Correspondentie Mies Versteeg, Leiden, Dank voor dit vriendelijk schrijven. De raadsels (kijk vandaag eens of de volgende week) worden gdplaatst. Wat heb jij met Kerst feest je kranig gehouden en in Delft heel wat plezier gehad. Ja, ja, op 25 Maart zal het zeker een heel feest zijn en ik felici teer n. t. je broer en ouders en jou met dit groote feest. Dag Mies? Van jou ver wacht ik een eigen verzonnen verhaaltje. Gerard Schram a, Voorschoten. Zou je jouw briefje graag eens wil len in de krant zien? Wel, dan zal het ge beuren ook. Ik kan jou dat plezier niet weigeren. Nog even geduld. Dag Gerard! Groeten thuis! Mevr. J. Zandbergen, Leiden. Uw dochtertje wordt pas drie jaar dus is niet voor ons Hoekje bestemd. Ik neem alleen de namen op van schoolgaande kin deren. Met hand en groet! Hein Welling, Leiden. Dank voor dit mooie kiekje. Het heeft al een mooi plaatsje tusschen de andere Neefjes gevonden. De nieuwe lange brief met veel nieuws wacht ik af. Laat vader eens helpen, dan zal het versje wel lukken! Dag Hein! Groet de heele familie van me! Jo Lenting, Alphen. Aangename kennismaking Jo! Moe heeft gelijk: zoo zeg ik ook, hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Je verjaardag is ingeboekt. Op 21 Maart gaat de vlag uit. Al vast gefeli citeerd! Wederkeerig de groeten aan Pa en Moe en de jongens. Voor jou de hand apart Hoor ik nog eens wat? Sjaantje v. d. Star, Hoogmade. Ja Sjaantje, ik zie wel, dat je je best gedaan hebt, maar we kunnen niet allen even mooi schrijven, is wel? En het fietsje? Dat was nu eens je neusje voorbijgegaan! Maar daarom niet getreurd. Altijd maar denken „hierna beter". Dag Sjaantje! Groe ten thuis! Koos Bakker, R'v - en. Jij had aardig goed gewerkt! Het opstel „Onze Marine" zal ik eens opzoeken, misschien is het waard geplaatst te worden. Ik wist niet, dat bij jullie moerasgas in den grond zat. Wees voorzichtig vent! Dag jongen! Groet je ouders van me! Daag! Bep Bax, Sassenhenm. Jouw briefje was heel goed. Je hebt er slag van om een mooien brief te schrijven, dus houd ik me aanbevolen om nog dikwijls wat van je te hoor en. Als ik veel plaats had, liet ik jouw brief plaatsen. Zijn zoo veel soldaten op Sassenheim. Nou, wat zijn ze niet! Dag Bep! Maak eens een vers of verhaaltje? Veel groeten ook aan alle huisgenooten! Rie van Scha gen, Leiden. Jouw briefje vind ik als „voorbeeld" ge schikt. Zie eens één der volgende weken. Dag Rie! Wanneer maak jij eens een vers je of verhaaltje? Ik wacht af! De hartelijke groeten en hand aan U, allen! Met 't oog op de ruimte moet ik hierbij de correspondentie afbreken. Tot de volgende week. Dan gaan we door! De hand voor u allen, Oom Wim. NIEUWE RAADSELS door Mies Versteeg. 1. Als 't open is dan is 't dicht, als het dicht is dan is 't open. 2. Wat is het ongelukkigste dier? 3. In welke steden stierven vroeger de meeste menschen? 4. Wanneer valt 'n mensch, zonder zich pijn te doen? 5. Welke sul bekleedt toch 'n hooge be trekking? 6. Welke man wordt gewoonlijk verslon den? 7. 'n Moeder heeft 12 appelen en 5 kin deren. Op welke wijze moet zü de appelen verdeelen, zoodat ieder kind even veel krijgt. 8. Met welk dier moeten wij medelijden hebben? 9. Schrijf 100 met vier gelijke cijfers? 