Centrale veiling
Ter Aar
LUCHTVAART
DINSDAG 19 MAART 1940
DE I.wnsWF COURANT
«WEEDE BLAD - PAG. 7
Ook zij had in de auto alleen maar den
soldaat en v. d. Horst gezien.
President „Heb je het goed gezien, dat
er niemand anders dan die twee personen
Inzaten".
Getuige „Nee meneer".
President „Je kon het goed zien hé want
je zat op de fiets en kon in de auto kijken".
Getuige Ja meneer".
Als derde getuige werd gehoord de rei
ziger J. v. d. Engel uit Delft.
Ook hü had op den 27sten October op de
Kniplaan gereden en had de bewuste auto
gezien. Hij zag in de auto eigenaardige
armbewegingen en dacht allereerst, dat het
een vrijend paartje was.
„Maar toen ik er vlak langs reed, aldus
getuige, zag ik iemand met een plaid bezig"
„Ik wilde niet brutaal kijken en heb niet
zoo erg durven kijken".
„Maar even later kwam de auto mij
hard achterop gereden."
„Ik dacht: hé, wat vreemd, er is zeker
«en ongeluk gebeurd."
,K»ohter in de auto zag ik een plaid,
waar ik wist verder niet wat er van te
denken."
De auto reed zeer hard im de riohtimg
van Leidschendam."
Verdediger mr. Kokosky: „Hebt u niet
eerst gezegd tegen de politie, dat u een
man bezig zag in een colbertcostuum en
thans vertelt u, dat het iemand was in een
militair costuum."
Getuige: „Later is mij duidelijk gewor
den, dat het vuilgrijze costuum, dat ik zag
een buitenmodel militaire jas was."
Verdediger: „Dat hebt u uit de kranten
gemerkt."
Niemand had dezen getuige nog iets te
vragen.
De volgende getuige was le 45-jarige
caféhouder H. J. van Velsen uit Voorscho
ten.
Deze getuige had op de Kniplaan gere
den met zijn auto. Plotseling zag hij een
auto aan den kant van den weg. De weg
is nogal smal en het is moeilijk daar te
passeeren. „Tijdens het passeeren zag ik
iemand bezig met een deken." „Die per
soon", gaat getuige verder, „dóe bezig was
met de deken, was een militair, die bloed
aan zijn handen had."
„Ik vond het vreemd en ging daarna de
auto achterna, die zeer hard reed."
„Te voren had ik de brugwachters ge
waarschuwd, dat er iets niet in orde was
met de auto met den militair er in, en ik
heib hen gevraagd om op te letten en de
auto aan te rijden."
„Ik ben, na de sluiswachters gewaar
schuwd te hebben, de auto achterna ge
gaan, toen ik deze aan zag komen."
De auto reed volgens dezen getuige langs
het huis van den burgemeester, maar hij
had hem niet fcuin/nen achterhalen.
De volgende getuige was de vrouw van
den vorigen getuige, mevrouw A. H. W.
den Elzen, uit Voorschoten.
President: „Vertel u mij eens: wat hebt
u gezien op den 27sten October, toen u met
uw man op de Kniplaan reed."
Getuige: „Ik zag een militair bezig in
de auto met over de leuning van de voor
bank te klauteren." „Een been, welk weet
ik niet, had hij reeds over de leuning ge
plaatst."
Verder weet deze getuige niets te ver
tellen
Het getuigenverhoor gaat in een zeer
snel tempo verder.
Na een half uur waren reeds zes getui
gen gehoord.
De volgende getuige was de sluiswachter
H. de Hoogh, die vertelde, dat de heer van
Velsen bij hom gekomen was om te zeg
gen, dat er iets niet in orde was met de
auto met een militair er in, daar er ver
moedelijk een. ongeluk gebeurd was.
De sluiswachter had daarna goed opgelet
en had, toen de auto met den militair voor
bij kwam goed uitgekeken. Hij zag daarbij,
dat de bestuurder-militair bloed aan de
handen en he hoofd had.
Verder zei deze getuige nog, dat hij goed
achterin de auto gekeken had, alwaar hij
toen een groote vlek had waargenomen.
De verdediger en de getuige gaan dan
een discussie beginnen alwaar de bloed
vlek zich precies bevonden had, maar de
president zegt tegen den verdediger, dat
hij alleen maar vragen moet stellen en
geen debat aan gaan.
