Correspondentie Roodborstje, Leiden. Of jij een schuilnaam mag kiezen? Zeker Nichtje mag jij een schuilnaam kiezen als je je eigennaam erbij opgeeft, dan is alles in orde. Had jij het versje over „Gehoor zaamheid" zoo mooi gevonden? Dat vind ik vleiend te hooren. Jammer dat er bij vergissing, drie versjes zijn weggevallen. Ter completeering en om jou dit plezier te doen, zal ik deze drie versjes nog laten volgen. Dan kun je die onde/ de andere plakken, daar je zegt, dat je de versjes uit knipt en bewaart. Hier zijn ze. Vervolg IL Gehoorzaam in de school voorai, Daar is de plaats voor leeren. Voor 't leeren, wat je noodig hebt In 't leven, duizend keeren. Gehoorzaam aan den Priester mee, Hij wijst den weg naar boven. Wees dankbaar hem voor al dit goed, Door hem steeds hoog te loven. Gehoorzaam allen, wie 't ook zijn, Die leiding moeten geven. Zij allen wenschen slechts je heil Voor nu en 't lat're leven. Ziezoo Roodborstje, en nu verwacht ik ooks eens iets van jou. Probeer en lukt een rijmpje niet, maak dan eens een ver haaltje. Groetjes thuis! De hand voor jou apart. Ploon Bakker, Leiden. Ja Ploon, al ben je van school en aan 't werk, zooals je zegt, tooh vind ik het altijd leuk een brieije van mijn vroegere trouwe mede werksters te ontvangen. De verjaardag van broertje is ingeboekt Wat maken jullie verbazend aardige dingetjes van zeep! Ik heb er wel eens eenige van gezien. En nu Ploon, wensch ik je in deze betrekking veel succes en je zult me nog wel eens een verhaaltje sturen, zeg je. Dag Ploon! Groet je ouders en broertje van me. Anny van Zijp, Leiden. Het is zeker vervelend als het regent, en men des Zonnags een plan maakte om een verre wandeling te doen. Maai; wat is er aan te doen? Zoo, gaat vader met de 4 groote bengels (daaronder reken ik jou ook) op stap en moet moeder met de kleintjes dan thuis blijven. Dat is een mooi uitstapje naar Wassenaar of Rijnsburg. En wanneer maak jij nu eens een mooi verhaal met eenige vervolgen. Ik heb zoo'n idee, dat jij dat best klaar speelt. Dag Annie! Denk er eens over! Groet, vader en moeder, Jan, Piet, Frans, Henny, Cobi, Wim, Tineke en Anton van me! Wanneer zijn de jongens jarig of gaan ze nog niet school? Joke en Nelie Romijn, Noord wij ker hout. Jullie brief is waard, als voorbeeld, een plaatsje te vinden in ons blad. Dan kunnen de andere Nichtjes eens zien, hoe het mogelijk is een brief van acht volle kantjes te schrijven. Omdat ie zoo lang is, laat ik hem plaatsen in tweeën. Dag jongens! Groet vader en moeder, Kees, Nel, Annie, Rika, Arie, Piet, Henk, Jan en Ria en ontvangen jullie beidjes tot de stevige vijf! Hier volgt tot slot fian van deze „Correspondentie" het le deel van den brief, in de hoop het be loofde lange verhaal van Nellie te ont vangen. DE BRIEF VAN JOKE EN NELLIE ROMIJN (als voorbeeld) L Beste Oom Wim, Wij hebben dit jaar niet meegedaan met de raadselwedstrijd. Maar ik zal U ver telen, hoe dat komt. We waren 's Zondags aan het zoeken in de kramt, maar konden er een paar niet en gingen elke avond weer zoeken en dachten niet aan de datum, wanneer ze binnen moesten zijn. Maar toen het 9 November was, zeiden we op eens, de raadselwedstrijd....? Te laat, om op te sturen, dus zouden we maar afwach ten, hoe de uitslag zou zijn. 