10. Welk dier is zeer gevoelig? De oplossingen niet opsturen. Deze geeft Mies de volgende week zelf. Oom Wim. DE OPLOSSING VAN HET RAADSEL VAN VERLEDEN WEEK WAS: Oom Wim en Tante Marie. De woorden waren: overal oester meesje winter indien mennen elkeen noemen tranen Antoon nestel treden ezelin Madrid Amstel roepen iemand elders Ant Roels. ATTENTIE. Mag ik nog eens even alle ouders er op attent maken, dat de verjaringslijst uit sluitend en alleen bestemd is VOOR SCHOOLGAANDE KINDEREN, en dan, wie den naam van 't kind voortaan wil geplaatst zien, moet opgeven den geboorte datum en de klasse, waarin het kind zit. Oom Wim. DE PRIJZEN VAN DEN VOR1GEN WEDSTRIJD IN NOVEMBER 1939. door Gerard Keizer. Als eerste prijs staat in ons Hoekje; Héél doodgewoon: „een fiets" vermeld. Ik moest bij lezing twééemaal kijken, Ik was er even van „ontsteld". Een fiets! Wie zal daarmee gaan strijken? Wie zal toch het „Gelukskind" zijn? Zoo'n prijs zou toch een ieder lijken; Zou 't een jongen of 'n meisje zijn?! Fortuna lacht, kijkt geheimzinnig, Wie is ditmaal haar „Gunsteling"? Wien zal haar „too verstok je" raken? Wie wordt: „Fortuna's lieveling?!" De twééde prijs mag er ook wezen; Te samen met prijs nummer drie. Een horloge is heel niet te versmaden; Fortuna, zeg, „Wie schenkt U die"? Prijs nummer vier, dat is een „vulpen"; Prijs nummer vyf, luidt evenzoo, Zoo'n vulpen is een nuttig voorwerp; Fortuna, wie krijgt die van U cadeau?? En zoo gaat het lijstje verder, Horloge, vulpen, en omgekeerd Tot prjjs véértien, dan komen „boeken"; Fortuna, wie wordt met 'n boek vereerd? Al met al, 't zijn mooie prijzen; Die uitgeloofd zijn deze keer. En.mochten wij er „niets van winnen Geen nood.dan maar een volgend keer! LENTE Met vreugde weer zien we den winter vertrekken, Die zoolang on# hield in zijn boeien gekneld. Heer Winter toch toonde zijn krachtig regeeren, En sloeg 't record én van duur én geweld. 't Zonnetje kleurt nu al vroeger 't Oosten, Vanwaar zij haar reis door het luchtruim begint. En nauwelijks is zij haar wagen bestegen Of 't vogeltje slaat er z'n veeertjes en zingt. Ei, zie nu 't veld in 't bosch èn den akker, Hoe zacht-aan 't teedere groen er verschijnt. Of blaadjes zich vormen, uit zwellende knoppen, Een lust is 't te zien, hoe 't dorre verdwijnt. De zuchtende zieke verwacht van de lente, Gezondheid en rust en toenemende kracht; Nu ziet hij heel gaarne den winter vertrekken, Die rust, noch gezondheid, noch sterkte, hem bracht. Doch wie wij ook zijn nu en hoe wij ook leven, Wij allen begroeten de Lentevorstin. En zingen met onze gevederde zangers: De liedjes, als voor eene Landskoningin! U vraagt? 1. Hoe komt men aan den naam Clivia? Dat vraagt moeder! 2. Wat is „bargoens" voor een taal? 3. Vader vraagt wat a costi is? Dat stond in een brief. 4. Wat zijn „kwakers"? 5. Mijn broer leest in de Radiobode N. I R. O. M. Wat is dat? Wij antwoorden 1. Clivia is genaamd naar de Hertogin van Northumberland, uit het huis Clive. 2. Dat is de Gabbertaal, straattaal; een taal, die door beschaafde menschen zoo weinig mogelijk of liever heelemaal niet moet gesproken worden bijv Dat is Knijs, wat bet. mooi, goed, in orde. Waarom dat woord „Knijs" gebruiken, waar wij drie mooie woorden hebben, om ons behoorlijk uit te drukken. 3. Dat is latijn en wil zeggen: in uw stad; ten uwent. 4. Dat kunnen kikvorschen zijn, maar ook een godsdienstige secte in Engeland. 5. Dat zijn de beginletters van de Neder- landsche, Indische Radio Omroep Maat schappij. Wie zijn jarig? Van 16 tot en met 22 Maart. Op 16 Maart: Rie Zwetsloot, B 138, Hoogmade. Annie Slootbeek, Julianastraat 81, Lisse. Beppie Bijlemter, A 176 Langeraar. Tinie Segaar, W. Rozenstraat 40. Marie Schijf, H. Rijndijk, Z'woude F 94. Wim van Brecht, Gebr. Treubstraat 29, te Voorschoten. Marietje Lollekes de Beer, Vesterstr. 112. Marietje van Barneveld, Leliestr. 