RECHTZAKEN
MAANDAG 1 APRIL 1940
DE LEÏDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 11
SximemvevAing,
van uafoo'ttyanióatied OepCeii
Door voorzitter van „Bloembollencultuur1
De steun aan het „bijgoed"
Bij de opening van de 192e alg. verga
dering van de Algemeene Vereeniging voor
Bloemb.cult., welke heden wordt gehouden
te Haarlem, heeft de voorzitter, Dr. A. J.
Verhage, een rede uitgesproken, waaraan
het volgende is ontleend:
Het verheugde spr., het vertrouwen te
kunnen hebben dat, ondanks de zeer uit-
eenloopende standpunten, een oplossing zal
worden gevonden waarop het zonder voor
het vak al te bezwarende voorwaarden mo
gelijk zal zijn, dat het Surplusfonds tijdig
71 pet. van den minimumprijs uitbetaalt.
Deze oplossing, die nog niet definitief is,
maar die toch volgens de gevoerde bespre
kingen wel zal worden aanvaard, zal hierin
bestaan, dat een renteloos voorschot aan
het Surplusfonds wordt verstrekt, waarvan
terugbetaling eerst zal aanvangen wanneer
de areaal-inkrimping van vorig jaar weer
zal zijn ingehaald, en die daarna slechts
zal plaats hebben, wanneer de terugbetaling
kan geschieden door het daarvoor gedeel
telijk bestemmen van een overschot van
een niet te hooge heffing. Deze voorwaar
den zijn niet alleen in het Surplusfonds,
maar ook in de organisatiebesturen uitvoe
rig bekeken en daarna aanvaardbaar ge
acht, hoewel het oorspronkelijk standpunt
van de organisaties daarmede niet is prijs
gegeven. Hoewel van den Minister van Eco
nomische Zaken nog geen definitief bericht
is binnengekomen, mag toch vertrouwd
worden, dat op deze wijze het Surplusfonds
in staat is de uitbetaling normaal te doen
verloopen.
Hoe dankbaar wij ook moefen zijn, dat
althans voor deze zeer groote moeilijkheid
een oplossing zal worden gevonden, zou ik
er toch op willen wijzen, aldus spr., dat er
nog meer moeilijkheden zijn, die zonder
Rcgeeringshulp niet met een eenigszins
redelijk resultaat opgelost kunnen worden.
Zonder de andere onderdeelen van het oor
spronkelijk ingediende steunplan en met
name de tegemoetkoming in de exporteurs-
verliezen, te willen verwaarloozen, zou ik
er toch wel heel nadrukkelijk op willen
wijzen, dat de enorme verliezen van de
kweekers van irissen, gladiolen, anemonen
en ranonkels niet te vergoeden zijn, maar
dat Regeeringshulp ter tegemoetkoming in
deze verliezen onontbeerlijk is.
De steun van bijgóed.
De teelt van bijgoedgewassen is in het
Nederlandsche bloembollenvak geen onbe
langrijk onderdeel, maar een gedeelte van
het bedrijf, waarin velen een bestaansmo
gelijkheid hebben gevonden en dat in be
langrijke mate bijdraagt om het export
cijfer te verhoogen. De ervoor gevraagde
steunbedragen zijn naar verhouding van de
verliezen zeer klein, maar dan ook onmis
baar om nog in zooverre aan de nooden der
beoefenaren dezer teelten tegemoet te ko
men, dat zij voor ondergang worden behoed.
Hiermede overdrijf ik zeker niet, wat ook
wel hieruit kan blijken, dat bijv. van een
artikel als irissen bijkans niets is verkocht,
terwijl de gevraagde steun naar mijn op uit
voerige gevens berustende schatting slechts
ongeveer de helft zou vergoeden van wat
zonder het uitbreken van den oorlog zou
zijn ontvangen, terwijl ook deze ontvang
sten niet veel meer dan het levensonder
houd voor harden arbeid zouden hebben
opgebracht. Ook wanneer steun in den ge-
vraagden vorm zou worden verleend, zou
den de verliezen dus nog aanzienlijk zijn.
