Ziedt iDiemde Correspondentie Anny v. Diest, Sassenheim. Dank ook moeder voor aller hartelijkst echryven. Ik zal ook heel blij zijn als Cor weer ten volle hersteld is. Ik kan me zoo echt in jullie toestand en verdriet inden ken. Een dezer dagen schrijf ik Cor zelf. Dat het stil in huis zonder Cor is, begrijp ik. Ieder neemt een vaste plaats in en deze plaats is in een klein huishouden zéker in het nog vallend. Nu wacht ik weer op be tere tijdingen af. Als je hem bezoekt of schrijft brengt hem dan myn groeten over en zeg hem dat hij moed moet houden en vc-rtrouwen hebben op het voorjaar, dat aanstaande is. Dag Anny! Veel goeds voor u drietjes! Greet Krol, Leiden. Fijn, dat je ons Hoekje nu nog trouw blijft volgen. Het maken van de versjes gaat ook beter. Je moet ze trouw bewaren, dan heb je la ter een heel bundeltje en dan pas zul je er pleizier van hebben. Dat weet ik bij on dervinding Greet! Wat ik vijftig jaar gele den schreef, vind ik nu nog het meest in teressante, al was de inhoud minder. En nu tot later! Dag Greet! Veel groetjes thuis. De hand voor jou! Corrie Verleg, Leiden. Zoo Corrie, krijg jij zooveel huiswerk? Dat is goed ook, dan heb je wat te doen in de lange avonden. Dat lijk je nog wel op de Witte Singel is wel? Wat zal het je vreemd zyn. als je weer eens in de Barbara-school terug bent! Ik geloof, dat vooraf de Zus ter kens heel wat te beredderen zullen vinden. Maak wederkeerig veel groeten aan Oom en Tante. De hand voor jou en ik werrsch je beterschap met je moe dertje! Tilly Winkelmolen, Leiden. Ja, die sommen van „wandelaars en zoo" kan ik me zoo eventjes voorstellen. Ik geloof dat ze erg moeilijk zijn. Ik weet het zoo precies niet meer. Ik ben al eens een keer langs de Witte Singel geloopen, maar wie ik zag „Tilly" niet. Ik ken Weert ook wel zoo'n beetje en in Roer mond kom ik vaker. Gelukkig dat de wond zoo gauw genas, anders zou je er mooi hebben uitgezien. Wat kan men toch hard vallen, hè Tilly! Zoo zie je weer: „voorzichtig zijn is de boodschap". Vader zal dat ook wel gezegd hebben. Dag Tilly! Schrijf nog eens, of liever, maak eens een verhaaltje voor me. Zoo'n verhaal van.... laat eens kijken! van.... 50 vervolgen. Dan krijg je van mij.... na dat moest je eens weten. Dag Tilly! Groet vader en moeder en groote zus en broertjes van me? De hand voor u allen! Eliy Pont, Leiden. Moeder had gelijk; een missiekerkje is nooit zoo erg precies gebouwd. Die arme Heidenen zijn niet verwend, zooals wij. Ik was zeer goed over je inzendingen tevreden. Dat teeke- ningetje was zoo kwaad nog niet. Het op stel zal ik eens opzoeken. Als het een plaatsje waard is, wordt 't geplaatst. Pro beer eens een versje te maken van „De Lente". Misschien lukt het en danis het plaatsje voor jou gereserveerd. Dag El- ly! Groet Pa en Moe en de broertjes. Tot ziens! Jo v. Eijk, Langeraar. Hoe be valt het je op de Landbouwhuishoudschool in Alphen? Dat is gen goed idéé van je. Daar leer je precies wat je in 't latere leven noodig hebt. en daar gaat het maar cm. In den zomer is het een uistapje, maar dezen winter heb ik je beklaagd. Hoe kwam je daar? Vertel me dat eens in een volgenden brief. Dag