RECHTZAKEN
DINSDAG 2 JULI 1940
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
Qemetigde ffi&iic&tm
DOODELIJK ONGELUK TE
WOUTERSWOUDE.
Zondagavond stak de 70-jarige R. Raap
te Wouterswoude den weg over, juist toen
een auto naderde. De bestuurder remde
uit alle macht, doch kon een aanrijding
niet verhinderen. De heer Raap is aan de
gevolgen overleden.
AUTOBUS GERAMD TE ROTTERDAM.
Zondagmorgen heeft op de Maashaven
te Rotterdam een botsing plaats gehad tus-
schen een militaire auto en een autobus,
waanbij versschillende inzittenden van den
Ibus min of meer ernstig werden gewond.
De 30-jarige G. J. .Blitterswijk, wonende
in de Lomborkstraat, kreeg verwondingen
aan het hoofd en een hersenschudding; zijn
eehtgenoote, de 35-jarige M. Blitterswijk-
Spruit, kreeg verwondingen aan gelaat en
handen, evenals de 13-jarige zoon J. Blit-
terswijk.
De 23-jarige mevrouw D. Linders-van
der Bent, uit de Rechtshuislaan, liep hoofd
wonden en een hersenschudding op en de
26-jarige N. Wijnsteker werd licht aan het
gelaat gewond.
De beide auto's werden zwaar bescha
digd.
DOODELIJKE VAL.
Eentachtig jarige man, die een perceel in
de Pegasusstraat te Amsterdam bewoonde,
is gisteren van de trap gevallen, waarbij
hij zoo ongelukkig terecht kwam, dat hij
aan de gevolgen overleed.
KINDJE VERDRONKEN.
Zaterdagavond is in de woning van de
familie B. Z. aan den Crooswijkscheweg te
Rotterdam het negen maanden oude doch-
terje Elizabeth in een onbewaakt oogen-
Ibliik in een teil met water gevallen. Toen
de ouders het ongeluk ontdekten, waren de
levengeesten reeds geweken.
Een in allerijl ontboden geneesheer kon
slechts den dood constateereen.
Een tragisch ongeluk heeft Zaterdagmid
dag bij de 'boerderij van den landbouwer
J. Horkenborg, aan den Hengeloschenweg
te Haaksbergen, plaats gehad. Terwijl de
ouders buiten op het land werkten, speel
den de kinderen in een schuur. Een der
kleinen schijnt lucifers aangestoken te heb-
Iben, als gevolg waarvan fyet hooi vlam
heeft gevat. Toen men den brand ontdekte,
stond het gebouw reeds in volle vlam. Een
der kinderen, een 6-jarig dochtertje, bleek
zooveel brandwonden te hebben opgeloo-
pen, dat het kind aan de gevolgen is over
leden.
KIND SPEELDE MET LUCIFEiRS.
Een vijfjarig jongetje, dat op zolder met
lucifers speelde, heeft een feilen binnen
brand veroorzaakt in een woonhuis aan de
Marnixstraat, in Haarlem-Noord.
De brand, welke tegen den avond werd
gemeld, heeft zich wel is waar tot de zol
derverdieping, waar een aantal bedden,
veel dekens en wat rommel was opgesla
gen, beperkt, doch de schade is niettemin
aanzienlijk. De geheele zolderverdieping
is verwoest, zoodat ook het dak moest
worden gesloopt.
HOTELBRAND TE AMERSFOORT.
Gisterenavond omstreeks half tien is
brand uitgebroken in Frank's Hotel-Res
taurant op het Stationsplein te Amersfoort.
De brand werd ontdekt door een stations-
kruier, die onmiddellijk den gerant van
het hotel waarschuwde. Inmiddels sloegen
de vlammen reeds uit het dak. De politie-
brandspuit was spoedig ter plaatse even
later gevolgd door de brandweer, die vol
ledig was uitgerust.
Met vier slangen op de waterleiding werd
het vuur aangetast. De hotelgasten, die
zich allen beneden in het restaurant bevon
den, konden zich spoedig in veiligheid stel
len. Vele burgers schoten toe om den ho
telinventaris in veiligheid te brengen.
De brand 's ontstaan in een kast op een
der gangen. De geheele bovenverdieping
brandde uit. De benedenverdieping kreeg
veel waterschade.
DE MOORD TE DELFT.