2. Rietje Pley, L. Rijndijk 106. Op 17 Maart: Beppie Vinkenstein, Moriaanstr. 10. Bennie Bekkering, Anna Paulownastr. 341. Tilly Braakman, Cobetstraat 48. Annie Welling, N. Rijn 58. A.gnes v. d. Horst, Lage Rijndijk 19. Betsy v. Leeuwen, Rijksstraatweg 346 te Wassenaar. Bernard Rippe, Breestraat 106. Jos v. Zwieten, A 214, Langeraar. Op 18 Maart: Salomon Verbaan, B 157 Koudekerk a. R. Jo Haverkort, Dorpsstr. B 272, Warmond. Corrie van Straeten, Munnikenstr. 80 Theo van Goozen 208a, Hazerswoude. Leo Bosman, Nieuwstr. 62, Boskoop. Johan Rijsbergen, de Sitterl. 104. Antoon Valentijn, Langeraar 55. Jo Ammerlaar B 16, Weipoort. Jac. Bakker, Wald, Pyrmontstr. 14. Op 19 Maart: Alida van Rijn, Reyerskoop 359 Boskoop. Antoon Lelieveld, Dr. v. Noortstr. 162 te Stomp wijk. Jo v. d. Meer, Roelof arendsveen. Antoon de Vogel, Groenendijk 75 H'woude. Sjaantje v. d. Kraan, Veenw. 12, Leidschen- dam. Arie v. Winsen, Dorpsstr. B 143, Warmond. Jan Senna, Oude Wetering 1 Han Bik, Lage Rijndijk 94. Sjaantje Disseldorp B 295, Hoogmade. Adri Winkelmolen, Stadhoudersl. 30. Gonda Nijs, Terweeweg 7, Oegstgeest. Op 20 Maart: Cornelis v. d. Wiel, Watersteeg 2. Harrie de Groot, Oude Heerengracht 24. Josine Borst, Rijp wetering D 50. Rietje v. Rossum, Wass.weg 4, Inwijk B. Rietje Pikaar, Joubertstraat 33a. Mientje Schrader, Dr. v. Noortstr. 48 S'wijk Janny Guley, 3 Oct. str. 53. Marietje v. d. Boog, Frans v. Mierisstr. 4. Op 21 Maart: Jo Lenting, Toussaintstr. 5, Alphen a. d. R. Jaap Haverkort, Dorpsstr. B 272, Warmond Nellie Jansen, P. Huibertshof 14. Annie Lagerberg, Bronkhorststr. 337. Annie Straathof, Driftstraat 47. Nolli Wortman, Waarder 14. Jantje Heemskerk, Havenstr. 14, N'hout. José Rozenstraten, Hoofdstr. 267, Alphen. Jo Disseldorp B 295 Hoogmade. Leo en Sjakie Moerings, Tuinstr. 123, te Boskoop. Johan Kriek, de Laat de Kanterstr. 20. Gerard Rozenstraten, Pr. Hendr^tr. 24 te Alphen. Apolonea v. Veen, Rijpwetering D 7. 22 Maart:: Adriaan v. Dijk, Julianastraat 100. Annie Haverkort, Dorpsstr. B 272, Warmond Piet Zandvliet, B 203, Rijpwetering. Paul Rozenstraten, Pr. Hendrikstr. 24 te Alphen. Frans Hoogervorst, Boisotkade 2. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Zoo ook wie bij Let verlaten der school van de lijst wil af gevoerd worden, of wie verandert van woonplaats, straat of huisnummer, of wie m de lijst een fout ontdekt. NA SCHOOLTIJD BIJ OT EN CARLA THUIS. Blijspelletje In 3 bedrijven voor 2 jongens en 2 meisjes. Personen: Moeder, Vader, Carla, Otto. Eerste bedrijf: tooneel stelt voor een prettige huiskamer, waar moeder bezig is aan een leuk handwerkje. Carla (komt vroolijk de kamer binnen, werpt schooltasch ergens in een hoekje en stormt op moeder af): „Hallo, lieve schat, daar is uw wildzang weer. Hé foei, wat is het warm Is Ot er nog niet? Natuurlijk weer te laat thuis! Wacht maar...." Moeder: (kalmeerend) Tut, tut, wat draaf je weer door! Kalmpjes aan, zeg..." Carla: „Zeg snoes, we hebben repetitie en ik heb een macht te leeren! O, ik kom er nooit mee klaar en dan met die warm te! Poeh!" Ot: (is ondertuspchen In de kamer gê komen): Tjonge, jonge, hoor die wervel wind van een zus eens aan! Dag moedertje; hebt u een lekkere kop thee voor me? Ik heb reuzetrek en smacht van den dorst! Carla: „Stakkerd, is 't zoo erg! Je ziet er bleekies van, zeg". Moeder: „En nu gaan jullie eens in het prieel je huiswerk maken, wat zeg je daarvan?" Carla: „Zeg Moes de pruimen beginnen al rijp te worden; hebt u dat al gezien? En perziken hangen er om van te water tanden!" Ot: „Pas maar op, moedertje, onze