Jo! Ik wensch je veel pleizier, alsmede alles zes meisjes, die ook dien cursus volgen. Groeten thuis. Blij ven ons krantje lezen! En.... meedoen! Daag! Henk Ouwerkerk, Leiden. Aan jouw vriendelijk verzoek heb ik vol daan. En je naam netjes tusschen de vele andere namen op dien dag ingelascht. En hoe gaat het nu met je. Al weer hersteld? Ik hoop het voor je. Beterschap Henk! Groeten thuis! Ke esVerkley, R'w e t e r i n g. Nou maar, jij mag het vaker doen! Ik vind dien brief zoo keurig getypt zeker mooi. Het is zeker vleiend voor me te hooren, dat je èn de versjes, èn de verhaaltjes en de rubriek „U vraagt, wij antwoorden", zoo mooi vindt. Blijf maar goed ons Hoekje le zen enprobeer ook eens iets te maken. Dag Kees! De verjaardag is ingeboekt. We derkeerig de beste groeten aan Pa en Ma rie. Voor u, drietjes, de hand! Hierbij moeten we voor deze week een punt zetten. De volgende week, ga ik met de Corres pondentie verder! Ieder krijgt zijn beurt. De hand voor u allen. Oom WIM. DE KAT, DIE EEN VERKEERDEN NAAM HAD door Gonnie. (Een verhaaltje op rijm). IV. 's Middags sliep hij op 't uiterste puntje van de goot, En ving vliegen, ik lachte me haast dood; Voor geen kleinigheid, dan riepen ze alweer „Lekkertje" binnen komen! zoo tien keer! Op 'n avond, in een leeg huis, op nummer twee, Daar was hij voorzitter, o jee! Van een origineele vergadering Juist hield hijeen interessante lezing „Weg met de muizenvallen" zoo sprak hij, Ik vang liever zelf muizen, wat zegt gij? Doch plotselingdaar riepen ze weer.. Lekkertje, Lekkertje!., hij sprak niet meer De katten hielden zich goed en net, Maar dat spreekt van zelf ze hadden dol veel pret! Ze konden hun voorzitter uitlachen, nietwaar. Ze grijnsden in hun snorren en knip oogden tegen elkaar. Minet begon te lachen, en stootte een katje aan, Al gauw kon hij zijn eigen miauwen niet meer verstaan. Van het gelach, en hij, ruiterlijk kalm Ging haastig door zonder getalm! Maar nu nam hij een kloek besluit Dat 't nu eens uit was, radicaal uit! Na de vergadering ging hij niet meer naar huis, Maar sloop een andere kant uit, stil als een muis, Hij liep door naar een ander deel van de stad Waar ze hem niet meer zouden vinden, begrijp je dat? Hij ontmoette auto's en een hond En 'n straat, die goed was, naar hij bevond. Veel schuttingen, kelders en tuinen zag hij! Hier voelde hij zich pas voldaan en vrij Op de stoep van een huis ging hij zitten, en miauwde luid Net zoolang tot het licht werd, en de menschen uit Hun slaap werden gewekt, en wie daar zat Te miauwen, wat een vervelende kat! (Wordt vervolgd). DE BRIEF VAN PIET HOMAN. Beste Oom Wim. Wat ik zoo al doe in de vacantie? Ja, ik geloof, dat het 't beste is als ik u dat nu eens ga vertellen en zoo vul ik dan wel een goede brief. Opstaan, eten, en naar ibed gaan! Ondeugend? Neen, oom Wim, dat ben ik nooit! Nu dan, ik ga dikwijls met een vriendje of mijn neefje Henk den polder in en gaan daar onze vliegers oplaten. Die vliegers gaan dan zoo hoog dat we ze by na niet eens meer terug kun nen vinden. En dan hebben we pret Hebt u ook wel eens vliegers opgelaten oom Wim? En weet u dan ook nog, hoe fijn dat is, als die vliegers meteen hoog de lucht in gaan? O ja, als er niet veel wind staat heb je er wel erg veel last mee, dan wil len ze haast niet omhoog! Nee, als we ze dan niet de lucht in kunnen krijgen bren gen we de vliegers maar weer thuis en gaan schooltje spelen en stoeien in de zandbak, die eigenlijk voor mijn jongste broertjes bestemd is. Maar dat mag niet altijd. Dan gaan we maar in de straat spe len. 