Centrale veiling Ter Aar LUCHTVAART DINSDAG 19 MAART 1940 DE I.wnsWF COURANT «WEEDE BLAD - PAG. 7 Ook zij had in de auto alleen maar den soldaat en v. d. Horst gezien. President „Heb je het goed gezien, dat er niemand anders dan die twee personen Inzaten". Getuige „Nee meneer". President „Je kon het goed zien hé want je zat op de fiets en kon in de auto kijken". Getuige Ja meneer". Als derde getuige werd gehoord de rei ziger J. v. d. Engel uit Delft. Ook hü had op den 27sten October op de Kniplaan gereden en had de bewuste auto gezien. Hij zag in de auto eigenaardige armbewegingen en dacht allereerst, dat het een vrijend paartje was. „Maar toen ik er vlak langs reed, aldus getuige, zag ik iemand met een plaid bezig" „Ik wilde niet brutaal kijken en heb niet zoo erg durven kijken". „Maar even later kwam de auto mij hard achterop gereden." „Ik dacht: hé, wat vreemd, er is zeker «en ongeluk gebeurd." ,K»ohter in de auto zag ik een plaid, waar ik wist verder niet wat er van te denken." De auto reed zeer hard im de riohtimg van Leidschendam." Verdediger mr. Kokosky: „Hebt u niet eerst gezegd tegen de politie, dat u een man bezig zag in een colbertcostuum en thans vertelt u, dat het iemand was in een militair costuum." Getuige: „Later is mij duidelijk gewor den, dat het vuilgrijze costuum, dat ik zag een buitenmodel militaire jas was." Verdediger: „Dat hebt u uit de kranten gemerkt." Niemand had dezen getuige nog iets te vragen. De volgende getuige was le 45-jarige caféhouder H. J. van Velsen uit Voorscho ten. Deze getuige had op de Kniplaan gere den met zijn auto. Plotseling zag hij een auto aan den kant van den weg. De weg is nogal smal en het is moeilijk daar te passeeren. „Tijdens het passeeren zag ik iemand bezig met een deken." „Die per soon", gaat getuige verder, „dóe bezig was met de deken, was een militair, die bloed aan zijn handen had." „Ik vond het vreemd en ging daarna de auto achterna, die zeer hard reed." „Te voren had ik de brugwachters ge waarschuwd, dat er iets niet in orde was met de auto met den militair er in, en ik heib hen gevraagd om op te letten en de auto aan te rijden." „Ik ben, na de sluiswachters gewaar schuwd te hebben, de auto achterna ge gaan, toen ik deze aan zag komen." De auto reed volgens dezen getuige langs het huis van den burgemeester, maar hij had hem niet fcuin/nen achterhalen. De volgende getuige was de vrouw van den vorigen getuige, mevrouw A. H. W. den Elzen, uit Voorschoten. President: „Vertel u mij eens: wat hebt u gezien op den 27sten October, toen u met uw man op de Kniplaan reed." Getuige: „Ik zag een militair bezig in de auto met over de leuning van de voor bank te klauteren." „Een been, welk weet ik niet, had hij reeds over de leuning ge plaatst." Verder weet deze getuige niets te ver tellen Het getuigenverhoor gaat in een zeer snel tempo verder. Na een half uur waren reeds zes getui gen gehoord. De volgende getuige was de sluiswachter H. de Hoogh, die vertelde, dat de heer van Velsen bij hom gekomen was om te zeg gen, dat er iets niet in orde was met de auto met een militair er in, daar er ver moedelijk een. ongeluk gebeurd was. De sluiswachter had daarna goed opgelet en had, toen de auto met den militair voor bij kwam goed uitgekeken. Hij zag daarbij, dat de bestuurder-militair bloed aan de handen en he hoofd had. Verder zei deze getuige nog, dat hij goed achterin de auto gekeken had, alwaar hij toen een groote vlek had waargenomen. De verdediger en de getuige gaan dan een discussie beginnen alwaar de