RECHTZAKEN MAANDAG 1 APRIL 1940 DE LEÏDSCHE COURANT DERDE BLAD - PAG. 11 SximemvevAing, van uafoo'ttyanióatied OepCeii Door voorzitter van „Bloembollencultuur1 De steun aan het „bijgoed" Bij de opening van de 192e alg. verga dering van de Algemeene Vereeniging voor Bloemb.cult., welke heden wordt gehouden te Haarlem, heeft de voorzitter, Dr. A. J. Verhage, een rede uitgesproken, waaraan het volgende is ontleend: Het verheugde spr., het vertrouwen te kunnen hebben dat, ondanks de zeer uit- eenloopende standpunten, een oplossing zal worden gevonden waarop het zonder voor het vak al te bezwarende voorwaarden mo gelijk zal zijn, dat het Surplusfonds tijdig 71 pet. van den minimumprijs uitbetaalt. Deze oplossing, die nog niet definitief is, maar die toch volgens de gevoerde bespre kingen wel zal worden aanvaard, zal hierin bestaan, dat een renteloos voorschot aan het Surplusfonds wordt verstrekt, waarvan terugbetaling eerst zal aanvangen wanneer de areaal-inkrimping van vorig jaar weer zal zijn ingehaald, en die daarna slechts zal plaats hebben, wanneer de terugbetaling kan geschieden door het daarvoor gedeel telijk bestemmen van een overschot van een niet te hooge heffing. Deze voorwaar den zijn niet alleen in het Surplusfonds, maar ook in de organisatiebesturen uitvoe rig bekeken en daarna aanvaardbaar ge acht, hoewel het oorspronkelijk standpunt van de organisaties daarmede niet is prijs gegeven. Hoewel van den Minister van Eco nomische Zaken nog geen definitief bericht is binnengekomen, mag toch vertrouwd worden, dat op deze wijze het Surplusfonds in staat is de uitbetaling normaal te doen verloopen. Hoe dankbaar wij ook moefen zijn, dat althans voor deze zeer groote moeilijkheid een oplossing zal worden gevonden, zou ik er toch op willen wijzen, aldus spr., dat er nog meer moeilijkheden zijn, die zonder Rcgeeringshulp niet met een eenigszins redelijk resultaat opgelost kunnen worden. Zonder de andere onderdeelen van het oor spronkelijk ingediende steunplan en met name de tegemoetkoming in de exporteurs- verliezen, te willen verwaarloozen, zou ik er toch wel heel nadrukkelijk op willen wijzen, dat de enorme verliezen van de kweekers van irissen, gladiolen, anemonen en ranonkels niet te vergoeden zijn, maar dat Regeeringshulp ter tegemoetkoming in deze verliezen onontbeerlijk is. De steun van bijgóed. De teelt van bijgoedgewassen is in het Nederlandsche bloembollenvak geen onbe langrijk onderdeel, maar een gedeelte van het bedrijf, waarin velen een bestaansmo gelijkheid hebben gevonden en dat in be langrijke mate bijdraagt om het export cijfer te verhoogen. De ervoor gevraagde steunbedragen zijn naar verhouding van de verliezen zeer klein, maar dan ook onmis baar om nog in zooverre aan de nooden der beoefenaren dezer teelten tegemoet te ko men, dat zij voor ondergang worden behoed. Hiermede overdrijf ik zeker niet, wat ook wel hieruit kan blijken, dat bijv. van een artikel als irissen bijkans niets is verkocht, terwijl de gevraagde steun naar mijn op uit voerige gevens berustende schatting slechts ongeveer de helft zou vergoeden van wat zonder het uitbreken van den oorlog zou zijn ontvangen, terwijl ook deze ontvang sten niet veel meer dan het levensonder houd voor harden arbeid zouden hebben opgebracht. Ook wanneer steun in den ge- vraagden vorm zou worden verleend, zou den de verliezen dus nog aanzienlijk zijn. Hoewel, met name ook door het hoofdbe stuur onzer vereeniging, bij herhaling is aangedrongen, zoowel mondeling als schrif telijk en telegraphisch, op een spoedige en gunstige beslissing op deze steunaanvragen, is tot nu toe iedere beslissing uitgebleven. Zeer nadrukkelijk moge ik er hier nog maals op wyzen, dat een beslissing voor de kweekers dezer artikelen, die veelal geen inkomsten uit deze teelten hadden, zeer ur gent is. Beslissingen blijven te lang uit. Ook op ander gebied blijven beslissingen* vaak te lang uit. Met name denk ik hierbij aan het door de areaalbeperking vrijgeko men land. In December