DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
De veevoederpositie en onze
veestapel
BINNENLAND
Kist neergelaten aan
Engelsch valscherm
VRIJDAG 12 JULI 1940
31ste Jaargang No. 9691
S)e CéidaeheSou/fco/iit
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935.
Giro 103003. Postbus 11.
V Doorwerken
Wij vonden vandaag op ons bureau een
circulaire, door het bestuur van de R.-K.
Kamer-Centrale toegezonden aan de bestu
ren der aangesloten locale afdeelingen.
In deze circulaire wordt het advies gege
ven: doorwerken.
Reeds voordat wij weten, wat met „door
werken" wordt bedoeld, hoe men meent
te moeten „doorwerken" is dit advies ons
sympathiek omdat er gevraagd en ver
langd wordt.te werken.
Niets is slechter dan een apathisch en in
different, een gevoelloos en onverschillig
neerzitten, waarbij groot is het gevaar, dat
men zich plotseling in beweging laat zet
ten, zelfsop hol laat slaan, als iemand
in woord of geschrift het gevoel weet te
treffen en te raken!
Het advies „doorwerken' wil natuurlijk
zeggen: verstandelijk en verstan-
d i g doorwerken.
Genoemd bestuur verklaart in de circu
laire verder, waarin dat „doorwerken" moet
bestaan.
Op de eerste plaats: „Georganiseerd blij
ven in vast verband, met nakoming van de
daaraan verbonden verplichtingen". Ter
loops zij opgemerkt, dat onder die verplich
tingen ook behoort de negatieve ver
plichting, geen andere politieke organisatie
te steunen, dan aie waarbij men is aange
sloten.
Op de tweede plaats wil „doorwerken"
zeggen, aldus genoemd bestuur, dat wij
propageeren het begrip van, het inzicht in
de omstandigheden, waarin ons vaderland
verkeert, en van de verplichtingen,
die daaruit voor ons voortvloeien.
Op de derde plaats wil „doorwerken"
zeggen, aldus de circulaire, „ons er op voor
bereiden, dat staatkundige wijzigingen mo
gelijk zijn, maar dat ook bij veranderde in
zichten blijven gelden onze beginselen".
M. a. w.: onze beginselen houden
wij vast, onwrikbaar, maar wijziging- in de
toepassing van, in het trekken
vande consequenties uit die
beginselen kan „bij veranderde inzichten"
of zoo voegen wij er aan toe bij ver
anderde omstandigheden ge-
wenscht en geboden zijn. Wij hebben hier
op al meerdere malen gewezen; het is van
het grootste belang, dat dit helder en klaar
wordt begrepen.
Degenen, die zich gèro^pen mogen en
moeten achten, ons volk leiding te geven op
politiek terrein, hebben als eersten plicht te
zoeken naar een deugdelijken vorm van
samenwerking.
Over deze samenwerking schreef de par
tijvoorzitter in het maandblad „De R.-K.
Staatspartij":
„In tal van bladen is reeds duidelijk
de positie van ons land gedurende een
bezetting uiteengezet. Men moet waar
deering gevoelen voor de volkenrechte
lijk juiste wijze, waarop door de be
zettende macht werd gehandeld.
Wij beschouwen het niet als zoo van
zelfsprekend, dat de volkenrechtelijke
bepalingen voor de bezetting zijn ge
volgd en daarom hebben wij er des te
meer waardeering voor.
In enkele verklaringen van officieele
Duitsche zijde is voorts komen vast te
staan, dat onze staatsinstellingen zoo
veel mogelijk zullen worden geërbië-
digd en dat ons geen vreemde politieke
overtuiging zal worden opgedrongen.
Dit nu vormt een uitstekende basis voor
samenwerking tusschen de bezettende
macht en het Nederlandsche volk."
BROODDISTRIBUTIE.
