KERKNIEUWS
RECHTZAKEN
Schoonmaak
LUCHTVAART
WOENSDAG 27 MAART 1940
CE IF.insCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 10
Ter gedachtenis aan
Pastoor Keulers O.C.D.
Op Paaschzaterdag overleed in het Kar
melietenklooster te Waspik de oud-pastoor
van Groenendijk: pater J. M. Keulers, van
de orde der ongeschoeide Karmelieten. Met
zijn kloosternaam heette hij: pater Placi-
dus van den H. Albertus.
Wie dezen priester gekend hebben, zooals
ik, al de jaren dat hij pastoor was in Groe
nendijk, zullen hem nooit vergeten.
Hy was kloosterling tot in de toppen van
zijn vingers! Dat viel een ieder op, die
zijn optreden naar buiten meemaakte. Wat
een singulier man, dacht de man van de
straat, die hem niet kende: een monnik uit
de middeleeuwen Alsof het hem tot oneer
strekte, dat hij zich uitgaf voor wat hij
was en wilde zijn. Maar wat steeg deze
priester in je achting als je hem leerde ken
nen. Dan bleek het, hoe al de meeningen
die hy verkondigde voor hem gerijpt wa
ren in gebed en overweging, hoe hij zijn
optreden naar buiten voorbereidde ge
knield voor Gods aanschijn. Ja, als je hem
goed leerde kennen voelde je, dat hij
eigenlijk altijd geknield lag voor Gods Ma
jesteit en dat maakte, dat je hem moest
gaan hoogachten. Hij leefde geheel vol
gens zijn roeping, als een man uit één stuk.
En als iemand mocht meenen, dat dit heel
gewoon is: leven naar je roeping, dan ben
ik van gedachte, dat de perfectie hiervan
heel buitengewoon is.
Hij verkondigde meeningen, die boeren,
burgers en buitenlui in rep en roer brach
ten. Dan trok hij als een ridder een ijze
ren harnas aan en met een zware speer
in zijn hand trok hij los op de schenners in
Gods Kerk! Natuurlijk koos mep party.
Maar als de tegenstander soms later eens
persoonlijk kennis maakte dan moest hij
bekennen: maar is dat nu pastoor Keu
lers? Dat is de meest charmante mensch,
de goedheid en blijheid in persoon!
Er was geen stad op de Balkan en geen
weggetje in Zuid-Holland dat hij niet ken
de. En hij heeft de gelegenheid gehad
en gebruikt om zoowel het een als het an
der te gaan zien. En als hij daarover des
avonds» in den huiselijken kring, (hoe ge
zellig kon dat zijn!) aan 't vertellen raakte,
dan kon hij zyn vaste voornemen om al
tijd om half negen thuis te zijn wel eens
vergeten, zoodat zijn vertrek, ineens wel
een vlucht geleek. Maar wij pret, als we
hem zoover konden krijgen....!
Hij kon zich geven geheel en totaal. En
je moest wel van hem gaan houden. Zoo
leeft hij voort in de harten van de Groe
nendijkers, daar ben ik van overtuigd. Al
leen vind ik het jammer, dat er zoo wei-
n!g van te merken was bij zijn begrafenis.
Daar zijn natuurlijk verontschuldigingen
aan te voeren.Maar welke Groenendij
ker zal daarmee willen aankomen....?
Maar zoo'n verzuim kan- worden goedge
maakt door H.H. Missen en gebed. En dat
is plicht. Zeker voor degenen, die zoo heel
veel aan hem hebben te danken.
Hoezeer zijn oude parochie voor hem
leefde en hoeveel dit 28 jaar voor hem be-
teekende kon je gewaar worden, als je
hem opzocht. Als hij wist, dat je zoudt ko
men, dan stond hij al aan 't station je op te
wachten. Als dan de trein kwam aanrij
den, dan gingen zijn beide armen en zijn
stok boven zijn hoofd. Teeken dat je gezien
waart! Daarna was een zuidelijke begroe
ting. Ik zal nooit vergeten, hoe ik de laat
ste maal naast hem liep. voetje ,voor voetje,
om in de maat te blyven van zijn moei
zame sukkelgangetje. Ach, ach, wat was
hij oud geworden!
