Partijraadsvergadering R. K. Staatspartij Plaats een Telefoontje LUCHTVAART MAANDAG 26 FEBRUARI 1940 0b i..<n«CHF. COURANT DERDE BLAD - PAG. 10 DUUR BETAALDE BELOFTEN. Oplichter in Zuid-Limburg onschadelijk gemaakt. De recherche te Maastricht heeft aan gehouden den 39-jarigen H. C., die zich sinds eenige maanden te Maastricht heeft gevestigd en er een beroep van schijnt te tebben gemaakt, jonge meisjes onder trouwbeloften te bewegen hem geld te lee- nen. De man was voor het examen van voetverzorger afgewezen. Hij heeft echter het door de commissie daarvoor afgege ven bewijs vervalscht en zich als zoodanig uitgegeven. Hij is gehuwd en vader van drie kinderen. In Zuid-Limburg had hij kennis aange knoopt met meisjes. Eén van haar had hij reeds zoover het hoofd op hol gebracht, dat haar ouders hem eenige honderden gul dens hebben geleend, terwijl hem verder een flink bedrag voor hun huwelijksuitzet werd toevertrouwd. Deze gelden zijn ver dwenen. Ook bij andere meisjes trachtte hij de zelfde practijken toe te passen. Hij plaat ste huwelijksadvertenties en verscheidene reflectanten dredgden eveneens het slacht offer te worden van deze handelingen. Tijdens het onderzoek van de politie bleek, dat C. zich ook aan andere verduis teringen heeft schuldig gemaakt en boven dien bij verschillende firma's te Maas tricht en elders groote bestellingen heeft gedaan, zonder dat hij in staat was, de goe deren te betalen. Verdachte wordt ter beschikking van de Justitie gesteld. DE SPIONNAGE-AFFAIRE. Scheepvaartberichten overgebracht naar Duitschland? In aansluiting op hetgeen gemeld is met betrekking tot de arrestatie van enkele personen te St. Pancras, die worden ver dacht van spionnage, weet het „Volk" nog mede te deelen, dat de andere drie arres taties zijn geschied te Bellingwolde. Het betreft hier zekeren R. L. en N. A. en voorts een Duitscher, welke laatste zich bij de arrestatie hevig heeft verzet. L. was kantoorhouder der Posterijen te Bellingwolde. Het was ons bekend, dat hij ongeveer drie maanden geleden is ge- schorscht in deze functie. Het blijkt thans, dat de schorsing is geschied in verband met de vermoedens van spionnage, die te gen den betrokkene werden gekoesterd. De tweede arrestant A. vervulde de be trekking van bedrijfsleider bij een groot landbouwbedrijf in Duitschland, even over de grens gelegen en genoemd Kloster Dü- nebrock. Ook zij worden er van verdacht, mede plichtig te zijn aan de ontvluchtingspoging van twee geïnterneerde onderofficiei-en. De „Telegraaf" meldt voorts, dat in ver band met deze affaire nog een sergeant van het Nederlandsche leger uit Alkmaar is aangehouden. Hoewel men het diepste stilzwijgen be waart over den aard van de spionnage, verneemt het blad, dat het voornamelijk zou gaan om de overbrenging van scheep- vaartberichten naar Duitschland. Er zou den bij een huiszoeking bij een der hoofd verdachten in dit complot kaarten zijn ge vonden van het havengebied van Rotter dam en Amsterdam. Alle berichten over binnenkomende en vertrekkende schepen zouden in den code- vorm zijn doorgegeven, zoodat men dus in Duitschland precies op de hoogte zou zijn geweest van de scheepvaart. WERKLOOZE VERKOCHT ZIJN MARGARINEBONNEN. Door een toeval is te Amsterdam een fraude ontdekt met goedkoope bonnen voor het verkrijgen van margarine met reduc- tieprijs ten behoeve van werkloozen. In de galerij bij het Westeinde bevindt zich een Gemeentewinkel, waar de werkloozen en ondersteunden tegen inlevering van bon nen, goedkoope margarine en vet door het Rijk beschikbaar gestéld, kunnen koopen. Een inspecteur van politie van het bu reau Stadhouderskade zag bij de controle van dezen winkel Vrijdag tusschen de wachtenden een man, die er op het oog niet dadelijk uitzag, dat hij behoorde tot de steuntrekkers. Hij vroeg den man of hij ook goedkoope margarine kwam halen en of hij dan ook ondersteunde was. „Neen, dat ben ik niet", was het ant woord. „Hoeveel bonnen heeft u dan", vroeg de inspecteur