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het departement van land
bouw en visscherij maakt bekend, dat
gedurende het tijdvak van 15 Juli tot
en met 21 Juli a.s. de met „61" tot en
met „70" genummerde dubbele bon
nen vamhet broodbonboekje gezamen
lijk recht geven op het koopen van
2000 gram brood. Elk der enkele bon
nen geeft derhalve recht op het koo
pen van 100 gram brood.
De bonnen, die op 21 Juli nog niet
gebruikt mochten zijn, blijven voorts
tot en met 25 Juli a.s. geldig.
PETROLEUMDISTRIBUTIE.
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het departement van han
del, nijverheid en scheepvaart maakt
bekend, dat gedurende het tijdvak van
Maandag 15 Juli a.s. tot en met Zondag
28 Juli a.s. de met „Periode 3" gemerk
te petroleumzegel recht geeft op het
koopen van twee liter petroleum.
DE SLAG DER GULDEN
SPOREN
Uit den geboortetijd van
onze natie
Dezer dagen wordt het feit herdacht,
dat op 11 Juli 1302 op den Groeninger
Kouter 'bij Kortrijk, het Fransche ridder
leger door de burgers der Vlaamsohe ste
den vernietigend verslagen is. Waarom is
die herdenking nu, na zooveel eeuwen, nog
van belang?
De feiten zijn wel bekend wie onzer
heeft in zijn jeugd niet het boek van Hen
drik Conscience gelezen: „De Leeuw van
Vlaanderen"? Wij weten wel dat niet al
les zich zoo zal hebben toegedragen als
Conscience het schreef; zijn tijd eischte
n: eenmaal een werk in zwaar-romanti-
schen trant, dat bovendien voor de
groote massa van slechts weinig geschool
den, begrijpelijk en aantrekkelijk zou zijn.
Want Conscience schreef in een tijd waar
in slechts uiterst weinig Nederlandsche li
teratuur in Vlaanderen beschikbaar was
en zeker geen literatuur die geschikt was
de liefde voor eigen taal en volk aan te
wakkeren. Het was Conscience's opzet
„geheim inzicht", zou hij zelf zeggen
den Vlamingen die trouw wilden blijven
aan eigen aard, een ruggesteun te geven,
door hen te herinneren aan de roemrijke
dagen van Breidel en de Coninck.
Niet alleen echter de Vlamingen van
Conscience ook den Nederlanders van
die dagen had Concsience iets te zeggen
getuige het buitengewone succes van
zijn boek. En ook wij kunnen niet onver
schillig blijvèn voor dezen strijd der Vla
mingen tegen de Fransche monarchie.
In de herdenkingen van tegenwoordig,
wordt deze slag aan de oevers van de Leie
veelal voorgesteld als het keerpunt in de
nationale geschiedenis van ons volk. Dit
is in zijn algemeenheid toch niet geheel en
al juist. Want ook na den Guldensporen
slag was er vaak van een nationale een
heid geen sprake en vond de Fransche po
litiek nog menig aangrijpingspunt, terwijl
ook niet uit het ook mag worden verloren,
dat de strijd der Vlaamsche gilden in zeer
hooge mate ook een sociale strijd is ge
weest, het verzet der opkomende burgerij
en van den georganiseerden handwerkers
stand, tegen de laatste resten van feodale
macht. Dat een deel der burgerij de z.g.
„Leliaerts" zich aan de zijde der Fran
sche monarchie schaarde, was een gevolg
van economische oorzaken en van de ver-
maagschapping welke, juist door den eco
nomisch en rijkdom dezer burgerklasse, tus-
sdhen beiden standen had plaats gevonden.
Zoo waren ook de Leliaerts de voorloopers
van het latere verschijnsel der z.g. Frans
kiljons in België.