gevoerde bespre kingen brachten de mogelijkheid van de teelt van producten, die zoo goed mogelijk in onze bedrijven zouden passen. Maar ook wanneer een dergelijke teelt technisch mogelijk is en de maatregelen zoo worden gewijzigd, dat zij ook in verband met de voor den tuinbouw getroffen regelingen mogelijk wordt gemaakt, is deze daardoor economisch nog niet verantwoord. Door de organisaties is er bij herhaling en met na druk op gewezen, dat de inschakeling van het leeggekomen bloembollenland in de voedselproductie alleen verantwoord is, wanneer door de Regeering bepaalde ga ranties zouden worden gegeven. Terzake vtrzonden requesten bleken tot nu toe on beantwoord en gevoerde besprekingen heb ben nog tot .ïLts anders geleid Jan tot na dere overwegingen. Terwijl snelle beslissin gen en het weten waaraan we toe zijn, nim mer zoo noodig waren dan in deze voor al len zoo belangrijke kwestie. Samenwerking met andere organisaties bepleit Om een zoo goed mogelijke oplossing te verkrijgen voor de wel zeer moeilijke, door den oorlogstoestand ontstane bedrijfspro- blemen, is contact behouden met de andere organisaties in het bloembollenbeJrijf. Het zou in deze omstandigheden gewenscht zijn, om ook in andere voor het vak bestaande vraagstukken een samenwerking te berei ken. Vooral ook, omdat bij alle vraagstuk ken, die zich voordoen, en niet in het minst bij het vraagstuk van de exportmogelijk heden, de belangen van het geheele vak be trokken zijn en iedere groep in het vak van zijn organisatiebestuur kan eischen, dat het terzake actief werkzaam is. Hierdoor behoeft geen enkele groep ge schaad te worden, en hierbij kan het vak als geheel ten bate van al zijn onderdeelen slechts winst boeken. Ik moge de hoop uit spreken, dat vermeende belangentegeiv stellingen deze samenwerking met behoud van ieders positie ook in het meer normale werk niet in den weg zullen staan. In elk geval kan ik de verzekering geven, dat het hoofdbestuur onzer vereeniging, die alle orderdeelen van het vak omvat, in alle voor het bedrijf belangrijke vraagstukken zal meewerken aan een zoo goed mogelijke oplossing, en de zeer zwaar gevoelde ver antwoordelijkheid tegenover de leden zóó zal dragen, dat het zal pogen, geen enkele kans voor ons vak ongebruikt te laten. Het liefst in samenwerking met daarvoor in aanmerking komende instanties. Maar in elk geval zal het zijn verantwoordelijkheid tegenover de leden weten te dragen, door op elk gebied de belangen van ons vak voor te staan. Zonder meer afwachten mogen wij ook zeker niet, vervolgde spr. Het is onze plicht om ook op het oogenblik te trachten, kan sen te scheppen, nieuwe afzetgeüieden te zoeken, en te trachten rela-iet, in verloren gegane afzetgebieden te heroveren. Hoewel ik ervan overtuigd ben, dat ieder vakgenoot deze zelfde gedachte heeft, zou ik er toch voor willen waarschuwen, dat het sombere wereldbeeld ons niet zoo mag neeidrukken, dat onze gedachten alleen op Regeerings- steun hoe noodig deze ook kan wezen gericht zijn, maar dat wij in de allereerste plaats zelf onze handen uit de mouwen heb ben te steken. Vandaar ook, dat ik samen werking tusschen de onderscheidene onder deelen van het bedrijf heb bepleit, zooals die in onze organisatie reeds naar voren komt. En daarom ook kan onze organisatie geen enkel economisch vraagstuk in ons bedrijf als buiten haar competentie liggend beschouwen. Want ieder probleem, zoowel direct de kweekerij als direct den export rakend, is momenteel een levensbelang voor het vak in al zijn geledingen. De ingewikkeldheid der vraagstukken en de moeilijkheden die ze opleveren, vereischen een loyale samen werking. Nu ons afzetgebied zóó beperkt geworden is, en de strooming in vele landen is om kanonnen in plaats van bloembollen en andere niet direct noodzakelijke produc ten te koopen, is het noodig, dat wij over kleine verschillen heenstappen en eendrach tig optrekken. Om straks, wanneer weer zal worden ingezien welk een levensverhoogen- de en gelukbrengende waarde onze