Hoewel, met name ook door het hoofdbe
stuur onzer vereeniging, bij herhaling is
aangedrongen, zoowel mondeling als schrif
telijk en telegraphisch, op een spoedige en
gunstige beslissing op deze steunaanvragen,
is tot nu toe iedere beslissing uitgebleven.
Zeer nadrukkelijk moge ik er hier nog
maals op wyzen, dat een beslissing voor de
kweekers dezer artikelen, die veelal geen
inkomsten uit deze teelten hadden, zeer ur
gent is.
Beslissingen blijven
te lang uit.
Ook op ander gebied blijven beslissingen*
vaak te lang uit. Met name denk ik hierbij
aan het door de areaalbeperking vrijgeko
men land. In December gevoerde bespre
kingen brachten de mogelijkheid van de
teelt van producten, die zoo goed mogelijk
in onze bedrijven zouden passen. Maar
ook wanneer een dergelijke teelt technisch
mogelijk is en de maatregelen zoo worden
gewijzigd, dat zij ook in verband met de
voor den tuinbouw getroffen regelingen
mogelijk wordt gemaakt, is deze daardoor
economisch nog niet verantwoord. Door de
organisaties is er bij herhaling en met na
druk op gewezen, dat de inschakeling van
het leeggekomen bloembollenland in de
voedselproductie alleen verantwoord is,
wanneer door de Regeering bepaalde ga
ranties zouden worden gegeven. Terzake
vtrzonden requesten bleken tot nu toe on
beantwoord en gevoerde besprekingen heb
ben nog tot .ïLts anders geleid Jan tot na
dere overwegingen. Terwijl snelle beslissin
gen en het weten waaraan we toe zijn, nim
mer zoo noodig waren dan in deze voor al
len zoo belangrijke kwestie.
Samenwerking met andere
organisaties bepleit
Om een zoo goed mogelijke oplossing te
verkrijgen voor de wel zeer moeilijke, door
den oorlogstoestand ontstane bedrijfspro-
blemen, is contact behouden met de andere
organisaties in het bloembollenbeJrijf. Het
zou in deze omstandigheden gewenscht zijn,
om ook in andere voor het vak bestaande
vraagstukken een samenwerking te berei
ken. Vooral ook, omdat bij alle vraagstuk
ken, die zich voordoen, en niet in het minst
bij het vraagstuk van de exportmogelijk
heden, de belangen van het geheele vak be
trokken zijn en iedere groep in het vak van
zijn organisatiebestuur kan eischen, dat het
terzake actief werkzaam is.
Hierdoor behoeft geen enkele groep ge
schaad te worden, en hierbij kan het vak
als geheel ten bate van al zijn onderdeelen
slechts winst boeken. Ik moge de hoop uit
spreken, dat vermeende belangentegeiv
stellingen deze samenwerking met behoud
van ieders positie ook in het meer normale
werk niet in den weg zullen staan. In elk
geval kan ik de verzekering geven, dat het
hoofdbestuur onzer vereeniging, die alle
orderdeelen van het vak omvat, in alle
voor het bedrijf belangrijke vraagstukken
zal meewerken aan een zoo goed mogelijke
oplossing, en de zeer zwaar gevoelde ver
antwoordelijkheid tegenover de leden zóó
zal dragen, dat het zal pogen, geen enkele
kans voor ons vak ongebruikt te laten.
Het liefst in samenwerking met daarvoor
in aanmerking komende instanties. Maar in
elk geval zal het zijn verantwoordelijkheid
tegenover de leden weten te dragen, door
op elk gebied de belangen van ons vak voor
te staan.
