RECHTZAKEN DINSDAG 2 JULI 1940 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 Qemetigde ffi&iic&tm DOODELIJK ONGELUK TE WOUTERSWOUDE. Zondagavond stak de 70-jarige R. Raap te Wouterswoude den weg over, juist toen een auto naderde. De bestuurder remde uit alle macht, doch kon een aanrijding niet verhinderen. De heer Raap is aan de gevolgen overleden. AUTOBUS GERAMD TE ROTTERDAM. Zondagmorgen heeft op de Maashaven te Rotterdam een botsing plaats gehad tus- schen een militaire auto en een autobus, waanbij versschillende inzittenden van den Ibus min of meer ernstig werden gewond. De 30-jarige G. J. .Blitterswijk, wonende in de Lomborkstraat, kreeg verwondingen aan het hoofd en een hersenschudding; zijn eehtgenoote, de 35-jarige M. Blitterswijk- Spruit, kreeg verwondingen aan gelaat en handen, evenals de 13-jarige zoon J. Blit- terswijk. De 23-jarige mevrouw D. Linders-van der Bent, uit de Rechtshuislaan, liep hoofd wonden en een hersenschudding op en de 26-jarige N. Wijnsteker werd licht aan het gelaat gewond. De beide auto's werden zwaar bescha digd. DOODELIJKE VAL. Eentachtig jarige man, die een perceel in de Pegasusstraat te Amsterdam bewoonde, is gisteren van de trap gevallen, waarbij hij zoo ongelukkig terecht kwam, dat hij aan de gevolgen overleed. KINDJE VERDRONKEN. Zaterdagavond is in de woning van de familie B. Z. aan den Crooswijkscheweg te Rotterdam het negen maanden oude doch- terje Elizabeth in een onbewaakt oogen- Ibliik in een teil met water gevallen. Toen de ouders het ongeluk ontdekten, waren de levengeesten reeds geweken. Een in allerijl ontboden geneesheer kon slechts den dood constateereen. Een tragisch ongeluk heeft Zaterdagmid dag bij de 'boerderij van den landbouwer J. Horkenborg, aan den Hengeloschenweg te Haaksbergen, plaats gehad. Terwijl de ouders buiten op het land werkten, speel den de kinderen in een schuur. Een der kleinen schijnt lucifers aangestoken te heb- Iben, als gevolg waarvan fyet hooi vlam heeft gevat. Toen men den brand ontdekte, stond het gebouw reeds in volle vlam. Een der kinderen, een 6-jarig dochtertje, bleek zooveel brandwonden te hebben opgeloo- pen, dat het kind aan de gevolgen is over leden. KIND SPEELDE MET LUCIFEiRS. Een vijfjarig jongetje, dat op zolder met lucifers speelde, heeft een feilen binnen brand veroorzaakt in een woonhuis aan de Marnixstraat, in Haarlem-Noord. De brand, welke tegen den avond werd gemeld, heeft zich wel is waar tot de zol derverdieping, waar een aantal bedden, veel dekens en wat rommel was opgesla gen, beperkt, doch de schade is niettemin aanzienlijk. De geheele zolderverdieping is verwoest, zoodat ook het dak moest worden gesloopt. HOTELBRAND TE AMERSFOORT. Gisterenavond omstreeks half tien is brand uitgebroken in Frank's Hotel-Res taurant op het Stationsplein te Amersfoort. De brand werd ontdekt door een stations- kruier, die onmiddellijk den gerant van het hotel waarschuwde. Inmiddels sloegen de vlammen reeds uit het dak. De politie- brandspuit was spoedig ter plaatse even later gevolgd door de brandweer, die vol ledig was uitgerust. Met vier slangen op de waterleiding werd het vuur aangetast. De hotelgasten, die zich allen beneden in het restaurant bevon den, konden zich spoedig in veiligheid stel len. Vele burgers schoten toe om den ho telinventaris in veiligheid te brengen. De brand 's ontstaan in een kast op een der gangen. De geheele bovenverdieping brandde uit. De benedenverdieping kreeg veel waterschade. DE MOORD TE DELFT. De commissaris van politie te Delft ver zoekt, bekend te worden gemaakt met de herkomst van moerdopsleutel, welke mo gelijk in verband kan worden gebracht met