, maar ten hoogste een raad. gegeven op grond van de ervaring, welke wij in lan gen politieken strijd hebben opgedaan en welke niet blindelings moet worden ge- imiteerd, maar waaruit toch wel naar ana loge nuttige gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt. De eenwording van de krachten in een volk kan nooit het resul taat zijn van de concentratie van verschil lende programma's,5 waarbij de beginselen zoover mogelijk worden uitgebreid en daardoor onduidelijk worden, teneinde al len daarin op een of andere manier een plaats te laten vinden. De concentratie van krachten van een volk, dat in een zoo bij- zenderen toestand verkeert als die waarin thans Nederland zich bevindt, zal slechts bereikt worden, indien: 1. Een duidelijk inzicht over dezen toe stand is verkregen, terwijl dit inzicht ver worven is met het volledig geloof aan de juistheid van deze ontwikkeling. 2. Uit dit duidelijke inzicht de onont koombare gevolgtrekkngen worden ge maakt. volgens welke als hoogste te be schermen goed het volk, dat wil dus zeg gen het Nederlandsche volk en zijn wel zijn worden beschouwd. 3. Dit inzicht door een onverschrok ken persoonlijke overgave wordt ver dedigd, ook dan indien dat de breuk met zoo vele' gewoonten en gebruiken beteekent. Wanneer deze voorwaarden zyn vervuld, zal het volk bespeuren, waar het om gaat en zal geloovig den werkelijk geloovige volgen en ook de bezettende macht zal dezen mannen niet slechts haar achting niet onthou den, maar ook aan hun argumenten het gewicht niet ontzeggen, zelfs dan niet het belang betwisten, indien in sommige vraagstukken meeningsver- schil aan den dag zou treden. NEDERLANDS TOEKOMST. Zeker is Nederland thans gesteld voor het noodlotsprobleem van zijn of niet-zijn. We zijn ons volkomen bewust, dat zelden een volk in zoo korten tijd uit zijn doen is gerukt en voor nieuwe feiten is gesteld, welke een nieuwe, koene, zelfs op sommige punten revolutionnaire geesteshouding eischen. De zaak ligt echter zoo: Nederland kan op het oogenblik, dat grootmachten dezer wereld tot den strijd staan aangetre den, een oogenblik, waarin heele wereld- deelen in economisch en politiek opzicht gereconstrueerd worden, niet aan den rand der wereldgeschiedenis blijven staan, dat is onmogelijk. Wellicht hebben de Nederlanders over het hoofd gezien, dat deze beslissende strijd moest komen, wellicht hebben zij zich te zeer vastgelegd in den gedachtengang van de eene partij in dezen strijd. Thans is het Nederlandsche volk en het kernland van het Nederlandsche rijk meegesleept in dezen Nederlandschen crisus. De recon structie van het continent kan niet voor de grenzen van Nederland halt houden. De gevolgen van deze gebeurtenissen zullen door iedereen kunnen worden be speurd en door iedereen kunnen worden gedragen. De naaste toekomst zal moeilijk en vol ontberingen zijn. De levenswijze der Nederlanders, voor zoover zij werk hadden of op andere manier over een inkomen be schikten, zal zeker door verhooging van de kosten van levensonderhoud, verhooging van belastingen en tarieven, beperkingen ondergaan. Want ik twijfel er niet aan dat de Nederlanders zich zullen inspannen om hun persoonlijke zoowel als hun staathuis houding in orde te houden. Dit moet als een onontkoombare noodzakelijkheid on der oogen worden gezien, doch niet zonder hoop en met verzet tegen het lot, doch in den vasten wil, terstond aan het werk te gaan. Boven de nationale staatsgedachte uit zal de idee van een nieuwe gemeenschap pelijke orde ons in staat stellen de ons door onze geschiedenis gegeven gemeen schappelijke ruimte tot een nieuw geeste lijk rijk te herscheppen. EEN NIEUW EUROPA. Terwijl aan het einde van den wereld oorlog overwinnaars, overwonnen en neu tralen door een golf van pessimisme en negatie worden meegesleept, kunnen de overwinnaars van dezen oorlog voor Euro pa een hoopvoller perspectief ontwerpen. Het nieuwe Europa van de solidaire sa menwerking van allen, het Europa zonder werkloosheid, zonder economische en mo- netaire crises, het Europa van de planma tige productie van arbeidsverdeeling, dat over de modernste technische productie middelen en over een gemeenschappelijk, over heel Europa ten uitvoer gelegd, ver keerssysteem de beschikking heeft, zal na opheffing van economische en nationalis tische remmen, de factoren zijn vaste fun dament en een snel stijgende welvaart vinden. Dat Nederland echter aan den nieuwen opbouw zal medewerken en wel als gelijk gerechtigde partner, is de wensch van het Duitsche volk. Het is duidelijk, dat bij deze reconstructie alle Nederlanders betrokken zijn. De toekomst zal eens deze intrede van de Nederlanders in den vollen stroom der geschiedenis begroeten, want deze zal de Nederlanders wegvoeren van hun non activiteit, die niet beslist op aller gebied meer oplevert, dan datgene, wat een non activiteit, welke licht tot stagnatie wordt, kan bieden. Ik geloof echter, dat deze nieuwe opbouw aan de meerderheid van het Nederlandsche volk, vooral aan de ar beiders en aan de plattelandsbevolking,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 5