pro ducten hebben, klaar te zijn om onze pro ducten overal daarheen te kunnen verkoo- pen, waar voor producten, die het levens geluk der menschen verhoogen, afzet te vinden is. De Virus-ziekten in verband met de bloembollen-cultuur. Vervolgens hield mejuffrouw cLr. M. P. die Rruyn Ouiboter, verbonden aan het La boratorium voor Bloembollenondierzoek een voordracht over „Virus-ziekten, in ver band met de bloembollencultuur." Over het wezen der viren, de veroorza kers van virusziekten loopen de opvattin gen thans nog uiteen. Velen beschouwen het virus als een levenlooze stof, een op vatting, diie vooral veld gewonnen heeft na de onderzoekingen van den Amerikaan Stanley, die uit perseap van mozaiekzieke tabaksbladen kriestallen van een hoogrno- leculair eiwit isoleerde, die zeer infectious bleken te zijn. Een uitvloeisel van deze op vatting zou zijn, dat men de virusziekten onder de groep der physiologische ziekten moet rangschikken. Aan den anderen kant bestaat de opvatting dat men hier tooh met een levende parasiet te doen heeft, aangezien de virusziekten zich volkomen als parasitaire ziekten gedragen. De virus-aan tasting bij bloembolen be- hooren tot de eerst beschreven verschijn selen van virusziek. Het tot nu toe gebruikte diagnose-mid del: infectie van een gezonde plant met perssap uit de verdachte plant, heeft bij bolgewassen het bezwaar dat de resulta ten meestal een vol jaar op zich laten wachten. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen werd een nieuwe methode, de zg. serologisohe methode in het onderzoek betrokken. Door inspuiting van perssap uit bladen van zieke planten bij een konijn, wordt een antiserum verkregen tegen een bepaald virus. Dit antiserum kan zeer goed als diagnose-middel voor dat virus dienst doen. De verspreiding der virus-ziekten ge schiedt in het algemeen door bladluizen, die 't virus van de zieke plant op gezonde WAT ANDERE BLADEN SCHRIJVEN RUSLAND EN DUTTSCHLAND. - Uit de beschouwing in de Maasbode over Molotofs rede: „Als één land in Molotofs rede, zy het indirect, onvriendelijk behandeld werd, is het zeker Italië. De conclusie ligt dan ook voor de hand, dat de sovjet-regeering niets voelt vcor een toenadering, ook niet door bemiddeling van het nu voor de Rus sische belangen niet meer belangrijk ge achte Berlijn, met Rome. In dit opzicht is de sovjet-politiek zeker bovenal een ont goocheling, en veel meer dan dat, voor het Derde Rijk. Dit heeft nu in de Oostzee een dreigenden tegenstander gekregen, zonder dat het op een verderen politieken steun van Moskou kan rekenen; terwijl de eco nomische hulpverleening in de lucht blijft hangen. Dan moge de twee-frontenoorlog zuiver momenteel vermeden zijn, de toe komst blijft uiterst onzeker; en in hun geheel gezien lijken de vooruitzichten iets gunstiger voor Londen dan voor Berlijn. Dat Molotof na deze rede nog naar de Duitsche hoofdstad zou gaan, lijkt buiten gesloten; tenzij Berlijn nieuwe offers wil brengen, op gevaar af. dat straks Moskou van zijn versterkte positie gebruik zal maken om het roode bolsjewisme in het Derde Rijk te doen triomfeeren." TEGEN DE DOODSTRAF HIER EN NU. De Volkskrant schrijft: ,:Er heeft zich een comité gevormd van „uiteraard vertegenwoordigers van de zwartste reactie", zoo dient het „Volksdag blad" het aan dat bij de regeering wil aandringen op invoering der doodstraf voor zeer ernstige gevallen van landverraad. Het communistische dagblad ziet in de mvoering der doodstraf „in handen van deze lieden een wapen, dat zich niet tegen de werkelijke landverraders en volks vijanden zou richten, maar dat gebruikt zou worden ter handhaving van de machts positie van reactionnaire klieken." Heeft het „Volksdagblad" principieel be zwaar tegen de doodstraf? Volstrekt niet; dat kan trouwens al niet omdat in Sovjet- Rusland van de doodstraf een meer dan royaal gebruik wordt gemaakt. Het is er mee als met tal van andere dingen, die de communisten voorstaan of niet voorstaan al naar gelang zij zelf het heft in handen