's Zaterdags kwam de krant. Ik keek er in, maar er stonden niet veel bekenden in. Toen legde ik de krant weer neer, nadat ik al de ver haaltjes en versjes gelezen had, want oom Wim, dat houd ik altijd bij, al ben ik der tien jaar. Ik zou ook wel eens graag een verhaaltje in de krant schrijven, maar dat komt nog wel eens. Nu eerst maar eens een brief schrijven, want dat is nog zel den gebeurd. Als ik de brief af heb en er is weer een poosje verloopen, zal ik eens een verhaaltje maken. Maar Oom Wim, ik kan niet de hele brief schrijven over de kinderkrant dus ga ik maar iets anders schrijven, b.v. over het St Nicolaasfeest of over Kerstmis. Eerst maar over het St. Nicolaasfeest, want dat is het eerste ge beurd. Op school was het prettig en thuis ook. Tenminste op school heb ik het niet meegemaakt, mar de jongens waren er zoo druk over, dan merk je zoo wel, dat het erg prettig geweest is. Want Oom Wim, zoo als ik heb hooren vertellen, kregen ze alle maal een lootje en een cadeautje. Jan en Ria zitten in de eerste klas en St. Nicolaas was bij hen geweest met zwarten Piet. Jan had een mooie kleurdoos met een kleur boek er bij. Ria had een mooi doosje met drie steenen popjes. Joke, die kent U zeker wel, heeft een mooi springtouw gehad. Henk een driedubbele étui en ik een mooi en heerlijk vulpotlood. Ik ga het meteen maar halen en er mee schrijven. Het doet het goed, dus ik mag er wel erg blij mee zijn. Thuis hebben we ook veel pret gehad, 's Morgens waren we erg vroeg op, maar hoe laat het was, heb ik niet gezien. Ik moest eerst eens gauw zien, wat ik had en dat was een leesboekje en een doosje met chocolade-letters van het A.B.C. Jan en Ria hebben een waterverfdoos en een leesbord met kaartjes er bij. Ook nog een boek van „Zozo", maar niet hetzelfde, want die van Ria heet „Zozo, de Ont dekkingsreiziger" en van Jan heet het: „Zozo, de Uitvinder". Joke had ook nog een waterverfdoos en twee ballen. In die dozen zitten 18 kleuren. Henk heeft een groote waterverfdoos, waar 39 kleuren m zitten. We spelen wel eens schooltje en dan hebben we waterverven en gebruiken we de dozen en hebben veel plezier. Maar de eerste dagen bemoei je je eigen veel meer met je eigen speelgoed en de tijd gaat dan zoo hard dat het alweer tegen Kerstmis loopt, eer je er aan denkt. Daar om ga ik maar iets van Kerstmis vertellen. De eerste Zondag verliep aardig, en de eerste Kerstdag waren we om kwart over vieren al uit de veeren, want we moesten om half vijf al weer weg op de fiets, om dat het een half uur fietsen is. Pa ging alleen op de fiets en Moe ook. Maar ik mocht ook op de fiets en moest Henk laten meerijden. Nu, dat deed ik graag, want met een „jarigejob" achter, op de fiets, hoef je nooit bang te zijn. De kerk was prompvoL De pastoor vond dat vast en zeker erg fijn. Toen wij thuis kwamen, was de heele kamer versierd. Nel, Rika, Jan, Ria en Joke waren om half zes in de Maria-stiohting naar de nachtmis geweest, die waren eerder thuis dan wij, want dat is vlakbij. Die hadden de kamer met z'n allen versierd. Op het oogenblik zit ik nog in de versierde kamer te schrijven, want dat blijft tot na Driekoningen. Het was nog donker buiten, maar er stonden