'n Oudgediende met pensioen! Rustend
pastoor. Emeritaat noemt men dat met een
mooi woord. Dat beteekent: hij heeft het
verdiend. Na 28 jaar pastoraat, op zijn leef
tijd had hij het ook verdiend, zou men mee
nen. Maar weet u hoe hij leefde? Zoodra hij
in de kloostergemeenschap terugkwam
kwam hij daar als onderdaan en schikte hij
zich naar de kloosterregels en gebruiken.
Hij was weer de ondergeschikte klooster
ling, die zal vragen aan zijn overste, veel
jonger in jaren dan hy zelf, en vroeger
zijn kapelaan, of het goed is, dat hy even
mee opliep, of hij een postzegel mag ge
bruiken voor een briefkaart. Midden in den
nacht je lekkere slaap te onderbreken, om
een uur in 'n koude, kale bidruimte, in on
gemakkelijke houding te gaan staan bidden,
terwyl al zijn oud-parochianen liggen te
slapen. Hij ontbrak nooit en wat mooier
is, hij was het eerste present! Als men
weet, hoeveel hij van zijn oude parochie
hield en op welke bovennatuurlijke wijze,
moest men dan in Groenendijk niet bedroefd
zyn, nu men den zegen van zyn gebed moet
missen op aarde? Maar toch ook misschien
weer niet, want in den hemel zal hij voor
ons blijven bidden....
Toen maakte de ziekte hem invalide en
stelde hem geheel op non-actief. En wat er
ger was, hij raakte geheel aangewezen op
de hulp van anderen. Wat moet dit een lij
den geweest zijn voor dezen man die zoo
actief was van aard! Diep medelijden ver
vult me als ik dit bedenk. Maar de voorzie
nigheid zorgde voor hulp. Er was een Groe-
nendyksche jongen in zijn omgeving, 'n
jong broedertje, die hem de laatste maan
den op voorbeeldige wyze heeft verzorgd
en opgepast. En daar wilde hij graag door
geholpen worden.
Het einde kwam op Paaschzaterdag. Ik
hoor nog in mijn ooren zyn intredepreek op
dien eersten Paaschzondag. Uiterst zorg
vuldig voorbereid en gememoriseerd, met
onhandige gebaren door de ongewoonte:
Groenendijk is verrezen voor de Karmelie-
Aenorde. Op een Zaterdag stierf hy, de zoon
vt Maria's orde. En op Paschen in den
hemel!
Zyn medebroeders hebben hem uitge-
?e'i. Placidus, frater noster, sacerdos! De
kerk was vol op dezen werkdag. (Niet van
Groenendijkers!) Bonken van wolken in de
lucht. Maar de wind heeft al 't koesterende
van de lente: In Paradisum deducant te
Angeli. Wat hebben wij dit dikwijls met
hem gezongen, als we langs de kerk naar
het kerkhof trokken om 'n parochiaan te
helpen begraven op zyn kerkhof, zijn trots,
met dat mooie kapelletje. Nu is het zyn
beurt.
'n Groote schaar priesters, zijn mede
broeders, 'n massa volk.
De uittocht van een herder! Wat is de
liturgie van de Kerk toch schoon en troos
tend!
De intocht in den hemel is nog veel
schooner!
Wij zullen hem nooit vergeten.
En Groenendijk zal voor hem bidden. Dat
is dure plicht.
J. N. V.
Pr.
DEKEN J. L. DANKELMAN t
De hoogeerw. heer J. L. Dankelman,
deken van Delft, is in den nacht van
Maandag op Dinsdag op bijna 67-jarigen
leeftijd m het Sint Hippolytusziekenhuis
aldaar overleden.