Zonder meer afwachten mogen wij ook
zeker niet, vervolgde spr. Het is onze plicht
om ook op het oogenblik te trachten, kan
sen te scheppen, nieuwe afzetgeüieden te
zoeken, en te trachten rela-iet, in verloren
gegane afzetgebieden te heroveren. Hoewel
ik ervan overtuigd ben, dat ieder vakgenoot
deze zelfde gedachte heeft, zou ik er toch
voor willen waarschuwen, dat het sombere
wereldbeeld ons niet zoo mag neeidrukken,
dat onze gedachten alleen op Regeerings-
steun hoe noodig deze ook kan wezen
gericht zijn, maar dat wij in de allereerste
plaats zelf onze handen uit de mouwen heb
ben te steken. Vandaar ook, dat ik samen
werking tusschen de onderscheidene onder
deelen van het bedrijf heb bepleit, zooals
die in onze organisatie reeds naar voren
komt. En daarom ook kan onze organisatie
geen enkel economisch vraagstuk in ons
bedrijf als buiten haar competentie liggend
beschouwen.
Want ieder probleem, zoowel direct de
kweekerij als direct den export rakend, is
momenteel een levensbelang voor het vak
in al zijn geledingen. De ingewikkeldheid
der vraagstukken en de moeilijkheden die
ze opleveren, vereischen een loyale samen
werking. Nu ons afzetgebied zóó beperkt
geworden is, en de strooming in vele landen
is om kanonnen in plaats van bloembollen
en andere niet direct noodzakelijke produc
ten te koopen, is het noodig, dat wij over
kleine verschillen heenstappen en eendrach
tig optrekken. Om straks, wanneer weer zal
worden ingezien welk een levensverhoogen-
de en gelukbrengende waarde onze pro
ducten hebben, klaar te zijn om onze pro
ducten overal daarheen te kunnen verkoo-
pen, waar voor producten, die het levens
geluk der menschen verhoogen, afzet te
vinden is.
De Virus-ziekten in verband met
de bloembollen-cultuur.
Vervolgens hield mejuffrouw cLr. M. P.
die Rruyn Ouiboter, verbonden aan het La
boratorium voor Bloembollenondierzoek
een voordracht over „Virus-ziekten, in ver
band met de bloembollencultuur."
Over het wezen der viren, de veroorza
kers van virusziekten loopen de opvattin
gen thans nog uiteen. Velen beschouwen
het virus als een levenlooze stof, een op
vatting, diie vooral veld gewonnen heeft
na de onderzoekingen van den Amerikaan
Stanley, die uit perseap van mozaiekzieke
tabaksbladen kriestallen van een hoogrno-
leculair eiwit isoleerde, die zeer infectious
bleken te zijn. Een uitvloeisel van deze op
vatting zou zijn, dat men de virusziekten
onder de groep der physiologische ziekten
moet rangschikken. Aan den anderen kant
bestaat de opvatting dat men hier tooh
met een levende parasiet te doen heeft,
aangezien de virusziekten zich volkomen
als parasitaire ziekten gedragen.
De virus-aan tasting bij bloembolen be-
hooren tot de eerst beschreven verschijn
selen van virusziek.
Het tot nu toe gebruikte diagnose-mid
del: infectie van een gezonde plant met
perssap uit de verdachte plant, heeft bij
bolgewassen het bezwaar dat de resulta
ten meestal een vol jaar op zich laten
wachten. Om aan dit bezwaar tegemoet te
komen werd een nieuwe methode, de zg.
serologisohe methode in het onderzoek
betrokken. Door inspuiting van perssap uit
bladen van zieke planten bij een konijn,
wordt een antiserum verkregen tegen een
bepaald virus. Dit antiserum kan zeer goed
als diagnose-middel voor dat virus dienst
doen.
De verspreiding der virus-ziekten ge
schiedt in het algemeen door bladluizen,
die 't virus van de zieke plant op gezonde
WAT ANDERE BLADEN
SCHRIJVEN
RUSLAND EN DUTTSCHLAND. -
Uit de beschouwing in de Maasbode
over Molotofs rede:
„Als één land in Molotofs rede, zy het
indirect, onvriendelijk behandeld werd, is
het zeker Italië. De conclusie ligt dan ook
voor de hand, dat de sovjet-regeering
niets voelt vcor een toenadering, ook niet
door bemiddeling van het nu voor de Rus
sische belangen niet meer belangrijk ge
achte Berlijn, met Rome. In dit opzicht is
de sovjet-politiek zeker bovenal een ont
goocheling, en veel meer dan dat, voor het
Derde Rijk. Dit heeft nu in de Oostzee een
dreigenden tegenstander gekregen, zonder
dat het op een verderen politieken steun
van Moskou kan rekenen; terwijl de eco
nomische hulpverleening in de lucht blijft
hangen. Dan moge de twee-frontenoorlog
zuiver momenteel vermeden zijn, de toe
komst blijft uiterst onzeker; en in hun
geheel gezien lijken de vooruitzichten iets
gunstiger voor Londen dan voor Berlijn.