hier en daar brandende kaarsjes op tafel, en zag het er echt gezellig uit. Slot volgt. (Voor de grooten). De LUIAARD, door Oom Wim, „Ga tot de mieren, gij luiaard!" Zoo klinkt me 't Woord uit den Bijbel vaak tegen. Ja, als ik denk aan dit Goddelijk bevel, Zie ik de velen ,die niets doen op velden en wegen. Zie ze daar kui'ren, die luiaards Zonder een doel langs de straten en stegen, Zonder de noodige fut of de kracht, Gaan ze door 't leven, niet vragend Gods zegen. Zie ze daar liggen die luiaards, Hangend aan bruggen en hekken en palen, Schamen moesten zij zich voor hem, die wel werkt, „Zie naar de mieren", gij, die het eten gaat halen! Zie ze daar staan bij him vrienden: Lui is him houding en traag is hun denken; Dof is hun oog, door geen vuur meer bezield: Alles is klein, dat ge nog kunt bedenken. „Ga tot de mieren, gij luiaard"! Zoo klinkt het Woord van den Wijze u tegen, Denkt aan dat Woord, dat ook spreekt al tot u: Dat.op den arbeid slechts rust Godes zegen. Geschreven voor hen, die werk zouden hebben, als ze wilden. Oom WIM. Nieuwe raadsels. ingestuurd door Greet Krol. a. Zoek jongensnamen uit: 1. Ja, niemand weet alles! 2. Kijk eens, of mijn pet er nog ligt. 3. Wat raar hè, dat die kar elke keer stuk is. 4. Wanneer komt Miepie terug? b. Meisjesnamen: 1. Een kat of een hond is pleizierig in huis. 2. Verleden jaar ben ik in Artis geweest. 3. Zeg nu eens ja, anders ga ik weg. 4. Voortaan antwoord ik niet dadelijk c. Mijn geheel is een meisjesnaam. Wie zijn jarig? Van 27 Juli tot en met 2 Augustus. Op 27 Juli. Theresïa v, Diest, v. Hogendorpsstr. 15. Greetje Gilein, Oude Singel 244a. Tiny Sep. N.B. E. 161, Z'Woude. Jo Bakker, Celebesstr. 21. Jaap Annard, Haverl. 1. Jacoba Molenkamp, Kasstr. 2, Wassenaar. Marietje Devilee, Sophiastr. 7. Op 28 Juli. Tootje Hoek, Dorpsstr. 149 B. Warmond. Catrientje Krol, Haarlemmestr. 46. Petrus v. Dijk, Middelw. 5 Woubrugge. Theo Ruygrok v. d. Werve, Hoogmade. Coba v. Haarlem, Residastr. 37. Maart je v. d. Hulst, Oud-Ade Zevenhoven. Nelly Huyts, OudeVest 199a. Op 29 Juli. Lenie Groen, Toussaintk. 13. Marie en Mien Hekker, Dorpsstr. War mond. Dora Hogenboom, B 184 R'Veen. Op 30 Juli. Agie Mank, Langeraar. Henk Overdijk, Hoogewoerd 168. Hendrica Eling, Gasstr. 66. Adrie v. Leeuwen, Alphen. Alida v. Ulden, le Groenest. 14. Annie v. Oyen, Anna Paulownastr. 1. Corrie Kroft, Geerw., Langeraar 435. Op 31 Juli. Adri v. d. Geest, Zijldijk 32 Leiderdorp. Piet Zwetsloot, Hoogmade B 252. Henk Harmsen, 2de Haverzakstr. 71. Cornelis Bik, Hoefstr. 21. Henk Herreur, Langebrug 29. Wim Hoogervorst, Geerw. 432 Langeraar. Op 1 Aug. Arie Kramp, Rijnkade ,5. Hendrik v. Rijn, Jacob v. Beyer en w. 15 Voorhout. Op 2 Aug. Johanna Hogervorst, Munnikenstr. 52. Arie v. d. Voor en, Jan v. Houtk. 28. Liesje Straathof, Gelderw. A 17 Z'Woude. Catrien Onderwater, Miening E 125 Zoe- terwoude. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam van schoolgaande kinderen in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook, wie verandert van woonplaats, straat of huisnummer, of wie in de lijst een fout ontdekt. Oom WIM. U vraagt? 1. Ik las „die portier leek wel een „Cer berus". Wat was dat? 2. Wat is het meervoud van „catechis- mis"? 