hebben of niet in handen hebben. In ons land brullen ze om vrijheid, maar in Sovjet-Rusland Is vrijheid een ongrijp baar iets. In ons land zijn ze mordicus te gen de doodstraf zoo lang ze minderheid zijn, maar men zou hier wat koppen zien rollen als zij over de macht beschikten: Moskou geeft ten deze een maar al te aanmoedigend voorbeeld." KATHOLIEK COMITÉ VAN ACTIE „VOOR GOD". Volhardt in het gebed Tweedracht en naastenliefde sluiten elkaar uit. zooals de vleeschelijke wil en de wil Gods. Wat gij niet wilt. dat men U aandoet, moet gij ook anderen niet aandoen. Dit is „de Wet en de Profeten". Men heeft het ook den Gulden Regel genoemd. Overeenkomstig de naas tenliefde verdedigt men zichzelf door deze te beoefenen. De oude Kerk geeft het voorbeeld van een goed. geregelde naastenliefde. Deze is slechts mogelijk, wanneer men volhardt in het gebed. Abl Joannes van Sinte Marie. planten overbrengen. Hieruit volgt die be strijdingswijze: men zal in de eerste plaats zooveel mogelijk de infectie-bronnen moe ten verwijderen er voortkweeken met ge selecteerd volkomen zuiver materiaal. Aan de andere kant kan ook luizen-bestrijding en wel voornamelijk 't voorkomen van aan tasting door luizen ter hand genomen wor den. Daar bij vele virus-ziekten van bloem bollen gebleken is dat men de ziekte door sap-transmissie kan overbrengen is het te vens raadzaam met het afsnijden der bloe men en het hollen en snijden van hyacin- thenbollen infectiegevaar uit te sluiten: in het eerste geval door eerst de zieke planten te verwijderen, bij het hollen en snijden door elke bol met een schoon mesje te behandelen. Tenslotte heeft in den laatsten tijd nog een andere methode om virus-infectie te gen te gaan perspectieven voor de toe komst geopend. Een plant, geïnflecteend met 'n weinig schadelijk, soms zelfs symip- toomloos virusras blijkt n.L niet vatbaar meer te zijn voor infectie met een na ver want ras, dat eventueel veel schade aan de plant doet. Hierin zou men dus een mid del hebben om door infectie met weinig schadelijke virusrassen infectie met schade lijke rassen te voorkomen. Deze methode is echter nog zeer weinig uitgewerkt. Uit alles blijkt dat er voor het weten schappelijk onderzoek nog een lange weg met vele moeilijk te nemen hindernissen is af te leggen. DE HOOGE RAAD AANVAARDT DE VERVANGINGSWAARDE-LEER Aan B. P. M. L. te Dordrecht is voor de Rechtbank aldaar ten laste gelegd, dat hij te Dordrecht opzette ijk niet heeft nageko men art. 5 der Prijsopdrijvings- en Ham- sterwet 1939, houdende een verbod tot prijsopdrijving. L. had den prys van sok- kenwol van 0.39 p. knot verhoogd tot 0.45 De zaak werd behandeld door den politie rechter, die een veroordeelend vonnis uit sprak. In hooger beroep heeft het Hof te 's Gravenhage dit vonnis vernietigd en den verdachte vrijgesproken op grond, dat ten aanzien van deze wol geen voorschriften waren gegeven, bedoeld in artik 3 der Hamsterwet. De Politierechter had hier prijsopdrijving aanwezig geacht op grond, dat de prijs verhooging is geschied op oude voorraden. Het Hof oordeelde deze mee ning onjuist omdat het hier een loopend bedrijf betreft met vrijwel constante voor raden. Het algemeen belang en het belang van den winkelier brengen mede de ge regelde aanvulling van den voorraad. Deze aanvulling kan niet geschieden, indien de winkelier genoodzaakt zou zijn op basis van vroegere, lagere inkoopsprijzen te verkoo- pen en tegen verhoogde prijzen in te koo pen. De Procureur-Generaal bij genoemd Hof kon zich met dit arrest niet vereenigen en betoogde in een cassatiememorie, dat het Hof aan de dagvaarding niet een zoodanige uitlegging heeft gegeven, die in cassatie on aantastbaar zou zijn. In hoofdzaak ging het bezwaar van den procureur-generaal echter tegen de meening van het Hof, waar dit de geheele in rekening brenging der vervan gingswaarde als geoorloofd aanvaardt. Hij achtte dit in strijd met het systeem der wet. Herinnerd zij aan het oordeel van den Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad, mr. Rombach, in