van politie. De man had er tien bij zich, meldt de „Telegraaf". De inspecteur nam hem mede naar het •bureau Stadhouderskade. De man bleek een pensionhouder uit de Korte Meerhuis straat, en het bleek, dat zijn vrouw de bon nen thuisbezorgd kreeg door een klein meisje. Voor iederen bon, recht gevende op goedkoope margarine, betaalde zij tien cent, terwijl zij 7 y. cent gaf voor eiken bon, recht gevende op goedkoop vet. De in specteur ondervroeg de vrouw thuis, waar na aan het licht kwam, dat de vrouw de bonnen kreeg van een familie, wonende in de omgeving van de Weesperstraat. Deze familie werd door M. S. geholpen. Het gezin heeft tien kinderen, doch men eet hier natuurboter, want niemand in het gezin iust margarine. De inspecteur nam bij den pensionhouder enkele pakjes van de goedkoope margarine in beslag, en heeft tegen heih proces-verbaal opgemaakt, we gens overtreding van een artikel Land- bouw-Crisiswetgeving. üuwuvannog één (k&t.of- MUZIEKINSTRUMENTEN TE KOOP HET ISOLEMENT VAN SCHIER. MONNIKOOG. Zaterdag bleek de toestand van het lan dingsterrein voor vliegtuigen op het eiland Schiemonnikoog niet te voldoen aan de eischen, welke er aan gesteld moeten wor den, wil een D..C.-n toestel er kunnen landen, zoodat het K. L. M.-vliegtuig, dat regelmatig post- en passagiersvluchten naar het eiland onderneemt, niet op Schiermonnikoog is geland. Hierdoor wa ren negen personen, die van het vliegtuig gebruik hadden willen maken om den vas ten wal te bereiken, genoodzaakt op het eiland achter te blijven. De Noord- en Zuid-Hollandsche Redidngmaatschappij werd verzocht de motorreddingboot „In- sulinde". welke te Oostmahorn is gestation- neerd, uit te zenden om deze personen in de gelegenheid te stellen het eiland te ver laten. In verband met den ijsgang in de Waddenzee moest dit verzoek echter wor den afgewezen. Hoewel het ijs in de Waddenzee in be weging is gekomen, is nog geen open water ontstaan De veerboot „Brakzand" kan den sedert met inzetten van den vorst gestaak- ten dienst, dan ook nog niet hervatten. Men hoopt echter dat over enkele dagen de si tuatie zich in dier voege heeft gewijzigd, dat de scheepvaartverbinding tusschen Schiermonnikoog en de Friesche kust kan worden hersteld. Op het eiland heerscht gebrek aan le vensmiddelen, brandstof en veevoeder. Bnltenlandsclie Berichte* TREINBOTSING IN MEXICO. Op 194 kilometer van Mexico-City zijn de express naar de Amerikaansche grens en een goederen trein met elkander in bot sing gekomen. Twee personenwagons zijn geheel uitgebrand. Gemeld wordt, dat 20 menschen zijn omgekomen en een onbe kend aantal gewond. DE TOESTAND IN TURKIJE. In verantwoordelijke Turksche kringen te Londen heeft Reuter vernomen, dat de New Yorksche berichten over den nood toestand in Turkije „schromelijk overdre ven" zijn. GROOTE BRAND IN BRITSCH COLUMBIë. In de industriewijk van de stad Sum- merland in Britsch Columbië, is een brand uitgebroken, die volgens de eerste berich ten reusachtige afmetingen zou hebben aangenomen. De telefoonverbindingen met de stad werden verbroken. BOMMEN ONTPLOFT IN TELEFOONCELLEN TE ZAGREB. Zaterdagavond zijn in eenige telefoon cellen in de stad Zagreb helsche machines ontploft. Er zijn geen slachtoffers. Er is een onderzoek ingesteld en er zou den reeds eenige arrestaties zijn verricht. Zeer waarschijnlijk betreft het, aldus Ha- vas, een actie van extremistische kringen en Kroatische separatisten om te protes teeren tegen de Zaterdag door de recht bank te Zagreb tegen twee tot deze krin gen behoorende jongelui uitgesproken von nissen. Deze beiden mannen waren schul dig bevonden aan moord en aan eenige aan slagen met helsche machines, welke in het jongste najaar werden gepleegd. VLIEGTUIG OMLAAG GESTORT. Een vliegtuig is Zaterdag in een straat van Wallington in het graafschap Surrey, omlaag gestort, waardoor drie huizen in brand zijn gevlogen. De inzittenden van het vliegtuig zijn omgekomen. Vier leden van een gezin, dat in een van de