De commissaris van politie te Delft ver
zoekt, bekend te worden gemaakt met de
herkomst van moerdopsleutel, welke mo
gelijk in verband kan worden gebracht
met den op 3 Mei j.l. te Delft gepleegden
moord op de verpleegster Melaard.
Deze moerdopsleutel bestaat uit twee
deelen:
a. de sleutel ter lengte van 13.9 cm. met
een moeropening van 3/4 inch. In den kop
van den deutel is een 6-kantig gat, waar
door heen is gestoken:
b. een zeskantige hefboom ter lengte van
19.5 cm; aan één zijde voorzien van een
ronden omgebogen arm.
De ronding van dezen omgebogen arm
heeft een straal van pl.m. 2 cm., die op
staande arm een lengte van 7.2 cm.
Op den zeskantigen hefboom zijn op een
onderlingen afstand van 14 om. twee vaste
nokken aangebracht, waartusschen de sleu
tel heen en weer kan worden geschoven.
Deze nokken zyn niet indrukbaar, zoodat
de sleutel niet van den hefboom kan wor
den gescheiden.
Op den kop van den sleutel staan de let
ters D.R.G.M.
Haagsche Politierechter
Verduisteringsmaatregelen
genomen
IN IEIMUIDFN WORDT NIET GOED
VERDUISTERD.
„Men mag zich niet laten leiden door
plattelands gemoedelijkltcid".
„De menschen zijn niet doordrongen
van den ernst van de feiten, die zij be
gaan hebben. Ik weet wel, dat het er op
't platteland gemoedelijk naar toe gaat.
Maar dat gaat hier niet op, want ook
het platteland moet medewerken. Het
moet iit zijn met deze slordigheid. Ik
zal voir ditmaal nog niet een heel hoo-
ge boe'e eischen, maar de algemeene
preventie eischt toch, dat er behoorlij
ke straffen opgelegd worden en ik
hoop, dat de menschen in de krant zul
len jpi-tn, dat er voortaan flinke straf
fen zullen worden opgelegd".
Aldus de Officier van Justitie, mr.
^aayer, tot een aantal inwoners van Lei
mui d e n, die zich allen voor den Politie
rechter te verantwoorden hadden wegens
onvoldoende maatregelen ter verduistering
van hun woningen.
De brandende petroleumlamp.
De landarbeider J. J. L. te L e i m u i d e n
nad op 20 Mei, des avonds na elf uur een
petroleumlamp aangestoken zonder dat hij
maatregelen had genomen, opdat het licht
pie> naar buiten uit zou stralen.
Verdachte: „Het was een klein verzuim.
Mijn vrouw moest even de kleine helpen".
Politierechter: „Het is een ernstig ding
in dezen tijd om licht naar buiten te laten
stralen".
Nadat de Officier zijn requisitoir had ge
houden, zooals in den aanvang vermeld,
eischte htf een geldboete van 10.subs.
10 dagen.
Verdachte: „Ik vind het hoog".
Politierechter: „Ik vind het laag, heel
laag zelfs, maar alleen voor dezen keer zal
ik het zoo laten, maar als u weer zoudt
moeten terecht staan zal de straf veel
zwaarder zijn." Het vonnis werd conform
den eisch.
Het kieretje.
„Het was maar een kieretje", zei de land
arbeider W. T. L. te Leimuiden tegen
den Politierechter, voor wien hij zich te
verantwoorden had, omdat hij plotseling,
des avonds om 11.10 uur het electrisch licht
in zijn woning had ontstoken, terwijl er al
leen maar een dun gordijn voor het raam
hing.
„Beter opletten", zei de Officier en eisch
te een geldboete van 10.subs. 10 da
gen. Ook hier werd het vonnis 10.subs.
10 dagen.
„U hebt veertien dagen om in hooger be
roep te gaan", deelde de Politierechter hem
mede.
„Wat zou ik doen", vroeg verdachte aan
den deurwaarder.
„Moet u zelf uitmaken", deelde deze hem
mede.
Dun of wollerig gordijn?
De volgende onvoldoende verduisteraar
was de landarbeider W. de V. uit Leimui
den.
Politierechter: „U hebt licht ontstoken
terwijl er alleen maar een dun gordijn voor
het raam hing".
Verdachte: „Nou dun, dim, het was wel
iets wollerig."
Men ging verder maar niet in op deze
gordijnstof-kwestie.
„Hij moet het ook maar leeren", vond de
Officier en eischte lö.subs. 10 dagen.
Uitspraak conform.
Ging naar een ziek paard
kijken.