deze zaak, dat aldus luid de, dat het Hof terecht de vervangings waarde-leer heeft toegepast en niet die van den hisiorischen kostprijs. Dj Hooge Raad heeft heden in deze zaak arrest gewezen en overwogen, dat niet is in te zien, waarom een weder- verkooper die, om zijn goederenvoor raad van normale grootte op peil te houden, regelmatig, in plaats van de daaruit verkochte goederen, goederen, andere gelijksoortige goederen inslaat en die zijn verkoopprijzen aan de in middels opgeloopen, hem door zijn le veranciers in rekening gebrachte fa brieksprijzen aanpast, onredelijk zou handelen, tenzy de aldus door hem tot richtsnoer genoemen fabrieksprijzen, met het oog op de omstandigheden als onredelijk zouden zijn te beschouwen, hetgeen echter in casu niet als bewezen is aangenomen. Een bedrijf, dat het aan houden van voorraden in zich sluit zou een niet te aanvaarden risico met zich brengen indien het, hoewel het onver mijdelijk bij eventueele daling van het prijspeil de waarde van zijn voorraad zal zien dalen, van een stijging van dit peil geen voordeel zou mogen trekken en het trekken van zoodanig voordeel zeker volkomen verantwoord is Indien, zooals hier, de hoogere opbrengst weer noodig is om de voor aanvulling van den voorraad benoodigde goederen in te koopen. Op grond, dat niet blijkt, dat het Hof van een onjuiste opvatting van het begrip „prijsopdrijving" zou zijn uitgegaan, en hier dus een zuivere vrijspraak aanwezig is, heeft de Hooge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard. Haagsctie Politierechter DIEFSTAL VAN GOUD OP DE ZILVERFABRIEK TE VOORSCHOTEN. Is er wel voldoende controle? Een voorwaardelijke straf voor de verdachte. Het Is nu voor de tweede maal binnen aeer korten tijd, dat er een zaak behandeld wordt voor een rechtscollege betreffende diiefstallen aan de Zilverfabriek teVoor-' schoten. Was het de vorige maal een zaak waarbij 5 K.G. geplette zilverplaten gestolen waren, thans moest de 35 jarigen N. T. uit Leiden terecht staan omdat hij gedurende het tijdvak, Juni '36 tot Januari 1946 regelmatig hoeveelheden goud hda weggenomen en dit goud had ver kocht. Op 8 Januari hod de politie ten zij ner huize nog een klompje goud van 15 gram aangetroffen, dat eveneens van dief stal afkomstig was. Tijdens de zitting kwam naar voren, dat verdachte geheel onder invloed had gestaan van zekeren Ph., die wegens vermoeden van heling thans preventief zit en wiens zaak nog die nen moet. Maar dit doet niets van het feit af, dat verdachte gediurende bijna vier jaar kans heeft gezien om steeds regelmatig kleine hoeveelheden goud mee te nemen. En dan vraagt men zich vanzelfsprekend af, of er wel voldoende controle cp de Zil verfabriek is. De officier aohtte de feiten, die aan ver dachte ten laste gelegd waren zeer ernstig. Regelmatig heeft hij hoeveelheden goud meegenomen en verkocht. Verdachte kon dit gemakkelijk doen, omdat hij veel goud ter verwerking kreeg. Er zijn evenwel ook lichtzijden aan deze kwestie en wel het feit, dat verdachte het slachtoffer is geweest van de reeds genoem de Ph., onder wiens invloed hjj gestaan heeft, en het feit, dat het reclasseerings rapport gunstig luidt. Daarmede rekening houdende wilde spr. verdachte nog wel een kans geven, zoodat de eisch werd: een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanSen met drie jaar proeftijd. De verdedigster van verdachte kon zich geheel bij dezen eisch aansluiten temeer daar men aan de „Zilverfabriek" zijn best zal doen om verdachte te helpen aan een andere betrekking, zij het dan ook niet meer op deze fabriek. Daarmede rekening houdende veroor deelde de Politierechter verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar. Hij wist het niet. A. J. M. afkomstig uit Leiden had zich te verantwoorden wegens steunfraude. Volgens de documenten had verdachte op gegeven, dat zijn dochter 6.50 inbiacht als kostgeld en hy had dit bedrag dan ook steeds trouw opgegeven. Maar de dochter had 9.per week verdiend. De