HET BEPERKTE REIZIGERSVERKEER
BIJ DE SPOORWEGEN.
Wie wordt Lady
Letchford?
Contrabande. De
lading vaneen aan
gehouden Neder-
'andsch vracht-
schp wordt ge
deeltelijk in een
Engelsche haven
gelost
Nu het reizigersverkeer tengevolge van de beperkte dienst
regeling der Ned. Spoorwegen sterk is verminderd, valt van
de gebruikelijke drukte op de perrons thans weinig te be
speuren c*n kijk'e in het C°n'r*»l Station te Amsterdam
Tijdens zijn bezoek aan Budapest legde de Duitsche Rijks
minister Darré een krans bij het He denmal ter nagedachtenis
aan de gevallenen
Wanneer in Downmgstreet No 10 te Londen belangrijke conferenties plaats
vinden, verzamelt zich een groote menigte, om het komen en gaan der
leidende persoonlijkheden gade te slaan Zoo ook in de afgeloopen dagen
Anthony Eden en Oliver Stanley verlaten het vermaarde oebnirw
Wordt het dan nooit geen zomer? Als het werk aan het
strand in afwachting van het hoogseizoen is gedaan, is een
dutje in een der stoelen geen onverdeeld genoegen
Censuur in dagen van oor.og Niets mag aan de coniröie ontsnoppen.
Een onschuldig uitziende bnef. die de Enge sche cencuur zou passeeren,
werd ehemisch bewerkt en vertoonde geheime mededeelmgen, bestemd voor
het buiten'and
De bekende Belgische dichter schrijver Felix limmermans. d'e ook de schilder
kunst beoefent, exposeert te Amsterdam een aantal van zijn schilderijen
De kunstenaar (rechts) met den directeur van het Stedelijk Museum, jhr. D.
C Röell, bij een van zijn werken
FEUILLETON
door
CHARLES GAR VICE.
(Nadruk verboden).
1)
HOOFDSTUK I.
De verkwister.
„Papa, komt ze nu nog al niet? Hebt u
óóit 'n station gezien, waar de treinen zóó
voortdurend met vertraging binnenkomen
als hier bij ons? 't Is een schandaal! Waar
blijft ze nu, hè? Wat kan er gebeurd zijn.
denkt u? Zouden de paarden 't hebben af
gelegd, of zou 't alleen maar aan dien mi
serabelen trein liggen, die voor deze spe
ciale gelegenheid nog 'n beetje later aan
komt dan gewoonlijk?"
Carrie Dalton keerde zich af van het open
raam, met 'n opgewonden, ongeduldig ge
zichtje en verontwaardigd vragende oogen.
Hst was nog 't gezichtje van een kind
van een héél jorrg meisje. Carrie was juist
zestien jaar. Papa was een man op leef
tijd, plomp en gedrongen van bouw en met
een log, rood gezicht. Hij zag er zoo pro
zaïsch en alledaagsch uit als een ietwat be
krompen zakenman er bij mogelijkheid
maar kan uitzien.
„Hè? Wat?", zei hij, met zijn oogen knip
perend en onbehagelijk verschuivend in den
gemakkelijken armstoel, waar hij een ver
kwikkend, maar allesbehalve geruischloos
tukje had gedaan. „Wat zei je, Carrie? Ik....
ehik geloof, dat ik daar juist zoowat
aan 't indoezelen was."
„Papa, u hebt de laatste vijf kwartier ge
snurkt als een houtzagerij. Ik zei dat die
misselijke ik bedoel vervelende trein
weer later is dan ooit 't Is half negen, en
May had om vijf vóór achten hier kunnen
zijn. 't Is een schandaal gewoonweg een
schandaal!"
De heer Dalton kwam langzaam over
eind, haalde zijn horloge te voorschijn en
vergeleek het met een enorm bronzen wan
gedrocht, dat als een graftempel van suiker-
bakkerswerk midden op den te wild ge-
beeldhouwden schoorsteenmantel troonde.
„Hm! die klok nier is vijf minuten ach
ter. Ik mocht lijden, dat James of Joseph,
of een van allen er een beetje beter naai
omkeek. Vandaag of morgen mist iemand
den trein nog. May is laat, niet? Zeg, het
tocht hier ergens op de gruwelijkste ma
nier. Maak de deur eens dicht. Carrie, dan
ben je een beste meid." Maar Carrie hoor
de hem niet meer, had het geluid van na
derende wielen opgevangen en vloog de
trap al af, terwijl haar lange gorden ha
ren haar nafladderden als de staart van een
komeet
Ze kwam de voordeur uitstuiven, juist
toen een rijtuig, verblindend glanzend in
al de glorie van splinternieuwe vernis en
opzichtige livreien, den ho^k om draaide en
vóórreed. Carrie vloog de stoeptreden af
met vuurrood gezicht en glinsterende
oogen.
„O, May eindelijk! Ben je daai
heusch!"
„Ja, kindlief wat er van me over is
tenminste", antwoordde een heldere, muzi
kale stem van tusschen de satijnen kus
sens, en het volgend oogen blik stapte de
langverwachte uit en sloot het opgewonden
meisje in haar armen.
„O, May! Ik ben zoo blij. zoo dolblij
dat je komt; maar wat ben je laat! Is er
iets gebeurd? En hoe vond je de équipage?