De veehouder P. L. uit Leimuiden
ging op 20 Mei, des avonds om kwart voor
twaalf even in den stal naar, zijn ziek paard
kijken. En aangezien het in den stal donker
was, had hij het licht ontstoken, van het
standpunt uitgaande, dat zijn zoon wel een
zak voor het raam had gehangen.
Maar aangezien later bleek, dat de zoon
geen zak voor het raam had gehangen,
moet de vader nu een geldboete van 10.
subs. 10 dagen betalen.
Verder werden voor dergelijke overtre
dingen nog veroordeeld tot een geldboete
van 10.subs 10 dagen A van L. en v. d.
M. beiden uit Leimuiden, waarbij de
laatste verstek liet gaan.
HIJ ACHTTE LUCHTBESCHERMINGS-
MAATREGEN NIET NOODIG.
Niet opgekomen radioluisterpost tot twee
weken gevangenisstraf veroordeeld.
De 26-jarige C. A. J. V. uit T e r A a r,
was op 26 Mei aangewezen om daar ter
plaatse, in het gemeentehuis, een radioluis
terpost te bezetten. Daartoe had hy van den
burgemeester een circulaire ontvangen, die,
naar hy thans zeide, niet tijdig door hem
ontvangen was, omdat een jong broertje
het document niet afgedragen had.
Maar de Politierechter vertelde hem an
ders, aangezien er in het proces-verbaal
stond, dat hij gezegd had, dat hij de lucht
beschermingsmaatregelen niet noodig vond
en tevens, dat hij er 's Zondags heelemaal
niet over dacht, aangezien er dan wel eens
menschen voor hem konden komen.
De Officier was van meening, dat het feit
gepleegd was uit eigenwijsheid van ver
dachte. Hij vond het niet noodig, dus kwam
hij maar niet. Streng moet tegen deze me
thoden worden opgetreden en de eisch
werd dan ook twee weken gevangenis
straf.
Ook de Politierechter was van meening,
dat er streng tegen deze manieren moet
worden opgetreden.
Het vonnis werd dan ook twee weken ge
vangenisstraf.
HAAGSCH GERECHSHOF
Paard mishandeld te Benthuizen.
De Haagsche Rechtbank had W. C. D. en
D. D. vader en zoon, beiden te B ent hui
zen elk veroordeeld tot een gevangenis
straf van een maand, pmdat zij te Benthui
zen een paard dusdanig mishandeld zouden
hebben, dat het beest later aan de gevol
gen was overleden.
Van dit vonnis waren beiden in hooger
beroep gekomen bij het Haagsche Hof, al
waar na een uitgebreid getuigenverhoor,
de procureur-generaal vernietiging van dit
vonnis had gevraagd en opnieuw rechtdoen
de tegen elk der verdachten een geldboete
had geëischt van 30 subs. 30 dagen. Het
Hof uitspraak doende veroordeelde D. Sr.
tot een geldboete van 30.subs. 30 dagen
en D. Jr. tot een geldboete van 10.subs.
10 dagen.
De advertentie met de twee
dansbands.
De dansmeester H. J. V. te Leiden
was dooh den Haagschen Politierechter ver
oordeeld tot een geldboete van 50.subs.
25 dagen, omdat hij in de Leidsche bladen
op 30 December een advertentie had ge
plaatst, waarin hij deed uitkomen, dat er
op Nieuwjaarsdag, twee dansbands bij hem
zouden spelen w.o. Hofenks Melody Ma
kers, terwijl de laatste band dien dag er
gens anders speelde.
In hooger beroep had de procureur-ge
neraal bevestiging van dit vonnis ge
vraagd.
Het Hof veroordeelde verdachte tot een
geldboete van 10.subs. 5 dagen.
Kantongerecht te Leiden
Installatieplechtigheid.
Voor den aanvang van de strafzitting
van het Leidsch Kantongerecht, vond er
een kleine plechtigheid plaats. Als ambte
naar van het Openbaar Ministerie werd ge
ïnstalleerd, r. J. D. Lulofs, die met zijn
benoeming door den Kantonrechter met
eenige hartelijke woorden werd geluk ge-
wensoht.
Vier kalfjes in een bakfiets.
Hier zaten geen vier kleine kleutertjes
op een hek maar lagen vier kalfjes in een
bakfiets. Dit liggen was nu bepaald ook
geen pretje want de pooten van de dieren
waren samen gebonden en hun koppen
hingen over de rand van het vehikel, waar
door deze koppen nog al eens in aanraking
kwamen met de wielen van de bakfiets.