Wij zeiden reeds dat de strijd in hooge
mate een sociale strijd was; misschien leef
de dit aspect van het conflict ook wel het
duidelijkst in het bewuszijn van den ge
wonen man, daar het zijn onmiddellijke
economische belangen raakte. Maar niet
temin stond hier een gesloten front van
Vlamingen, tegenover een even gesloten
front van Fransche troepen, waarbij ook
niet vergeten mag worden, dat de Graaf
van Vlaanderen, met den vollen inzet van
zijn persoon, zijn gezin en zijn bezit, aan
de zijde der Vlaamsohe burgers stond. Een
later geschiedkundig onderzoek heeft dui
delijk aangetoond, dat althans de leiders
men denke daarbij ook aan den korten
tijd later optredenden Jacob van Artevelde
men denke daarbij ook -aan den korten
dat 'het hier ging, niet alleen om een strijd
van burgerij tegen ridderschap, maar wel
degelijk om een strijd van Vlamingen te
gen een Fransche overheersching
De slag bij Kortrijk is toch van uitzon
derlijke beteekenis geweest, ook al liep la
ter de ontwikkeling tot geestelijke en
staatkundige zelfstandigheid nog wel eens
terug. Het is nu eenmaal niet mogelijk de
geboorte van een nationaal besef, of van
een bepaalde sociale constellatie, precies
aan te geven. Dat is een proces dat over
tientallen van jaren loopt. Vast staat ech
ter, dat op den Groeninger Kouter, voor
het eerst in de geschiedenis van onze ge
westen een uit eigen kracht georganiseerd
verzet van middenstand en handwerkers,
een groote overwinning behaalde op tot
nu toe overheerschende adelijke machten;
dat verder voor het eerst een volksleger,
aangevoerd ('oor volksleiders, met een ty
pische voetknechten-tactiek, de overwin
ning behaalde op een ridderleger, waarin
de bloem der Fransche ridderschap aan de
cavalerie een overheerschende beteekenis
verleende; en dat tenslotte voor het eerst
het volk der dietsche gewesten een ver
pletterende nederlaag heeft toegebracht
aan den Franschen overheerscher, waarvan
deze zich in onze landen nooit meer geheel
heeft kunnen herstellen.
De overwinning van Breidel en de Co
ninck is toch inderdaad een begin geweest.
Een begin van een sociale ontwikkeling,
met daaraan verbonden de groei van een
nationaal besef, dat aan de lage landen
dit eigenaardig karakter van burgerlijk
Vele vraagstukken, welker
oplossing evenwel geen
groote moeilijkheden
zal geven
Het A. N. P. heeft zich gewend tot ter
zake deskundigen, teneinde een indruk te
krijgen van den huidigen toestand op vee
voeder-gebied en hoe deze zich waarschijn
lijk in den komenden tijd zal ontwikkelen.
Hierbij bleek, dat reeds lang voor het
uitbreken van den oorlog een onderzoek
was ingesteld naar de positie, waarin Ne
derland zou komen te verkeeren ten aan
zien van de voorziening met veevoeder,
wanneer de invoer geheel of gedeeltelijk
zou vervallen. Dit onderzoek wees uit, dat
in deze omstandigheden een groot tekort
zou ontstaan aan krachtvoer voor het vee.
Onder krachtvoer moet hierbij hoofdzake
lijk worden verstaan: voedergranen, voe
derkoeken (bijproducten van de oliebe
reiding) voedingsmiddelen van dierlijken
oorsprong '(diermeel, vischmeel en bloed
meel).
In verband hiermede werden speciale
maatregelen getroffèn om, mdien de gren
zen eventueel voor den invoer min of meer
zouden zijn afgesloten, de beschikking te
hebben over een voorraad van deze pro
ducten, zoodat de veestapel onder deze om
standigheden zoo weinig mogelijk zou be
hoeven te worden beperkt. In het afgeloo-
pen seizoen men rekent hierbij met sei
zoenen, d. w. z. van oogst tot oogst, dus
ongeveer van September tot September
is dit ook over het algemeen zeer goed ge
lukt. Dit is mede voor een aanzienlijk deel
te danken aan het door het Rijksbureau
voor Voedselvoorziening tot uitvoering ge
brachte distributie-systeem waarbij voor
de onderscheiden diergroepen volgens daar
toe opgestelde normen krachtvoeder in den
vorm van mengvoeder werd toegekend.