Daarna werd gehoord de assistent sluis-
meester, G. Elsiinga, die erbij geweest was
toen van Velsen kwam vertellen, dat er
vermoedelijk een ongeluk was gebeurd
met een auto met een militair achter het
stuur.
„Ik heb toen goed opgelet", vertelt deze
getuige „en ik zag de auto aankomen." Op
de brug passeerde deze auto mij rakelings
en ik heb duidelijk gezien, dat de bestuur
der bloed aan handen en gelaat had."
President: „Hebt u nog iemam anders
in de auto gezien?"
Getuige: „Neen absoluut niet."
„Ik heb duidelijk in de auto kunnen zien
en niemand anders gezien."
De huishoudster gehoord.
De 26-jarige huishoudster, mej. A. S. H.
v .d. Es te Lei-dschendam, was de volgende
getuige, die gehoord werd.
Zij vertelde, dat zij huishoudster was ge
weest bij v. d. Horst.
Op dien dag was v. d. Horst 's morgens
naar de Leidsche markt gegaan, waarbij
hij toen ongeveer ƒ3000 bij zich gehad
moest hebben, omdat de huishoudster ge
zien had, dat hij drie stapeltjes bankbil
jetten elk van duizend gulden maakte.
Op dien dag was er een korporaal ge
komen, die gevraagd hod of v. d. Horst
thuis was.
„Ik vertelde hem", aldus de huishoud
ster, „dat v. d Horst niet thuis was en hij
bleef toen een koppie thee dringen en ver
telde, dat hij v. d. Horst moest spreken in
opdracht van zijn kapitein om een trans
actie over vee te behandelen".
„De sergant", de getuige noemde de
korporaalsstrepen sergeant-strepen „had
een donkeren bril op en een pleister op
zijn gezicht. Toen v. d. Horst thuis kwam
is hij met den „sergeant" mee gegaan".
De verdediger is het niet met de getuige
eens over de grootte van het geldbedrag,
dat v. d. Horst bij zich gehad moest heb
ben. Want eerst heeft getuige verklaard,
dat v. d. Horst wel f 5000 bij zich gehad
moest hebben.
Nu voor de rechtbank verklaarde getui
ge, dat zij v d. Horst den avond te voren,
dus op 26 October, geld had zien tellen.
Twee hoopjes van duizend gulden had
zij toen klaar gezien, terwijl v. d. Horst
bezig was aan een derde hoopje.
Men kwam niet uit deze verwarde
kwestie, want de getuige verwarde de
kwestie van het geld.
Verdediger tot getuige: „Had v. d. Horst
niet veel veiligheidsmaatregelen geno
men?"
Getuige: „Ja".
Verdediger: „Vertel u eens iets van deze
maatregelen. Waren er niet aanwezig een
pistool, een gummistok en een waak
hond?"
Getuige: „Ja".
President: „Wat doet dat er nou toe;
misschien was er nog een kanarievogel
ook".
Verdediger' „Meneer de president, deze
zaak is ernstig genc-eg om alles precies te
weten. Van der Horst had allerlei maat
regelen genomen, zooals het spannen van
draden enz., zoodat hij toch wel veel geld
in huis moest hebben".
Verdediger tot getuige: „Wat zei de sol
daat toen hij aan de woning van v. d.
Horst kwam?"
Getuige: „Hij vroeg of hier de veekoop
man v. d. Horst woonde en toen ik ja ge
zegd had, keek hij op een papiertje en zei:
dan ben ik hier terecht".
Daarna werd gehoord de tuindersknecht
W. Thiery uit Leidschendam, wiens ver
klaring overeenkwam met de vorige ge
hoorde getuigen.
Hij was op den tuin aan het werk en
heeft de auto gedurende een kwartier stil
zien staan. Omdat de duisternis al een
beetje ging vallen had hij verder niets bij
zonders gezien.
De volgende getuige, die gehoord werd,
was de bedrijfsleider J. Brouwer uit Lpid-
sehendam. Deze zat in zijn kantoor aan
den Oostvlietweg en had vanuit zijn kan
toor de auto gezien. Hij had de auto zien
stoppen en had gezien, dat de chauffeur
van de auto bezig was met iets tusschen
de auto en den wegberm. Wat dat was
kon hij niet zien.