den op 3 Mei j.l. te Delft gepleegden moord op de verpleegster Melaard. Deze moerdopsleutel bestaat uit twee deelen: a. de sleutel ter lengte van 13.9 cm. met een moeropening van 3/4 inch. In den kop van den deutel is een 6-kantig gat, waar door heen is gestoken: b. een zeskantige hefboom ter lengte van 19.5 cm; aan één zijde voorzien van een ronden omgebogen arm. De ronding van dezen omgebogen arm heeft een straal van pl.m. 2 cm., die op staande arm een lengte van 7.2 cm. Op den zeskantigen hefboom zijn op een onderlingen afstand van 14 om. twee vaste nokken aangebracht, waartusschen de sleu tel heen en weer kan worden geschoven. Deze nokken zyn niet indrukbaar, zoodat de sleutel niet van den hefboom kan wor den gescheiden. Op den kop van den sleutel staan de let ters D.R.G.M. Haagsche Politierechter Verduisteringsmaatregelen genomen IN IEIMUIDFN WORDT NIET GOED VERDUISTERD. „Men mag zich niet laten leiden door plattelands gemoedelijkltcid". „De menschen zijn niet doordrongen van den ernst van de feiten, die zij be gaan hebben. Ik weet wel, dat het er op 't platteland gemoedelijk naar toe gaat. Maar dat gaat hier niet op, want ook het platteland moet medewerken. Het moet iit zijn met deze slordigheid. Ik zal voir ditmaal nog niet een heel hoo- ge boe'e eischen, maar de algemeene preventie eischt toch, dat er behoorlij ke straffen opgelegd worden en ik hoop, dat de menschen in de krant zul len jpi-tn, dat er voortaan flinke straf fen zullen worden opgelegd". Aldus de Officier van Justitie, mr. ^aayer, tot een aantal inwoners van Lei mui d e n, die zich allen voor den Politie rechter te verantwoorden hadden wegens onvoldoende maatregelen ter verduistering van hun woningen. De brandende petroleumlamp. De landarbeider J. J. L. te L e i m u i d e n nad op 20 Mei, des avonds na elf uur een petroleumlamp aangestoken zonder dat hij maatregelen had genomen, opdat het licht pie> naar buiten uit zou stralen. Verdachte: „Het was een klein verzuim. Mijn vrouw moest even de kleine helpen". Politierechter: „Het is een ernstig ding in dezen tijd om licht naar buiten te laten stralen". Nadat de Officier zijn requisitoir had ge houden, zooals in den aanvang vermeld, eischte htf een geldboete van 10.subs. 10 dagen. Verdachte: „Ik vind het hoog". Politierechter: „Ik vind het laag, heel laag zelfs, maar alleen voor dezen keer zal ik het zoo laten, maar als u weer zoudt moeten terecht staan zal de straf veel zwaarder zijn." Het vonnis werd conform den eisch. Het kieretje. „Het was maar een kieretje", zei de land arbeider W. T. L. te Leimuiden tegen den Politierechter, voor wien hij zich te verantwoorden had, omdat hij plotseling, des avonds om 11.10 uur het electrisch licht in zijn woning had ontstoken, terwijl er al leen maar een dun gordijn voor het raam hing. „Beter opletten", zei de Officier en eisch te een geldboete van 10.subs. 10 da gen. Ook hier werd het vonnis 10.subs. 10 dagen. „U hebt veertien dagen om in hooger be roep te gaan", deelde de Politierechter hem mede. „Wat zou ik doen", vroeg verdachte aan den deurwaarder. „Moet u zelf uitmaken", deelde deze hem mede. Dun of wollerig gordijn? De volgende onvoldoende verduisteraar was de landarbeider W. de V. uit Leimui den. Politierechter: „U hebt licht ontstoken terwijl er alleen maar een dun gordijn voor het raam hing". Verdachte: „Nou dun, dim, het was wel iets wollerig." Men ging verder maar niet in op deze gordijnstof-kwestie. „Hij moet het ook maar leeren", vond de Officier en eischte lö.subs. 10 dagen. Uitspraak conform. Ging naar een ziek paard kijken. De veehouder P. L. uit Leimuiden ging op 20 Mei, des avonds om kwart voor