Dat Molotof na deze rede nog naar de
Duitsche hoofdstad zou gaan, lijkt buiten
gesloten; tenzij Berlijn nieuwe offers wil
brengen, op gevaar af. dat straks Moskou
van zijn versterkte positie gebruik zal
maken om het roode bolsjewisme in het
Derde Rijk te doen triomfeeren."
TEGEN DE DOODSTRAF
HIER EN NU.
De Volkskrant schrijft:
,:Er heeft zich een comité gevormd van
„uiteraard vertegenwoordigers van de
zwartste reactie", zoo dient het „Volksdag
blad" het aan dat bij de regeering wil
aandringen op invoering der doodstraf voor
zeer ernstige gevallen van landverraad.
Het communistische dagblad ziet in de
mvoering der doodstraf „in handen van
deze lieden een wapen, dat zich niet tegen
de werkelijke landverraders en volks
vijanden zou richten, maar dat gebruikt
zou worden ter handhaving van de machts
positie van reactionnaire klieken."
Heeft het „Volksdagblad" principieel be
zwaar tegen de doodstraf? Volstrekt niet;
dat kan trouwens al niet omdat in Sovjet-
Rusland van de doodstraf een meer dan
royaal gebruik wordt gemaakt.
Het is er mee als met tal van andere
dingen, die de communisten voorstaan of
niet voorstaan al naar gelang zij zelf het
heft in handen hebben of niet in handen
hebben.
In ons land brullen ze om vrijheid, maar
in Sovjet-Rusland Is vrijheid een ongrijp
baar iets. In ons land zijn ze mordicus te
gen de doodstraf zoo lang ze minderheid
zijn, maar men zou hier wat koppen zien
rollen als zij over de macht beschikten:
Moskou geeft ten deze een maar al te
aanmoedigend voorbeeld."
KATHOLIEK COMITÉ VAN ACTIE
„VOOR GOD".
Volhardt in het gebed
Tweedracht en naastenliefde sluiten
elkaar uit. zooals de vleeschelijke
wil en de wil Gods. Wat gij niet
wilt. dat men U aandoet, moet gij
ook anderen niet aandoen. Dit is
„de Wet en de Profeten". Men
heeft het ook den Gulden Regel
genoemd. Overeenkomstig de naas
tenliefde verdedigt men zichzelf
door deze te beoefenen. De oude
Kerk geeft het voorbeeld van een
goed. geregelde naastenliefde. Deze
is slechts mogelijk, wanneer men
volhardt in het gebed.
Abl Joannes van Sinte Marie.
planten overbrengen. Hieruit volgt die be
strijdingswijze: men zal in de eerste plaats
zooveel mogelijk de infectie-bronnen moe
ten verwijderen er voortkweeken met ge
selecteerd volkomen zuiver materiaal. Aan
de andere kant kan ook luizen-bestrijding
en wel voornamelijk 't voorkomen van aan
tasting door luizen ter hand genomen wor
den. Daar bij vele virus-ziekten van bloem
bollen gebleken is dat men de ziekte door
sap-transmissie kan overbrengen is het te
vens raadzaam met het afsnijden der bloe
men en het hollen en snijden van hyacin-
thenbollen infectiegevaar uit te sluiten:
in het eerste geval door eerst de zieke
planten te verwijderen, bij het hollen en
snijden door elke bol met een schoon
mesje te behandelen.