President: „Was het de plek waar later
het lijk gevonden was?"
Getuige: „Ja meneer, daar is het lijk
later gevonden".
President: „Was die persccn alleen of
waren er nog anderen bij?"
Getuige: „Hij was heelemaal alleen, dat
heb ik duidelijk gezien".
Verdediger tot getuige: „Hebt u nog
iemand anders gezien dan den chauffeur?"
Getuige: „Neen".
Verdediger: „Dan hebt u ook geen lijk
gezien"
Getuige: „Neen, alleen den bestuurder".
Verdediger tot getuige: „Wat voor weer
was het?"
Getuige: „Normaal herfstweer".
President tot verdediger: „Vraag toch
niet zooveel veronderstelde dingen en non
sens".
Verdediger: „Ik vraag geen nonsens,
maar ik mag toch wel eenige opmerkin
gen maken".
Nadat de getuige nog eenige minder be
langrijke vragen beantwoord had, werd dr.
J. P L. Hulst uit Leiden als deskundige
gehoord, die de diverse verwondingen, zoo
als in het verbaal omschreven staan, mon
deling bevestigde.
President: „Uw conclusie is, dat v. d.
Horst gestorven is wegens verstikking in
zijn bloed wegens doorsteking van het
strottenhoofd?"
Getuige: „Ja. meneer de president".
President: „U hebt geconstateerd, dat de
steken toegebracht zijn van links naar
rechts. Tevens zijn er met een kort stomp
voorwerp nog een aantal slagen op het
hoofd van v. d. Horst toegebracht".
Ook dit beaamde de getuige.
President: „Zijn eerst de slagen toege
bracht en dan de steken?"
Getuige-deskundige: „Nee, eerst moeten
de steken zijn toegebracht en toen de sla
gen. Ik leid dit af, omdat v. d. Horst diepe
snij wonden aan de handen had, zoodat hij
het mes moet gegrepen hebben, en dit
had hij niet kunnen doen als hij eerst de
enorm harde slagen op zijn hoofd ont
vangen had".
Verdediger: „Is er bloed gevonden aan
de autocrick?"
Getuige: „Zoover ik weet niet".
Verdediger: „U hebt geschreven, dat er
waarschijnlijk twee daders aanwezig kun
nen zijn geweest en dat de moord niet in
zijn geheel in de auto gepleegd zou zijn.
Maar aan het slot schrijft u dan, dat ook
één persoon het gedaan kan hebben".
Deskundige: „Dat moet dan een enorm
gespierd persoon geweest kunnen zijn.
Het slachtoffer woog 294 pond en had
enorm groote afmetingen".
Verdediger: „Kan v. d. Horst van achte
ren neergestoken zijn?"
Getuige-deskundige: „Dat is al heel on
waarschijnlijk, want dat spreekt het
groot aantal snij- en steekwonden tegen".
De tweede deskundige die gehoord werd
was C. J. van Ledden Hulsebosch, die aller
eerst verklaarde, dat hij van de politie te
Amsterdam een auto had ontvangen, waar
van hij geconstateerd had, dat de nummers
vervalscht waren.
Tevens had hij aan een der autobanden
een teeken gevonden,-welk teeken een af
druk had gemaakt op de Kniplaan, zoodat
als zeker aangenomen moet worden, dat
het dezelfde auto geweest is.
Verder was nagenoeg de geheele auto
met bloed bespat. in hoofdzaak door de
slagen op het hoofd van v. d. Horst.
Verdediger „Hebt u nog een onderzoek
ingesteld naar de herkomst van het bloed?"
Deskundige: „Ten eerste vond ik dat niet
noodig, omdat voor mij vaststond, dat in
die auto een moord begaan was en ten
tweede ligt dat niet op mijn weg, maar op
dien der medici."
Er ontspon zich een spel van vraag en
antwoord tusschen den verdediger en den
deskundige over de diverse plaatsen waar
bloed of geen bloed zou zyn aangetroffen.
Zulks in verband waar de dader van den
moord tijdens het begaan daarvan gestaan
zou hebben. Ook de autocrick wordt weer
in het geding betrokken om uitgemaakt le
zien of daarmede de slagen toegebracht
zouden kunnen z(jn.