twaalf even in den stal naar, zijn ziek paard kijken. En aangezien het in den stal donker was, had hij het licht ontstoken, van het standpunt uitgaande, dat zijn zoon wel een zak voor het raam had gehangen. Maar aangezien later bleek, dat de zoon geen zak voor het raam had gehangen, moet de vader nu een geldboete van 10. subs. 10 dagen betalen. Verder werden voor dergelijke overtre dingen nog veroordeeld tot een geldboete van 10.subs 10 dagen A van L. en v. d. M. beiden uit Leimuiden, waarbij de laatste verstek liet gaan. HIJ ACHTTE LUCHTBESCHERMINGS- MAATREGEN NIET NOODIG. Niet opgekomen radioluisterpost tot twee weken gevangenisstraf veroordeeld. De 26-jarige C. A. J. V. uit T e r A a r, was op 26 Mei aangewezen om daar ter plaatse, in het gemeentehuis, een radioluis terpost te bezetten. Daartoe had hy van den burgemeester een circulaire ontvangen, die, naar hy thans zeide, niet tijdig door hem ontvangen was, omdat een jong broertje het document niet afgedragen had. Maar de Politierechter vertelde hem an ders, aangezien er in het proces-verbaal stond, dat hij gezegd had, dat hij de lucht beschermingsmaatregelen niet noodig vond en tevens, dat hij er 's Zondags heelemaal niet over dacht, aangezien er dan wel eens menschen voor hem konden komen. De Officier was van meening, dat het feit gepleegd was uit eigenwijsheid van ver dachte. Hij vond het niet noodig, dus kwam hij maar niet. Streng moet tegen deze me thoden worden opgetreden en de eisch werd dan ook twee weken gevangenis straf. Ook de Politierechter was van meening, dat er streng tegen deze manieren moet worden opgetreden. Het vonnis werd dan ook twee weken ge vangenisstraf. HAAGSCH GERECHSHOF Paard mishandeld te Benthuizen. De Haagsche Rechtbank had W. C. D. en D. D. vader en zoon, beiden te B ent hui zen elk veroordeeld tot een gevangenis straf van een maand, pmdat zij te Benthui zen een paard dusdanig mishandeld zouden hebben, dat het beest later aan de gevol gen was overleden. Van dit vonnis waren beiden in hooger beroep gekomen bij het Haagsche Hof, al waar na een uitgebreid getuigenverhoor, de procureur-generaal vernietiging van dit vonnis had gevraagd en opnieuw rechtdoen de tegen elk der verdachten een geldboete had geëischt van 30 subs. 30 dagen. Het Hof uitspraak doende veroordeelde D. Sr. tot een geldboete van 30.subs. 30 dagen en D. Jr. tot een geldboete van 10.subs. 10 dagen. De advertentie met de twee dansbands. De dansmeester H. J. V. te Leiden was dooh den Haagschen Politierechter ver oordeeld tot een geldboete van 50.subs. 25 dagen, omdat hij in de Leidsche bladen op 30 December een advertentie had ge plaatst, waarin hij deed uitkomen, dat er op Nieuwjaarsdag, twee dansbands bij hem zouden spelen w.o. Hofenks Melody Ma kers, terwijl de laatste band dien dag er gens anders speelde. In hooger beroep had de procureur-ge neraal bevestiging van dit vonnis ge vraagd. Het Hof veroordeelde verdachte tot een geldboete van 10.subs. 5 dagen. Kantongerecht te Leiden Installatieplechtigheid. Voor den aanvang van de strafzitting van het Leidsch Kantongerecht, vond er een kleine plechtigheid plaats. Als ambte naar van het Openbaar Ministerie werd ge ïnstalleerd, r. J. D. Lulofs, die met zijn benoeming door den Kantonrechter met eenige hartelijke woorden werd geluk ge- wensoht. Vier kalfjes in een bakfiets. Hier zaten geen vier kleine kleutertjes op een hek maar lagen vier kalfjes in een bakfiets. Dit liggen was nu bepaald ook geen pretje want de pooten van de dieren waren samen gebonden en hun koppen hingen over de rand van het vehikel, waar door deze koppen nog al eens in aanraking kwamen met de wielen van