Partijraadsvergadering
R. K. Staatspartij
Plaats een
Telefoontje
LUCHTVAART
MAANDAG 26 FEBRUARI 1940
0b i..<n«CHF. COURANT
DERDE BLAD - PAG. 10
DUUR BETAALDE BELOFTEN.
Oplichter in Zuid-Limburg onschadelijk
gemaakt.
De recherche te Maastricht heeft aan
gehouden den 39-jarigen H. C., die zich
sinds eenige maanden te Maastricht heeft
gevestigd en er een beroep van schijnt te
tebben gemaakt, jonge meisjes onder
trouwbeloften te bewegen hem geld te lee-
nen. De man was voor het examen van
voetverzorger afgewezen. Hij heeft echter
het door de commissie daarvoor afgege
ven bewijs vervalscht en zich als zoodanig
uitgegeven. Hij is gehuwd en vader van
drie kinderen.
In Zuid-Limburg had hij kennis aange
knoopt met meisjes. Eén van haar had hij
reeds zoover het hoofd op hol gebracht,
dat haar ouders hem eenige honderden gul
dens hebben geleend, terwijl hem verder
een flink bedrag voor hun huwelijksuitzet
werd toevertrouwd. Deze gelden zijn ver
dwenen.
Ook bij andere meisjes trachtte hij de
zelfde practijken toe te passen. Hij plaat
ste huwelijksadvertenties en verscheidene
reflectanten dredgden eveneens het slacht
offer te worden van deze handelingen.
Tijdens het onderzoek van de politie
bleek, dat C. zich ook aan andere verduis
teringen heeft schuldig gemaakt en boven
dien bij verschillende firma's te Maas
tricht en elders groote bestellingen heeft
gedaan, zonder dat hij in staat was, de goe
deren te betalen.
Verdachte wordt ter beschikking van de
Justitie gesteld.
DE SPIONNAGE-AFFAIRE.
Scheepvaartberichten overgebracht naar
Duitschland?
In aansluiting op hetgeen gemeld is met
betrekking tot de arrestatie van enkele
personen te St. Pancras, die worden ver
dacht van spionnage, weet het „Volk" nog
mede te deelen, dat de andere drie arres
taties zijn geschied te Bellingwolde.
Het betreft hier zekeren R. L. en N. A.
en voorts een Duitscher, welke laatste zich
bij de arrestatie hevig heeft verzet.
L. was kantoorhouder der Posterijen te
Bellingwolde. Het was ons bekend, dat hij
ongeveer drie maanden geleden is ge-
schorscht in deze functie. Het blijkt thans,
dat de schorsing is geschied in verband
met de vermoedens van spionnage, die te
gen den betrokkene werden gekoesterd.
De tweede arrestant A. vervulde de be
trekking van bedrijfsleider bij een groot
landbouwbedrijf in Duitschland, even over
de grens gelegen en genoemd Kloster Dü-
nebrock.
Ook zij worden er van verdacht, mede
plichtig te zijn aan de ontvluchtingspoging
van twee geïnterneerde onderofficiei-en.
De „Telegraaf" meldt voorts, dat in ver
band met deze affaire nog een sergeant van
het Nederlandsche leger uit Alkmaar is
aangehouden.
Hoewel men het diepste stilzwijgen be
waart over den aard van de spionnage,
verneemt het blad, dat het voornamelijk
zou gaan om de overbrenging van scheep-
vaartberichten naar Duitschland. Er zou
den bij een huiszoeking bij een der hoofd
verdachten in dit complot kaarten zijn ge
vonden van het havengebied van Rotter
dam en Amsterdam.
Alle berichten over binnenkomende en
vertrekkende schepen zouden in den code-
vorm zijn doorgegeven, zoodat men dus in
Duitschland precies op de hoogte zou zijn
geweest van de scheepvaart.
WERKLOOZE VERKOCHT ZIJN
MARGARINEBONNEN.