Onder de huidige omstandigheden is
het noodzakelijk, er rekening mede te
houden, dat in den komenden tijd de
invoer van krachtvoer uit het buiten
land zeer waarschijnlijk niet mogelijk
zal zijn. Men staat voor de situatie dat
de huidige voorraden kraditvoeder nog
slechts betrekkelijk gering zijn, terwijl
een aanvoer door de afgesloten gren
zen niet mogelijk is.
Wij zullen den komenden tijd bijna ge
heel zijn aangewezen op de voortbrengse
len van eigen bodem voor voeding van on
zen veestapel. Hoe staat het nu daarmede?
In de eerste plaats kan rekening worden
gehouden met de nog aanwezige hoe
wel uiteraard zeer geslonken voorraden,
terwijl in de tweede plaats een raming
kan worden gemaakt ten aanzien van de
opbrengst van den oogst in September a.s.
Met dezen totalen voorraad moet onze
veestapel tot September 1941 worden ge
voed, daar, zooals gezegd, de mogelijkheid
tot verderen invoer, althans van eenigs-
zins belangrijken omvang, gering is. Op
gemerkt kan hierbij nog worden, dat o.a.
voor mais, dat een der grootste ingevoerde
Voedermiddelen was, hoofdzakelijk werd ge
ïmporteerd uit Amerika.
Onder deze omstandigheden ligt het
dus voor de hand, dat een inkrimping
van den Nederlandschen veestapel
noodzakelijk is geworden.
Bij de beoordeeling van de mate van deze
noodzakelijkheid moet rekening worden
gehouden met de volgende feiten: ten eer
ste de voorziening met broodgraan van de
bevolking moet veilig gesteld worden; ten
tweede: voor paarden moet voldoende
nationalisme heeft gegeven, dat nog eeuwen
lang, tot op deze dagen, kenmerk van 1 i
Nederlandsche volk is geweest.
Het is hier niet de plaats dieper in te
gaan op alle factoren die bij de gebeurte
nissen omstreeks 1300 betrokken zijn ge
weest, hoe interessant die in vergelijking
met het heden ook zouden zijn. Zoo zijn
ook toen reeds de typische karaktertrek
ken naar voren gekomen, welke ons volk
altijd verhinderd hebben een staatsvor
mend e kracht te ontwikkelen. Wij zijn al
tijd „dietsch", dat wil in het Nederlandsch
der Middeleeuwen zeggen „vol'ksoh" ge
bleven en onze staat heeft in den loop der
eeuwen weinig politieke kracht kunnen
ontwikkelen.
Maar in het jaar 1302 teekent ons volk
zich voor het eerst duidelijk als zoodanig
af tegen den achtergrond der geschiedenis
en als volk is dat immer zoo gebleven. Dat
is, vooral ook in onze dagen, reden genoeg
den manhaften strijd der Vlaamsche gil
den, aan den aanvang onzer nationale ge
schiedenis, met dankbaarheid en geestdrift
te herdenken.
krachtvoer ter beschikking worden ge
steld.
Het overblijvende kan worden besteed
voor voeder ten behoeve van onzen veesta
pel, n.l. het rundvee, varkens en pluim
vee. Wat zullen nu de gevolgen zijn van
deze verminderde voedertoewijzingen?
Bij de beschouwing van deze kwestie
springt in het oog, dat de rundveestapel
hiervan niet zooveel zal hebben te lijden
als dit het geval zal zijn met andere ru
brieken. Het rantsoen voor het rundvee
bestaat immer voor een overwegend deel
uit prpducten van eigen bodem. Ook in
den winter is dit het geval, daar het mo
gelijk is door hooi, kuilvoer en voederbie
ten, dus alle producten van eigen bodem,
grootendeels te voorzien in de voederbe
hoeften van deze groep. Dat hieraan de
volle aandacht wordt besteed, behoeft wel
niet speciaal te worden gezegd.