bloed vlek zich precies bevonden had, maar de president zegt tegen den verdediger, dat hij alleen maar vragen moet stellen en geen debat aan gaan. Daarna werd gehoord de assistent sluis- meester, G. Elsiinga, die erbij geweest was toen van Velsen kwam vertellen, dat er vermoedelijk een ongeluk was gebeurd met een auto met een militair achter het stuur. „Ik heb toen goed opgelet", vertelt deze getuige „en ik zag de auto aankomen." Op de brug passeerde deze auto mij rakelings en ik heb duidelijk gezien, dat de bestuur der bloed aan handen en gelaat had." President: „Hebt u nog iemam anders in de auto gezien?" Getuige: „Neen absoluut niet." „Ik heb duidelijk in de auto kunnen zien en niemand anders gezien." De huishoudster gehoord. De 26-jarige huishoudster, mej. A. S. H. v .d. Es te Lei-dschendam, was de volgende getuige, die gehoord werd. Zij vertelde, dat zij huishoudster was ge weest bij v. d. Horst. Op dien dag was v. d. Horst 's morgens naar de Leidsche markt gegaan, waarbij hij toen ongeveer ƒ3000 bij zich gehad moest hebben, omdat de huishoudster ge zien had, dat hij drie stapeltjes bankbil jetten elk van duizend gulden maakte. Op dien dag was er een korporaal ge komen, die gevraagd hod of v. d. Horst thuis was. „Ik vertelde hem", aldus de huishoud ster, „dat v. d Horst niet thuis was en hij bleef toen een koppie thee dringen en ver telde, dat hij v. d. Horst moest spreken in opdracht van zijn kapitein om een trans actie over vee te behandelen". „De sergant", de getuige noemde de korporaalsstrepen sergeant-strepen „had een donkeren bril op en een pleister op zijn gezicht. Toen v. d. Horst thuis kwam is hij met den „sergeant" mee gegaan". De verdediger is het niet met de getuige eens over de grootte van het geldbedrag, dat v. d. Horst bij zich gehad moest heb ben. Want eerst heeft getuige verklaard, dat v. d. Horst wel f 5000 bij zich gehad moest hebben. Nu voor de rechtbank verklaarde getui ge, dat zij v d. Horst den avond te voren, dus op 26 October, geld had zien tellen. Twee hoopjes van duizend gulden had zij toen klaar gezien, terwijl v. d. Horst bezig was aan een derde hoopje. Men kwam niet uit deze verwarde kwestie, want de getuige verwarde de kwestie van het geld. Verdediger tot getuige: „Had v. d. Horst niet veel veiligheidsmaatregelen geno men?" Getuige: „Ja". Verdediger: „Vertel u eens iets van deze maatregelen. Waren er niet aanwezig een pistool, een gummistok en een waak hond?" Getuige: „Ja". President: „Wat doet dat er nou toe; misschien was er nog een kanarievogel ook". Verdediger' „Meneer de president, deze zaak is ernstig genc-eg om alles precies te weten. Van der Horst had allerlei maat regelen genomen, zooals het spannen van draden enz., zoodat hij toch wel veel geld in huis moest hebben". Verdediger tot getuige: „Wat zei de sol daat toen hij aan de woning van v. d. Horst kwam?" Getuige: „Hij vroeg of hier de veekoop man v. d. Horst woonde en toen ik ja ge zegd had, keek hij op een papiertje en zei: dan ben ik hier terecht". Daarna werd gehoord de tuindersknecht W. Thiery uit Leidschendam, wiens ver klaring overeenkwam met de vorige ge hoorde getuigen. Hij was op den tuin aan het werk en heeft de auto gedurende een kwartier stil zien staan. Omdat de duisternis al een beetje ging vallen had hij verder niets bij zonders gezien. De volgende getuige, die gehoord werd, was de bedrijfsleider J. Brouwer uit Lpid- sehendam. Deze zat in zijn kantoor aan den Oostvlietweg en had vanuit zijn kan toor de auto gezien. Hij had de auto zien