zus eet straks alle perziken op en wij krijgen de pitten!" Carla (smalend): „Kun je zelf je hand jes er wel van af houden, lekkerbek!" Moeder: „Nu eens geen gekibbel en vlug aan je werk! Opgemarcheerd, marsch!" Ot: „Ik zal wel zorgen dat mijn zus van de pruimpjes afblijft, moedertje!" Carla: „Ik zal zorgen dat broertje er niet van snoept; hij moest eens pijn in zijn buikje krijgen! Ot: (uitdagend) Wat valt er te broer- tjesse, hé; wacht maar ,als ik je in mijn handen krijg.. Carla (trekt een lange neus tegen Ot): „Dan doe je nog niets, hé, broertje!" (wipt meteen vliegensvlug de kamer uit! Tweede tooneel. In een huisprieeltje liggen boeken en schriften verspreid over den grond. Carla zit druk te rekenen, Ot heeft een atlas. Carla: ,,'s Kijke.ja, hoever moet A nu loopen om B in te halen? O nee, hoeveel kilometer moet A... lieve deugd, laat die man dat zelf uitrekenen!" Ot: „Je bent ook hartelijk! Die man kan toch niet loopen en rekenen tegelijk!" Carla: „Laat ie dan gaan fietsen!" Ot: „Gelijk heb je! Heb je nog meer van die sommen? Zeg, hoe gaat het bij jullie met de rekenpartij? Jullie smokkelen daar zeker wel eens mee, hé?" Carla: „Zeg wat denk je van ons? Spie ken doen we niet aan! Ik maak ze nog lie ver fout!" Ot: „Zulke kalme schaapjes zijn jullie anders ook niet; heb ik gisteren nog van Wil Manders gehoord!" Carla: „Ah zoo, loop jij met Wil Manders? Wist ik nog niet! Zal haar morgen eens vragen hoe ze over je denkt!" Ot: „En weet jij hoe Leo Topper over jou denkt?" Carla: „Hoe weet jjj dat Ot: „Moest je eens weten! Zeg ik je toch lekker niet!" Carla: „Mispunt! Kan me ook niet sche len ook! Wat zou er op de radio zijn?" Ot: „Kinderuurtje is Zaterdagmiddag pas, zusje!" Carla: „Loop rond!" (ziet dan dat Ot een leesboek in handen neemt). „Ben je al klaar met je werk?" Ot: „Gaat je niets aan, nieuwsgierig Aagje! Maar als je 't zoo graag wilt we ten, ja dan, mijn werk is klaar!" Carla: „Wat heb je daar voor boek?" Ot: „Kreeg van mijnheer ter leen. De an dere jongens waren allemaal jaloersch, zeg!" Carla: „Buitenbeentje, hé!" Moeder: (is den tuin ingekomen) „Carry wil je even dekken? Hoe staat 't met jullie werk; al klaar?" Carla: „Ja schat, alles fijn klaar! Heer lijk hé?" (Ze wipt vlug op en trekt pla gend Ot's boek pit zijn hand). Ot: „Dat zal ik je betaald zetten, meis- ke!" (holt zijn zusje achterna). Derde bedrijf. (Weer in de huiskamer; Carla is alleen, neuriet 't liedje mee dat zacht vanuit de radio klinkt). Carla: „Hé, ik wou dat ze nu maar kwa men! (wordt ongeduldig, roept aan een deur): Hallo, komen jullie al?" Vader: (binnenkomend) Zoo'n haast,, meiske? Carla: „Haasthaast; nu ja, maar 't is nu juist zoo verrukkelijk om nog een toer tje te maken! Waar gaan we naar toe, paps? Vader: „Dat zullen we moeder vragen; ik hoor ze al komen. En Ot staat daar al ongeduldig met de fietsen; kijk eens! Ja, wacht nog maar even hoor, jongenlief!" Moeder: „Zoo, klaar? Waar moet de rit naar toe?" Carla: „Hé, laten we naar de Boschjes gaan; 't is daar zoo heerlijk!" Moeder: „Ja, maar wel wat ver, hé!" Carla: „Och wat geeft dat; 't is er nu juist eenig weer voor! Zalig gewoon!" Moeder: „Nu alla dan maar; als Vader 't ook goedvindt". Vader: „Als moeder beslist heeft, heeft Vader niets meer te vertellen, hé!" Carla: „Stakkerd! Nu gaan we?" Moeder: (schakelt nog even de radio uit) We kunnen gaan. (Scherm valt). Zieke ^Dieneke door ANTJE KEIZER (slot) IV. Je bent een brave jongen. Buurvrouw klonk het schuchter, dat heb ik voor kleine Dien gekocht, en nu harden „dat zijn heele rijpe