De deskundige was daar niet zeker van,
want het onderzoek had niets positiefs op
geleverd.
De vorige deskundige, dr. Hulst, had ook
de autocrick als wapen onwaarschijnlijk
geacht; het moet eerder een Engelsche
schroefsleutel geweest zijn.
Na nog eenige vragen en antwoorden
van minder belang werd als getuige a
décharge gehoord L. N. van Es, arbeider te
Leidschendam, die vertelde, dat hij bij een
reconstructie een bruin kleedje gezien had,
waarbij iemand onder lag.
Dit in verband met het feit, dat deze
getuige op dien 27sten October ook de
bewuste auto had gezien, ook met een
plaid achterin, die geheel in vorm overeen
kwam als bij de reconstructie, waarbij de
verdediger uit wilde doen komen, dat een
ander de dader geweest zou kunnen zijn
dan verdachte. Bovendien heeft deze ge
tuige in het geheel geen bloed gezien.
De tweede getuige a décharge was H.
Willcens uit Rotterdam, die op verzoek van
den verdediger vertelde wat voor een per
soon verdachte is.
Getuige vertelde, dat hij verdachte hoog
achtte en hem kende als een eerlijk hard
werkend, correct mensch, die twee jaar
door weer en wind ging om iets te ver
dienen.
Verder vertelde deze getuige, dat ver
dachte verkeering had gehad met zijn doch
ter en dat hij (getuige) hem wel geld had
aangeboden als hij dit soms noodig mocht
hebben.
Vernachte is ten huize van dezen getui
ge gearresteei d, nadat getuige eerst bezoek
had gehad van een inspecteur en twee re-
chercneurs, die hij le woord gestaan had en
gezegd, dat zij maar de verdachte moesten
wachten, omdat hij omstreeks 8 uur thuis
zou komen.
Verdediger: „Heeft Albers niet ge
tracht voor zijn aanhouding het geld te ver-
donkerenmanen?"
Getuige: „Absoluut niet".
De ondervraging van verdachte.
President: „Vertel u mij eens, u bent op
27 October naar de Kniplaan gegaan na
vooraf een Chevrolet-auto gehuurd te heb
ben."
„Eenige dagen te voren had u een mili
tairen uniform gekocht. Waar hebt u die
uniform aangetrokken?"
Verdachte: ,,Op den Oostvlietweg".
President: „Toen bent u naar de woning
van v. d. Horst gegaan met een soort pa
piertje. Wat stond er op dat papiertje?"
Verdachte: „Het was een onbenullig pa
piertje, dat Arie (dat is dan de onbekende
dader) mij gegeven had."
President „Dien u nooit hebt kunnen vin
den."
„En wat is er toen in de auto gebeurd?",
vroeg de president.
Verdachte: ,,Arie heeft hem met een
slomp voorwerp op zijn hoofd geslagen".
President: „Wist u, dat van der Horst
geld bij zich had."
Verdachte: „Hoe kon ik dat weten?"
President: „Maar hoe bent u dan aan het
geld gekomen?"
Verdachte: „Dat heeft Arie me onder
weg toegestopt."
President: „Toen bent u naar Rotterdam
gegaan. Waar hebt u zich toen weer ver
kleed?"
Verdachte: „Ongeveer halverwege en
het uniform weggegooid."
President: „Waar is die Arie toen onge
veer uitgestapt?"
Verdachte: „Dat weet ik niet meer zoo
piecies."
President: „Hij is toen weggeloopen en
u hebt hem nooit meer gezien?"
Verdachte: „Nee, nooit meer".
Verdediger: „Ik zou van verdachte wel
willen hooren wat ér eigenlijk aan den
moord voorafgegaan was".
Verdachte geeft dan een uitvoerig re
laas hoe hij met Arie in contact gekomen
was.
Arie wist, dat verdachte dien dag naar
Amsterdam moest met de gehuurde auto en
was toen meegereden.
President: „Maar u bent niet naar Am
sterdam gereden".