Katholiek Delft verliest in hem een
priesterfiguur van uitzonderlijk formaat,
die uitmuntte door velerlei gaven van
hoofd en hart. De thans overledene werd
geboren le Hoorn op 12 April 1873 en op
4 April 1897 tot priester gewijd. Na zijn
priesterwijding was hij gedurende twee
en een half jaar werkzaam als kapelaan te
Alphen aan den Rijn, waarna hij 15
September 1899 als kapelaan overgeplaatst
werd naar de St. Hippolytusparochie te
Delft. Op 8 October 1909 volgde zijn be
noeming tot rector van het Sint Hippolytus
ziekenhuis te Delft en tegelijk tot directeur
van de congregatie der eerwaarde zusters
Augustinessen.
Onder zijn leiding heeft de congregatie
in geheel het land een groote uitbreiding
mogen ondergaan.
Tweeden Pinksterdag 1934 volgde zijn
benoeming tot deken van Delft.
In datzelfde jaar vierde hij zyn zilveren
jubileum als directeur van de zuster
congregatie, bij welke gelegenheid mgr.
Aengenent hem benoemde tot eere-kanun-
nik van het Haarlemsche kapittel.
In 1937 werd zyn 40-jarig priesterfeest
met grooten luister gevierd.
H.M. de Koningin benomde hem tot rid
der in de orde van Oranje Nassau.
Sedert vele jaren vervulde de thans ont
slapene ook de functie van bisschoppelijk
inspecteur voor het onderwijs.
„Maasbode"
JUBILEUM OUD-REGENT WIJTENBURG
Het 40-jarig priesterfeest van den hoog
eerw. heer M. A. Wijtenburg, oud-regent
van Hageveld en kanunnik van het kathe
drale kapittel van Haarlem, die thans ver
blijf houdt in het Sint Jozefgesticht op den
Dennenheuvel te Bloemendaal, zal gevierd
worden op 31 Maart a.s. De plechtige
H. Mis zal te tien uur worden opgedragen,
terwijl van drie uur tot half vijf een
receptie zal worden gehouden.
EEUWFEEST CONGREGATIE VAN DE
BROEDERS VAN ST. LOUIS
Mgr. P. Hopmans celebreert
pontificale H. Mis
Op den zonnigen morgen van den
derden Paaschdag is Oudenbosch in
feeststemming. De straat tusschen de
twee befaamde koepels van de hoofd
kerk, de basiliek van St. Agatha en
Barbara, en van de kapel van St. Louis,
is vol vlaggengewapper en drukte.
Heden viert de Congregatie van de
Broeders van den heiligen Aloysius,
die in Nederland verscheidene huizen
en scholen heeft, welker verdiensten
voor het katholieke onderwijs groot
zijn en waar zoo menig bekend Neder
lander in zijn jonge jaren zijn op
leiding genoot, het honderdjarig be-
staansfeest.
Reeds vroeg bevonden zich vele ge-
noodigden op de rijk versierde binnen
plaats, welke in het Zuiden wordt afge
sloten door den hoogen barokken gevel
van de kapel. De kapel was uitwendig
smaakvol versierd en ook het inwendige
was één kleur van vaandels en bloemen
en over de barokken krullen en kapiteelen
viel de Paaschzon.
Zy was geheel gevuld met genoodigden,
toen om 9 uur een stoet van priesters Z.H.
Exc. Mgr. P. Hopmans, bisschop van
Breda, afhaalde aan de poort van de kapel
onder het zingen van het „Ecce Sacerdos
Magnus" van Jos. Vranken, uitgevoerd
door het gemengd koor van St. Louis.
Van de talrijke aanwezigen noemen wij:
den vicaris-generaal van het bisdom Breda,
mgr. J. M. van Oers; mgr. J. M. v. d.
Tuyn, deken van 's-Gravenhage; mgr. J.
Th. Lagerweij, pastoor van de Posthoorn-
parochie te Amsterdam; pater A. Kersten,
provinciaal van de Witte Paters te Boxtel;
den zeereerw. pater M. Mol C.ss.R., provin
ciaal der Paters Redemptoristen; deken van
Mierlo uit Roosendaal; rector W. Nolet,
bisschoppelijk inspecteur van het lager
onderwijs te Rotterdam; prof. dr. ir. J. A.
Mekel, hoogleeraar aan de Technische
Hoogeschool te Delft; prof. dr. J. I. M.
Schmutzer te Utrecht; prof. dr. Alph.