Tenslotte heeft in den laatsten tijd nog
een andere methode om virus-infectie te
gen te gaan perspectieven voor de toe
komst geopend. Een plant, geïnflecteend
met 'n weinig schadelijk, soms zelfs symip-
toomloos virusras blijkt n.L niet vatbaar
meer te zijn voor infectie met een na ver
want ras, dat eventueel veel schade aan
de plant doet. Hierin zou men dus een mid
del hebben om door infectie met weinig
schadelijke virusrassen infectie met schade
lijke rassen te voorkomen. Deze methode
is echter nog zeer weinig uitgewerkt.
Uit alles blijkt dat er voor het weten
schappelijk onderzoek nog een lange weg
met vele moeilijk te nemen hindernissen
is af te leggen.
DE HOOGE RAAD AANVAARDT DE
VERVANGINGSWAARDE-LEER
Aan B. P. M. L. te Dordrecht is voor de
Rechtbank aldaar ten laste gelegd, dat hij
te Dordrecht opzette ijk niet heeft nageko
men art. 5 der Prijsopdrijvings- en Ham-
sterwet 1939, houdende een verbod tot
prijsopdrijving. L. had den prys van sok-
kenwol van 0.39 p. knot verhoogd tot 0.45
De zaak werd behandeld door den politie
rechter, die een veroordeelend vonnis uit
sprak. In hooger beroep heeft het Hof te
's Gravenhage dit vonnis vernietigd en den
verdachte vrijgesproken op grond, dat ten
aanzien van deze wol geen voorschriften
waren gegeven, bedoeld in artik 3 der
Hamsterwet. De Politierechter had hier
prijsopdrijving aanwezig geacht op grond,
dat de prijs verhooging is geschied op oude
voorraden. Het Hof oordeelde deze mee
ning onjuist omdat het hier een loopend
bedrijf betreft met vrijwel constante voor
raden. Het algemeen belang en het belang
van den winkelier brengen mede de ge
regelde aanvulling van den voorraad. Deze
aanvulling kan niet geschieden, indien de
winkelier genoodzaakt zou zijn op basis van
vroegere, lagere inkoopsprijzen te verkoo-
pen en tegen verhoogde prijzen in te koo
pen.
De Procureur-Generaal bij genoemd Hof
kon zich met dit arrest niet vereenigen en
betoogde in een cassatiememorie, dat het
Hof aan de dagvaarding niet een zoodanige
uitlegging heeft gegeven, die in cassatie on
aantastbaar zou zijn. In hoofdzaak ging het
bezwaar van den procureur-generaal echter
tegen de meening van het Hof, waar dit de
geheele in rekening brenging der vervan
gingswaarde als geoorloofd aanvaardt. Hij
achtte dit in strijd met het systeem der wet.
Herinnerd zij aan het oordeel van den
Advocaat-Generaal bij den Hoogen Raad,
mr. Rombach, in deze zaak, dat aldus luid
de, dat het Hof terecht de vervangings
waarde-leer heeft toegepast en niet die van
den hisiorischen kostprijs.
Dj Hooge Raad heeft heden in deze
zaak arrest gewezen en overwogen, dat
niet is in te zien, waarom een weder-
verkooper die, om zijn goederenvoor
raad van normale grootte op peil te
houden, regelmatig, in plaats van de
daaruit verkochte goederen, goederen,
andere gelijksoortige goederen inslaat
en die zijn verkoopprijzen aan de in
middels opgeloopen, hem door zijn le
veranciers in rekening gebrachte fa
brieksprijzen aanpast, onredelijk zou
handelen, tenzy de aldus door hem tot
richtsnoer genoemen fabrieksprijzen,
met het oog op de omstandigheden als
onredelijk zouden zijn te beschouwen,
hetgeen echter in casu niet als bewezen
is aangenomen. Een bedrijf, dat het aan
houden van voorraden in zich sluit zou
een niet te aanvaarden risico met zich
brengen indien het, hoewel het onver
mijdelijk bij eventueele daling van het
prijspeil de waarde van zijn voorraad
zal zien dalen, van een stijging van dit
peil geen voordeel zou mogen trekken
en het trekken van zoodanig voordeel
zeker volkomen verantwoord is Indien,
zooals hier, de hoogere opbrengst weer
noodig is om de voor aanvulling van
den voorraad benoodigde goederen in te
koopen.