vader zeide, dat hij niet geweten had, dat hy alles op moest geven. Hij meende al leen maar- te moeten invuilen hoeveel kost geld zijn doch»er inbracht. De Officier geloofde het excuus van verdachte niet, want op de formulieren staat duidelyk aangegever, dat de geheele inkomsten opgageven moeten worden Ver dachte had de papieren die hij ter teeke- ning kreeg dan maar beter moeten nalezen. De eisch werd een gevangenisstraf van veertien dagen. De Politierechter nam aan, dat verdachte geneel ter goeder trouw nad gehandeld cn sprak hem vrij. Heling van roL'en liclilleidingdraad. F. W. V. te Leiden zou zich schuldig gemaakt hebben aan heling van 17 rollen lichtleidingdraad, elk van 1100 meter lengte, welke rollen gestolen waren ten na- deele van de Vereenigde Touwfabriektn te Leiderdorp. Tevens had verdachte nog een gepantserde gummiloodkabel van 100 meter lengte van dengene, die deze kabel gestolen had, in bewaring genomen. Verdachte ontkende ten stelligste, dat hij geweten had, dat al deze artikexen van dief stal afkomstig waren. De Officier geloofde niets van de ver dediging van verdachte en eischte een voor waardelijke gevangenisstraf van twee maanden met drie jaar proeftijd en een onvoorwaardelijke geldboete van 50 subs. 50 dagen. Ook de Politierechter was van meening dat verdachte zich scnuldig had gemaakt aan heling en achtte dit bewezen, waardoor het vonnis werd een voorwaar delijke gevangenisstraf van een maand met drie jaar proeftijd en een onvoorwaarde lijke geldboete van 40 subs 40 dagen. Onvoordcelige cafébezoekster. Tijdens een bezoek, dat mej. G. v. d. L. te Leiden aan het café „Bellevue" te Leiden gebracht had, had zij na de con sumptie genoten te hebben, de roomkan netjes, de lepeltjes en de aschbak mee naar huis genomen. Zij had wel voor de con sumptie betaald, althans was er betaald voor haar, maar niet voor de diverse attri buten, behoorende tot den inventaris. De politierechter was eens bij haar thuis gaan kijken en had daar de roomkannetjes en de aschbank deftig op tafel zien staan. De juffrouw voerde aan, dat zij het in een vroolijke bui had gedaan en heelemaal niet met het oogmerk om te stelen. Het was maar een „lolletje" geweest volgens haar. De Officier hield niet van dergelijke lolletjes, want hij eischte een geldboete van 20 subs. 10 dagen en bovendien nog om de schrik er in te houden een vaarwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met drie jaar proeftijd, zoodat het voor de juf frouw een duur „lolletje" dreigde te wor den De politierechter vonnis wijzend wilde voor ditmaal volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met drie jaar proeftijd. Hoe kwam hij aan de visch. G. P. uit Leiderdorp had, volgens'de Officier, zich schuldig gemaakt aan visch- strooperij. Op 24 Januari had veldwachter Commandeur, uit Oud A d e, by hem een teil met 50 Kg. visch aangetroffen, terwijl er ook een in het water staande raampaling- fuik was aangetroffen. Het water, waarin de fuik lag, stond met de Molensloot in verbinding, terwijl het vischrecht behoorde aan het waterschap van Alkemade, zoodat verdachte geen recht had om daar te vis- schen. Dat vischrecht maakte echter geen indruk op verdachte, omdat hij ten stellig ste ontkende gevischt te hebben. Hij vischt nooit, volgens zijn zeggen, en had daartoe twee getuigen meegebracht, die ten eerste verklaarden dat verdachte daar niet ge vischt had en ten tweede, dat hij nooit vischte. Wie er dan wel gevischt had, wilde de politierechter weten, en hoe verdachte aan die teil met visch kwam. Wie er wel gevischt had wisten de ge tuigen wel, maar wilden dat niet zeggen en de teil visch had verdachte als beloo ning gekregen. Aangezien verdachte aan de politie weer een ander „verhaal" had verteld, werd de zaak aangehouden om de veldwachters maar eens te hooren in de ingewikkelde vischkwestie. Wie zei ook weer, dat de visch duur be taald wordt? Katholieken, Uw eigen Dagblad is DE LEIDSCHE COURANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 11