stoppen en had gezien, dat de chauffeur van de auto bezig was met iets tusschen de auto en den wegberm. Wat dat was kon hij niet zien. President: „Was het de plek waar later het lijk gevonden was?" Getuige: „Ja meneer, daar is het lijk later gevonden". President: „Was die persccn alleen of waren er nog anderen bij?" Getuige: „Hij was heelemaal alleen, dat heb ik duidelijk gezien". Verdediger tot getuige: „Hebt u nog iemand anders gezien dan den chauffeur?" Getuige: „Neen". Verdediger: „Dan hebt u ook geen lijk gezien" Getuige: „Neen, alleen den bestuurder". Verdediger tot getuige: „Wat voor weer was het?" Getuige: „Normaal herfstweer". President tot verdediger: „Vraag toch niet zooveel veronderstelde dingen en non sens". Verdediger: „Ik vraag geen nonsens, maar ik mag toch wel eenige opmerkin gen maken". Nadat de getuige nog eenige minder be langrijke vragen beantwoord had, werd dr. J. P L. Hulst uit Leiden als deskundige gehoord, die de diverse verwondingen, zoo als in het verbaal omschreven staan, mon deling bevestigde. President: „Uw conclusie is, dat v. d. Horst gestorven is wegens verstikking in zijn bloed wegens doorsteking van het strottenhoofd?" Getuige: „Ja. meneer de president". President: „U hebt geconstateerd, dat de steken toegebracht zijn van links naar rechts. Tevens zijn er met een kort stomp voorwerp nog een aantal slagen op het hoofd van v. d. Horst toegebracht". Ook dit beaamde de getuige. President: „Zijn eerst de slagen toege bracht en dan de steken?" Getuige-deskundige: „Nee, eerst moeten de steken zijn toegebracht en toen de sla gen. Ik leid dit af, omdat v. d. Horst diepe snij wonden aan de handen had, zoodat hij het mes moet gegrepen hebben, en dit had hij niet kunnen doen als hij eerst de enorm harde slagen op zijn hoofd ont vangen had". Verdediger: „Is er bloed gevonden aan de autocrick?" Getuige: „Zoover ik weet niet". Verdediger: „U hebt geschreven, dat er waarschijnlijk twee daders aanwezig kun nen zijn geweest en dat de moord niet in zijn geheel in de auto gepleegd zou zijn. Maar aan het slot schrijft u dan, dat ook één persoon het gedaan kan hebben". Deskundige: „Dat moet dan een enorm gespierd persoon geweest kunnen zijn. Het slachtoffer woog 294 pond en had enorm groote afmetingen". Verdediger: „Kan v. d. Horst van achte ren neergestoken zijn?" Getuige-deskundige: „Dat is al heel on waarschijnlijk, want dat spreekt het groot aantal snij- en steekwonden tegen". De tweede deskundige die gehoord werd was C. J. van Ledden Hulsebosch, die aller eerst verklaarde, dat hij van de politie te Amsterdam een auto had ontvangen, waar van hij geconstateerd had, dat de nummers vervalscht waren. Tevens had hij aan een der autobanden een teeken gevonden,-welk teeken een af druk had gemaakt op de Kniplaan, zoodat als zeker aangenomen moet worden, dat het dezelfde auto geweest is. Verder was nagenoeg de geheele auto met bloed bespat. in hoofdzaak door de slagen op het hoofd van v. d. Horst. Verdediger „Hebt u nog een onderzoek ingesteld naar de herkomst van het bloed?" Deskundige: „Ten eerste vond ik dat niet noodig, omdat voor mij vaststond, dat in die auto een moord begaan was en ten tweede ligt dat niet op mijn weg, maar op dien der medici." Er ontspon zich een spel van vraag en antwoord tusschen den verdediger en den deskundige over de diverse plaatsen waar bloed of geen bloed zou zyn aangetroffen. Zulks in verband waar de dader van den moord tijdens het begaan daarvan gestaan zou hebben. Ook de autocrick wordt weer in het geding