Daar echter ook het rundvee in normale
omstandigheden gedeeltelijk met kracht
voer werd gevoerd, hetgeen nu natuurlijk
minder het geval zal zijn, zal de melkpro
ductie wel iets verminderen, doch dit be
hoeft geen enkelen nadeeligen invloed te
hebben op de voedselvoorziening van ons
volk, daar de melkproductie in de laatste
jaren zeer groot was.
Anders staat het met de varkens en het
pluimvee. Hier zal een inkrimping op den
duur onvermijdelijk zijn, daar deze groe
pen in hooge mate voor hun voeding zijn
aangewezen op voedergranen. Hoever deze
inkrimping zal moeten gaan, kan m men-
teel nog niet met zekerheid worden gezegd,
doch onrustbarend is ook op dit gebied de
toestand niet.
Als resultaat kan dus gezegd worden,
dat hoewel ook hier zorgen bestaan, er
geen reden is voor ongerustheid met het
oog op de voedselvoorziening van het Ne
derlandsche volk op dit gebied in den ko
menden tijd.
Engelsche bommen op
Almelo
ZES DOODEN
Het A.N.P. meldt:
Gisteren was de stad Almelo het slacht
offer van het lukraak werpen van Engel
sche bommen op ons land. Drie Engelsche
vliegtuigen hebben daar vier bommen ge
worpen. Er werden vier menschen gedood,
n.l. een echtpaar, dat een wandeling deed,
en twee kinderen.
Er zijn verscheidene gewonden. De
huizen in de omgeving werden ernstig be
schadigd. Militaire objecten zijn er niet
in de buurt.
Nader meldt men:
Aan de gevolgen van den Engelschen
bomaanval op Almelo zijn nog twee slacht
offers overleden. Er zijn thans zes dooden,
terwijl twee der gewonden in levensge
vaar verkeeren.
DE AARDAPPELTEELT.
Zeer vroeg rooien gewenscht.
Het Rijksbureau voor de Voedselvoor
ziening in oorlogstijd maakt het volgende
bekend:
Daar gebleken is, dat door het optreden
van virusziekten grcote hoeveelheden poot-
aardappelen zijn afgekeurd en het van
zeer groot belang moet worden geacht dat
voor den oogst 1941 kan worden beschikt
over gezond pootgoed van onze binnen-
landsche consumptie- en fabrieksaardap
pelrassen, is zeer vroeg rooien een absolute
eisch.
Daarom is in principe besloten, voor
de door den Nederlandschen Algemee-
nen Keuringsdienst goedgekeurde poot-
aardappelen van de late consumptie-,
veevoeder- en fabrieksrassen een garan
tieprijs vast te stellen, welke zoodanig
zal zijn, dat ook bij zeer vroeg rooién
de verbouw loonend zal zijn.
Als eisch moet daarbij worden gesteld,
dat de pootaardappelen gerooid worden
voor een bepaalden rooidatum, welken de
Nederlandsche Algemeene Keuringsdienst
in overleg met het Rijksbureau voor de
Voedselvoorziening in oorlogstijd zal vast
stellen.
De Nederlandsche Algemeene Keurings
dienst zal dezen datum tijdig aan de telers
bekend maken. Een nadere mededeeling
omtrent garantieprijzen zal t. z. t. volgen.
WAAR IS VOORWERP GEBLEVEN?
5000 gulden uitgeloofd.
Dé procureur-generaal bij het gerechts
hof te Amsterdam, fungeerend directeur
van politie, en de hoofdcommissaris van
politie hebben op verzoek, ontvangen van
den Weermachtsbevelhebber in Nederland,
een bekendmaking in de stad doen aan
plakken van den volgenden inhoud:
Medeburgers! Op den 9en Juli 1940 is in
de vroege morgenuren in Amsterdam in
het plantsoen tegenover het perceel Wielin
genstraat 26 een Engelsch valscherm met
een ijzeren kist, groot 40x20x20 cm., om-
laaggekomen. De wacht van den luchtbe
schermingsdienst heeft volgens voorschrif
ten het voorval aan zijn blokhoofd gemeld,
doch heeft nagelaten, de kist in de eerste
plaats in veiligheid te brengen. Deze is
verdwenen.