de bakfiets. Het was dus niet te verwonderen, dat de bestuurder van de bakfiets, de slager A. H. D. uit A 1 k e m a d e, zich te verant woorden had wegens dierenmishandeling. Verdachte ontkende, dat het zoo erg was geweest. De kalveren lagen een beetje nauw en anders niet. Steeds vervoert hij de beesten met een paard en wagen, maar, omdat het paard ziek was, had hij het nu zoo maar gedaan. Zoowel de ambtenaar als de kantonrechter vonden deze manier van veevervoer niet in den haak, zoodat eisch en uitspraak werden een 'geldboete van 7.50 su/bs. 3 dagen. Het geslachte kalfje. De kalveren waren blijkbaar een geliefd object, want de volgende verdachte, de landbouwer J. Th. H. uit Leimuiden, was ook al in een kalverenkwestie betrok ken. Hij had zulk een beest geslacht, zonder van deze slachting aangifte te doen bij de bevoegde instanttie. Eenige keurmeesters uit Leiden, hadden eens een onderzoek in gesteld bij verdachte en hadden in een schuur diverse overblijfselen van het beest gevonden, o.a, in een emmer. Verdachte voerde aan, dat het vleesch voor eigen gebruik bestemd was, maar de ambtenaar voelde niet veel voor deze le zing. Bovendien was op het slachthuis te Leiden gebleken, dat 'het vleesch onbruik baar was voor mensch en dier. De eisch werd een geldboete van 50.subs. 25 da gen en de uitspraak een geldboete van 25.subs. 10 dagen. Het vet in de slaapkamer H. F. v. W. uit Lei d e n had 2% K.G. vet aanwezig gehad, zonder dat de ver- eischte banderolles waren aangebracht. Het gesmolten vet was door een controleur opgespoord in het slaapkamertje van de dienstbode. Verdachte voerde aan, dat het vet voor eigen gebruik bestemd was, maar de ambtenaar vond dit niet erg geloofwaar dig. En aangezien ook de Kantonrechter deze meening toegedaan was, werd de zaak aangehouden om diverse personéfi persoon lijk, o.a. de dienstbode, te hooren. De vlucht in de keuken. J. N. uit Lelde n, 'had verteld', dat ■hij des nachts om drie uur in de keuken van een café geweest was, maar de agent van politie had duidelijk gezien, dat hij eerst in het café had gestaan en daarna op het verschijnen van de gewapende macht, pas de keuken ingevlucht was. Omdat verdachte zoo pertinent had staan jokken, volgens den ambtenaar, moest hij er niet met een 'gulden boete af komen, maar - werd er een geldboete van 3 su'bs. 3 dagen geëischt. Het vonnis werd: conform. Het geleidebiljet ontbrak. B. W. B. uit R ij p w e t e r i n g had' te Alkemade 50 K.G. tarwe vervoerd zonder dat er een geleidebiljet aanwezig was. Toen verdachte zag, dat hij achtervolgd werd, 'had1 hij nog geprobeerd om vlug een document in te vullen, hetgeen niet geheel gelukt was. De eisch werd een geldboete van 8. subs. 4 dagen en de uitspraak 5.subs. 3 dagen. Het koopje. De handelaar-koopman D. J. van R. te Leiden had van een jongmensch een zoo goed als nieuw rijwiel gekocht voor 3.25. Verdachte hield stug en stijf vol, dat hij niet geweten had, dat het rijwiel van diefstal afkomstig was geweest, zoo als later uitgekomen was. Een feit stond evenwel vast, en dat was, dat verdachte anders alles in schrijft, maar thans met dit gestolen rijwiel het glad „vergeten" had. Ook de ambtenaar vond dat erg vreemd, zoodat de eisch werd een geldboe te van 50 suibs. 25 dagen. Nadat verdachte verteld had, dat als hem die boete opgelegd zou worden, hij zijn zaak dan wel kon sluiten, veroordeel de de kantonrechter hem tot een geldboete van 10 suibs. 4 dagen. MEISJE VERBRAND. worden niet voor niets FEUILLETON (lekte* de (teóóchen Een roman uit Siberië, door Fr. ENSKAT. 