betrokken om uitgemaakt le zien of daarmede de slagen toegebracht zouden kunnen z(jn. De deskundige was daar niet zeker van, want het onderzoek had niets positiefs op geleverd. De vorige deskundige, dr. Hulst, had ook de autocrick als wapen onwaarschijnlijk geacht; het moet eerder een Engelsche schroefsleutel geweest zijn. Na nog eenige vragen en antwoorden van minder belang werd als getuige a décharge gehoord L. N. van Es, arbeider te Leidschendam, die vertelde, dat hij bij een reconstructie een bruin kleedje gezien had, waarbij iemand onder lag. Dit in verband met het feit, dat deze getuige op dien 27sten October ook de bewuste auto had gezien, ook met een plaid achterin, die geheel in vorm overeen kwam als bij de reconstructie, waarbij de verdediger uit wilde doen komen, dat een ander de dader geweest zou kunnen zijn dan verdachte. Bovendien heeft deze ge tuige in het geheel geen bloed gezien. De tweede getuige a décharge was H. Willcens uit Rotterdam, die op verzoek van den verdediger vertelde wat voor een per soon verdachte is. Getuige vertelde, dat hij verdachte hoog achtte en hem kende als een eerlijk hard werkend, correct mensch, die twee jaar door weer en wind ging om iets te ver dienen. Verder vertelde deze getuige, dat ver dachte verkeering had gehad met zijn doch ter en dat hij (getuige) hem wel geld had aangeboden als hij dit soms noodig mocht hebben. Vernachte is ten huize van dezen getui ge gearresteei d, nadat getuige eerst bezoek had gehad van een inspecteur en twee re- chercneurs, die hij le woord gestaan had en gezegd, dat zij maar de verdachte moesten wachten, omdat hij omstreeks 8 uur thuis zou komen. Verdediger: „Heeft Albers niet ge tracht voor zijn aanhouding het geld te ver- donkerenmanen?" Getuige: „Absoluut niet". De ondervraging van verdachte. President: „Vertel u mij eens, u bent op 27 October naar de Kniplaan gegaan na vooraf een Chevrolet-auto gehuurd te heb ben." „Eenige dagen te voren had u een mili tairen uniform gekocht. Waar hebt u die uniform aangetrokken?" Verdachte: ,,Op den Oostvlietweg". President: „Toen bent u naar de woning van v. d. Horst gegaan met een soort pa piertje. Wat stond er op dat papiertje?" Verdachte: „Het was een onbenullig pa piertje, dat Arie (dat is dan de onbekende dader) mij gegeven had." President „Dien u nooit hebt kunnen vin den." „En wat is er toen in de auto gebeurd?", vroeg de president. Verdachte: ,,Arie heeft hem met een slomp voorwerp op zijn hoofd geslagen". President: „Wist u, dat van der Horst geld bij zich had." Verdachte: „Hoe kon ik dat weten?" President: „Maar hoe bent u dan aan het geld gekomen?" Verdachte: „Dat heeft Arie me onder weg toegestopt." President: „Toen bent u naar Rotterdam gegaan. Waar hebt u zich toen weer ver kleed?" Verdachte: „Ongeveer halverwege en het uniform weggegooid." President: „Waar is die Arie toen onge veer uitgestapt?" Verdachte: „Dat weet ik niet meer zoo piecies." President: „Hij is toen weggeloopen en u hebt hem nooit meer gezien?" Verdachte: „Nee, nooit meer". Verdediger: „Ik zou van verdachte wel willen hooren wat ér eigenlijk aan den moord voorafgegaan was". Verdachte geeft dan een uitvoerig re laas hoe hij met Arie in contact gekomen was. Arie wist, dat verdachte dien dag naar Amsterdam moest met de gehuurde auto en was toen meegereden. President: „Maar u bent niet naar Am sterdam gereden". Verdachte: „Nee, want Arie zei tegen mij, dat hfj van zekeren v. d. Horst te Stomp- v/yk nog geld kreeg en dat wilde hij gaan halen. Er is toen