Het was dus niet te verwonderen, dat de
bestuurder van de bakfiets, de slager A.
H. D. uit A 1 k e m a d e, zich te verant
woorden had wegens dierenmishandeling.
Verdachte ontkende, dat het zoo erg was
geweest. De kalveren lagen een beetje
nauw en anders niet. Steeds vervoert hij
de beesten met een paard en wagen, maar,
omdat het paard ziek was, had hij het nu
zoo maar gedaan. Zoowel de ambtenaar
als de kantonrechter vonden deze manier
van veevervoer niet in den haak, zoodat
eisch en uitspraak werden een 'geldboete
van 7.50 su/bs. 3 dagen.
Het geslachte kalfje.
De kalveren waren blijkbaar een geliefd
object, want de volgende verdachte, de
landbouwer J. Th. H. uit Leimuiden,
was ook al in een kalverenkwestie betrok
ken.
Hij had zulk een beest geslacht, zonder
van deze slachting aangifte te doen bij de
bevoegde instanttie. Eenige keurmeesters
uit Leiden, hadden eens een onderzoek in
gesteld bij verdachte en hadden in een
schuur diverse overblijfselen van het beest
gevonden, o.a, in een emmer.
Verdachte voerde aan, dat het vleesch
voor eigen gebruik bestemd was, maar de
ambtenaar voelde niet veel voor deze le
zing. Bovendien was op het slachthuis te
Leiden gebleken, dat 'het vleesch onbruik
baar was voor mensch en dier. De eisch
werd een geldboete van 50.subs. 25 da
gen en de uitspraak een geldboete van
25.subs. 10 dagen.
Het vet in de slaapkamer
H. F. v. W. uit Lei d e n had 2% K.G.
vet aanwezig gehad, zonder dat de ver-
eischte banderolles waren aangebracht.
Het gesmolten vet was door een controleur
opgespoord in het slaapkamertje van de
dienstbode. Verdachte voerde aan, dat het
vet voor eigen gebruik bestemd was, maar
de ambtenaar vond dit niet erg geloofwaar
dig. En aangezien ook de Kantonrechter
deze meening toegedaan was, werd de zaak
aangehouden om diverse personéfi persoon
lijk, o.a. de dienstbode, te hooren.
De vlucht in de keuken.
J. N. uit Lelde n, 'had verteld', dat
■hij des nachts om drie uur in de keuken
van een café geweest was, maar de agent
van politie had duidelijk gezien, dat hij
eerst in het café had gestaan en daarna
op het verschijnen van de gewapende
macht, pas de keuken ingevlucht was.
Omdat verdachte zoo pertinent had
staan jokken, volgens den ambtenaar,
moest hij er niet met een 'gulden boete af
komen, maar - werd er een geldboete van
3 su'bs. 3 dagen geëischt. Het vonnis werd:
conform.
Het geleidebiljet ontbrak.
B. W. B. uit R ij p w e t e r i n g had' te
Alkemade 50 K.G. tarwe vervoerd zonder
dat er een geleidebiljet aanwezig was.
Toen verdachte zag, dat hij achtervolgd
werd, 'had1 hij nog geprobeerd om vlug een
document in te vullen, hetgeen niet geheel
gelukt was.
De eisch werd een geldboete van 8.
subs. 4 dagen en de uitspraak 5.subs.
3 dagen.
Het koopje.
De handelaar-koopman D. J. van R. te
Leiden had van een jongmensch een
zoo goed als nieuw rijwiel gekocht voor
3.25. Verdachte hield stug en stijf vol,
dat hij niet geweten had, dat het rijwiel
van diefstal afkomstig was geweest, zoo
als later uitgekomen was. Een feit stond
evenwel vast, en dat was, dat verdachte
anders alles in schrijft, maar thans met
dit gestolen rijwiel het glad „vergeten"
had. Ook de ambtenaar vond dat erg
vreemd, zoodat de eisch werd een geldboe
te van 50 suibs. 25 dagen.
Nadat verdachte verteld had, dat als
hem die boete opgelegd zou worden, hij
zijn zaak dan wel kon sluiten, veroordeel
de de kantonrechter hem tot een geldboete
van 10 suibs. 4 dagen.
MEISJE VERBRAND.
worden niet voor niets
FEUILLETON
(lekte* de (teóóchen
Een roman uit Siberië,
door
Fr. ENSKAT.