8) En zij kwam ook lyerkelijk. Traag dwarrelden de vlokken omlaag. Hal scheen dezen nacht het geluk op zyn hand te heb ben. Als er een sneeuwstorm was los gebroken, zou hem dat niet alleen by het loopen ten zeerste bemoeilijkt, maar ook het uitzicht ontnomen hebben. Nu echter kon Hal zich blijven oriënteeren op de beide lichtpunten, welke steeds grooter werden. De sneeuwval begunstigde zijn plannen, want alleen daardoor zou het mogelijk ztfn het kamp op betrekkelijk korten afstand te naderen zonder gevaar voor ontdekking. Hij behoefde nu ook niet meer zoo'n haast te maken, want het doel was niet meer te missen. Na een uur ongeveer verliet hij de tot dusver gevolgde richting om naar het Westen af te buigen. Toen hy zich onge veer op gelijke hoogte met de beide vuren bevond, maakte hij opnieuw een grooten bocht om achter het kamp te komen. Zijn bagage had hij afgelegd, zoodat hy zich nu veel gemakkelijker kon bewegen. Gelukkig was het bosch hier veel dich ter, zoodat het hem gelukte ongemerkt na derbij te sluipen. Hoogstens tweehonderd meter scheidden hem thans nog van de tent naast de beide vuren. In het kamp scheen alles in diepe rust te zijn. Geen geluid ver brak de stilte. Plotseling echter trad een man uit de tent naar buiten. Hier trok hy zijn pels uit, dien hij over den arm droeg om ver volgens naar een der vuren te gaan, dat al zijn aandacht scheen te eischen. Hal, die achter een boom een goede schuilplaats had gevonden, ontging geen enkele van zijn wat slaperige bewegingen. De man droeg geen wapens bij zich. In het kamp bleef alles stil. Slechts het knetteren van het hout in den vuurgloed was hoorbaar. Hal boog zich voorover om meer in de schaduw van het struikgewas te komen. Daarop sloop hij een flink eind achteruit. Hier ontdeed hij zich van zyn pels om ver volgens weer naar zijn oorspronkelijke schuilplaats terug te keeren. De situatie was slechts in zooverre ver anderd, dat de schildwacht nu bij het an dere vuur stond. Voor zijn omgeving koes terde hy blijkbaar niet de minste belang stelling. Dit was voor Hal het sein om zich geruischloos in beweging te zetten. Als een schaduw gleed hy over de sneeuw, maar ondanks alle voorzichtigheid kraakte even een dorre tak onder zijn voet. De schild wacht keerde zich om, doch reeds op het zelfde oogenblik trof Hal's vuist hem als een mokerslag tegen den rechterslaap. Als een blok viel de man op den grond. Hal wierp zich boven op hem, maar deze voor zorgsmaatregel bleek overbodig, want de aangevallene had het bewustzijn reeds verloren en er bestond dus geen gevaar, dat hij door te schreeuwen zyn kornuiten zou wekken. Met een ruk trok Hal hem zyn pels over het hoofd; de mouwen bond hij in een knoop. In de tent bleef alles rustig; de overval was dus onopgemerkt gebleven. Slechts het knetteren van het vuur, dat de schildwacht kort tevoren van nieuwe brandstof had voorzien was hoorbaar. Overigens lag de kampplaats als uitge storven. Met inspanning van alle krachten geluk te het Hal zijn gevangene over zijn schou der te leggen en wel zoodanig, dat diens hoofd naar voren, dus op de borst van den drager kwam te hangen. Zoo snel dit in de gegeven omstandigheden mogelijk was, verwijderde hij zich met zijn kostbaren last en vrijwel buiten adem bereikte hij tenslotte de plek, waar hy zijn pels had achter gelaten. Hier legde hij den gevan gene op den grond. Zijn eigen jas gebruik te hij om er de beenen van den man mee samen te binden, zoodat deze thans in den letterlijken zin van het woord aan handen en voeten was gebonden. Na een paar minuten gerust te hebben legde Hal den nog steeds bewusteloozen man opnieuw over zijn schouder om daar na zijn moeizamen tocht te vervolgen naar de plaats, waar hy zijn bagage had neer geworpen. Het