afgesproken, dat ik v. cL Horst mee zou nemen in de auto en dat is inderdaad zoo gebeurd en Arie heeft toen op de Kniplaan de slagen toegebracht en de steken op den Oostvlietweg, zoodat er eerst geslagen en daarna gestoken is. Het requisitoir. Het woord is vervolgens aain de Officier van Justitie voor het requisitoir. De officier spreekt allereerst woorden van deernis voor het slachtoffer v. .d Horet, een man, die in den bloei van zijn leven op gruwelijke wijze is vermoord. Vervolgens brengt de officier hulde aan de politie van all£ gemeenten, die aan deze zaak hebben medegewerkt. In het bijzon der bovendien aan den heer Meddens voor zijn speurzin met de achtergebleven boord van verdachte. Spr. zegt dan niet veel woorden te rul len wijden aan de zienswijze van verdach te, maar zich geheel aan de feiten houden. van Cijfers van aanvoer en cijfers van steun Gisteravond hield de Coöperatieve Centrale Tuinbouwveilingsvereeniging „Ter Aar en Omstreken" G. A., haar ne gende algemeene leden jaarvergadering onder voorzitterschap van den heer C. W. v. d. Hoorn Azn., in het Parochiehuis. Aanwe zig 135 leden, rijkstuinbouwconsulent ir. v. d Helm, burgemeester Hogenboom, de com missie van advies. Na het openingswoord las de secretaris, de heer Alb. van Straaten, de notulen. Medegedeeld wordt, dat het veilingspercentage met een procent ver laagd zal worden en alzoo komen op vier procent; voor de augurken blijft hetzelfde percentage, nl. zeven. Mochten er leden zijn, die interesse hebben om pronkboonen te telen op contract, dan kunnen zij zich vervoegen bij het bestuur. Als aangedron gen is op een goede sorteering van de snij- boonen, geeft ir. v. d. Helm een uitvoerige toelichting over de selectie van snijboonen, welke dit afgeloopen jaar door de veiling ter hand is genomen. De resultaten zijn geenszins onbevredigend, gehoord de con clusies, en daar een proef over een jaar niet altijd een juist beeld geeft, zal op dezelfde wijze het selectiewerk voortgezet worden, wat van eminent belang is, bizonder in deze streek met het jaarlijks toenemen van een bepaalde ziekte. Vooraleer men overgaat tot bestuursver- Verdachte komt daar op dden 27sten October, gestoken in een uniform van een korporaal en voorzien van een vermom ming van blauwe bril en pleister,, bij de huishoudster. Na een opgedisoht verhaal tje over taxatie van koeien voor het le ger blijft verdachte thee drinken, totdat v. d. Horst thuis komt. Dadelijk daarop gaat v. d. Horst met verdachte in de auto mede en dan gaat zich het afschuwelijke voltrekken. Verdachte brengt de auto tot stilstand en verzint iets om even achter v. d. Horst te komen. Toen hij eenmaal achter v. d. Horst stond bracht hij hem de doodielijke verwondingen toe. Dat bewijst de conclu sie van van Ledden Hulsebosch, die ge constateerd heeft, dial de zitplaats van den bestuurder, hier den verdachte, geheel met bloed bespat was. Hij moet dus achter het slachtoffer gestaan hebben. Daar heeft hij eenige slagen toege bracht, niet bijzonder hard, maar toch zoo, dat het slachtoffer even verdoofd was. Toen heeft hij het mes genomen en de ste ken in den hals van het slachtoffer toege bracht. Hij was blijkbaar nog niet geheel zeker van zijn zaak en dacht „zeker is ze ker" en heeft v d. Horst toen nog een groot aantal diepe slagen toegebracht. En deze slagen kunnen heel goed met de autocrick zijn toegebracht. Toen het slachtoffer aldus op beestach tige wijze was afgemaakt, was verdachte over de leuning "der zitbank gestapt, dat door de vrouw van den caféhouder