getroffen huizen woont, zijn ernstig ge wond. Ook zijn een aantal auto's ver brand. Het vliegtuig is neergestort enkele minuten nadat het van Croydon was opge- Stocron Nadat Zaterdagmorgen in de kerk van het Begijnhof te Amsterdam een H. Mis was opgedragen voor de R. K. Staatspartij en haar leden, werd om tien uur in Belle- vue de partijraadsvergadering voortgezet onder1 leiding van mr. T. J. Verschuur. Bij de heropening der vergadering rich- te de voorzitter een woord van welkom tot den voorzitter der Tweede Kamer mr. Van Schaik en tot den voorzitter der ka tholieke Eerste-Kamer-fractie, mr. Van Lanschot. De voorzitter stelde daarop aan de orde het voorstel van het partijbestuur tot wij ziging van het kiesreglement voor de aan wijzing van candidaten voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In zijn toelichting op het voorstel van het partijbestuur deelde de voorzitter, mr. Verschuur, mede, dat de practijk het wen- schelijk heeft gemaakt een wijziging aan te brengen in het kiesreglement. Het is n.l. gebleken, dat het voor een kleine goed georganiseerd? groep kiezers zeer gemak kelijk is, het politiek advies van het par tijbestuur te doorkruisen. Daarom heeft het partijbestuur gemeend, te moeten voorstellen, het puntenstelsel, zooals dat tot heden gebruikelijk is in den kring Limburg, voor het geheele land in te voe ren. Na een breedvoerige discussie werd het voorstel van het partijbestuur met over- groote meerderheid aangenomen. REDE MR. DR. DECKERS. Daarna heeft mr. dr. L. N. Deckers een rede gehouden. Helaas, de in ons allen zoo vurig levende hoop, dat de oorlog voorkomen zou wor den, is niet in vervulling gegaan. De verschrikkelijke werkelijkheid is er thans. Hoe vreeselijk echter de toestand ook zij, wij mogen de hoop op de toekomst niet verliezen. Wij moeten al onze krach ten1 inspannen om het herstel van den vrede te bevorderen en er het onze toe bij dragen, dat het een wezenlijke vrede zij. Ieder van ons kan, elk op zijn plaats en in eigen omgeving, in dezen nuttig werkzaam zijn. Allereerst vervullen wij zoo nauwge zet mogelijk onzen plicht als mensch. Daarnaast wezen wij voortreffelijke bur gers van den staat. Er is alle reden voor ons, Nederlanders, om trouwe burgers te zijn en pal te staan voor de eer en de rechten van het land. Pal staat ook de regeering. Gebruikma kend van zijn onmiskenbare bevoegdheid als souvereine staat en voortzettend de zelfstandigheidspolitiek, die in het verle den steeds werd gevoerd, heeft Nederland in den thans woedenden oorlog de neutra liteit geproclameerd en de mobilisatie van onze geheele weermacht bewijst, dat wij te allen tijde bereid zijn die neutraliteit tegen elke aanranding te beschermen en te verdedigen. Nederland wenscht zich zelf te zijn en wil niet, dat, van welke zijde ook, druk wordt geoefend op zijn regeering. Voor moreelen druk zal deze nimmer zwichten en aan materieelen druk zullen wij het hoofd bieden. Volk en weermacht weten zich zich nauwer verbonden dan ooit. Het spreekt van zelf. dat in dezen tijd vafi gevaren aan de grenzen en ontwrich ting van het economisch leven een dub bele zorg onze politiek beheerscht; de zorg voor de weerkracht en de zorg voor de volkskracht. Zonder een goede, voor haar taak bere kende weermacht, loopt onze zelfstandig heid iederen dag gevaar. De lessen van dezen oorlog zijn zoo duidelijk, dat zij zelfs den laatsten twijfelaar de oogen moeten hebben geopend. Alleen een parate weer macht is in staat om te voorkomen, dat onze rechten in de toekomst nog grooter worden geschonden. Getrouw en nauwke- zet onze volkenrechtelijke verplichtingen nakomend, mogen wij verlangen, dat onze souvereine rechten door elk oorlogvoeren de worden geëerbiedigd. „Neutraliteitshandhaving eischt krachten te kunnen bijzetten". Dit is een Koninklijk woord. Die vereischte krachten vinden wij in onze gemobiliseerde weermacht. Reeds een half jaar is onze weermacht op haar post en zwaar drukken de daar aan verbonden