3. Wat is een harpoen? 4. Wat is eigenlijk een landauer? Moet ik drukken op lan of op dau? 5. Hoe schrijft men 400 in Romeinsche cijfers? 6. Wat is een cipier? Wij antwoorden 1. Als die portier norsch en onvriende lijk was en als hem niets ontging, dan was de vergelijking zoo kwaad nog niet. Weet wel „Cerberus" (spreek uit Cér berus) was in de fabelleer de hellehond; zoo eentje met 3 koppen, die oppassen moest, dat niemand uit de hel ontsnappen zou. 2. Het is niet catechismis, maar catechis mus, wat vragenboek bet. Het meervoud is catechismussen. 3. Een werpspies. In de wateren der Mo- lukken b.v. tracht men met harpoenen de schildpadden te dooden; zoo ook bij de walvischvangst. Het zijzondere is, dat aan zoo'n spies, weerhaken zitten. Hij, die de harpoen werpt, is de harpoenier. 4. Dat is een vierwielig rijtuig met neer slaande kappen. Alle twee goed. Sommi gen spreken van „lan"dauer; anderen van landau'er. 5. Dat is CD of P. 6. Een gevangenbewaarder; meerv. is cipiers. x medeklinker 7e letter v. b. alfabet. x bid (in het latjjn). x x x x x de gevraagde naam. x stam van staan, x klinker. De opL niet opsturen. Deze geeft Greet de volgende week zelf. Oom WIM. Opl. der raadsels van Miep Vendrig waren: 1. De bakker. 2. Pijp van de broek. 3. Een boom. 4. 15 cent. 5. Veroordeelden. 6. De schaduw. De zon. 7. Haarlem m man kraal Haarlem Ellie vel m. GESTRAFT door Piet van Frankfoort, Op een mooie zomermiddag liep ik op de laan langs de Vliet te wandelen. Op eens hoorde ik een droevig gejank, dat van een hond. Ik liep op het geluid af en ontwaar de een jongen, die gehurkt langs de Vliet zat. Ik ging naar hem toe en zag toen, dat hij een hondje met een steen aan de poot wou verdrinken. Ik nam de jongen eens goed op en nam toen een sprong naar die jongen, pakte hem beet en sleurde hem óver de grond. Die jongen was wel een hoofd grooter dan ik. De hond was inmid dels op de kant gekrabbeld, beet het touw door en liep toen hard naar de kant van het dorp uit. Onderwijl waren wij geducht aan 't vechten. Telkens rolden wij dicht langs het water. Op eens een giL Wat was er gebeurd? Wel, mijn tegenstander was veel te dicht langs 't water gerold, zoodoende viel hij er in. Hij kon echter niet zwemmen, en wel dra zonk hij weg. Ik nam toen een kloek besluit, trok m'n jasje en schoenen uit en nam een duik. Ik dook herhaalde malen. Toen ik weer wou duiken, zag ik dat het lichaam weer boven kwam drijven. Ik pak te hem bij z'n haren en zwom toen met hem naar de kant. Het viel niet mee om hem heelemaal op den kant te komen. Maar d'r stonden een heele hoop menschen, die mijn reddingswerk hadden gadegesla gen. Hij werd een boerderij binnenge bracht en op een bed gelogd. De dokter kwam en zei, dat hij longontsteking had opgeloopen. Ook ik werd naar huis gebracht en moest meteen naar bed voor m'n moeder. Die jongen was in plaats van dat hond je, zelf zoowat verdronken. DE SCHIPPER (Voor de kleinen). door Marcel v. d. Vlugt. Piet had al een paar dagen aan zijn schip gewerkt. Maandag zou hij gaan varen in de tobbe, van moeder. Hij had er water in ge daan. Toen ging hij varen. Daar kwam Annie aan. Mag de pop er op zitten? Ja, dat is goed. An die zette haar pop er op. Daar ging het