's Avonds help ik Pa in den tuin. Nou maar dat schoffelen is zwaar werk hoor; daar word je warm van. Maar al dat on kruid tusschen de bloemen staat toch echt niet mooi en dat moet er dan maar uit! Wedstrijden houden met de hoepels is ook zoo leuk. Allemaal naast elkaar; dan is er één jongen die het startsein geeft en dan gaan we er van door! Wie dan het eerst aan het eindpunt is. Dan gaat er een hoe raatje op voor wie het van alle jongens gewonnen heeft Als er nog eens een foto van gemaakt wordt dan krijgt u er beslist ook één. Maar of dat nog eens gebeuren zal? Ik durf 't niet te beloven. En zoo ver maken we ons best in de vacantie en ver velen ons niet. Daar hebben we geen zin in! Oom Wim, een mand vol groeten van Pa en Moe en ons alle zeven. Uw neefje, PIET HOMAN. Je stelt me een vraag en je belooft me wat. Of ik in mijn jeugd ook wel eens vliegers opgelaten heb? Nou, om je de waarheid te zeggen, ik geloof het wel, maar ik weet het niet zeker meer. Het is al zoo lang geleden Je beloofde me een foto! Ja, dat zou ik verbazend leuk vinden. Zoo'n portret van al de Homannetjes. Het plaatsje in den album is al gereserveerd. Ik wacht af. Oom WIM. De brief van Rika de Haan. Oom Wim, Direct na het lezen, dat een boekwerk zou verloot worden, onder degenen, die een brief zouden schrijven van minstens twee kantjes, kwam de gedachte bij me op om ook eens mee te doen en mijn geluk te beproeven. De stof, welke de brief zou moeten vul len, was echter een probleem. Het probleem was weldra opgelost, toen de mare zich verspreidde dat een: „Oran je-loot ontsproten was". Het was Zaterdagochtend, zeven uur, toen de feestklokken onzer kerk zich in bewe ging stelden om den landman en de gezin nen met luid gejubel het heuglijke feit aan te kondigen. Daverend zegen hare klanken neer over de vruchtbare akkers, getooid met het rijpe graan; over de grazige weiden, alsof zij verstonden de echoënde klokken. De tuin man, nijver aan den arbeid, om zijn vruch ten te vergaren, keek op, staakt voor een wijle den arbeid, en dankte den goeden God in stilte vor dit koningskind. Even werden de narigheden vergeten; even wer den ze uit de gedachten van slepende nood, van zorg voor vrouw en kinderen onttrok ken, om plaats te maken voor het ons zoo sympathieke Prinselijk Gezin. Het Prinselijk Gezin, waar een ieder met meeleeft; waar een ieder zijn aanhankelijk heid voor gevoelt. Wij juichen met hun gejuich; vlaggen worden uitgestoken; een hoeraatje klinkt over de velden. Een ieder, groot en klein, jong en oud tooit zich met Oranje. Leve Oranje! De klokken verstommen, maar nog vin den de klanken doorgang in de harten van ons arbeidende volk. Ook wij kinderen leven mee, omdat wij weten, welk geluk het is, als een nieuwe