Mulders, hoogleeraar aan de R.K. Univer
siteit te Nijmegen; mr. J. H. H. Stieger,
lid van Gedeputeerde Staten van Zeeland;
ir. H. J. van Swaay, voorzitter van den
Electriciteitsraad; pater dr. G. Gorris S.J.;
pater Hyacinth Hermans O.P.; de inspec
teurs van het onderwijs Verbeeten en dr.
De 91-jarige oud zouaal de Boer was
de oudste aanwezige oud leerling bij
de viering van het eeuwfe°ft van het
instituut St Louis te Oudenbosch
Jos. Gielen; burgemeester P. J. A. Hoeks
en de wethouders van Oudenbosch; den
Deigischen consul W. Tiebackx; den opper
wachtmeester J. de Thije, brigade
commandant der Kon. marachaussee; den
91-jarigen oud-zouaaf, den heer De Boer
uit de hoofdstad; pastoor v. Leeuwen,
uit Hillegom; het hoofd van de Con
gregatie van den H. Aloysius, vader Tarci-
sius; algemeen overste br. Franciscus; den
vicaris en de eerw. broeders Wulfram,
Robertus en Majella; leden van den raad;
de oversten van Oudenbosch, Rotterdam,
Amsterdam, Lisse, Laren en Alkmaar, en
een vertegenwoordiging van den Rotter-
damschen Lloyd.
Bij de pontificale H. Mis fungeerden als
troondiakens pastoor Jos. Dirks en rector
Mol; als presbyter-assistens de zeereerw.
heer M. de Bruyckcre, rector van St.
Louis; als subdiaken en diaken de zeer
eerw. heeren P. de Grauw en H. Roks, ter
wijl de lagere functies werden waarge
nomen door fraters van de Paters der
H. Familie.
Het eigen der H. Mis werd gezongen door
de Schola Cantorum der paters van de
H. Familie, terwijl het gemengde koor van
St. Louis de Missa Papae Marcelli van
Palestrina zong. Na de H. Mis werd het
„Haec Dies" van Palestrina uitgevoerd
door het koor van St. Louis.
Des middags had een zeer drukke recep
tie plaats.
Hooge onderscheidingen voor
Vader Tarcisius.
Op de receptie welke gehouden werd in
de groote auia, waren zeer vele belang
stellenden aanwezig. Het allereerst werd
het woord gevoerd dor Z.H. Exc. Mgr. P.
Hopmans, daarna werd gesproken namens
de oud-leerlingen door pater Hyacinth
Hermans O.P., waarna pastoor Dirks uit
Oudenbosch sprak namens de parochianen.
Door den hoofdinspecteur van het onder
wijs, den heer Verbeeten, werd medege
deeld, dat het H.M. de Koningin behaagd
had vader Tarcisius te benoemen tot
officier in de Orde van Oranje-Nassau.
Door den heer Th. Tiebakcx, consul van
België, werd mededeeling gedaan, dat het
Z.M. Koning Leopold III had behaagd,
vader Tarcisius te benoemen tot officier in
de Kroonorde van België.
Nadat nog meerdere andere sprekers het
woord hadden gevoerd, heeft Vader Tar
cisius een dankwoord gesproken.
„Maasbode"
HAAGSCHE RECHTBANK
De pensiongast, die voor zich
.zelf begon.
Bij een pensionhoudster* te Wasse
naar was zekere S., afkomstig uit Leiden,
ir pesion gekomen. Alles ging naar
wensch en de zaak floreerde prachtig vol
gens den pensiongast, zooals hij aan zijn
hospita mededeelde. Het eene praatje volg-
Jf op het andere en uit die gesprekken
bleek, dat de pensionhoudster er wel iets
voor gevoelde haar pension over te doen
mits zij er een goeden kooper voor zou
kunnen vinden. Haar pensiongast presen
teerde zich als kooper en de onderhande
lingen begonnen. Na vele gesprekken
kwam men overeen, dat de pensiongast
het pension voort zou zetten onder zijn
naam. Tevens zou hij den geheelen inboe
del overnemen voor een bedrag van 165.