heen. Piet wou storm hebben. Hij wist wel een stok te liggen. Pats, daar ging het! Daar sloeg hij opeens op het bootje. Het bootje sloeg om en de pop viel er af, zoo het water in. Daar lag de pop in het water. De pop was drijfnat. Annie be gon te huilen. Ze hing toen haar pop aan de lijn. Daar hing de pop nu. De druppels vie len er af. Ze ging naar moeder en vertelde alles wat er gebeurd was. Piet kreeg op zijn broek, omdat hij te wild geweest was. Hij moest dadelijk naar boven. Hjj huilde, 's Middags kwam vader thuis. Hij moest be neden komen en moest vertellen, wat hjj gedaan had. Ja, vader ik wou graag storm hebben, toen sloeg ik op het bootje. Het bootje sloeg om, en de pop viel er af, zoo het water in. Toen zei vader: zal je het nooit meer doen? Nee vader, ik zal het nooit meer doen. Nou dan mag je vanmid dag weer gaan spelen, maar niet zoo wild hoor? Nee vader! Voortaan maakte hij geen storm meer. EEN SNOEPSTER (Voor de kleinen) door Zusje. Marietje was alleen thuis, want haar moeder was boodschappen gaan doen. Ma rietje zag op de kast een jampot staan. Marietje dacht daar moet ik bij zien te komen. Ze zette een bankje voor de kast en ging er op staan. Ze kon er niet bij, als ze op d'r tenen ging staan. Ze pakte de pot en snoepte er uit. Toen ze zo een poosje gesnoept had, wou ze de pot weer weg zet ten. Zo gezeg, zo gedaan! Ze zette de pot weer op de kast. Maar o wee! Daar ging ze te veel op één kant staan. Het bankje viel om, de jampot op de grond, enka pot. Fik de hond, kwam ook al kijken om dat geweldige lawaai. Toen kwam moeder thuis. Moeder vroeg waar is de jampot? Marietje begon te huilen en snikte. De.... pot.... iskapot, zei ze. Moeder was boos en zei: dat ze naar boven moest gaan. 's Middags kwam vader thuis: „Marietje", riep moeder onder aan de trap, „kom nu maar beneden". Vader vroeg aan moeder waar ze was. „Ja", zei moeder, ,,ze is stout geweest! Ze heeft aan de pampot gezeten, toen ik weg was. Nu is de jampot kapot." Vader was ook boos. Marietje kwam en vader vroeg, wat ze gdaan had. Marietje zei: „ik heb aan de jampot gezeten, die op de kast sotnd. En hoe komt het, dat de pot kapot is? Ik heb er uit gesnoept va der. En hoe kwam je er dan bij. Ik nam het bankje van onder de tafel en zette het voor de kast en ik pakte de pot en snoepte er uit. Toen wou ik hem weer op de kast zetten. Ik ging teveel op één kant staan, toen viel het bankje om en de pot viel op de grond. Vader had niets gezegd, maar toen ze uitverteld was, zei vader, dat zij erg stout was. Toen snikte ze ik.ik. zal.... het.... niet meer dan vader. Va der zei: nou dan is het weer vergeven. Ze gingen eten en de straf was voorbij. JA Ben zaa üly door Annie Berkier. in (Slot). Dan was er een lief Moedertje, dat 't me zoo gezellig maakte, als 't maar kon. Tot mijn schande profiteerde ik er maar van, en bedacht nooit, dat moeder ook wel eens moe kon zijn. Ik genoot maar. Je begrijpt, dat ik toen moeder zoo plotseling ziek werd •en ik van school moest komen om de huis houding te doen, mijn handen geheel ver keerd stonden, want 'n huishoudschool of 'n huishouding is nog een heel verschil. Vooral 't koken, was iets ellendigs. Als ik 't niet had laten aanbranden, dan zat er geen zout