persoonlijke en geldelijke lasten op de schouders van het volk. Toch zullen wü, zoo lang het noodig is, voort gaan die lasten te dragen, niet omdat wij ons bedreigd achten, maar omdat wij we ten, dat de bedreiging komt, als wij op houden paraat te "zijn. Mobilisatie, mobiel-making, krachtsont plooiing is noodig op elk terrein. Tusschen onze militaire en onze economische weer baarheid is geen tegenstelling. Veeleer is het omgekeerde het geval. Op den duur kan geen volk zijn weermacht in stand houden, haar physiek en moreel handha ven op het vereischte peil, als het econo misch front niet sterk is opgebouwd. Hoe krachtiger het economisch leven is, hoe grooter ook het weerstandsvermogen der weermacht zal zijn. Als wij aandringen op groote zorg voor handhaving en ver hooging van de volkskracht, óók in dezen tijd, doen wij dat mede, omdat wij weten, dat hierdoor een weermachtsbelang van de eerste orde wordt gediend. Nooit heeft de Katholieke fractie weerkracht en volks kracht willen scheiden. Als gelijkwaardi- gen plaatste zij deze immer naast elkan der. Reeds in normale tijden, zeker dus in een tijd als de onze, moet de Regeering streven naar een harmonische doseering van belastingheffing, leeningen en crediet- schepping. Dit is echter alleen vol te hou den bij handhaving van het economisch leven. Niemand zal aan de Regeering kunnen verwijten, dat zij niet tijdig maatregelen heeft genomen om een sterken economi- schen grondslag te leggen voor onze weer baarheid. Voorraden werden aangelegd, de in- en uitvoer van grondstoffen en voe dingsmiddelen werden in één hand ge bracht, prijsopdrijving en hamsteren wer den door strenge middelen tegengegaan, van vele artikelen werd de distributie ge regeld. Zullen de levensmiddelenvoorziening van ons volk, de grondstoffenvoorziening van onzen landbouw en onze nijverheid, de uitvoer van onze producten eenigszins regelmatig kunnen worden voortgezet? Zal de aanvoer van overzee blijven, gelijk die thans nog is? Zal onze meedoogenloos bedreigde scheepvaart haar taak kunnen blijven vervullen? Zullen wij de verbin dingen met onze gebiedsdeelen in Oost en West kunnen handhaven? Antwoord op deze vragen vermag nie mand te geven. Deze onzekerheid verergert de zorg, waarmede de toenemende duurte ons moet vervullen. Op den achtergrond van onze militaire en economische mobilisatie grijnst ons het schrikbeeld aan der algemeene verarming. Die verarming zal bij het voortduren van den oorlogstoestand schrikbarende afme tingen aannemen. Zoolang de oorlogsmo loch nog gevoed kan worden door de hon derden millioenen guldens, die ons volk ten koste legt aan de defensie, gaat deze verarming nog schuil achter een gordijn van kunstmatig gekweekte, in wezen im productieve koopkracht. Deze verhoogde koopkracht draagt de tendenz in zich tot prijsstijging en zelfs, wanneer de Regee ring niet uitermate waakzaam zou zijn, tot inflatie van ons ruilmiddel. Prijsop drijvende factoren schuilen mede in de verhoogde kosten van transport en verze kering van risico's welke nauw verband houden met de oorlogvoering te land, ter zee en in de lucht. Voegt daarbij een drei gende schaarschte van sommige goederen en gij hebt een complex van verschijnse len voor u, waaruit natuur-noodzakelijk het probleem der duurte te voorschijn springt. Nu is de duurte, of juister gezegd een prijs verhooging, zeer zeker niet onder alle omstandigheden een onrustbarend ver schijnsel. Wanneer verbetering der prij zen van goederen en diensten en verhoo ging der belooning van den geleverden arbeid voortspruiten uit vermeerdering van welvaart, vergrooting van de producti viteit en gezonde vraag naar onze waren, dan kan prijsverhooging zelfs een positief goed worden genoemd. Maar wanneer de reëele welvaart achteruit gaat, wanneer op groote schaal vernietiging van economi sche waarden plaats heeft, wanneer de productieve kracht van een volk niet op de eerste plaats wordt aangewend om nieu we productiegebieden te