wereldburger het levenslicht aanschouwt. Nieuw leven, nieuwe moed, nieuwe kracht! Uit moed put men blijheid, en blijheid schenkt levenskracht. Dinsdag 'svoormiddags zullen onze Ter Aarwhe schoolkinderen hun vreugde en medeleven uiten over het nieuwe leven, ons lieve kleine Prinsesje, waar we dan een tractatie in ontvangst zullen nemen. We voelen ons één, laten we een blijven, om met nieuwe moed onze arbeid, wat het dan ook zij, te aanvaarden, de weer eens aan gewakkerde levenskracht gebruiken, om ons door de moeilijke tijden heen te slaan. Laat het kleine Prinsesje een zonnetje zijn om ons te bestralen, om in de naaste toe- koipst de warmte te benutten, die er van uitgaat. Dat God het kind mcge zegenen en leiden, door dit leven tot heil en vreug de van heel het Nederlandsche volk naast haar dierbare Ouders. Zoo schreef Rika den 7en Augustus 1939. Oom WIM. DE EERSTE SCHOOLDAG door Gerard Keizer. Met korte, kleine dribbelpasjes; Parmantig loopend naast zijn Ma, Gaat kleine Jan voor 't eerst naar school toe; Hij denkt vast: „Ieder kijkt me na!" Hij vraagt zijn Maatje honderd dingen, Hoe alles gaat, daar op de school; Zijn Ma beantwoordt alle vragen, Nog éen hoekje om., daar staat de school! Het kleine handje wordt een „knuistje", Geklemd in Moeder's warme hand. Nu moet hy van zijn Moesje weggaan; 't Dringt door tot hem langzamerhand. De schoolbel gaat doordringend luiden, 't Gaat kleine Jan door „merg en been." „Ziezoo", zegt Ma, je moet naar binnen, „Dag groote Jan, ga maar gauw heen!" Bemoedigend 'krijgt Jan een tikje En dat tikje geeft hem moed! En., met ingehouden snikje Gaat Jan zijn „schooltijd" tegemoet! DE LAATSTE SCHOOLDAG. door Gerard Keizer. Met forsche, vlugge, ferme stappen, Parmantig met zijn schoolgenoot, Gaat groote Jan voor 't laatst naar shool toe, Hij denkt vast: „Nu ben ik groot"! Hij vraagt zijn vriendje honderd dingen, En welk vak hij kiezen zal; Piloot, chauffeur, treinmachinist, Waterbouwkundige, ja, weet niet al! Hij balt zijn handen tot twee vuisten, Hij stoeit en boldert over straat, Zijn schooltasch werpt hij in de hoogte, „De laatste dag hoor, kameraad!" De schoolbel gaat doordringend luiden, Jan denkt: Da's de laatste keer; „Vooruit, amice, gauw naar binnen, Ze groeten lachend: „Dag meneer!" Bemoedigend krygt Jan een tikje, Meneer zegt vroolyk: „Zoo, dag Jan!" „Vandaag Jan, ben je nog mijn leerling," „Maar morgen, ja., dan ben je een Wie zï£n farig? Van 2 Maart tot en met 8 Maart Op 2 Maart. David Meyer, Haarlemmermeer. Kees v. d. Voort, Miening E 13, Z'woude Toos van Tol, Alphen. Op 3 Maart Tinus Verhagen, Stompw.weg 23 Stompw. Willem v. d. Oord, le Groenenst. 10. Bram v. Soest, St. Jacobsgr. 1. Leida Vlasveld, E 128 Miening, Z'woude. Bertha Jansen, Langegr. 115. Fientje Neervoort, Mariën-Poelstr. 3. Jos. Staats, H. Kerkgr. 3 Gerard Zwetslot, Keielb.steeg 3. Annie Beurze, N. Beestenmarkt 3a Theo Fles, Hooigr. 24 Reindert Pollmann, Hoogstraat Trientje Devilée, Bakker Korfstr. 11. Op 4 Maart Marietje v. d. Wereld, Oud-Ade E 76 Chris en Theo Over de Vest, E 167 N.B. Z'woude Gerda Hoogervorst, Jaagp. G 55 Nieuwveen Annie van Haastrecht, Leidschendam. Sjaan van Meijgaarden, Limb. Stirumstr. 