weer was er intusschen niet beter op geworden. De sneeuwvlokken werden grooter en hevige windvlagen gaven cr van tijd tot tijd het karakter aan van een sneeuwstorm. Het kostte Hal de grootste moeite vooruit te komen, temeer, omdat de sneeuw op zijn oogen plakte en de nog toenemende duisternis het zicht toch reeds tot een minimum beperkte. Tenslotte ech ter werd zijn volharding beloond. Onder een dunne laag sneeuw vond hij zijn achtergelaten bagage. Hal liet het hoopje mensch van zijn schouder voorzichtig op den grond glijden. Nogmaals overtuigde hij zich, dat de ge vangene nog steeds buiten bewustzijn was. Daarna trok hij een breed dolkmes uit de scheede en stak dit binnen zijn bereik in den kap van zijn laars. Zijn bagage sleepte hij naar een door struikgewas gedeeltelijk overdekten kuil, welke althans eenige be schutting bood tegen den nog steeds in hevigheid toenemenden wind. Door middel van zijn tentzeilen had hij weldra een be hoorlijke kampgelegenheid in orde ge maakt en nadat hij daarmee gereed was, liet hij ook zijn gevangene in de geneug ten van dit onderdak deelen. Het aanmaken van een vuur leverde nogal wat moeilijkheden op. Het dorre hout was nat van de sneeuw en het kostte hem dan ook heel wat lucifers voor ten slotte een zeer bescheiden vlammetje langs het hout lekte. Nu was voorloopig alles in orde. Hal wischte zich het zweet van zijn voorhoofd. Hij had het behoorlijk warm en dat was waarlijk geen wonder, want de laatste uren hadden heel wat van zijn krachten gevergd, terwijl voorts ook de spanning, waarin hij verkeerde het hare tot het ver hitten van zijn bloed had bijgedragen. Maar hij had zijn doel dan toch bereikt. Een van Lansky's metgezellen bevond zich in zijn macht en van hem hoopte hy wel dra te zullen vernemen, wat de Rus eigen lijk in zijn schild voerde. Het was maar goed, dat hij den overval nog dezen nacht had gewaagd. Als hij lan ger gewacht had, zou hij hun spoor, ten gevolge van den hevigen sneeuwval, zeker uit het oog hebben verloren en het zou zeer de vraag zijn geweest, of hij dat in de hem onbekende omgeving later zou hebben kunnen terug vinden. Terwijl dit alles door zijn hoofd ging, wijdde Hal al zijn zorg aan het vuur. Ein delijk had hij het zoo ver, dat de vlammen een verkwikkende warmte verspreidden, welke hij bij zijn nachtrust niet zou kun nen ontberen. Er bestond geen gevaar, dat het vuur in Lansky's kamp zou worden ge zien, want de sneeuw viel nu zoo dicht, dat het schijnsel der vlammen slechts enkele meters in den omtrek te onderscheiden was. Hal stopte zijn pijp half vol met tabak. Tevreden en genietend zoog hij den pittigen rook in zijn longen. De geboeide man aan zijn voeten ver roerde zich even. Onmiddellijk stond Hal naast hem, het groot dolmes in zijn vuist geklemd. „He he wat is er met me aan de hand?" steunde de Rus, meer tot zich zelf. Hal had hem van de jas over zijn hoofd verlost, zoodat hjj zijn tegenstander vol in het gezicht keek, toen deze zijn oogen op sloeg. Met een ruk kwam hij overeind, voor zoover zijn gebonden voeten dat al thans toelieten. „Vervloekt.... Wie ben jij?" Verbaasd en ontsteld tegelijk nam hij de hem onbekende omgeving op. Daarna wierp hij een blik op zijn geboeide voeten. „Wat moet dat? Maak me los! Direct, onmiddellijk!" Hal bleef stom. Kalm en wat spottend keek hij den Rus aan. Deze wist niet wat hij van de houding van den ander moest denken. Hal's zwijgen ergerde hem in hooge mate. In alle gemoedsrust klopte Hal zijn pijp leeg en stak hem daarna in zijn zak. Hier bij ontwaarde de gevangene het militaire uniform van zijn belager. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 6