Door een toeval is te Amsterdam een
fraude ontdekt met goedkoope bonnen voor
het verkrijgen van margarine met reduc-
tieprijs ten behoeve van werkloozen. In de
galerij bij het Westeinde bevindt zich een
Gemeentewinkel, waar de werkloozen en
ondersteunden tegen inlevering van bon
nen, goedkoope margarine en vet door het
Rijk beschikbaar gestéld, kunnen koopen.
Een inspecteur van politie van het bu
reau Stadhouderskade zag bij de controle
van dezen winkel Vrijdag tusschen de
wachtenden een man, die er op het oog
niet dadelijk uitzag, dat hij behoorde tot de
steuntrekkers. Hij vroeg den man of hij
ook goedkoope margarine kwam halen en
of hij dan ook ondersteunde was.
„Neen, dat ben ik niet", was het ant
woord.
„Hoeveel bonnen heeft u dan", vroeg de
inspecteur van politie. De man had er tien
bij zich, meldt de „Telegraaf".
De inspecteur nam hem mede naar het
•bureau Stadhouderskade. De man bleek
een pensionhouder uit de Korte Meerhuis
straat, en het bleek, dat zijn vrouw de bon
nen thuisbezorgd kreeg door een klein
meisje.
Voor iederen bon, recht gevende op
goedkoope margarine, betaalde zij tien
cent, terwijl zij 7 y. cent gaf voor eiken
bon, recht gevende op goedkoop vet. De in
specteur ondervroeg de vrouw thuis, waar
na aan het licht kwam, dat de vrouw de
bonnen kreeg van een familie, wonende in
de omgeving van de Weesperstraat.
Deze familie werd door M. S. geholpen.
Het gezin heeft tien kinderen, doch men
eet hier natuurboter, want niemand in het
gezin iust margarine. De inspecteur nam
bij den pensionhouder enkele pakjes van
de goedkoope margarine in beslag, en heeft
tegen heih proces-verbaal opgemaakt, we
gens overtreding van een artikel Land-
bouw-Crisiswetgeving.
üuwuvannog één (k&t.of-
MUZIEKINSTRUMENTEN TE KOOP
HET ISOLEMENT VAN SCHIER.
MONNIKOOG.
Zaterdag bleek de toestand van het lan
dingsterrein voor vliegtuigen op het eiland
Schiemonnikoog niet te voldoen aan de
eischen, welke er aan gesteld moeten wor
den, wil een D..C.-n toestel er kunnen
landen, zoodat het K. L. M.-vliegtuig, dat
regelmatig post- en passagiersvluchten
naar het eiland onderneemt, niet op
Schiermonnikoog is geland. Hierdoor wa
ren negen personen, die van het vliegtuig
gebruik hadden willen maken om den vas
ten wal te bereiken, genoodzaakt op het
eiland achter te blijven. De Noord- en
Zuid-Hollandsche Redidngmaatschappij
werd verzocht de motorreddingboot „In-
sulinde". welke te Oostmahorn is gestation-
neerd, uit te zenden om deze personen in
de gelegenheid te stellen het eiland te ver
laten. In verband met den ijsgang in de
Waddenzee moest dit verzoek echter wor
den afgewezen.
Hoewel het ijs in de Waddenzee in be
weging is gekomen, is nog geen open water
ontstaan De veerboot „Brakzand" kan den
sedert met inzetten van den vorst gestaak-
ten dienst, dan ook nog niet hervatten. Men
hoopt echter dat over enkele dagen de si
tuatie zich in dier voege heeft gewijzigd,
dat de scheepvaartverbinding tusschen
Schiermonnikoog en de Friesche kust kan
worden hersteld.
Op het eiland heerscht gebrek aan le
vensmiddelen, brandstof en veevoeder.
Bnltenlandsclie Berichte*
TREINBOTSING IN MEXICO.
Op 194 kilometer van Mexico-City zijn
de express naar de Amerikaansche grens
en een goederen trein met elkander in bot
sing gekomen. Twee personenwagons zijn
geheel uitgebrand. Gemeld wordt, dat 20
menschen zijn omgekomen en een onbe
kend aantal gewond.