Maar aangezien S. niet over voldoende
contanten beschikte kwam men overeen,
dat hij het bedrag in termijnen zou beta
len. Na enkele maleh een termijn betaald
te hebben bleef de rest van het geld plot
seling weg. De gewezen pensionhoudster
schreef eens over de kwestie, maar kreeg
geen antwoord. Daarom toog zy persoon
lijk naar haar gewezen commensaal om
over het uitblijven van het geld te spre
ken. Haar wachtte bij aankomst een min
der aangename verrassing, want wat zy
gedacht had te zullen vinden, haar gewe
zen pension, vond zy niet, evenmin als
haar ex-kostganger er den door hem over
genomen inboedel. Alles was spoorloos
verdwenen, want S. had, na twee termij
nen betaald te hebben, alles verkocht en
het geld voor zich zelf gehouden.
De Officier eischte tegen den oneerlijken
kostganger-pension-houder een gevange
nisstraf van twee maanden, waarna de
uitspraak bepaald werd op over 14 dagen.
geeft menige huisvrouw en meisje ruwe en
roode werkhanden. Deze worden weder
om spoedig gaaf, zacht en blank door Purol
1448
Haagsche Politierechter
Het hondje.
Parmantig liep de meneer met het
hondje te stappen, vergenoegd aan zijn
pijpje smakkend en mogelijk denkend.
„Hoe genoeglijk glijden de dagen, enz."
Het hondje was een doodgewoon hondje
van een niet thuis te brengen ras, zooals
tr honderden rondloopen al of niet voor
zien van een hondenpenning.
Het beest was echter de lieveling van
zijn echtgenoote en het was een eer, dat
hij het béést „uit mocht laten" of mis
schien moest uitlaten.
Nu is het met hondjes zoo: door het
vele thuiszitten willen zij ook wel eens
iets anders, bijv. met een kudde soortge-
nooten op avontuur uitgaan of zoo iets. En
roen dit hondje dan ook eenige soortge-
nooten zag, gaf het een plotselingen ruk
aan het riempje, dat uit meneers handen
glipte, en het hondje nam „het rit" aan,
hei riempje achter zich aan sleepend. Uit
was het met de zoete rust van meneer. Hij
riep, hij floot, hij smeekte en hij schold,
rnaar het hondje kwam niet. Nu had de
meneer naar huis kunnen gaan en zeggen
tegen vrouwlief „hij is weg", maar daar
mede zou hij er niet geweest zijn, want
vrouwlief had dat toch niet aanvaard en
cr zou narigheid ontstaan zijn. Er bleef
dus maar een ding te doen en wel het
hondje alsnog weer te pakken krijgen, dus
toog meneer achter de kudde honden aan.
In den beginne ging het goed en kon hy
de horde in de gaten houden, maar toen
de beesten een beetje harder gingen loo-
pen moest meneer het in arren moede ook
op een drafje zetten; heigeen remmend
op zijn stemming van „hoe genoeglijk glij
den de dagen, enz." werkte Hoe harder
Je honden-horde liep, hoe harder meneer
liep. Na een langen tijd, en na vele straten
doorkruist te hebben, gelukte het hem
eindelijk vrouwliefs lieveling weer te
pakken te krijgen en als uitlaat voor zijn
gemoedsstemming gaf hij het beest „van
dik hout zaagt men planken".
Heel gevoeglijk had de geschiedenis hier
mede uit kunnen zijn, maar hier ging het
scherm pas op voor het tweede bedrijf,
3angezien er een andere meneer voorbij
Kwam, die, de aanleiding der kastijding
niet wetend, meneer nummer één uit
maakte voor dierenbeul, er aan toevoegend,
dat hy maar eens moest probeeren hem
zoo te slaan. Nu kunnen wij gevoeglijk
aannemen, dat meneer nummer één een
kalm mensch was in het dagelijks leven,
cie niet van onevenwichtigheden hield,
maar na een half uur achter een hondje
aandraven was alle zachtheid uit hem
verdwenen en accepteerde hij de uitnoodi-
ging door den uitdager zulk een mep te
geven, dat deze t'iöe'ijk da~M niet rn*""-
tot deze aarde te behooren. Maar met het
uitdeelen van dezen klap had hij al zijn
Kruit verschoten en was plotseling weer
het doodgewone dagelijksche mannetje,
dat geen kip of vlieg kwaad zou doen.
