Wie wordt Lady Letchiord HET BOMBARDEMENT VAN NAMSOS. FEUILLETON door CHARLES GAR VICE. (Nadruk verboden 38) m knikte. Daar was dan die „Sydney", naar wiens portret hij gedoken had?" „Da', wist ik niet", zei hij. „En waar houdt u nog meer van van schilde rijen?" „O ja erg veel!" „Ga dan maar eens met me mee", zei hij Carrie sprong op en wierp een blik op May, die met Vane Vavasour aan 't pra ten was. „Zou May ook mee mogen? Ze ziet vree- seljjk «raag mooie schilderijen", zei ze on kunsteld. „Gerust, als ze lust heeft. Ga het haar maar vragen." „May'zei Carrie. „Sir Heron wil ons schilderijen laten zien. Toe, ga mee."' May aarzelde een oogenblik, toen liet ze zich zachtjes meetrekken door de kamer, tot waar Sir Heron stond en het gordijn voor hen ophield; en Rose Vavasour, over haar schouder kijkend, smaakte de voldoe ning hen midden onder haar gezang te zien verdwijnen. Sir Heron nam Carrie's hand en ze staken dwars de hall door en kwamen in een lange, smalle zaal. Alle vier' de muren gingen schuil onder schilderijen van oude en moderne meesters; sommige van bijna onschatbare waarde, maar alle kostbaar en het aanzien overwaard. Car rie slaakte een kreet van verrukking. „Precies een museum!" riep ze uit. „O, Sir Heron, wat is 't hier toch heerlijk! U schijnt gewoon alles te hebben! U moet wel vieeselljk gelukkig zijn!" „Niet alles, Carrie. „Noem niemand ge lukkig vóór zijn dood", zei een groot wijs geer". „Dat is een allerakeligst idee", vond Car rie. „Maar wat een prachtige schilderijen! Kijk toch eens, May!" May keek langzaam de zaal rond. Sir Heron keek naar haar. Nooit, zoolang hy haar kende, had hij haar zóó mooi gevon den als vanavond; haar lieve, zangerige stem klonk nog in zijn ooren; maar toen hij haar aankeek zag hij om haar warmen, blanken hals het kettinkje waaraan het me Een bitter gevoel van teleurstelling ver daillon van den onbekenden „Sidney" hing. mengde zich met zijn bewondering. Dit meisje, dat hem zoo frisch en onschuldig geleken had, schrok blijkbaar niet terug voor achterbaksche knoeierij tjes, want 't was duidelijk, dat haar vader niets wist van dien man haar liefste wiens por tret ze onder haar kleeren verborgen droeg En toen wat was ze onweerstaanbaar mooi en lief, zooals ze daar naast hem stond, onbewust van zijn doordringenden blik. Toen dacht hij plotseling weer aap den burgerlijken, zelfgenoegzamen vader die blufte op zijn rijkdom, waarmee hij van plan was, een echtgenoot voor haar te koop en! Een sterke opwelling van afkeer verdreef alle andere gevoelens en hij nam zich voor, in de toekomst het meisje te mijden, dat, onder de vele mooie en char mante vrouwen waarmee hij in aanraking was gekomen, de eenige was, "ie zijn hart had weten te roeren. „O, Sir Heron, vertelt u me toch eens wat dat is!" riep Carrie, en ze wees naar een antieke wapenrusting, die op een zwa re console stond tusschen twee geschil - dere portretten van kruisridders. „Dat", zei Sir Heron, opschrikkend uit zijn gepeins, „dat is een heel oud harnas Carrie, dat gedragen is door dien ridder daar rechts Sir Richard Letchford toen hij ter kruisvaart trok." „En dat groote gat er in?" „Dat is de scheur, die Saladyn's strijd bijl maakte en waardoor Sir Richard's hartebloed wegstroomde." „Wat vreeselijk ziet 't er uit, vind je niet. May?" rilde Carrie, zoo diep onder den in druk, of Sir Richard gisteren gesneuveld was. „En wat zijn al die teekens op het harnas?" „Dat is de wapenspreuk, waar Sir Ri chard zóó trotsch op was, dat hij ze altijd droeg waar iedereen ze zien kon. Zal ik 't eens naar beneden halen?" ,,Hè ja! Maar is 't niet te zwaar en te lastig voor u?" Sir Heron glimlachte, trok een antieken stoel dichterbij, klom er op en lichtte het harnas van de console. Het was bedekt met een dikke laag stof, dat in zijn oogen dwar relde en zijn jas en vast bepoederde, „'t Was wel tijd, dat 't eens naar bene den kwam", zei hij lachend. „Pas op, juf frouw Dalton!" want May stond er vlak onder, en het stof daalde overvloedig neer. „Laat my het van u overnemen", zei May; maar hij wilde niet, dat ze het aanraakte vóór hij het op den vloer had gezet en af gestoft