Op grond, dat niet blijkt, dat het Hof
van een onjuiste opvatting van het begrip
„prijsopdrijving" zou zijn uitgegaan, en hier
dus een zuivere vrijspraak aanwezig is,
heeft de Hooge Raad het cassatieberoep
niet-ontvankelijk verklaard.
Haagsctie Politierechter
DIEFSTAL VAN GOUD OP DE
ZILVERFABRIEK TE VOORSCHOTEN.
Is er wel voldoende controle?
Een voorwaardelijke straf voor de
verdachte.
Het Is nu voor de tweede maal binnen
aeer korten tijd, dat er een zaak behandeld
wordt voor een rechtscollege betreffende
diiefstallen aan de Zilverfabriek teVoor-'
schoten. Was het de vorige maal een
zaak waarbij 5 K.G. geplette zilverplaten
gestolen waren, thans moest de 35 jarigen
N. T. uit Leiden terecht staan omdat
hij gedurende het tijdvak, Juni '36 tot
Januari 1946 regelmatig hoeveelheden goud
hda weggenomen en dit goud had ver
kocht. Op 8 Januari hod de politie ten zij
ner huize nog een klompje goud van 15
gram aangetroffen, dat eveneens van dief
stal afkomstig was. Tijdens de zitting
kwam naar voren, dat verdachte geheel
onder invloed had gestaan van zekeren
Ph., die wegens vermoeden van heling
thans preventief zit en wiens zaak nog die
nen moet. Maar dit doet niets van het feit
af, dat verdachte gediurende bijna vier jaar
kans heeft gezien om steeds regelmatig
kleine hoeveelheden goud mee te nemen.
En dan vraagt men zich vanzelfsprekend
af, of er wel voldoende controle cp de Zil
verfabriek is.
De officier aohtte de feiten, die aan ver
dachte ten laste gelegd waren zeer ernstig.
Regelmatig heeft hij hoeveelheden goud
meegenomen en verkocht. Verdachte kon
dit gemakkelijk doen, omdat hij veel goud
ter verwerking kreeg.
Er zijn evenwel ook lichtzijden aan deze
kwestie en wel het feit, dat verdachte het
slachtoffer is geweest van de reeds genoem
de Ph., onder wiens invloed hjj gestaan
heeft, en het feit, dat het reclasseerings
rapport gunstig luidt. Daarmede rekening
houdende wilde spr. verdachte nog wel
een kans geven, zoodat de eisch werd: een
voorwaardelijke gevangenisstraf van vier
maanSen met drie jaar proeftijd.
De verdedigster van verdachte kon zich
geheel bij dezen eisch aansluiten temeer
daar men aan de „Zilverfabriek" zijn best
zal doen om verdachte te helpen aan een
andere betrekking, zij het dan ook niet
meer op deze fabriek.
Daarmede rekening houdende veroor
deelde de Politierechter verdachte tot een
voorwaardelijke gevangenisstraf van vier
maanden met een proeftijd van drie jaar.
Hij wist het niet.
A. J. M. afkomstig uit Leiden had
zich te verantwoorden wegens steunfraude.
Volgens de documenten had verdachte op
gegeven, dat zijn dochter 6.50 inbiacht
als kostgeld en hy had dit bedrag dan
ook steeds trouw opgegeven. Maar de
dochter had 9.per week verdiend. De
vader zeide, dat hij niet geweten had, dat
hy alles op moest geven. Hij meende al
leen maar- te moeten invuilen hoeveel kost
geld zijn doch»er inbracht.
De Officier geloofde het excuus van
verdachte niet, want op de formulieren
staat duidelyk aangegever, dat de geheele
inkomsten opgageven moeten worden Ver
dachte had de papieren die hij ter teeke-
ning kreeg dan maar beter moeten nalezen.
De eisch werd een gevangenisstraf van
veertien dagen.
De Politierechter nam aan, dat verdachte
geneel ter goeder trouw nad gehandeld cn
sprak hem vrij.