Spijt had hij van het geval en vechten
wilde hij niet, dus retireerde hij, daartoe
nog een beetje aangespoord door het zien
van die akelige bloeddruppels uit den
neus van dien anderen meneer, die die
renbeul gezegd had.
„Tippelde" dus eerst het hondje, thans
„tippelde" het hondje en zijn baas, achter
volgd door den boozen vijand, die over
moord-, doodslag en aanverwante artike
len schreeuwde. Dank zy de tevoren op
gedane ervaring en training bleef meneer
voor, totdat het hondje plotseling iets
doen moest, waarvoor het ruim een half
uur geleden al aan het riempje gebonden
was, hetgeen remmend werkte op meneers
snelheid. En toen deed hy iets, door angst
en wanhoop gedwongen, hij liet het hondje
het hondje en liep als een haas alleen naar
huis, nog steeds achtervolgd door den boo
zen vijand. Hij won den wedloop en wist
het veege lijf in veilige haven te loodsen.
Vat vrouwlief gezegd zal hebben toen hij
zonder hondje thuis kwam, weten wij niet,
evenmin of het hondje nog is wederge
keerd van de dwalingen zijns weegs.
Vast staat evenwel, dat hij terecht moest
staan wegens mishandeling en dat hij in
ne verdachtenbank een „kleinen" indruk
maakte en met angst rondtuurde naar al
het vreemde en reeds visioenen zag van
open gaande gevangenisdeuren.
Kleintjes vertelde hij van zyn groote
spijt oVer het gebeurde en beloofde nooit
weer zoo iets te doen. Hij had aller sym
pathie in tegenstelling met zijn aanklager,
die zoo den indruk wekte, dat hij het al
leen maar „aangegeven" had, omdat hij
het manneke niet had kunnen achterha
len. De gevangenisdeuren gingen voor
hem niet open, maar zijn portemonnaie
moet het wel, want hy zal tien gulden
moeten betalen.
brandstichter gaat drie jaar
achter slot
Dinsdagmiddag wees de Utrechtsche
rechtbank vonnis tegen den 52-jarigen
meubelfabrikant A. F., die zijn woning te
Baarn opzettelijk in brand had gestoken,
tot verkrijging van de assurantie-pennin
gen. De rechtbank achtte de ten laste ge
legde brandstichting bewezen en veroor
deelde F. conform den eisch tot een ge
vangenisstraf van drie jaar, met bevel tot
onmiddellijke gevangenneming.
RESERVE-MAJOOR VOOR HET
HOOG MILITAIR GERECHTSHOF
Hij volgde bevel van schildwacht niet op
ZWARE STRAF GEëlSCHT
Op 22 November van het vorige jaar
reed een reserve-majoor te paard over het
Noordzeestrand en stuitte daarbij op een
zeker moment op een schildwacht, die hem
staande hield en het wachtwoord vroeg. De
majoor, die tot een ander regiment be
hoorde, kon dit niet geven, waarop de
schildwacht zeide: „Dan mag u niet door
rijden". De majoor die zijn rit wenschte
voort te zetten, maakte zich bekend, doch
de schildwacht bleef weigeren hem door
te laten. „Het verbod geldt voor iedereen",
zeide hij.
Na eenig gepraat evenwel had hy den
schildwacht overreed hem toch door te
laten, waarop de schildwacht het geval
direct aan zijn wachtcommandant rappor
teerde. Dit had tot gevolg, dat deze zaak
voor 't Hoog Militair Gerechtshof gebracht
werd, voor welk college de majoor thans
in eerste en eenige instantie moest tereent
staan wegens opzettelijke ongehoorzaam
heid aan de bevelen van den schildwacht.
Inmiddels is de reserve-majoor eervol uit
den dienst ontslagen.