8)
En zij kwam ook lyerkelijk. Traag
dwarrelden de vlokken omlaag. Hal scheen
dezen nacht het geluk op zyn hand te heb
ben. Als er een sneeuwstorm was los
gebroken, zou hem dat niet alleen by het
loopen ten zeerste bemoeilijkt, maar ook
het uitzicht ontnomen hebben. Nu echter
kon Hal zich blijven oriënteeren op de
beide lichtpunten, welke steeds grooter
werden.
De sneeuwval begunstigde zijn plannen,
want alleen daardoor zou het mogelijk ztfn
het kamp op betrekkelijk korten afstand
te naderen zonder gevaar voor ontdekking.
Hij behoefde nu ook niet meer zoo'n
haast te maken, want het doel was niet
meer te missen.
Na een uur ongeveer verliet hij de tot
dusver gevolgde richting om naar het
Westen af te buigen. Toen hy zich onge
veer op gelijke hoogte met de beide vuren
bevond, maakte hij opnieuw een grooten
bocht om achter het kamp te komen. Zijn
bagage had hij afgelegd, zoodat hy zich
nu veel gemakkelijker kon bewegen.
Gelukkig was het bosch hier veel dich
ter, zoodat het hem gelukte ongemerkt na
derbij te sluipen. Hoogstens tweehonderd
meter scheidden hem thans nog van de tent
naast de beide vuren. In het kamp scheen
alles in diepe rust te zijn. Geen geluid ver
brak de stilte.
Plotseling echter trad een man uit de
tent naar buiten. Hier trok hy zijn pels
uit, dien hij over den arm droeg om ver
volgens naar een der vuren te gaan, dat
al zijn aandacht scheen te eischen. Hal, die
achter een boom een goede schuilplaats
had gevonden, ontging geen enkele van
zijn wat slaperige bewegingen. De man
droeg geen wapens bij zich. In het kamp
bleef alles stil. Slechts het knetteren van
het hout in den vuurgloed was hoorbaar.
Hal boog zich voorover om meer in de
schaduw van het struikgewas te komen.
Daarop sloop hij een flink eind achteruit.
Hier ontdeed hij zich van zyn pels om ver
volgens weer naar zijn oorspronkelijke
schuilplaats terug te keeren.
De situatie was slechts in zooverre ver
anderd, dat de schildwacht nu bij het an
dere vuur stond. Voor zijn omgeving koes
terde hy blijkbaar niet de minste belang
stelling. Dit was voor Hal het sein om zich
geruischloos in beweging te zetten. Als een
schaduw gleed hy over de sneeuw, maar
ondanks alle voorzichtigheid kraakte even
een dorre tak onder zijn voet. De schild
wacht keerde zich om, doch reeds op het
zelfde oogenblik trof Hal's vuist hem als
een mokerslag tegen den rechterslaap. Als
een blok viel de man op den grond. Hal
wierp zich boven op hem, maar deze voor
zorgsmaatregel bleek overbodig, want de
aangevallene had het bewustzijn reeds
verloren en er bestond dus geen gevaar,
dat hij door te schreeuwen zyn kornuiten
zou wekken.
Met een ruk trok Hal hem zyn pels over
het hoofd; de mouwen bond hij in een
knoop. In de tent bleef alles rustig; de
overval was dus onopgemerkt gebleven.
Slechts het knetteren van het vuur, dat de
schildwacht kort tevoren van nieuwe
brandstof had voorzien was hoorbaar.
Overigens lag de kampplaats als uitge
storven.
Met inspanning van alle krachten geluk
te het Hal zijn gevangene over zijn schou
der te leggen en wel zoodanig, dat diens
hoofd naar voren, dus op de borst van den
drager kwam te hangen. Zoo snel dit in
de gegeven omstandigheden mogelijk was,
verwijderde hij zich met zijn kostbaren
last en vrijwel buiten adem bereikte hij
tenslotte de plek, waar hy zijn pels had
achter gelaten. Hier legde hij den gevan
gene op den grond. Zijn eigen jas gebruik
te hij om er de beenen van den man mee
samen te binden, zoodat deze thans in den
letterlijken zin van het woord aan handen
en voeten was gebonden.
Na een paar minuten gerust te hebben
legde Hal den nog steeds bewusteloozen
man opnieuw over zijn schouder om daar
na zijn moeizamen tocht te vervolgen naar
de plaats, waar hy zijn bagage had neer
geworpen.