van Velsen in het voorbijrijden uitdrukkelijk gezien is. Daar heeft hij het slachtoffer met de plaid toegedekt en was vervolgens even doorgereden. Hij heeft de auto langs den wegberm tot stilstand gebracht en 'het is best te verklaren, dat hij alleen het ontzettend zware lichaam van v. d. Horst er uit gekregen heeft. Immers de auto stond toen eenigszins in schuine positie, afhellend naar den wegberm. Hij had toen niets anders te doen dan het lichaam er uit te laten glijden. „Het is verdachte alleen, die deze gru welijke daad begaan heeft," roept spreker luidde uit. „Alleen en met voorbedachten rade heeft hij v. d. Horst vermoord." „Als wij de rapporten eens doorblade ren dan komt daarin tot algemeene uit drukking, dat verdachte een buitenge woon koel mensch is, die met niets en nie mand rekening houdt, dan alleen met zich zeiven. De medici komen maar tot één conclusie en v/el deze, daft verdachte ge heel toerekeningsvatbaar is. Hij heeft iemand van het hoogste goed, zijn leven, beroofd en nog wel met een vooropgezet plan. Iemand, die het vooronderzoek heeft meegemaakt, heeft het typisch onder woorden gebracht: „Men huivert over de koelbloedigheid van den verdachte". Verdachte en niemand anders dan ver dachte heeft den moord begaan en wel al leen, geheel alleen zonder de minste hulp Zoo iemand is een gevaar voor maatschap pij en samenleving en moet daar voor al tijd uit verbannen worden. „Ik heb dan ook de eer uw recht bank te verzoeken verdachte tot le venslange gevangenisstraf te veroor- deelen", besloot de Officier zijn kort fel requisitoir. Verdachte hoorde dezin eisch zonder blikken of blozen heel kalm aan. Koel uiterst koel en beheerscht bleef hij voor zich uitkijken en even koel en zelfbewust liet hij zich weer weg leiden, nadat de president had medegedeeld, dat de zitting tot half drie geschorst zou wor den, waar dan de verdediger gelegenheid zal krijgen voor zijn pleidooi, waarop wy morgen terugkomen. kiezing, worcty den leden een kop koffie en een sigaar geoffreerd, welke tractatie men dankbaar aanvaardde. De aftredende bestuursleden, de heeren C. W. v. d. Hoorn Azn., L. J. Hoogervorst en Alb. Esveld, en het lid van de controle commissie, de heer Joh. v. d. Jagt, werden met bijna algem. stemmen herkozen. De pe riodiek aftredende voorzitter, de heer C. W. v. d. Hoorn Azn., kon opnieuw het ver trouwen krijgen voor de leiding der ver- eeniging. Het bestuursvoorstel tot herbenoeming van de commissie van advies, verkrijgt zon der op- of aanmerkingen de goedkeuring. De heer Lemkes, als voorzitter van de commissie, aanvaardt deze uitverkiezing met dank, daarbij den wensch uitspreken de, in denzelfden aangenamen geest te mo gen samenwerken met het bestuur als voor gaande jaren. De directeur, de heer A. Kammeraat, verschijnt nu voor het voetlicht met z'n uit gebreid jaarverslag, waarmee hij een dank baar applaus oogst plus een dankwoord van den voorzitter. Het jaarverslag. Was de omzet in 1938 433661.12, In 1939 steeg deze tot f 467945.16. Een vooruitgang dus weer van ruim 34000. Voor geen ge ring aandeel is dit te danken aan de ver hooging van de minimumprijzen, dus in zooverre geen moedgevend verschijnsel. Natuurlijker zou zijn wanneer door den handel dat hoogere zou zijn bepaald. Met inbegrip van de vergoedingsprijzen (die toch ook als een vorm van steun moe ten worden beschouwd) is er aan onze veiling circa twee ton steun ontvangen.; Toch wel van beteekenis dunkt spr., en een woord van dank en waardeering ware hier toch wel op zijn plaats. In