bananen, hoor buur vrouw, want ik heb gezegd, dat het voor een ziek kind was". „Wat ben je toch een lieve jongen Henk dat je dit nu van jouw geld kocht. Dit zal ik nooit vergeten, en ze pinkte een traan uit haar oogen! Toen Henk weg was, dacht ze, zoo'n wilde jongen, en toch zoo goed van inborst. Nu zal ik Dieneke eens verrassen, en de ballon maak ik netjes aan de knop van het ledikantje vast. Wat zal hij fier recht op staan en wat zal hij door de warmte heen en weer waaien. Zoo stond nu ongeveer een kwartier de ballon op Dien te wachten, toen opeens moeder als getrokken naar het ledikantje werd, Dieneke lag nog heel stil, behalve haar handjes, die onrustig aan de deken plukten Dieneke lieveling, kijk eens hier, hier is wat voor je kijk dan! Ja minder plukten de kleine vingertjes, en de oogen werden zachtjes opgeslagen, en keken moeder vreemd aan. Dan fluiste rend: moes.ik heb zoo'n dorst, water, water! Ja kindje je krijgt water hoor! even halen. Nauwelijks twee minuten later kwam moeder met een heerlijk glas koele citroen limonade binnen, maar gauw genoeg om net te zien, dat haar kleine meid op de knietjes gekropen was om de mooie felle roode ballon te pakken. Oh kindje, dat mag je niet doen, je moet toch onder de dekentjes blijven, dan word je gauw beter. Kom nu Dieneke ga nu lief liggen, ja je mag hem vasthouden hoor. Moes laat die allemaal weg gaan, die kinderen met die gekke hoeden op en die groote hond moet ook de kamer uit, en hard riep ze weg, weg, weg.... Lief kind er is niemand in de kamejr allen jij en moes. Nee niet waar, zie maar in die hoek ze willen zich verstoppen, ze lachen me uit; hoort U moeder? Ach nee kind er is hier niemand! Nu lag ze weer stil, het hoofdje achter over op 't helderwit kussen, en de ballon in haar rechterhand, terwijl moeder het linker vuisje vast omkneld hield. God in den Hemel verhoor mijn bede, laat m'n kind wer gezond worden, 't is alles wat ik nog op aardg heb", en ze barste in tranen uit. Buiten jubelden de oogst, de zomer te gemoet! Nu lag Dieneke met gesloten oogen achterover, en het ballonnetje stevig aan het touwtje vast. Nu en dan keek ze eens even op als of ze zich iets herinnerde. Moeke kom eens hier zitten, heel dicht by mij. Lieveling ik ben hier by je, en moeder nam haar handje in haar eeltige werk hand. Wat gloeide dat handje. Mag ik deze ballon mee nemen moes? „Meenemen?" Maar Dientje je blijft toch bij me kind. Nee moes, ach niet huilen moedertje, ik ga nu naar papa, want ziet U die engeltjes niet? Zie daar komen ze aan". Och wat mooi, allemal witte kleedjes aan met sterren, en die daar ha, ha, ha wat mooi. Dieneke! Dieneke! riep moeder. Maar Dieneke was met de engeltjes mee gegaan naar Onze Lieve Heer, die haar tot zich genomen had. Moeder zat snikkend bij Dientjes ledikantje, toen er geklopt werd en de deur zachtjes open ging. Daar kwa men de vriendinnetjes aan, die zouden komen, en keken verwonderd naar vrouw Berendsen, die langzaam opstond en naar de vriendinnetjes toeging. Meisjes sprak ze jullie kunnen nu niet meer Och riep eensklaps de kleinste van de twee meisjes uit kyk eens wat 'n mooie roode luchtballon daar tegen het plafond van de zolder, is die van Dieneke, vrouw Berendsen, en is die uit haar hand gerukt? Ja kind hij is van Dieneke, maar nu zijn ze beiden naar boven gegaan! En ze begon luid te schreien! Maar de kinderen begrepenze waren te laat gekomen om Dieneke nog te zien, en ze hadden een vriendinnetje minder en zwijgend verlieten ze de kamer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 16