openen, maar om zaken voort te brengen, die op zichzelf onder normale omstandigheden geen en kel nuttig effect hebben.dan beteekent een prijsstijging niets anders dan inzin king van de koopkracht, dan is m.a.w. de duurte symptoom van de armoede. Daar, waar de zaken zoo staan en wij moeten durf genoeg hebben om ook de meest onaangename situatie onder de oogen te zien heeft de overheid den du ren plicht de financieele lasten van het huidig tijdsgewricht en de ongehoorde of fers, die van de burgerij worden gevraagd, zoo billijk mogelijk te vereelen. Goede burgerzin brengt mede, dat die offers blij moedig worden gebracht. Wie met aard- sche goederen is gezegend zal een deel van zijn welstand aan de gemeenschap moeten afstaan en ook zij, die slechts wei nig het hunne kunnen noemen, zullen van dit weinige iets moeten missen. Zoo zal de regeering door haar belas ting- en leeningpolitiek allereerst de meest funeste oorzaak van toeneming der duur te, n.l. de dreiging van inflatie, onschade lijk moeten maken. En daarnaast zal ge tracht moeten worden prijsstijging van de eerste levensbenoodigdheden zooveel mo gelijk te voorkomen. Ik behoef u niet te verzekeren, dat de katholieke Tweede Kamer-fractie de ont wikkeling van de prijsvorming en de ver deeling der lasten beschouwt als de cen trale problemen van de economische poli tiek in oorlogstijd. Naast haar zware economische taak heeft de regeering zeer belangrijk sociaal werk te verrichten. Het kan wel niet anders, of wij moeten hier allereerst denken aan de werkloosheid, het groote maatschappelijk kwaad, dat nog altijd zooveel volksgeluk verwoest en zooveel volkskracht vernie tigt. Er wordt over de noodlottige gevol gen van de werkloosheid, die haar slacht offers ontmoedigt, afstompt, demoraliseert, wel eens al te gemakkelijk, soms in het geheel niet gesproken. Wij zullen echter blijven voortgaan met die volksramp altijd onder alle omstandig heden en met alle ons ten dienste staande middelen te bestrijden. Wij beschouwen dit als een eersten eisch van de christe lijke politiek, zooals zij immer door de R. K. Staatspartij is voorgestaan en aan onze beste mannen, als Schaepman, No- lens, Ruijs en minder op den voorgrond, maar daarom niet minder verdienstelijk zoo menig ander hun edelste krachten hebben gewijd. Gij weet met welk een liefde en welk een kracht er onder het 4e Kabinet-Colijn is gewerkt. Twee groote middelen werden voorop geplaatst: behoud en verruiming van de werkgelegenheid en vermindering van het aantal werkzoekenden. Spr. behandelde daarna de kabinetscri sis, haar verloop en de vorming van het vijfde Kabinet-Colijn. De Grondwet eischt samenwerking tus schen Kabinet en Kamer. Dit brengt mede, dat de Kabinetsformateur moet weten, dat die samenwerking met zekerheid, althans met groote waarschijnlijkheid mag wor den verwacht. Bij de samenstelling van het 5de Kabinet-Colijn wist de formateur, dat het tegendeel waar was. De openbare behandeling van de Regeeringsverklaring bracht dan ook duidelijk aan het licht, dat het programma van het Kabinet de in stemming van de meerderheid der Kamer niet had. Er is de kamermeerderheid en met name den Katholieken een verwijt van gemaakt, dat de daden van het Kabinet niet zijn af gewacht. Maar dit verwijt is hier mis plaatst, daar de eerste daad, t.w. het op treden zelf, reeds afkeuring verdiende. En toen de Kamer meende in 's Lands belang dit optreden te moeten afkeuren, kon zij dit niet anders doen dan door zich uit te spreken gelijk zij deed. Men heeft die daad, omdat zij tot dus verre in onze Parlementaire geschiedenis onbekend was, on-Nederlandsch genoemd. Maar de Kamer heeft gebruik gemaakt van haar onbetwistbare bevoegdheid en veeleer zou zij on-Nederlandsch hebben gehandeld door zich neer te leggen bij een miskenning van het parlementaire stelsel, dat, zij het ook verre van volmaakt, aan ons land veel goeds heeft gebracht, al ware het alleen reeds door, met voorko ming van excessen, een vruchtbaren