DE TOESTAND IN TURKIJE.
In verantwoordelijke Turksche kringen
te Londen heeft Reuter vernomen, dat de
New Yorksche berichten over den nood
toestand in Turkije „schromelijk overdre
ven" zijn.
GROOTE BRAND IN BRITSCH
COLUMBIë.
In de industriewijk van de stad Sum-
merland in Britsch Columbië, is een brand
uitgebroken, die volgens de eerste berich
ten reusachtige afmetingen zou hebben
aangenomen. De telefoonverbindingen met
de stad werden verbroken.
BOMMEN ONTPLOFT IN
TELEFOONCELLEN TE ZAGREB.
Zaterdagavond zijn in eenige telefoon
cellen in de stad Zagreb helsche machines
ontploft. Er zijn geen slachtoffers.
Er is een onderzoek ingesteld en er zou
den reeds eenige arrestaties zijn verricht.
Zeer waarschijnlijk betreft het, aldus Ha-
vas, een actie van extremistische kringen
en Kroatische separatisten om te protes
teeren tegen de Zaterdag door de recht
bank te Zagreb tegen twee tot deze krin
gen behoorende jongelui uitgesproken von
nissen. Deze beiden mannen waren schul
dig bevonden aan moord en aan eenige aan
slagen met helsche machines, welke in het
jongste najaar werden gepleegd.
VLIEGTUIG OMLAAG GESTORT.
Een vliegtuig is Zaterdag in een straat
van Wallington in het graafschap Surrey,
omlaag gestort, waardoor drie huizen in
brand zijn gevlogen. De inzittenden van
het vliegtuig zijn omgekomen.
Vier leden van een gezin, dat in een van
de getroffen huizen woont, zijn ernstig ge
wond. Ook zijn een aantal auto's ver
brand. Het vliegtuig is neergestort enkele
minuten nadat het van Croydon was opge-
Stocron
Nadat Zaterdagmorgen in de kerk van
het Begijnhof te Amsterdam een H. Mis
was opgedragen voor de R. K. Staatspartij
en haar leden, werd om tien uur in Belle-
vue de partijraadsvergadering voortgezet
onder1 leiding van mr. T. J. Verschuur.
Bij de heropening der vergadering rich-
te de voorzitter een woord van welkom
tot den voorzitter der Tweede Kamer mr.
Van Schaik en tot den voorzitter der ka
tholieke Eerste-Kamer-fractie, mr. Van
Lanschot.
De voorzitter stelde daarop aan de orde
het voorstel van het partijbestuur tot wij
ziging van het kiesreglement voor de aan
wijzing van candidaten voor de Tweede
Kamer der Staten-Generaal.
In zijn toelichting op het voorstel van
het partijbestuur deelde de voorzitter, mr.
Verschuur, mede, dat de practijk het wen-
schelijk heeft gemaakt een wijziging aan
te brengen in het kiesreglement. Het is
n.l. gebleken, dat het voor een kleine goed
georganiseerd? groep kiezers zeer gemak
kelijk is, het politiek advies van het par
tijbestuur te doorkruisen. Daarom heeft
het partijbestuur gemeend, te moeten
voorstellen, het puntenstelsel, zooals dat
tot heden gebruikelijk is in den kring
Limburg, voor het geheele land in te voe
ren.
Na een breedvoerige discussie werd het
voorstel van het partijbestuur met over-
groote meerderheid aangenomen.
REDE MR. DR. DECKERS.
Daarna heeft mr. dr. L. N. Deckers een
rede gehouden.
Helaas, de in ons allen zoo vurig levende
hoop, dat de oorlog voorkomen zou wor
den, is niet in vervulling gegaan.
De verschrikkelijke werkelijkheid is er
thans. Hoe vreeselijk echter de toestand
ook zij, wij mogen de hoop op de toekomst
niet verliezen. Wij moeten al onze krach
ten1 inspannen om het herstel van den
vrede te bevorderen en er het onze toe bij
dragen, dat het een wezenlijke vrede zij.