Luitenant-generaal P. J. van Mun-
nekrede zeide tot beklaagde „U wist toch,
dat u een schildwacht moet gehoorzamen.
Dat staat in art. 128 van het wetboek van
Militair Strafrecht. Als u had willen door
rijden, had u naar den wachtcommandant
moeten vragen".
Beklaagde: „Ik kende de situatie daar
niet zoo goed".
Generaal van Munnekrede: „Dan had u
dat den schildwacht moeten vragen".
Beklaagde gaf toé verkeerd gehandeld
te hebben, doch hij ontkende zich aan een
strafbaar feit te hebben schuldig gemaakt.
Hierop werd de sohildwacht als getuige
gehoord. Ook tegen hem is een strafver
volging ingesteld, doch deze zaak is nog
niet behandeld. De schildwacht verklaarde,
dat hij den majoor wel vertrouwde, toen
deze zich bekend had gemaakt, daaróm
had hij hem ten slotte doorgelaten. Hij
kende den majoor niet.
President, mr. J. E. van der Meulen:
„Wat had u gedaan als u het niet ver
trouwde? 'Als u b.v. gedacht had, dat het
een spion was geweest?"
Getuige: „Dan had ik op hem geschoten"
De advocaat-fiscaal mr. A. Brants zeide
in zijn requisitoir, dat de feiten in deze
zaak zeer eenvoudig zijn. Beklaagde heeft
den schildwacht een eenvoudig man, ge
ïmponeerd door zijn uniform en door het
aplomb, waarmee hij sprak. Als de schild
wacht zijn plicht had gedaan, zou beklaag-
Je thans niet hier staan, want dan had nij
een kogel tusschen zijn ribben gekregen.
Op dit feit staat maximaal 4 jaar gevange
nisstraf en beklaagde probeert het feit nu
wel te verkleinen, maar spr. vond het een
zeer bedenkelijk verschijnsel, dat een
hoofdofficier de bevelen van een schild
wacht heeft genegeerd. Hij heeft ergerlijk
misbruik gemaakt van zijn moreel over
wicht en de grondslagen van de militaire
tucht met voeten getreden. Gehoorzaam
heid aan een gegeven bevel is een van de
pijlers, waarop ons leger moet steunen.
Daarom had mr. Brants er geen ge
noegen mee genomen, dat deze zaak
krijgstuchtelijk zou worden afgedaan,
doch beklaagde gedagvaard voor dit
Hof. Er zijn alle termen aanwezig om
hier een vrijheidsstraf te eischen, ware
het niet, dat beklaagdes carrière daar
mee in een slag vernietigd zou zyn.
Dat is de eenige reden, waarom spr.
een geldboete wilde eischen, doch een
zeer hooge, opdat daarin de ernst van
het feit tot uitdrukking zou komen.
Spr. eischte een geldboete van 1000
subs, een maand hechtenis.
I
Beklaagde verdedigde zich zelf. Hij voer
de allereerst aan, dat hij niet strafbaar is.
Immers de schildwacht wordt vervolgd,
omdat hij iemand heeft doorgelaten, dien
hy had moeten tegenhouden. Hoe kan hy,
beklaagde, nu vervolgd worden, omdat hy
tegen het bevel van den schildwacht heeft
gehandeld.
Er was volgens beklaagde geen sprake
van een bével. Doch, afgescheiden hiervan,
was beklaagde het niet met den advocaat
fiscaal eens, dat dit geval zoo ernstig is.
Zijn regimentscommandant had de zaak
krijgstuchtelijk willen afdoen.
De uitspraak van het Hof volgt later.
DE POSTVLUCHTEN OP NED.-INDIë.
De positie van de K. L. M.-postvliegtuigen
op de Indiëlijn was gisteravond als volgt:
Op de uitreis is de „Buizerd" (v. Veé-
nendaal) te Alexandrië aangekomen. De
.Reiger" (v. Weyrother) is te Singapore
geland.
Op de thuisreis bereikte de „Pelikaan"
(Tepas) Rangoon, en de „Torenvalk"
(Scholte) Napels.
Katholieken,
Uw eigen Dagblad is
DE LEIDSCHE COURANT