preHkelawine
De ingetrokken
Verloven
Het ministerie van
economische zaken gesplitst
IDZvA-
WOENSDAG 8 MEI 194u
31ste Jaargang No, 9636
Se- Ccid6eive0ou^iit
Bureaux Papengracht 32.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935.
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Adv. en AbonxL-tarieven zie pug 2.
Giro 103003. Postbus 11,
ONZEKERHEID
CHAMBERLAIN heeft gistermiddag ge
sproken.
Frappante dingen heeft hij niet gezegd,
sensationeele onthullingen heeft hij niet ge
daan, en w&t hij van de oorzaken van het
échec in Noorwegen zeide, wisten wij groo-
tendeels.
Slechts één ding is nieuw en dat was de
geringe sterkte van de uitgezonden gealli
eerde troepen. Het is gebleken, datf het ex
peditie-leger, dat voor Finland gereed werd
gehouden, reeds naar huis was gezonden en
dat na den Duitschen inval in Noorwegen
in allerijl een troepenmacht bij elkaar
moest worden geraapt. De oppositie heeft
bet aan de regeering verweten, dat zij geen
voorzorgsmaatregelen had genomen en geen
plannen gereed had, terwijl zij toch kon
vermoeden, dat de Duitschers tegenmaatre
gelen zouden nemen op het leggen van mij
nen in de Noorsche wateren. Uit het gisteren
gehouden debat is vooreerst wel gebleken,
hot stuntelig de reactie van Engeland is
geveest op de Duitsche militaire zet, en ver
volgens is nu ook wel duidelijk, wat men
te denken heeft van de Duitsche beschuldi
ging, dat de Enjelschen klaar stonden om
Noorwegen binnen te vallen. De indruk,
waaraan men bij het volgen van dit debat
niet ontkomt, is, dat men te Londen meen
de, toch „iets" te moeten doen en dat dit
„iets" mislukt is, omdat het niet was voor
bei eid en men ook niet van plan was, om
er veel van te maken.'
Het wonderlijkste van het heele debat is
wel, dat de storm, welke tegen Chamber
lain is opgestoken, niet zoo krachtig is ge
weest, dat Chamberlain is weggeblazen.
Tot veler verbazing staat de Britsche
pxemier nog overeind.
Wel is waar is het debat nog niet ten
eir.de, en wordt het vandaag voortgezet,
zoodat men nog niet zeggen kan, dat het
gevaar is bezworen, maar de stemming van
de meeste Lagerhuisleden schijnt toch zoo
danig te zijn, dat Chamberlain op het
oogenblik geen ernstig gevaar voor zijn po
sitie heeft te duchten. Tenzij er vandaag
een onverwachte wending in de situatie
zou komen.
EéN passage uit Chamberlains rede wil
len wij nog even naar voren halen.
De Britsche minister-president zeide,
niets te willen mededeelen over de toe
komstige strategische plannen, doch Noor
wegen toont zoo zeide hij hoe snel
het oorlogstooneel kan wisselen en men
moet voorzichtig zijn de krijgsmacht niet
te versnipperen, hetgeen de plannen van
den vijand ten goede zou kunnen komen.
Ook moet men oppassen voor onderlinge
verdeeldheid. Het is mogelijk, dat men het
hoofd zal moeten bieden aan een oorlog
tegen Engeland in al zijn kracht, in de hoop
de moed en de wil van het land te breken.
Chamberlain waarschuwde hier nadruk
kelijk voor de mogelijkheid van onaange
name verrassingen. In Berlijn merkt men
naar aanleiding hiervan op, dat het Engel-
sche volk inderdaad nog steeds niet de drei
ging, welke Engeland boven het hoofd
hangt, begrijpt. Berlijn is ervan overtuigd,
dat het Engelsehe volk de ware situatie nog
niet kent. Men heeft de Engelschen met een
gevoel van veiligheid in slaap gewiegd door
de verzekeringen, dat de blokkade den oor
log zal winnen.
Er-wordt van alle kanter gezinspeeld op
de mogelijkheid van verrassingen en het
gebeurde met Denemarken en Noorwegen
bewijst, dat die mogelijkheid inderdaad niet
tot de hypothetische mogelijkheden behoort.
In het besef, dat paraatheid zeggen wil:
gereed staan voor het geval zich iets zou
voordoen, en niet wil zeggen: wakker
schrikken als er iets gebeurt, heeft de Ne-
dcrlandsche regeering de waakzaamheid van
hei land opnieuw verscherpt.