Heling van roL'en
liclilleidingdraad.
F. W. V. te Leiden zou zich schuldig
gemaakt hebben aan heling van 17 rollen
lichtleidingdraad, elk van 1100 meter
lengte, welke rollen gestolen waren ten na-
deele van de Vereenigde Touwfabriektn te
Leiderdorp. Tevens had verdachte
nog een gepantserde gummiloodkabel van
100 meter lengte van dengene, die deze
kabel gestolen had, in bewaring genomen.
Verdachte ontkende ten stelligste, dat hij
geweten had, dat al deze artikexen van dief
stal afkomstig waren.
De Officier geloofde niets van de ver
dediging van verdachte en eischte een voor
waardelijke gevangenisstraf van twee
maanden met drie jaar proeftijd en een
onvoorwaardelijke geldboete van 50 subs.
50 dagen. Ook de Politierechter was van
meening dat verdachte zich scnuldig had
gemaakt aan heling en achtte dit bewezen,
waardoor het vonnis werd een voorwaar
delijke gevangenisstraf van een maand met
drie jaar proeftijd en een onvoorwaarde
lijke geldboete van 40 subs 40 dagen.
Onvoordcelige cafébezoekster.
Tijdens een bezoek, dat mej. G. v. d. L.
te Leiden aan het café „Bellevue" te
Leiden gebracht had, had zij na de con
sumptie genoten te hebben, de roomkan
netjes, de lepeltjes en de aschbak mee naar
huis genomen. Zij had wel voor de con
sumptie betaald, althans was er betaald
voor haar, maar niet voor de diverse attri
buten, behoorende tot den inventaris.
De politierechter was eens bij haar thuis
gaan kijken en had daar de roomkannetjes
en de aschbank deftig op tafel zien staan.
De juffrouw voerde aan, dat zij het in
een vroolijke bui had gedaan en heelemaal
niet met het oogmerk om te stelen. Het was
maar een „lolletje" geweest volgens haar.
De Officier hield niet van dergelijke
lolletjes, want hij eischte een geldboete van
20 subs. 10 dagen en bovendien nog om de
schrik er in te houden een vaarwaardelijke
gevangenisstraf van twee maanden, met
drie jaar proeftijd, zoodat het voor de juf
frouw een duur „lolletje" dreigde te wor
den
De politierechter vonnis wijzend wilde
voor ditmaal volstaan met het opleggen van
een voorwaardelijke gevangenisstraf van
een maand met drie jaar proeftijd.
Hoe kwam hij aan de visch.
G. P. uit Leiderdorp had, volgens'de
Officier, zich schuldig gemaakt aan visch-
strooperij. Op 24 Januari had veldwachter
Commandeur, uit Oud A d e, by hem een
teil met 50 Kg. visch aangetroffen, terwijl
er ook een in het water staande raampaling-
fuik was aangetroffen. Het water, waarin
de fuik lag, stond met de Molensloot in
verbinding, terwijl het vischrecht behoorde
aan het waterschap van Alkemade, zoodat
verdachte geen recht had om daar te vis-
schen. Dat vischrecht maakte echter geen
indruk op verdachte, omdat hij ten stellig
ste ontkende gevischt te hebben. Hij vischt
nooit, volgens zijn zeggen, en had daartoe
twee getuigen meegebracht, die ten eerste
verklaarden dat verdachte daar niet ge
vischt had en ten tweede, dat hij nooit
vischte. Wie er dan wel gevischt had, wilde
de politierechter weten, en hoe verdachte
aan die teil met visch kwam.
Wie er wel gevischt had wisten de ge
tuigen wel, maar wilden dat niet zeggen
en de teil visch had verdachte als beloo
ning gekregen.
Aangezien verdachte aan de politie weer
een ander „verhaal" had verteld, werd de
zaak aangehouden om de veldwachters
maar eens te hooren in de ingewikkelde
vischkwestie.
Wie zei ook weer, dat de visch duur be
taald wordt?
Katholieken,
Uw eigen Dagblad is
DE LEIDSCHE COURANT