25 Bep v. d. Berg, Woonschip, Voorhout. Sisca Teling, Alexanderl. 35. Bertha Jansen, Pelikaanstr. 11. Nico v. d. Akker, Schenkelw. C 76 Z'woude Greet v. Rossum C 50 Z.B., Z'woude. Sisca en Lida Hilgersom, Voorstr. 45 Voorschoten Kees Verkley, D 160 Dorpsstr. Rijp wetering Theo Daleman, D40 Rijpwetering. Theo Zoet, Oude Wetering. Rij tie Vogelaar, Duinstr. 29. Jo KorteKaas, 's Grav.weg 40 N'hout. Jo Kleyhorst, Narcissenstr. 29 Lisse Coba van Leeuwen, Watertje D 10 Z'woude Annie Molenkamp, Kerkstr. 39, Oegstgeest. Op 5 Maart. Jan Overbeek, Kortsteeksterw. 54, Alphen. Jo van Santen, Oosteinde 12, S.ompwijk. Kees v. d. Poel, Zwarteweg E 50 Oud-Ade. Cor Meyer, Haarlemmermeer. Henriette Zwetsloot, Haarl.weg 4 Bep Hartman, Lombokstr. 79 Jo Hoogeveen, Haarl.weg 24. Riet van Schaik Kortsteeksterw. 25 Alphen Janny v. d. Bosch, Meerlaan 5, Stomp wij Jan Meijs, Mare 100. Op 6 Maart. Rietje Hooyman, Voorschoten. Riek de Groen, Toussaintkade 13 Piet Onderwater, Watertje D 12 Z'woude. Jan Hoppenbrouwers, Hoefstr. 18 Jan de Vroomen, Heerenw. 6a, Warmond Theo v. Leeuwen, Waagdam 192, Warmond Floortje Koelewijn, Kerkstr. 40, Noordw. B. Lies v. d. Vlugt, Nieuwveen 313. Lena Over de Vest, W.E. C 104, Z'woude. Pietje Turk, Weip. B 80 Z'woude Op 7 Maart. Anna Hilgersom, Dr v. Nootstr. 49 Stompw. Henny v. d. Heyden, P. de la Courtstr. 6 Willy Berk, Kolfmakersstr. 24 Toos Paardekooper, N.B. E 142, Z'woude. Sientje Pouw, B 187, R'veen. Agatha Lestrade, Boerhavestr. 2, Vourhout Betsy de Vette, Noordeinde B 361, Hoogm. Henk v, d. Plas, Leidschevaart 3 Voorhout. Rietje Borst, Hoofdstr. 14, Voorhout. Op 8 Maart. Tinny van Benten, Dorpsstr. D 50 Z'woude Gerda v. d. Plas, Leidschevaart 3, Voorhout Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn op haar naam in deze lijst wil opgenomen zien of bij het verlaten der school met opgave van den verjaringsdag, wil afgevoerd worden, schrijve minstens 14 dagen voor zijn (haar) verjaring. Zoo ook wie verandert van woonplaats, straat of huisnummer, alsmede wie in de lijst een fout ontdekt. Oom WIM OPLOSSINGEN DER RAADSELS Ingezonden door Anton Roels. Raadsel I: Fouten Rimpel Linnen Winnen Morgen Leiden Raadsel II: Rats Kuch en Boonen - Raadsel III: Strenge heeren regeeren niet lang. Zooals het klokje thuis tikt, tikt het nrrgens. En vogel in de hand is beter dan tien in de lucht. door Antje Keizer. „Moeder, wat is het mooi buiten"! riep een kinderstem. „Ja kindje, blijf nu maar warm onder de dekens liggen, dan kun je ook weer gauw naar buiten, en spelen in de zon met je pop pen, schat!" Kleine Dieneke was pas zeven jaar ge worden. Wat een heerlijk feest hadden ze nog gehad. Vele vriendinnetjes waren er geweest; allemaal hielden ze ook veel van Dieneke. Maar nu.... was ze ziek! 