Het feit, dat België niet tegelijkertijd de
zelfde maatregelen heeft genomen als Ne
derland, is geen bewijs, dat de Nederland-
sche regeering ten onrechte haar paraat
heid tot het uiterste heeft opgevoerd. Het
kan hoogstens een aanwijzing zijn, dat de
Belgische regeering de nabijheid van een
dreigend gevaar niet in dezelfde mate ge
voelt. Hetgeen een gevolg kan zijn van de
geografische ligging van het land.
De Nederlandsche regeering is zich vol
maakt bewust van de stoornis, welke de in-
Doe gewoon!
't Kan zijn, dat er enkele weken lang
ook al blijft de internationale en natio
nale politieke toestand dezelfde een
verslechtering van den economischen toe
stand zal heerschen en drukkend hangen
over het zaken-leven.
Dat kan zijn.
En: waardoor?
Enkel en alleen door de vrijwillig aan
genomen houding, door het vrijwillig inge
nomen standpunt van het publiek, van de
menschen, van ons d.w.z. van u en
van mij.
Als het publiek niet meer gewoon doet,
omdat omdat! de regeering eenige
voorzorgsmaatregelen méér heeft geno
men, dan zij reeds sedert het uitbreken van
den wereldoorlog genomen heeft, dan
treedt er in het economische leven in een
verslechtering.
Als echter het publiek gewoon b 1 ij f t
doen of, na de eerste schrik van gister
avond en vandaag, morgen weer gewoon
gaat doen, dan zal het economisch leven
niet verslechteren, dan zal nijverheid en
handel afzet en werk vinden, zooals te
voren en zooals verwacht kan en mocht
worden in de dagen vóór Pinksteren.
Het dringend devies is dus: doe gewoon.
Doe gewoon natuurlijk inzooverre het
gewone doen fatsoenlijk, behoorlijk, ver
antwoord is.
Doe gewoon!
Zeemiliciens der lichtingen 1927 en 1928
Gisteravond zijn nog door de radio de
volgende mededeelingen gedaan:
De zeemiliciens van de lichtingen 1927 en
1928, die in het genot van groot verlof zijn,
moeten onverwijld in werkelijken dienst
komen.
Zij moeten zich daartoe in afwijking van
hetgeen vermeld staat in hun zakboekje
met hun militaire uitrusting per eerstvol
gende reisgelegenheid begeven naar het
marinedepot te Rotterdam met uitzonde
ring van de zeemilicien-kustwachters, die
zich moeten melden bij de marine-kazerne
te Amsterdam. Op vertoon van de lastge
ving, welke achterin het zakboekje is ge
plakt. kan per spoor worden gereisd. Moch
een lastgeving niet in het zakboekje aan
wezig zijn. dan behoort de zeemilicien zich
ter verkrijging van een vervoerbewys te
vervoegen bij het bureau voor militaire za>
ken der gemeei.te-secretarie zijner woon
plaats.
KLEINE VERLOVEN.
Om misverstand te voorkomen, wordt na
der medegedeeld, dat onder de ingetrokken
kleine verloven mede zijn begrepen de
visscherij- en scheepvaartverloven van hen,
die niet varende zijn, en de aan mijnwer
kers verleende verloven.
Voorts is onder de ingetrokken kleine
verloven mede begrepen het onbepaald
klein verlof, verleend aan de dienstplichti
gen der landmacht van de lichting 1924
(van de cavalerie bovendien van de lichtin
gen 1925 en 1926).
Voorts wordt er de aandacht op geves
tigd, dat zy, die in het genot van uitstel
van eerste oefening of van uitstel van het
onvervuld gedeelte van eerste oefening zijn,
of aan wie vrijstelling is verleend, niet be
hoeven op te komen.
De kleine verloven, verleend op grond
van een mobilisatie-vrijstelling, vallen niet
onder de kleine verloven, die zijn inge
trokken.
Toelichting voor de vrijwilligers van de
landstormkorpsen motordienst en
vaartuigendienst.
In aansluiting op de berichten betref
fende de intrekking der verloven maakt
het departement van defensie bekend, dat
de vrijwilligers van de landstormkorpsen,
motordienst en vaartuigendienst, aan wie
onbepaald klein verlof is verleend op grond
van de omstandigheden, dat zy te goeder
trouw meenden niet verplicht te zijn tot
opkomst bij mobilisaite, thans niet behoe
ven op te komen.