met zijn zakdoek die dadelijk don kergrijs werd. „Wat een sterke man moet Saladijn ge we est zyn om zoo maar door dit dikke ^taal te kunnen hakken En wat moet Sir Richard óók sterk zijn geweest om zoo'n zwaar ding te kunnen dragen!" riep Car rie uit. ,.Ja, het waren reuzen in die dagen, Car rie", zei Sir Heron. „Ik geloof, dat het u wel zou passen" zei Carrie, zijn ranke, forsche figuur naden kend opnemend. „Misschien zou je graag willen, dat ik het eens probeerde?" De verrukte, verlangende blik in Car rie's kijkers was welsprekend genoeg, en met een vaderlijke toegeeflijkheid, die zijn moeder grootendeels zou hebben ver baasd, nam hij het borststuk op en trok het over zijn hoofd. „Er moet ergens een gesp zitten", zei hij. ,,Ja, hier", wees May. „Wilt u hem even vastmaken?" Lachend haspelde May met het onhan dige stalen toestel, zoo verdiept in haar taak, dat ze zich volstrekt niet bewust was, dat ze haar arm om het borststuk had ge slagen en dat haar warme hand vlak bij Sir Heron's hart was. Maar hij gaf er zich wel degelijk rekenschap van, en terwijl hii daar onbeweeglijk stond en neerzag op het gebogen hoofd, dat het zachte licht met gouden glansen liefdkoosde, deed elke aanraking van die kleine hand zijn hart bonzen en hij benijdde het harde staal, dat er koud en star onder blijven kon. „Daar 't zit!" zei ze eindelijk triom fantelijk. Toen ze naar hem opkeek moest ze glimlachen, halfgeamuseerd, half-be- wonderend. Het stalen borst-harnas stak een beetje eigenaardig af bij de smoking pantalon, die er onder te vorschijn kwam, maar het paste hem prachtig en deed zijn krijgshaftige gestalte zeldzaam goed uitko men. „Je ziet, hoe 'n schitterend figuur ik zon slaan in een historischen optocht, Carrie", zei hij lachend. „Maar aangezien er mo menteel geen optocht is en ik me niet be paald comfortabel voel in dit toestel, moest ik 't maar weer afdoen. Ik ben bang, dat ik u nog eens zal moeten lastig vallen, juf frouw Dalton." May peuterde weer aan den gesp. en weer was het hem of haar vingers onmid dellijk zjjn hart aanraakten. „Het is al een jaar of wat geleden, dat het harnas van Sir Richard in zijn rust ge stoord is. Misschien voelt 't zich wel diep- beleedigd", zei hy, terwijl hij weer op den stoel klom en het gevaarte op zijn console heesch. May lachte en ze stond op het punt, zich om te draaien en heen te gaan, toen ze het harnas omlaag zag vallen. Met een kreetje van schrik sprong ze achetruit, maar niet vlug genoeg en het zware metaal viel op haar schouder en afwerend-opgehe- ven arm. Sir Heron had een paar passen in de richting van de deur gedaan, maar op haar verschrikten uitroep keerde hij zich vlug om, en toen May achterover wan kelde ving hij haar op in zijn armen. „O, May! O, Sir Heron! Is net op haar gevallen? O, wat moeten we beginnen? Ze is flauw getallen!" riep Carrie, ontzet naar hem toevliegend. (Wordt vervolgd)- De nieuwe minister van Landbouw en Visscherij, mr. dr. A. A. van Rhijn, verlaat het departement van Economische Zaken in den Haag Het monumentale nieuwe beursgebouw aan den Coolsingel te Rotterdam, dat bijna voltooid is, verleent het stadsbeeld ter p'aatse een bijzonder aspect, Rechts: de hoofdingang Een hartelijke verwelkoming bij den terugkeer van een Britsche duikboot in een der thuishavens na krijgsoperaties in de Noorsche wateren Met den bouw van de Hoornbrug in den Rijksweg Rotterdam Den Haag vordert men goed Thans is een aanvang gemaakt met de werkzaamheden voor de constructie van het bruggenhoofd De uitwerking der hevige bombardementen van de Duitsche luchtmacht op de Noorsche stad Namsos. Rookende puin- hoopen duiden de plaats aan, waar de projectielen doel troffen Ter herdenking van den 100sten geboortedag van den be roemden Russischen componist Peter I. Tschaikowsky wordt in het gemeente-museum te den Haag een tentoonstelling gehouden van materiaal, afkomstig uit het Tschaikowsky- museum te Klir* De door de Amsterdamsche burgerij in samen werking met het Comité .Onze Marine" aan het vaartuigendepot geschonken mu ziek- instrumenten zijn Woensdag aangeboden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12