Verdachte: „Nee, want Arie zei tegen mij,
dat hfj van zekeren v. d. Horst te Stomp-
v/yk nog geld kreeg en dat wilde hij gaan
halen. Er is toen afgesproken, dat ik v. cL
Horst mee zou nemen in de auto en dat is
inderdaad zoo gebeurd en Arie heeft toen
op de Kniplaan de slagen toegebracht en
de steken op den Oostvlietweg, zoodat er
eerst geslagen en daarna gestoken is.
Het requisitoir.
Het woord is vervolgens aain de Officier
van Justitie voor het requisitoir.
De officier spreekt allereerst woorden
van deernis voor het slachtoffer v. .d Horet,
een man, die in den bloei van zijn leven
op gruwelijke wijze is vermoord.
Vervolgens brengt de officier hulde aan
de politie van all£ gemeenten, die aan deze
zaak hebben medegewerkt. In het bijzon
der bovendien aan den heer Meddens voor
zijn speurzin met de achtergebleven boord
van verdachte.
Spr. zegt dan niet veel woorden te rul
len wijden aan de zienswijze van verdach
te, maar zich geheel aan de feiten houden.
van
Cijfers van aanvoer
en
cijfers van steun
Gisteravond hield de Coöperatieve
Centrale Tuinbouwveilingsvereeniging „Ter
Aar en Omstreken" G. A., haar ne
gende algemeene leden jaarvergadering
onder voorzitterschap van den heer C. W. v.
d. Hoorn Azn., in het Parochiehuis. Aanwe
zig 135 leden, rijkstuinbouwconsulent ir. v.
d Helm, burgemeester Hogenboom, de com
missie van advies. Na het openingswoord
las de secretaris, de heer Alb. van Straaten,
de notulen. Medegedeeld wordt, dat het
veilingspercentage met een procent ver
laagd zal worden en alzoo komen op vier
procent; voor de augurken blijft hetzelfde
percentage, nl. zeven. Mochten er leden
zijn, die interesse hebben om pronkboonen
te telen op contract, dan kunnen zij zich
vervoegen bij het bestuur. Als aangedron
gen is op een goede sorteering van de snij-
boonen, geeft ir. v. d. Helm een uitvoerige
toelichting over de selectie van snijboonen,
welke dit afgeloopen jaar door de veiling
ter hand is genomen. De resultaten zijn
geenszins onbevredigend, gehoord de con
clusies, en daar een proef over een jaar niet
altijd een juist beeld geeft, zal op dezelfde
wijze het selectiewerk voortgezet worden,
wat van eminent belang is, bizonder in deze
streek met het jaarlijks toenemen van een
bepaalde ziekte.
Vooraleer men overgaat tot bestuursver-
Verdachte komt daar op dden 27sten
October, gestoken in een uniform van een
korporaal en voorzien van een vermom
ming van blauwe bril en pleister,, bij de
huishoudster. Na een opgedisoht verhaal
tje over taxatie van koeien voor het le
ger blijft verdachte thee drinken, totdat v.
d. Horst thuis komt.
Dadelijk daarop gaat v. d. Horst met
verdachte in de auto mede en dan gaat
zich het afschuwelijke voltrekken.
Verdachte brengt de auto tot stilstand
en verzint iets om even achter v. d. Horst
te komen. Toen hij eenmaal achter v. d.
Horst stond bracht hij hem de doodielijke
verwondingen toe. Dat bewijst de conclu
sie van van Ledden Hulsebosch, die ge
constateerd heeft, dial de zitplaats van den
bestuurder, hier den verdachte, geheel met
bloed bespat was. Hij moet dus achter het
slachtoffer gestaan hebben.
Daar heeft hij eenige slagen toege
bracht, niet bijzonder hard, maar toch
zoo, dat het slachtoffer even verdoofd was.
Toen heeft hij het mes genomen en de ste
ken in den hals van het slachtoffer toege
bracht. Hij was blijkbaar nog niet geheel
zeker van zijn zaak en dacht „zeker is ze
ker" en heeft v d. Horst toen nog een
groot aantal diepe slagen toegebracht. En
deze slagen kunnen heel goed met de
autocrick zijn toegebracht.