Ieder van ons kan, elk op zijn plaats en in
eigen omgeving, in dezen nuttig werkzaam
zijn. Allereerst vervullen wij zoo nauwge
zet mogelijk onzen plicht als mensch.
Daarnaast wezen wij voortreffelijke bur
gers van den staat.
Er is alle reden voor ons, Nederlanders,
om trouwe burgers te zijn en pal te staan
voor de eer en de rechten van het land.
Pal staat ook de regeering. Gebruikma
kend van zijn onmiskenbare bevoegdheid
als souvereine staat en voortzettend de
zelfstandigheidspolitiek, die in het verle
den steeds werd gevoerd, heeft Nederland
in den thans woedenden oorlog de neutra
liteit geproclameerd en de mobilisatie van
onze geheele weermacht bewijst, dat wij
te allen tijde bereid zijn die neutraliteit
tegen elke aanranding te beschermen en
te verdedigen.
Nederland wenscht zich zelf te zijn en
wil niet, dat, van welke zijde ook, druk
wordt geoefend op zijn regeering. Voor
moreelen druk zal deze nimmer zwichten
en aan materieelen druk zullen wij het
hoofd bieden. Volk en weermacht weten
zich zich nauwer verbonden dan ooit.
Het spreekt van zelf. dat in dezen tijd
vafi gevaren aan de grenzen en ontwrich
ting van het economisch leven een dub
bele zorg onze politiek beheerscht; de
zorg voor de weerkracht en de zorg voor
de volkskracht.
Zonder een goede, voor haar taak bere
kende weermacht, loopt onze zelfstandig
heid iederen dag gevaar. De lessen van
dezen oorlog zijn zoo duidelijk, dat zij zelfs
den laatsten twijfelaar de oogen moeten
hebben geopend. Alleen een parate weer
macht is in staat om te voorkomen, dat
onze rechten in de toekomst nog grooter
worden geschonden. Getrouw en nauwke-
zet onze volkenrechtelijke verplichtingen
nakomend, mogen wij verlangen, dat onze
souvereine rechten door elk oorlogvoeren
de worden geëerbiedigd.
„Neutraliteitshandhaving eischt krachten
te kunnen bijzetten". Dit is een Koninklijk
woord. Die vereischte krachten vinden wij
in onze gemobiliseerde weermacht.
Reeds een half jaar is onze weermacht
op haar post en zwaar drukken de daar
aan verbonden persoonlijke en geldelijke
lasten op de schouders van het volk. Toch
zullen wü, zoo lang het noodig is, voort
gaan die lasten te dragen, niet omdat wij
ons bedreigd achten, maar omdat wij we
ten, dat de bedreiging komt, als wij op
houden paraat te "zijn.
Mobilisatie, mobiel-making, krachtsont
plooiing is noodig op elk terrein. Tusschen
onze militaire en onze economische weer
baarheid is geen tegenstelling. Veeleer is
het omgekeerde het geval. Op den duur
kan geen volk zijn weermacht in stand
houden, haar physiek en moreel handha
ven op het vereischte peil, als het econo
misch front niet sterk is opgebouwd. Hoe
krachtiger het economisch leven is, hoe
grooter ook het weerstandsvermogen der
weermacht zal zijn. Als wij aandringen
op groote zorg voor handhaving en ver
hooging van de volkskracht, óók in dezen
tijd, doen wij dat mede, omdat wij weten,
dat hierdoor een weermachtsbelang van
de eerste orde wordt gediend. Nooit heeft
de Katholieke fractie weerkracht en volks
kracht willen scheiden. Als gelijkwaardi-
gen plaatste zij deze immer naast elkan
der.
Reeds in normale tijden, zeker dus in
een tijd als de onze, moet de Regeering
streven naar een harmonische doseering
van belastingheffing, leeningen en crediet-
schepping. Dit is echter alleen vol te hou
den bij handhaving van het economisch
leven.