Minister Steenberghe
handel, nijverheid en
scheepvaart
Minister Van Rhijn
landbouw en visscherij
trekking der verloven en de tijdelijke be
perking van den treinenloop voor het maat
schappelijk verkeer meebrengen, doch het
vertrouwen in de waakzaamheid en de aan
passing van het maatschappelijk leven aan
abnormale toestanden zijn een offer waard.
De onzekerheid is groot, laat ons tenmin
ste de zekerheid behouden, dat wij voor
bereid zijn.
De Regeeringspersdienst meldt:
Reeds sedert eenigen tijd is gebleken, dat
tengevolge van den oorlogstoestand de be
moeiingen van het huidige departement
van Economische Zaken in die mate in
omvang toenemen, dat het nauwelijks mo
gelijk is, dat het beheer van dit departe
ment door één verantwoordelijk bewinds
man blijft gevoerd,
Hoewel de fungeerende minister van
Economische Zaken in beginsel een voor
stander is van den toestand zooals die
thans bestaat, en dan ook bij zijn optreden
in 1937 de leiding van het vereenigd depar
tement op zich genomen heeft, nadat dit
in de onmiddellijk voorafgaande jaren ge
splitst was geweest in een departement van
handel, nijverheid en scheepvaart en een
departement van landbouw en visscherij,
is hij van oordeel een meening welke
door het kabinet wordt gedeeld dat op
dit oogenblik die toestand niet kan wor
den gehandhaafd en dat, om alle betrok
ken belangen ook in de toekomst behoor
lijk tot hun recht te doen komen, een
splitsing van de werkzaamheden als on
vermijdelijk moet worden beschouwd.
Bij Koninklijk Besluit van heden
is daarom opnieuw ingesteld een
ministerie van Landbouw en Vis
scherij, terwijl tegelijkertijd voor
het bestaande departement de
naam wordt hersteld van mini
sterie van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart.
Tot minister van Landbouw en
Visscherij is benoemd de heer mr.
dr. A. A. van Rhijn, thans secre
taris-generaal van het departe
ment van Economische Zaken. De
nieuwe minister heeft in zijn voor
noemde functie en als voorzitter
van het college van regeerings-
commissarissen voor Landbouw
crisisaangelegenheden reeds eenige
jaren den huidigen bewindsman
geadviseerd, zoodat eenheid van
behandeling der Economische
vraagstukken mag worden ver
wacht.
Omtrent het terrein, dat ieder der beide
departementen zal omvatten, zullen dezer
dagen nadere mededeelingen worden ge
daan.
DE NIEUW BENOEMDE MINISTER VAN
LANDBOUW EN VISSCHERIJ
De nieuw benoemde minister is in 1892
te Groningen geboren. Zyn vader was
hoogleeraar in de theologie aan de univer
siteit aldaar. Minister van Rhijn studeerde
aan de Groningsche universiteit rechts
wetenschappen. Zyn candidaats- en docto
raal examen geschiedde cum-laude. Aan
de universiteit te Utrecht studeerde hij
later staatswetenschappen.
De heer van Rhijn begon zijn loopbaan
in 1918 als plaatsvervangend secretaris bij
het scheidsgerecht voor spoorwegpersoneel.
Het volgende jaar werd de heer van Rhijn
benoemd tot referendaris bij het departe
ment van Sociale Zaken, afdeeling volks
gezondheid. Twee jaar later werd hy be
noemd tot administrateur, daarbij belast
met het ontwerpen van de bedrijfsraden-
wet. Ter gelegenheid van het totstand
komen van deze wet werd de heer van
Rhijn benoemd tot ridder in de orde van de
Nederlandsche Leeuw.
In verband met de splitsing van het
departement van Economische Zaken en
Arbeid in de departementen van Economi
sche Zaken en Sociale Zaken werd de heer
van Rhijn in 1932 benoemd tot secretaris
generaal van het departement van Econo
mische Zaken. Gedurende de jaren 1935
1937, toen het departement van Economi
sche Zaken was gesplitst in het departe
ment van Handel, Nijverheid en Scheep
vaart en van Landbouw en Visscherij, was
de heer van Rhijn secretaris-generaal van
beide departementen.