volks invloed op 's Lands zaken te verzekeren. Maar ook heeft men in het optreden der Katholieke Kamerfractie een aanval wil len zien op de Anti-revolutionnairen of op dr. Colijn persoonlijk. Deze misvatting kan alleen verklaard worden uit groote ver eering voor den leider der Anti-revolutio naire partij. Deze vereering moet het ge weest zijn, die bij velen zijner volgelingen leidde tot verwarring van zaak en per soon. Rijst thans de vraag, wat voor de toe komst verwacht moet worden van de ver houding tusschen de Anti-Revolutionairen en de Katholieken, de groepen, die langer dan een halve eeuw in vriendschap samen hebben gearbeid? Anti-Revolutionairen en Katholieken, wij hebben elk onze eigen staatkundige overtuiging, wij hebben elk onze eigen vraagstukken en het economisch inzicht, overheerschend in de eene groep, zal dat van de andere niet steeds dekken. Zeker in een tijd, waarin brandende economische vraagstukken om een oplossing roepen, kan dit tot diepgaand meeningsverschil leiden. Maar boven de beteekenis van gelijk heid der staatkundige opvatting, gelijkheid der problemen en gelijkheid van econo misch inzicht, gaat uit de gelijkheid van het grondbeginsel, waarop ons beider le vens- en wereldbeschouwing steunt en waaruit beider staatkundige arbeid put zijn levenwekkende kracht, het geloof in den almachtigen God en in Christus, Zijn menschgeworden Zoon. Het Kabinet-De Geer heeft ons vertrou wen 'en ontvangt onzen steun, waar wij het dien kunnen geven. Na de rede van dr. Deckers, die verschil lende malen door applaus werd onderbro ken, gaf de voorzitter, mr. Verschuur, uiting aan zijn gevoelens van erkentelijk heid jegens den spreker. Zich aansluiten de op hetgeen de spreker had gezegd over de smart, die in A. R. en andere kringen leeft, als gevolg terzake den val van het vijfde kabinet-Colijn merkt te voorzitter op, dat ook in onze kringen smart heerscht, dat ook ons leed is berokkend, omdat wij mannen verloren hebben Romme en Goseling die leefden in het hart van onze bevolking, bewindslieden van onge- meene bekwaamheid en arbeidskracht, die wij bij de uitoefening van hun moeilijke taak met woord en gebed van dag tot dag hebben ondersteund. Bij de rondvraag vroeg o.m. een afge vaardigde inlichtingen over de werkwijze van zoogenaamde mobilisatieclubs. Een andere afgevaardigde klaagde over het uitblijven van verbetering van de leerlin- genschaal. Een derde betoogde, dat men de indexcijfers van het Amsterdamsch Statistisch Bureau niet als maatstaf kon ne men voor het geheele land. enz. Dr. Deckers, de opmerkingen beantwoor dend, zeide, dat de regeering niet gewoon is uit de Amsterdamsche cijfers conclusies te trekken voor het geheele land. Spreker merkte daarbij op, dat hij in zijn rede niet gepleit had voor het opleggen van groote offers aan het Nederlandsche volk. Ieder echter zal naar draagkracht moeten bijdra gen in wat gevraagd wordt. Wat de onder wijspolitiek betreft, hiervoor draagt de Kamerfractie de verantwoordelijkheid. Zij zal het oogenblik bepalen, waarop men van de regeering verbetering der leerlin- genschaal mag eischen. Wat tenslotte de mobilisatieclubs betreft; de afgetreden op perbevelhebber was hier tegen. Persoon lijk is ook spreker van oordeel, dat een club of vereeniging van bepaalde politie ke strekking onder de gemobiliseerden niet behoort te worden opgericht. Met de katholieke militaire tehuizen en de pro- testantsch-christelijke tehuizen voor mili tairen heeft dit natuurlijk niets te maken. Verschuur dankte in zijn slotwoord de af gevaardigden voor de eensgezindheid, die bij het voeren der besprekingen gebleken was en kondigde voorts aan, dat in de a.s. najaarsvergadering van den Partijraad de kwestie van het groot- en kleinwinkelbe- drijf aan de orde gesteld zal worden, aan gezien verwacht mag worden, dat de daar voor in het leven geroepen commissie voordien met haar rapport gereed zal zijn gekomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 10