het algemeen stelde de aanvoer niet teleur. Peulen werden aangevoerd 421600 kilo tegen 402000 kilo in 1938. Een stijging van circa 20000 kilo, wat voor een gedeelte nu wel te danken zal zijn aan de meerdere kweek van kaspeulen, mede al weer een gevolg van de zeer strenge vorst in den win ter '38'39. Doperwten 913000 kilo, tegen 874000 kilo in 1938, dus ook een stijging van plm. 39000 kilo. In het algemeen was dit gewas van goeden stand, wat dan ook in den aanvoer tot uitdrukking komt. Tuinboo- nen 502000 kilo tegen 398000 kilo dus ook al een surplus van 104000 kilo. Bloemkool liep sterk terug. Aangevoerd werden 60500 stuks tegen 144000 stuks ten vorige jare, een teruggang aldus van 84000 stuks bijna. De oorzaak zal wel gezocht moeten worden in het bevriezen van het plantgoed in de reeds genoemde strenge vorstperiode, waar door veel minder is uitgezet kunnen wor den. Peen of wortelen is veel meer uitge zaaid dan anders. In het afgeloopen jaar werden aangevoerd 110000 bos tegen 57000 bos in het vorige jaar. Een verdubbelde aanvoer bijna. De altijd nog al loonende prijs is vermoedelijk wel de stimulans ge weest tot deze daad, maar zooals het meer gaat, nu men zich meer op dit product heeft toegelegd, liet de prijs ons in den steek. Logisch is dat ook de waschpeen een ster ke vooruitgang toonde en wel een vermeer dering van circa 22000 kilo. De aanvoer be liep 36000 kilo. Sla liep iets terug en wel met ongeveer 19000 stuks, en gaf als uit komst: 425500 stuks. Spinazie ging met bijna 15000 kilo vooruit en kwam tot 55000 kilo. De postelein bleef met 22500 kilo nagenoeg gelijk aan het jaar 1938. De snijboonen ga ven, niettegenstaande het geworstel met de beruchte snij, of liever nog met de beruchte boonenziekte, „het steengrauw", of wat men daarvoor verslijt, vooruitgang te zien. De aanvoer beliep 1950000 kilo tegen 1740000 kilo in 1938 en toonden dus een stij ging van ruim 200000 kilo. Pronkboonen zijn er veel meer ter markt geweest. Ze ga ven een vooruitgang van ongeveer 160000 kilo. De aanvoer stond 350000 tegen 190000 kilo. Ook de spekboonen stegen met 30000 kilo en kwamen tot 40200 kilo. De stamboo- nen kwamen ook met 400 kilo vooruit. De stamboonen kwamen ook met 4000 kilo vooruit en vormden met elkaar ruim 17500 kilo, ja zelfs de gewone stokprinsesseboonen gaven nog een grootere aanvoer van 3800 kilo en brachten het tot ruim 34380 kilo. Evenwel lijkt het mij toe, dat deze almeer verdrongen worden door de stamboonen. Uit dit alles blijkt wel, dat niettegenstaan de de tegenspoed, de oogst der boonen nog al ruim was. (Wordt vervolgd). VLIEGTUIGONGELUK IN BELGIë. Gistermiddag is bij Oostende een twee- persoonsjachttoestel, dat door een Belgi schen korporaal werd bestuurd, tegen den zak aangevlogen, die door een ander vlieg tuig werd gesleept bij wijze van schiet schijf. Het jachtvliegtuig raakte onklaar en de bestuurder sprong met zijn val scherm omlaag. Hij kwam in zee terecht ter hoogte van Wenduyne. De korporaal slaagde er in zich van het valscherm los te maken. Hij is door een boot opgepikt. De man was volkomen ongedeerd. DE POSTVLUCHTEN OP INDIë. De positie der K.L.M.-vliegtuigen op In- dië was gisteravond als volgt: Op de uitreis landde de „Gier" (Both) te Rangoon; dit vliegtuig wordt 20 Maart te Batavia verwacht. Op de thuisreis landde de „Nandoe" (Hondong) te Medan en wordt 23 Maart te Napels verwacht. De „Wielewaal" (v. Veenendaal) landde te Alexandrië en ver wacht men 19 Maart te Napels.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 7