Deze kist met inhoud moet onmiddellijk
opgespoord worden.
Helpt allen mede!
Wij allen hebben er het grootste belang
bij, dat de Engelsche luchtaanvallen op ons
land eindelijk ophouden. Deze worden al
leen daardoor mogelijk gemaakt, omdat
Engeland handlangers in ons land heeft.
Maakt dezen menschen, die ons allen de
zwaarste schade berokkenen en in wier
bezit de onderhavige kist gekomen zal zijn,
hèt werk onmogelijk.
Voor (ie- terugbezorging van de kist met
inhoud wordt een belooning van 5.000
uitgeloofd.
De Procureur-Generaal voornoemd,
VAN THIEL.
De Hoofdcommissaris voornoemd,
VERSTEEG.
KINDERTREIN EEN PAAR DAGEN
LATER NAAR DE OOSTMARK.
Overstelpende drukte noopt tot kort
uitstel.
De eerste zending kinderen, die de va-
cantiereis naar de Oostmark zullen maken,
vertrekt vermoedelijk nog niet op 15 Juli
a.s., doch een paar dagen later, aldus de
„Tel."
Hieromtrent worden met de Spoorwegen
nog besprekingen gevoerd en het zal
slechts een dag of twee dagen duren al
vorens de definitieve vertrekdata bekend
gemaakt kunnen worden.
DE OPBOUWDIENST.
Reeds werk voor 25000 man.
Zullen de 50.000 a 60.000 mannen van
den Opbouw dienst, die op 15 Juli aantre
den, dadelijk aan den slag kunnen gaan?
De leiding van den Opbouwdienst be
schikt op het oogenblik, naar de „Tel."
verneemt, over objecten, waarbij onmid
dellijk 25.000 man ingezet zouden kunnen
worden, doch er zijn nog enkele hinderpa
len, die oorzaak zijn, dat de Opbouwdienst
eerst geleidelijk het practisch gedeelte van
zijn taak ter hand zal kunnen nemen.
Omtrent het embleem van den Opbouw
dienst vernemen wij, dat dit zal bestaan
uit een op de rechtermouw genaaiden drie
hoek, waarop de letters O.D., gescheiden
door een schop, voorkomen.
GEBRUIK VAN HAGELGEWEREN.
De secretaris-generaal, waarnemend
hoofd van het departement van landbouw
en visscherij brengt ter kennis van belang
hebbenden, dat:
1. Tot zijn departement gerichte aanvra
gen van een verzoek om formulieren tot het
aanvragen van vergunningen tot het met
behulp van geweren, t.w. die, waarmee
slechts met hagel wordt geschoten (z.g. ha-
gelgeweren) dooden of verjagen van niet
beschermde vogels in den zin der vogelwet
1936 zijn vervallen.
2. Zij, die vergunningen wenschen aan te
vragen (of deze reeds bij zijn departement
hebben aangevraagd) tot het met behulp
vgn geweren, t.w. die, waarmede slechts
met hagel wordt geschoten (z.g. hagelge-
weren) dooden of verjagen van niet be
schermde vogels in den zin der Vogelwet
1936, zich tot en met 30 September 1940
zullen moeten richten tot de hoofden van
de plaatselijke politie.
3 .De aanvragen om vergunningen ex
artikel 60 der Jachtwet 1923, waarbij het
gebruik van een geweer is geoorloofd, wel
ke zijn ingediend voor 1 Juli 1940, zijn
vervallen. Dergelijke aanvragen zullen op
nieuw op de gebruikelijke wijze bij het
hoofd van de plaatselijke politie zijn in te
dienen.
BELANGRIJKE GIFT VOOR VRIJE
UNIVERSITEIT.
Dr. H. Colijn heeft, als president-direc
teur van de vrije universiteit, tot delging
van het tekort van de universiteit (het te
kort bedraagt 90.000 gulden) een gift van
10.000 gulden ontvangen.