Toen het slachtoffer aldus op beestach
tige wijze was afgemaakt, was verdachte
over de leuning "der zitbank gestapt, dat
door de vrouw van den caféhouder van
Velsen in het voorbijrijden uitdrukkelijk
gezien is. Daar heeft hij het slachtoffer
met de plaid toegedekt en was vervolgens
even doorgereden. Hij heeft de auto langs
den wegberm tot stilstand gebracht en 'het
is best te verklaren, dat hij alleen het
ontzettend zware lichaam van v. d. Horst
er uit gekregen heeft. Immers de auto
stond toen eenigszins in schuine positie,
afhellend naar den wegberm. Hij had toen
niets anders te doen dan het lichaam er uit
te laten glijden.
„Het is verdachte alleen, die deze gru
welijke daad begaan heeft," roept spreker
luidde uit.
„Alleen en met voorbedachten rade heeft
hij v. d. Horst vermoord."
„Als wij de rapporten eens doorblade
ren dan komt daarin tot algemeene uit
drukking, dat verdachte een buitenge
woon koel mensch is, die met niets en nie
mand rekening houdt, dan alleen met zich
zeiven. De medici komen maar tot één
conclusie en v/el deze, daft verdachte ge
heel toerekeningsvatbaar is.
Hij heeft iemand van het hoogste goed,
zijn leven, beroofd en nog wel met een
vooropgezet plan.
Iemand, die het vooronderzoek heeft
meegemaakt, heeft het typisch onder
woorden gebracht: „Men huivert over de
koelbloedigheid van den verdachte".
Verdachte en niemand anders dan ver
dachte heeft den moord begaan en wel al
leen, geheel alleen zonder de minste hulp
Zoo iemand is een gevaar voor maatschap
pij en samenleving en moet daar voor al
tijd uit verbannen worden.
„Ik heb dan ook de eer uw recht
bank te verzoeken verdachte tot le
venslange gevangenisstraf te veroor-
deelen", besloot de Officier zijn kort
fel requisitoir.
Verdachte hoorde dezin eisch zonder
blikken of blozen heel kalm aan.
Koel uiterst koel en beheerscht bleef
hij voor zich uitkijken en even koel en
zelfbewust liet hij zich weer weg leiden,
nadat de president had medegedeeld, dat
de zitting tot half drie geschorst zou wor
den, waar dan de verdediger gelegenheid
zal krijgen voor zijn pleidooi, waarop wy
morgen terugkomen.
kiezing, worcty den leden een kop koffie en
een sigaar geoffreerd, welke tractatie men
dankbaar aanvaardde.
De aftredende bestuursleden, de heeren
C. W. v. d. Hoorn Azn., L. J. Hoogervorst
en Alb. Esveld, en het lid van de controle
commissie, de heer Joh. v. d. Jagt, werden
met bijna algem. stemmen herkozen. De pe
riodiek aftredende voorzitter, de heer C.
W. v. d. Hoorn Azn., kon opnieuw het ver
trouwen krijgen voor de leiding der ver-
eeniging.
Het bestuursvoorstel tot herbenoeming
van de commissie van advies, verkrijgt zon
der op- of aanmerkingen de goedkeuring.
De heer Lemkes, als voorzitter van de
commissie, aanvaardt deze uitverkiezing
met dank, daarbij den wensch uitspreken
de, in denzelfden aangenamen geest te mo
gen samenwerken met het bestuur als voor
gaande jaren.
De directeur, de heer A. Kammeraat,
verschijnt nu voor het voetlicht met z'n uit
gebreid jaarverslag, waarmee hij een dank
baar applaus oogst plus een dankwoord van
den voorzitter.
Het jaarverslag.
Was de omzet in 1938 433661.12, In 1939
steeg deze tot f 467945.16. Een vooruitgang
dus weer van ruim 34000. Voor geen ge
ring aandeel is dit te danken aan de ver
hooging van de minimumprijzen, dus in
zooverre geen moedgevend verschijnsel.
Natuurlijker zou zijn wanneer door den
handel dat hoogere zou zijn bepaald.
Met inbegrip van de vergoedingsprijzen
(die toch ook als een vorm van steun moe
ten worden beschouwd) is er aan onze
veiling circa twee ton steun ontvangen.;
Toch wel van beteekenis dunkt spr., en een
woord van dank en waardeering ware hier
toch wel op zijn plaats.