't Was zoo gekomen, Dieneke ging al naar de groote school. Nooit was ze boos als moe der eens zei: „Dieneke, wil je even een boodschap doen?" Altijd was ze blij, dat ze moeder kon helpen. Maar een vadertje had ze niet meer; die was voor enkele jaren geleden gestorven aan longontsteking, en nu was moeder al leen met haar Dieneke. Zoo was Dieneke enkele weken geleden thuis gekomen uit school met hoofdpijn. „Maar kind", schrok moeder op, „foei, wat zie je bleek! Wat scheelt er aan?" „Och moes", sprak de kleine meid, „ik ben zoo koud en in school ben ik ook al niet goed geweest". „Dan ga je vanmiddag maar eens niet naar school toe. Dan zullen we eens zien, of het niet beter wordt, als je naar bea gaat". Zoo ging 's middags Dieneke in plaats van naar school r.aar haar bedje. Spoedig sliep ze in en moeder, die zachtjes haar bedje genaderd was, dacht: „als m'n meisje nu maar niet ziek wordt". 's Morgens liet moeder de dokter eens ko men en vroeg wat of het kon zijn. „Ja", sprak dokter Verschuur,, ,een zwa re koude opgeloopen, maar onder de wol blijven en vooreerst niet naar school". „Maar dokter is het dan zoo erg", had moeder gezegd, „ze is anders nooit ziek!" „Nü, dat kan niemand zeggen, gezonde menschen kunnen ook ziek worden, maar enfin moeder, we zullen uw dochterke wel gauw beter maken!" Maar het zou anders afloopen, dokter deed z'n uiterste best, maar Onze Lieve Heer wilde een engeltje meer in den hemel hebben! Nu lag 't kind al ruim drie weken in hear bedje. Nooit klaagde ze of was ver drietig, dat zij alleen in bed moest liggen en andere kinderen buiten konden spelen. Moeder had nu 't kleine ledikantje van Dieneke voor het raam in de huiskamer geplaatst, dan kan ze toch de buitenlucht zien, dacht ze zoo in haar eigen, al kan ze zelf niet buiten komen. Maar ik hoop, dat m'n kleine lieveling, het eenigste wat ik nog op aarde bezit, spoedig beter zal worden. Het ergste is nog dat ik al m'n werkhuizen moet laten loo- pen, want ik kan haar toch niet alleen la ten. Neen hoor, als haar iets overkwam, 'k zou het me nooit kunnen vergeven! „Moeder? Waar denkt u aan?" „Ik, och nergens aan, kind!" „En waarom keek u dan zoo droevig, en u praatte ook in u zelf, vertel het me maar, moesje". „Kindje, je moest het eigenlijk niet we ten, maar als je het wilt weten, ja, het le ven is niet altijd koek en ei. Nu je ziek bent, m'n klekie meid, nu kan moeder niet uit werken gaan en geld verdienen, maar gelukkig heeft moeder altijd nog een paar centen over kunnen houden, zie je Dieneke, en die komen nu goed te pas". „Moeder", klonk het nog zachter, als ik maar eerst groot ben, dan ga ik voor u uit werken en dan blijft u thuis, want als ik ga werken, dan mag u niets anders doen als voor ons beidjes koken en als ik dan des avonds thuis kom van mijn werkhuizen, dan vertel ik u alles, wat ik dien dag ge daan heb. Fijn, hè moeder,dan hoeft u niet voor mij meer te werken, maar ik voor u. Hè, ik wou dat ik maar weer beter was, dan schoot de tijd vlugger op dan nu", „Ja Dieneke, dat wou ik ook, maar we zullen maar op God vertrouwen, wel meid?" „Moeder, 't is nu Woensdag niet? Dan komen Gerrie en Anna ook nog een poosje bij me praten!" „Ja, dat is waar schat, maar je weet wat dokter gezegd heeft! Niet te veel praten! En ga nu maar weer slapen, anders komt er niets van de visite van vanmiddag en kun nen de meisjes we) weer teruggaan." „Ja moes, ik zal probeeren te slapen; de vogeltjes zullen me wel in slaap zingen", (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12