Niemand zal aan de Regeering kunnen
verwijten, dat zij niet tijdig maatregelen
heeft genomen om een sterken economi-
schen grondslag te leggen voor onze weer
baarheid. Voorraden werden aangelegd,
de in- en uitvoer van grondstoffen en voe
dingsmiddelen werden in één hand ge
bracht, prijsopdrijving en hamsteren wer
den door strenge middelen tegengegaan,
van vele artikelen werd de distributie ge
regeld.
Zullen de levensmiddelenvoorziening
van ons volk, de grondstoffenvoorziening
van onzen landbouw en onze nijverheid,
de uitvoer van onze producten eenigszins
regelmatig kunnen worden voortgezet?
Zal de aanvoer van overzee blijven, gelijk
die thans nog is? Zal onze meedoogenloos
bedreigde scheepvaart haar taak kunnen
blijven vervullen? Zullen wij de verbin
dingen met onze gebiedsdeelen in Oost en
West kunnen handhaven?
Antwoord op deze vragen vermag nie
mand te geven. Deze onzekerheid verergert
de zorg, waarmede de toenemende duurte
ons moet vervullen.
Op den achtergrond van onze militaire
en economische mobilisatie grijnst ons het
schrikbeeld aan der algemeene verarming.
Die verarming zal bij het voortduren van
den oorlogstoestand schrikbarende afme
tingen aannemen. Zoolang de oorlogsmo
loch nog gevoed kan worden door de hon
derden millioenen guldens, die ons volk
ten koste legt aan de defensie, gaat deze
verarming nog schuil achter een gordijn
van kunstmatig gekweekte, in wezen im
productieve koopkracht. Deze verhoogde
koopkracht draagt de tendenz in zich tot
prijsstijging en zelfs, wanneer de Regee
ring niet uitermate waakzaam zou zijn,
tot inflatie van ons ruilmiddel. Prijsop
drijvende factoren schuilen mede in de
verhoogde kosten van transport en verze
kering van risico's welke nauw verband
houden met de oorlogvoering te land, ter
zee en in de lucht. Voegt daarbij een drei
gende schaarschte van sommige goederen
en gij hebt een complex van verschijnse
len voor u, waaruit natuur-noodzakelijk
het probleem der duurte te voorschijn
springt.
Nu is de duurte, of juister gezegd een
prijs verhooging, zeer zeker niet onder alle
omstandigheden een onrustbarend ver
schijnsel. Wanneer verbetering der prij
zen van goederen en diensten en verhoo
ging der belooning van den geleverden
arbeid voortspruiten uit vermeerdering
van welvaart, vergrooting van de producti
viteit en gezonde vraag naar onze waren,
dan kan prijsverhooging zelfs een positief
goed worden genoemd. Maar wanneer de
reëele welvaart achteruit gaat, wanneer
op groote schaal vernietiging van economi
sche waarden plaats heeft, wanneer de
productieve kracht van een volk niet op
de eerste plaats wordt aangewend om nieu
we productiegebieden te openen, maar om
zaken voort te brengen, die op zichzelf
onder normale omstandigheden geen en
kel nuttig effect hebben.dan beteekent
een prijsstijging niets anders dan inzin
king van de koopkracht, dan is m.a.w. de
duurte symptoom van de armoede.
Daar, waar de zaken zoo staan en wij
moeten durf genoeg hebben om ook de
meest onaangename situatie onder de
oogen te zien heeft de overheid den du
ren plicht de financieele lasten van het
huidig tijdsgewricht en de ongehoorde of
fers, die van de burgerij worden gevraagd,
zoo billijk mogelijk te vereelen. Goede
burgerzin brengt mede, dat die offers blij
moedig worden gebracht. Wie met aard-
sche goederen is gezegend zal een deel
van zijn welstand aan de gemeenschap
moeten afstaan en ook zij, die slechts wei
nig het hunne kunnen noemen, zullen van
dit weinige iets moeten missen.