En, o, May! wat ben je beeldig-mooi ge
worden!" Ze brak plotseling af en deed een
slap achteruit met bijna eerbiedige bewon
dering in haar blik.
May Dalton want ze was Samuel Dal-
ton's oudste dochter lachte, en bukte
zich om het blanke, blozende gezichtje te
kussen.
De heer Dalton ontving zijn dochter met
een kalmen doch klinkenden kus.
„Hoe gaat 't, May, hoe gaat 't? Je bent
warempel veertig minuten over tijd! Dat
ligt aan dien goederentrein: die zit altijd
vlak vóór je en krijgt 't dan af en toe
op z'n heupen. Al gegeten? Nou, ik dachl
wel dat je niet veel naar binnen zou knij
gen zoo onderweg, daarom'heb ik in de
eetzaal maar wat voor je laten klaarzetten
Werk dat nou maar eerst af, dan kunnen
we daarna rustiger praten. Hoe heb je wel
gezeten in de équipage, hè?" dit met een
fier lachje en een zelfvoldane blik door
de drukke, opzichtige kamer.
„Uitstekend", antwoordde May. „Is dal
het rijtuig, dat u als sheriff moogt gebrui
ken papa?" Mijnheer Dalton's ge'aat were
plotseling rood en de aderen op zijn voor
hoofd begonnen onrustbarend te zwellen
„Als sheriff!" bracht hij uit, met een ver
nietigenden blik op May's argeloos gezicht
je. „Wat bedoel je in vredesnaam? 't Le
mijn eigen privé-équipage, en als je vindt,
dat ze te deftig is.Intusschen had Car
rie oe schuldige reeds tactvol uit de kamer
geloodst, de breede, pompeuze trap op.
„O, May! hoe kon je nu zooiets zeggen?
En dat nog wel de eerste vijf minuten!"
fluisterde ze verwijtend.
t Spijt me vreeselijk, kindlief, maar ik
becoelde er heusch niets kwaads mee. Ik
dacht werkelijk, dat 't het sheriff-rijtuig
was; 't was zoo glimmend en opvallend,
en er was een groot wapen op het portier,
dat weet ik zeker of ik moet me al hééi
erg vergist hebben."
„Nee, dat heb je goed gezien, maar
maar dat is ons wapen, May."
„O ja", zei de oudere zuster gedachte
It.os, terwijl ze rondkeek in de kleurige
gar.g met de tallooze schilderijen aan der
muur en de zware bronzen in alle hoeken
„T'jch? Ik wist niet, dat we er een bezaten,
schat."
„Ik evenmin, vóór wij rijk werden ik
bedoel, vóórdat we hier kwamen wonen
Hier zijr. jouw kamers May, en ik hoop
erg, aat ze je zullen bevallen. Ik.Maai
ze werd onderbroken door een geamuseer
den uitroep van haar zuster, die. in de oper
deur staande, met groote oogen om zich
heen keek. Ze beet op haar iippen om haai
ondeugende glimlach te onderdrukken; toer.
zei ze .angzaam:
„Wat een mooie kamer! Maar.... maai
is ze niet een beetje erg deftig, kindlief?
„Deftig?' vroeg Carrip aarzelend. „Vino
ie dat?" N j. het zyn in elk geval de det
tigste van het heele huis. dat is waar."
„Dat doet me pleizier", zei May uit den
grond van haar hart.
„De mijne zijn vlak naast de jouwe. En
laat me je nu eens helpen met uitpakken,
of misschien heb je liever mijn kabenier
jouw kamenier, moest ik nu eigenlijk zeg
gen."
„Voor geer- geld! Dus er is al een kame
nier óók, Carrie?'
„Ja hoor Zie je, May, ik heb er eigen
lijk heelemaal geen noodig, maar mevrouw
Turner zei. dat we ons belachelijk zouden
maken, als we er geen namen, en ze heeft
er een vcor one opgespoord. Een Fransch
meisje, heel geschikt. Ik zou haar nóg aar
diger vinden, als ze niet zoo veel praatte
en niet zulke massa's poeder op haar ge
zicht deed."
„En wie is mevrouw Turner, als ik vra
gen mag?"
„Mevrouw Turner is de dame, die in dat
groote roode huis aan den stationsweg
woont", legde Carrie uit. „Ze is weduwe,
en erg grootsch ik bedoel, wat we vroe
ger onder elkaar „grootsch" noemden
en zij heeft ons zoo'n beetje wegwijs ge
maakt, begrijp je?"
„Begrijpen doe ik nog steeds niet. Maar
je moet me er maar meer van vertellen als
we beneden zijn. Zoo, dus we zijn wegwijs
gemaakt, Carrie, wat?" met een glimlach
die een cynische grijns zou zijn geweest
op een minder jong en mooi gezichtje, ,,'t
Is me niet duidelijk maar dat doet er
niet toe, je zult 't me dadelijk el uitleg
gen. Ik sterf gewoon van nieuwsgierig
heid om al het nieuws te hooren."
„En ik sterf van verlangen om het je te
vertellen", zei Carrie; „maar ik moest nu
maar vast naar beneden gaan, je hebt toch
niet lang werk meer, wel? O. maar zeg,
weet je den weg :.aar de eetzaal?"
„Nee", zei May met een zacht glimlach
je. „Hangt er hier nergens een plattegrond
van het huis of zooiets?"
(Wordt vervolgd).