In het algemeen stelde de aanvoer niet
teleur. Peulen werden aangevoerd 421600
kilo tegen 402000 kilo in 1938. Een stijging
van circa 20000 kilo, wat voor een gedeelte
nu wel te danken zal zijn aan de meerdere
kweek van kaspeulen, mede al weer een
gevolg van de zeer strenge vorst in den win
ter '38'39. Doperwten 913000 kilo, tegen
874000 kilo in 1938, dus ook een stijging van
plm. 39000 kilo. In het algemeen was dit
gewas van goeden stand, wat dan ook in
den aanvoer tot uitdrukking komt. Tuinboo-
nen 502000 kilo tegen 398000 kilo dus ook
al een surplus van 104000 kilo. Bloemkool
liep sterk terug. Aangevoerd werden 60500
stuks tegen 144000 stuks ten vorige jare,
een teruggang aldus van 84000 stuks bijna.
De oorzaak zal wel gezocht moeten worden
in het bevriezen van het plantgoed in de
reeds genoemde strenge vorstperiode, waar
door veel minder is uitgezet kunnen wor
den. Peen of wortelen is veel meer uitge
zaaid dan anders. In het afgeloopen jaar
werden aangevoerd 110000 bos tegen 57000
bos in het vorige jaar. Een verdubbelde
aanvoer bijna. De altijd nog al loonende
prijs is vermoedelijk wel de stimulans ge
weest tot deze daad, maar zooals het meer
gaat, nu men zich meer op dit product heeft
toegelegd, liet de prijs ons in den steek.
Logisch is dat ook de waschpeen een ster
ke vooruitgang toonde en wel een vermeer
dering van circa 22000 kilo. De aanvoer be
liep 36000 kilo. Sla liep iets terug en wel
met ongeveer 19000 stuks, en gaf als uit
komst: 425500 stuks. Spinazie ging met bijna
15000 kilo vooruit en kwam tot 55000 kilo.
De postelein bleef met 22500 kilo nagenoeg
gelijk aan het jaar 1938. De snijboonen ga
ven, niettegenstaande het geworstel met de
beruchte snij, of liever nog met de beruchte
boonenziekte, „het steengrauw", of wat
men daarvoor verslijt, vooruitgang te zien.
De aanvoer beliep 1950000 kilo tegen
1740000 kilo in 1938 en toonden dus een stij
ging van ruim 200000 kilo. Pronkboonen
zijn er veel meer ter markt geweest. Ze ga
ven een vooruitgang van ongeveer 160000
kilo. De aanvoer stond 350000 tegen 190000
kilo. Ook de spekboonen stegen met 30000
kilo en kwamen tot 40200 kilo. De stamboo-
nen kwamen ook met 400 kilo vooruit. De
stamboonen kwamen ook met 4000 kilo
vooruit en vormden met elkaar ruim 17500
kilo, ja zelfs de gewone stokprinsesseboonen
gaven nog een grootere aanvoer van 3800
kilo en brachten het tot ruim 34380 kilo.
Evenwel lijkt het mij toe, dat deze almeer
verdrongen worden door de stamboonen.
Uit dit alles blijkt wel, dat niettegenstaan
de de tegenspoed, de oogst der boonen nog
al ruim was.
(Wordt vervolgd).
VLIEGTUIGONGELUK IN BELGIë.
Gistermiddag is bij Oostende een twee-
persoonsjachttoestel, dat door een Belgi
schen korporaal werd bestuurd, tegen den
zak aangevlogen, die door een ander vlieg
tuig werd gesleept bij wijze van schiet
schijf. Het jachtvliegtuig raakte onklaar
en de bestuurder sprong met zijn val
scherm omlaag. Hij kwam in zee terecht
ter hoogte van Wenduyne. De korporaal
slaagde er in zich van het valscherm los te
maken. Hij is door een boot opgepikt. De
man was volkomen ongedeerd.
DE POSTVLUCHTEN OP INDIë.
De positie der K.L.M.-vliegtuigen op In-
dië was gisteravond als volgt:
Op de uitreis landde de „Gier" (Both)
te Rangoon; dit vliegtuig wordt 20 Maart
te Batavia verwacht.
Op de thuisreis landde de „Nandoe"
(Hondong) te Medan en wordt 23 Maart
te Napels verwacht. De „Wielewaal" (v.
Veenendaal) landde te Alexandrië en ver
wacht men 19 Maart te Napels.