in en dan zag je natuurlijk niets als lange gezichten aan tafel, 't Begon me hoe langer, hoe zwaarder te vallen, en ik raakte uit m'n humeur. Ik vond alles even vervelend en liep rond met 'n gezicht, als of ik de heele wereld op m'n schouders mee droeg. Tot op 'n middag! Ik zat wan hopig bij de stopmand, die haast overliep van de kapotte kousen, Aoen Mies Winter even aankwam loopen om naar moeder te informeeren. Ze zag de volle kousenmand en bleef bij mij helpen stoppen en toen heeft ze mij verteld van de K.J.V.. Je weet toch immers, dat ze aspirant van de K J. V. is. Ze hadden die week club gehad over de blijheid. Ze zei, dat we altijd blij moes ten zijn, om dat wij toch zooveel van God ontvangen hebben. Kijk nou toevallig eens naar mij, ik ben gezond en sterk, zoodat ik moeder .nog verzorgen kan. Ik heb va der en moeder en dan nog Tine en de jon gens; ik ben katholiek, wat toch een groot voorrecht is en we wonen heerlijk buiten; we hebben een groote tuin en nog zooveel meer, zou ik nu omdat ik m'n vrije en als je nadenkt m'n waardelooze leventje niet meer kan leiden een lang gezicht zetten? Moet ik niet veeleer blij zijn, om dat ik kan helpen en nu veel nuttiger ben en jij nu. Je bent katholiek; je vader is dood, maar je hebt 'n schat van een moe der, en je bent gezond, zoodat je je moe ders zorgen nog wat 'kan verlichten door er met naaien nog wat bü te verdienen; en die lieve vriendin Ellie nog niet mee gerekend, voegde ze er schalks achter. Ria antwoordde niet. Ze voelde dat 't waar was, en zij had vanmorgen nog wel zoo gemopperd tot moeder gezegd had, dat ze maar uit moest gaan. Ze schaamde zich nu, maar 't zou anders worden! Ze zou vlug naar huis gaan en haar naaiwerk ter hand nemen met een vroolijk gezicht. Ze sprong op en kuste Ellie. Els riep ze, je bent een genie! Ik 'ben bly, dat je 't mij verteld heb. Ik ben blind geweest, maar nu m'n oogen open zijn, doe ik ze niet weer dicht, uitgezonderd als ik ga maffen» en zeg Els, wat denk jij, zouden wij ook aan de KJ.V. gaan? Juist zei Ellie, dat was m'n plan. Ik vind 't fijn, dat je 't ook doet, want Mies heeft me na dien keer nog dikwijls van de K.J.V. verteld en ik moet je zeggen, dat'ik er veel voor voeL Zullen we ons dan vanavond meteen op gaan geven? Dat is best, zei Ria. Hoe laat kom je me dan halen? Om acht uur, zei Ellie blij, maar nu ga ik vlug aan 't werk! Er is nog veel te doen. Ja en ik ga naar huis. Doe je de groeten van mij aan je moeder. Els. Ik ga nu maar niet meer naar haar toe. Nee, 't is goed hoor! Tot van avond dan. Ja! daaag! en Ria wipte de stoep af; haar gezicht stond zonniger dan ooit. Liefkoozend streek ze in 't voorbij gaan met haar hand over de bloeiende heesters ,die langs het pad groeide, dat naar de zandweg voerde. Plots stond ze stil en luisterde. Een frissche stem liet zich hooren in een schallend lied: Ik ben zoo blij, Ik ben zoo blij, Heidie, Heida, Heidom! Ik ben zoo blij, Ik ben zoo blij, En ik weet toch wel waarom! Heidie, Heida, Heidom la la, enz. Een lach gleed over Ria's gezicht. Ja, nu weet ik ook wel waarom, zei ze zacht voor zich heen, en dan haar weg vervolgend neuriede ze zachtjes het liedje mee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10