Zoo zal de regeering door haar belas
ting- en leeningpolitiek allereerst de meest
funeste oorzaak van toeneming der duur
te, n.l. de dreiging van inflatie, onschade
lijk moeten maken. En daarnaast zal ge
tracht moeten worden prijsstijging van de
eerste levensbenoodigdheden zooveel mo
gelijk te voorkomen.
Ik behoef u niet te verzekeren, dat de
katholieke Tweede Kamer-fractie de ont
wikkeling van de prijsvorming en de ver
deeling der lasten beschouwt als de cen
trale problemen van de economische poli
tiek in oorlogstijd.
Naast haar zware economische taak heeft
de regeering zeer belangrijk sociaal werk
te verrichten. Het kan wel niet anders, of
wij moeten hier allereerst denken aan de
werkloosheid, het groote maatschappelijk
kwaad, dat nog altijd zooveel volksgeluk
verwoest en zooveel volkskracht vernie
tigt. Er wordt over de noodlottige gevol
gen van de werkloosheid, die haar slacht
offers ontmoedigt, afstompt, demoraliseert,
wel eens al te gemakkelijk, soms in het
geheel niet gesproken.
Wij zullen echter blijven voortgaan met
die volksramp altijd onder alle omstandig
heden en met alle ons ten dienste staande
middelen te bestrijden. Wij beschouwen
dit als een eersten eisch van de christe
lijke politiek, zooals zij immer door de
R. K. Staatspartij is voorgestaan en aan
onze beste mannen, als Schaepman, No-
lens, Ruijs en minder op den voorgrond,
maar daarom niet minder verdienstelijk
zoo menig ander hun edelste krachten
hebben gewijd.
Gij weet met welk een liefde en welk
een kracht er onder het 4e Kabinet-Colijn
is gewerkt. Twee groote middelen werden
voorop geplaatst: behoud en verruiming
van de werkgelegenheid en vermindering
van het aantal werkzoekenden.
Spr. behandelde daarna de kabinetscri
sis, haar verloop en de vorming van het
vijfde Kabinet-Colijn.
De Grondwet eischt samenwerking tus
schen Kabinet en Kamer. Dit brengt mede,
dat de Kabinetsformateur moet weten, dat
die samenwerking met zekerheid, althans
met groote waarschijnlijkheid mag wor
den verwacht. Bij de samenstelling van
het 5de Kabinet-Colijn wist de formateur,
dat het tegendeel waar was. De openbare
behandeling van de Regeeringsverklaring
bracht dan ook duidelijk aan het licht, dat
het programma van het Kabinet de in
stemming van de meerderheid der Kamer
niet had.
Er is de kamermeerderheid en met name
den Katholieken een verwijt van gemaakt,
dat de daden van het Kabinet niet zijn af
gewacht. Maar dit verwijt is hier mis
plaatst, daar de eerste daad, t.w. het op
treden zelf, reeds afkeuring verdiende.
En toen de Kamer meende in 's Lands
belang dit optreden te moeten afkeuren,
kon zij dit niet anders doen dan door zich
uit te spreken gelijk zij deed.
Men heeft die daad, omdat zij tot dus
verre in onze Parlementaire geschiedenis
onbekend was, on-Nederlandsch genoemd.
Maar de Kamer heeft gebruik gemaakt
van haar onbetwistbare bevoegdheid en
veeleer zou zij on-Nederlandsch hebben
gehandeld door zich neer te leggen bij een
miskenning van het parlementaire stelsel,
dat, zij het ook verre van volmaakt, aan
ons land veel goeds heeft gebracht, al
ware het alleen reeds door, met voorko
ming van excessen, een vruchtbaren volks
invloed op 's Lands zaken te verzekeren.
Maar ook heeft men in het optreden der
Katholieke Kamerfractie een aanval wil
len zien op de Anti-revolutionnairen of op
dr. Colijn persoonlijk. Deze misvatting kan
alleen verklaard worden uit groote ver
eering voor den leider der Anti-revolutio
naire partij. Deze vereering moet het ge
weest zijn, die bij velen zijner volgelingen
leidde tot verwarring van zaak en per
soon.