A'ls secretaris-generaal van het departe
ment van Economische Zaken was hij te
vens voorzitter van het college van re-
geeringscommissarissen in zake de land-
bouwcrisispolitiek, voorts voorzitter van
de centrale commissie landbouwcrisiswet
en waarnemend regeeringscommissaris
voor de visscherij. In deze functies heeft
de heer van Rhijn bijzonder bemoeienissen
gehad met Landbouw en Visscherij. Zoo
was hij voorzitter van twee commissies;
samengesteld uit ambtenaren en bedrijfs-
vertegenwoordigers, die rapport hebben
uitgebracht over de mogelijkheid om de
Landbouwcrisismaatregelen door den
Landbouw zelf te doen uitvoeren. Ver
scheidene malen heeft hij referaten voor
Landbouworganisaties gehouden.
Op sociaal en economisch terrein publi
ceerde de heer van Rhyn een geschrift
over vrye concurrentie en collectieve ar
beidsovereenkomst, voorts tal van prae-
adviezen, o.a. voor de vereeniging voor
werkloosheidsvraagstuk, artikelen in de
Economist, waarvan hij vast medewerker
is, in de Economische Statistische berich
ten enz. verder is de heer van Rhijn lid
van de redactie van het Algemeen Week
blad voor Kerk en Christendom.
Minister van Rhijn is reeds jaren lid van
het dagelij ksch bestuur en penningmees
ter van de Christelijke Historische Unie.
Gedurende den tijd, dat de heer van Rhijn
in Amsterdam heeft gewoond, had hij voor
de Christelijk Historische Unie zitting in
de provinciale Staten van Noord Holland.
In 1932 werd hij benoemd tot lid der
Tweede Kamer in de vacature Snoeck
Henkemans. De heer van Rhijn nam deze
benoeming niet aan in verband met het
pas bekleeden van zyn nieuwe functie als
secretaris-generaal van het departement
van Economische Zaken.
Ook op sociaal terrein heeft de heer van
Rhyn veel gewerkt. Zoo was hij eenige
jaren voorzitter der scheidsgerechten voor
spoorwegpersoneel. Voorts was hij meer
malen leider van de Christelijke sociale
cursussen te Lunteren. Het vorige jaar
heeft hij op het congres der Internationale
Prot. Chr. Vakorganisaties te Zurich een
referaat gehouden over „Het Christelijk
geloof en de Nieuwe Economische Orde"
welk referaat ook in druk is vex-schenen.
De heer van Rhijn is lid van de Kerk
voogdij der Nederlandsch Hervoxmde Ge
meente te 's-Gravenhage, lid van den raad
van beheer der Economische Handelshoo-
geschool te Rotterdam en curator van het
Economisch Instituut te Rotterdam.
Wenscht U van de 2e
Doe AL Uw lmtoopen in de
MIDZA-ZAKEN.
S
NEDERLANDSCHE VOORZORGEN IN
HET BUITENLAND.
Reuter seint uit Washington: „De Neder
landsche regeering heeft dr. A. Loudon,
den Nederlandschen gezant te Washington,
benoemd tot algemeen betaalmeester voor
al haar ambtenaren in het buitenland „in
geval van nood".
Verklaard wordt, dat, indien Nederland
door eenigen aanval zou worden getroffen,
de heer Loudon zou optreden als treso
rier en de verantwoordelijkheid op zich
zou nemen voor de uitbetaling aan Ne
derlandsche vertegenwoordigers in het
buitenland.
Er bevinden zich groote Nederlandsche
credieten in de Vereenigde Staten, welke
zouden kunnen worden aangewend voor
de betaling van de vertegenwoordigers in
het buitenland".
Bij informatie te bevoegder plaatse
merkte men naar aanleiding van boven
staand telegram het volgende op:
Vanzelfsprekend neemt een neutrale
staat, in een internationaal conflict van de
zen omvang, op elk gebied alle voor de hand
liggende voorzorgsmaatregelen, voor het
geval dat, door wiens toedoen dan ook, zijn
regeering tijdelijk van het normale ver
keer met zijn vertegenwoordigers in het
buitenland verstoken zou geraken. De keus
is op de Vereenigde Staten gevallen als
zijnde een neutraal land met vrij beta
lingsverkeer.
VOORNAAMSTE NIEUWS
Buitenland
UITEENZETTING VAN DEN BRIT-
SCHEN PREMIER CHAMBERLAIN IN
HET LAGERHUIS (2e blad).
DE OPPOSITIE UIT FELLE CRITIEK
TEGEN DE OORLOGVOERING VAN IIET
BRITSCHE KABINET (2e blad).
DE KRIJGSVERRICHTINGEN IN NOOR
WEGEN (2e blad).