Het weer was er intusschen niet beter
op geworden. De sneeuwvlokken werden
grooter en hevige windvlagen gaven cr
van tijd tot tijd het karakter aan van een
sneeuwstorm. Het kostte Hal de grootste
moeite vooruit te komen, temeer, omdat de
sneeuw op zijn oogen plakte en de nog
toenemende duisternis het zicht toch reeds
tot een minimum beperkte. Tenslotte ech
ter werd zijn volharding beloond. Onder
een dunne laag sneeuw vond hij zijn
achtergelaten bagage.
Hal liet het hoopje mensch van zijn
schouder voorzichtig op den grond glijden.
Nogmaals overtuigde hij zich, dat de ge
vangene nog steeds buiten bewustzijn was.
Daarna trok hij een breed dolkmes uit de
scheede en stak dit binnen zijn bereik in
den kap van zijn laars. Zijn bagage sleepte
hij naar een door struikgewas gedeeltelijk
overdekten kuil, welke althans eenige be
schutting bood tegen den nog steeds in
hevigheid toenemenden wind. Door middel
van zijn tentzeilen had hij weldra een be
hoorlijke kampgelegenheid in orde ge
maakt en nadat hij daarmee gereed was,
liet hij ook zijn gevangene in de geneug
ten van dit onderdak deelen.
Het aanmaken van een vuur leverde
nogal wat moeilijkheden op. Het dorre
hout was nat van de sneeuw en het kostte
hem dan ook heel wat lucifers voor ten
slotte een zeer bescheiden vlammetje langs
het hout lekte.
Nu was voorloopig alles in orde. Hal
wischte zich het zweet van zijn voorhoofd.
Hij had het behoorlijk warm en dat was
waarlijk geen wonder, want de laatste
uren hadden heel wat van zijn krachten
gevergd, terwijl voorts ook de spanning,
waarin hij verkeerde het hare tot het ver
hitten van zijn bloed had bijgedragen.
Maar hij had zijn doel dan toch bereikt.
Een van Lansky's metgezellen bevond zich
in zijn macht en van hem hoopte hy wel
dra te zullen vernemen, wat de Rus eigen
lijk in zijn schild voerde.
Het was maar goed, dat hij den overval
nog dezen nacht had gewaagd. Als hij lan
ger gewacht had, zou hij hun spoor, ten
gevolge van den hevigen sneeuwval, zeker
uit het oog hebben verloren en het zou
zeer de vraag zijn geweest, of hij dat in
de hem onbekende omgeving later zou
hebben kunnen terug vinden.
Terwijl dit alles door zijn hoofd ging,
wijdde Hal al zijn zorg aan het vuur. Ein
delijk had hij het zoo ver, dat de vlammen
een verkwikkende warmte verspreidden,
welke hij bij zijn nachtrust niet zou kun
nen ontberen. Er bestond geen gevaar, dat
het vuur in Lansky's kamp zou worden ge
zien, want de sneeuw viel nu zoo dicht, dat
het schijnsel der vlammen slechts enkele
meters in den omtrek te onderscheiden
was. Hal stopte zijn pijp half vol met
tabak. Tevreden en genietend zoog hij den
pittigen rook in zijn longen.
De geboeide man aan zijn voeten ver
roerde zich even. Onmiddellijk stond Hal
naast hem, het groot dolmes in zijn vuist
geklemd.
„He he wat is er met me aan de
hand?" steunde de Rus, meer tot zich zelf.
Hal had hem van de jas over zijn hoofd
verlost, zoodat hjj zijn tegenstander vol in
het gezicht keek, toen deze zijn oogen op
sloeg. Met een ruk kwam hij overeind,
voor zoover zijn gebonden voeten dat al
thans toelieten. „Vervloekt.... Wie ben
jij?"
Verbaasd en ontsteld tegelijk nam hij
de hem onbekende omgeving op. Daarna
wierp hij een blik op zijn geboeide voeten.
„Wat moet dat? Maak me los! Direct,
onmiddellijk!"
Hal bleef stom. Kalm en wat spottend
keek hij den Rus aan. Deze wist niet wat
hij van de houding van den ander moest
denken. Hal's zwijgen ergerde hem in
hooge mate.
In alle gemoedsrust klopte Hal zijn pijp
leeg en stak hem daarna in zijn zak. Hier
bij ontwaarde de gevangene het militaire
uniform van zijn belager.
(Wordt vervolgd).