Rijst thans de vraag, wat voor de toe
komst verwacht moet worden van de ver
houding tusschen de Anti-Revolutionairen
en de Katholieken, de groepen, die langer
dan een halve eeuw in vriendschap samen
hebben gearbeid?
Anti-Revolutionairen en Katholieken,
wij hebben elk onze eigen staatkundige
overtuiging, wij hebben elk onze eigen
vraagstukken en het economisch inzicht,
overheerschend in de eene groep, zal dat
van de andere niet steeds dekken. Zeker
in een tijd, waarin brandende economische
vraagstukken om een oplossing roepen,
kan dit tot diepgaand meeningsverschil
leiden.
Maar boven de beteekenis van gelijk
heid der staatkundige opvatting, gelijkheid
der problemen en gelijkheid van econo
misch inzicht, gaat uit de gelijkheid van
het grondbeginsel, waarop ons beider le
vens- en wereldbeschouwing steunt en
waaruit beider staatkundige arbeid put zijn
levenwekkende kracht, het geloof in den
almachtigen God en in Christus, Zijn
menschgeworden Zoon.
Het Kabinet-De Geer heeft ons vertrou
wen 'en ontvangt onzen steun, waar wij
het dien kunnen geven.
Na de rede van dr. Deckers, die verschil
lende malen door applaus werd onderbro
ken, gaf de voorzitter, mr. Verschuur,
uiting aan zijn gevoelens van erkentelijk
heid jegens den spreker. Zich aansluiten
de op hetgeen de spreker had gezegd over
de smart, die in A. R. en andere kringen
leeft, als gevolg terzake den val van het
vijfde kabinet-Colijn merkt te voorzitter
op, dat ook in onze kringen smart heerscht,
dat ook ons leed is berokkend, omdat wij
mannen verloren hebben Romme en
Goseling die leefden in het hart van
onze bevolking, bewindslieden van onge-
meene bekwaamheid en arbeidskracht, die
wij bij de uitoefening van hun moeilijke
taak met woord en gebed van dag tot dag
hebben ondersteund.
Bij de rondvraag vroeg o.m. een afge
vaardigde inlichtingen over de werkwijze
van zoogenaamde mobilisatieclubs. Een
andere afgevaardigde klaagde over het
uitblijven van verbetering van de leerlin-
genschaal. Een derde betoogde, dat men
de indexcijfers van het Amsterdamsch
Statistisch Bureau niet als maatstaf kon ne
men voor het geheele land. enz.
Dr. Deckers, de opmerkingen beantwoor
dend, zeide, dat de regeering niet gewoon
is uit de Amsterdamsche cijfers conclusies
te trekken voor het geheele land. Spreker
merkte daarbij op, dat hij in zijn rede niet
gepleit had voor het opleggen van groote
offers aan het Nederlandsche volk. Ieder
echter zal naar draagkracht moeten bijdra
gen in wat gevraagd wordt. Wat de onder
wijspolitiek betreft, hiervoor draagt de
Kamerfractie de verantwoordelijkheid. Zij
zal het oogenblik bepalen, waarop men
van de regeering verbetering der leerlin-
genschaal mag eischen. Wat tenslotte de
mobilisatieclubs betreft; de afgetreden op
perbevelhebber was hier tegen. Persoon
lijk is ook spreker van oordeel, dat een
club of vereeniging van bepaalde politie
ke strekking onder de gemobiliseerden
niet behoort te worden opgericht. Met de
katholieke militaire tehuizen en de pro-
testantsch-christelijke tehuizen voor mili
tairen heeft dit natuurlijk niets te maken.
Verschuur dankte in zijn slotwoord de af
gevaardigden voor de eensgezindheid, die
bij het voeren der besprekingen gebleken
was en kondigde voorts aan, dat in de a.s.
najaarsvergadering van den Partijraad de
kwestie van het groot- en kleinwinkelbe-
drijf aan de orde gesteld zal worden, aan
gezien verwacht mag worden, dat de daar
voor in het leven geroepen commissie
voordien met haar rapport gereed zal zijn
gekomen.