Binnenland
IIET MINISTERIE VAN ECONOMI
SCHE ZAKEN IS GESPLITST. MR. VAN
RHIJN BENOEMD TOT MINISTER VAN
LANDBOUW EN VISSCHERIJ. (1ste
blad).
TE NEDERWEERT IS EEN MAN BIJ
EEN VRUCIITELOOZE POGING OM ZIJN
KIND TE REDDEN MEDE VERDRON
KEN. (3de blad).
Sport en Wcd.«trl|den
HET NED. ELFTAL VOOR DEN WED
STRIJD TEGEN LUXEMBURG GEWIJ
ZIGD. (3de blad).
JEUGD EN BEROEPSLEVEN.
Studiedagen Interdiocesane
Jeugdcommissie.
Het statige slot „Bouvigne" herbergde
het eerste Mei-weekend een zeer uiteen
loopend gezelschap: vertegenwoordigers
van de vrouwelijke jeugdbeweging, Jonge
Boeren, Verkenners, Jonge Wacht, Kruis
vaart, Jonge Middenstanders, kortom al
len die de hoofdleiding vertegenwoordigen
van de Katholieke Vrije Jeugdvorming.
Zij kwamen daar bijeen om, ingeleid door
gezaghebbende sprekex-s, onderling van
gedachten tc wisselen over de vele proble
men, die de combinatie Jougd-Beroepale-
ven stelt.
Prof. dr. Tesser O.P. lichtte twaalf stel
lingen toe, die hij aangaande het onder
werp „Ethiek van den Arbeid*' had gefor
muleerd.
Na het Lof leidde Prof. J. H. Niekel een
praatavond in over „Jeugd en Sociale Be
weging."
Prof. dr. P. P. v. Berkum, die Zaterdag
ochtend aan het woord kwam om een ze
vental stellingen toe te lichten betreffende
de Ontwikkeling van het Beroepsleven in
de laatste decennia, maakte onderscheid
tusschen rationalisatie-werkloosheid en de
overige werkloosheid. Zeker 20 procent, al
dus was becijferd, had zijn werkloosheid
te wijten aan de ver doorgevoerde mecha
niseer ing van de bedrijven, waardoor per
soonlijke arbeidskracht werd uitgescha
keld.
Een zeer goed betoog hield een cler
jeugdleidsters, dat welhaast uitsluitend
concrete, op de fabriekspractijk gefundeer
de gegevens bevatte. De invloed van de
gehuwde vrouw in de bedrijven oip de
eveneens daar werkende meisjes is funest;
de getrouwde vrouw behoort uit het be
drijf te worden geweerd.
De uitslag van een enquête heeft geleerd,
dat de toestand onder de meisjes van 14
tot 16 jaar in het bedrijf ernstiger is dan
bij ouderen.
Dr. H. Moller hield een boeiend betoog
over de Voorbereiding van de jeugd op het
Beroepsleven, gezien vauuit Gezin, School
en Jeugdibewging.
Men was unaniem van oordeel, dat de
Zondagoohtend door Mgr. Frenoken gehou
den inleiding over de Verovering van het
Arbeidsmilieu wel de rijkste stof bevatte
voor de activiteit van de jeugdbeweging
aelf.
De inleider stelde n.l. aan de orde het
probleem van het arbeidsmillieu in zeer
ruimen zin, d.w.z. ook het gaan naar en
komen van het bedrijf (werkmanstreinen),
schaft- en werklocalen, aard en tempo van
den arbeid (loopenden band) en beïnvloe
ding door degenen die mede in toezioht of
in kameraadschap den arbeid verrichten.
De bestudeering van het arbeidsmilieu
zag Mgr. Frenoken als eerste taak van de
jeugdbeweging.
Mr. Roolvink, die zich onder de aanwe
zigen bevond, deelde mede, dat de vrije
jeugdvorming ook de aandacht had van de
R.K. Staatspartij.
Het algemeen verlangen van de aanwe
zigen was, bij volgende studiedagen voort
te bouwen op het door Mgr. Frencken ge
geven onderwerp.
Tenslotte vermelden wij het optreden
van Gezellen van „De Spelewei" onder lei
ding van Anton Sweers en Gabriel Smit,
die de Vreugde van den Arbeid in keur van
voordrachten uitbeeldden en een feest
avond verzorgden.
De vrucht van deze Studiedagen, georga
niseerd door de Interdiocesane Jeugdcom
missie, zal zie' zeker openbaren in een ver
hoogde activiteit, speciaal ten aanzien van
de problemen van de jeugdige arbeiders
in hun werkmilieu.