De ondergang van de
„Simon Bolivar"
dagen Historie
ZATERDAG 24 FEBRUARI 1940
Ut LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
DE NEUTRALEN TUSSCHEN HAMER EN AAMBEELD.
„VOOR DEN VIJAND NUTTIGE NEUTRALE TONNAGE".
DE „BILLIJKHEID" ZET HET VOLKENRECHT OP
ZIJ. WAT GEBEURT RR IN DE NOORDELIJKE IJS
ZEE? ONRUST IN HET NABIJE OOSTEN.
De neutralen.
HET is een wrang grapje, dat het be
kende Engelsche humoristische tijd
schrift „Punch" maakt en dat juist daar
om zoo zuur is, omdat er zooveel van waar
is. In die anecdote onder een plaatje vraagt
een Engelsch jongetje, of de „neutralen"
die landen zijn tegen wie iedereen oorlog
voert.
Zoo is het inderdaad. De neutralen ver-
keeren in een al'esbehalve prettige situa
tie, vooral als zij behalve het geluk neu
traal te zijn ook nog het ongeluk hebben
klein te zijn. De groote vechtersbazen den
ken aan niets anders dan aan het win
nen van den ooriog en hebben blijkbaar
voor weinig anders oog dan voor hun.
eigen oorlogsbelangen. Het belang van
hun oorlog gaat voor en het belang van
anderen, die niet meedoen telt niet meer.
En zoo worden wij, neutralen, zoowel door
de kat als door den kater gebeten.
Onze scheepvaart weet er van mee te
spreken.
Eerst komen de Engelschen met hun
blokkade. Zij verklaren het een en an
der tot contrabande en dat mogen wij niet
mee naar huis nemen, anders verkoopen
wij het aan den Duitscher. Zij willen ook
niet, dat wij Duitsche goederen naar el
ders verschepen, want daardoor krijgen
de Duitschers deviezen. Wij moeten onze
schepen daartoe aan een controle laten on
derwerpen. Dan komen de Duitschers en
zeggen tegen de Engelschen: wij zullen
jullie wel krijgen. En zij torpedeeren elk
neutraal schip, dat een Engelsche haven
aandoet of gedwongen is aan te doen. Bo
vendien strooien bij kris kras mijnen op
de zee rond, waardoor vriend en vijand
naar den kelder wordt geholpen.
Het geval van de vorige week getorpe
deerde „Burgerdijk" en het geval van-de
,,Arendskerk", dat deze week voor den
Raad van de Scheepvaart is behandeld,
zijn er wel toe geëigend om iederen Ne
derlander het bloed naar den kop te ja
gen. Wij erkennen het recht van de En
gelschen niet, om onze schepen aan te hou
den en te doorzoeken, maar wij staan
machteloos en troosten ons met de gedach
te, dat er ten minste geen menschenle-
vens bij verloren gaan. De „rücksichtlose"
oorlogvoering der Duitschers echter kost
ons menschenlevens en kostbare schepen,
zonder dat iemand er bij gebaat is. „Had
Ik maar een kanon gehad, zei de gezag
voerder van de „Arendskerk", dan hadden
ze me niet te pakken gekregen."
Wij kunnen ons dat indenken. Maar wij
mogen in dit geval geen oorlog ontkete-'
nen. Wij zitten tusschen hamer en aam
beeld en hebben de slagen te incasseeren,
van beide zijden. Hoe onrechtmatig dat al
les ook is, wij kunnen niet anders dan pro
testeeren en een beroep doen op het beetje
gevoel voor rechtvaardigheid dat in de
oorlogvoerende landen nog is overgeble
ven.
Je Altmark".
ANDERS zou het worden, indien de ge
schiedenis met de „Altmark" zich
zou herhalen binnen de Nederlandsche
territoriale wateren.
Dat was een incident, dat materieel
lang niet zoo ernstig was als het onrecht
matig torpedeeren van een neutraal schip
er werd immers geen schade toege
bracht, slechts een goede daad gesteld
door het verlossen van een paar honderd
krijgsgevangenen maar formeel, theo
retisch, was het een buitengewoon ern
stig symptoom.
Wanneer een belligerent vliegtuig langs
onze Noordelijke eilanden vliegt in de
donkerte en daarbij juist binnen de grens
komt, is dat een daad, welke niet mag
voorkomen. Maar het excuus ligt hier voor
de hand, dat de vlieger zich niet precies
heeft kunnen oriënteeren. Dat behoeft
geen bewuste en van hoogerhand bevolen
of getolereerde neutraliteitsschending te
zijn.
Bij het gebeurde met de „Altmark"
staat het evenwel vast, dat de Britsche ad
miraliteit opdracht heeft gegeven om het
Duitsche schip aan te pakken, terwijl er
niet de minste twijfel kon bestaan aan
het feit, dat het zich binnen het rechts
gebied van Noorwegen bevond. Een duide
lijke en welbewuste schending dus van de
Nooische neutraliteit, welke bovendien
nog door de Britsche regeering is goedge
praat en toegejuicht.
De Engelschen zeggen: De Noren heb
ben zich niet gehouden aan het internatio
nale rech* en daarom hadden wij het
recht om ons daar ook niet aan te storen.
Op zichzelf is dat al een regel, welke
in geen enkele rechtsorde thuis hoort,
maar bovendien is het nog de vraag of
Noorwegen dat internationale recht wel
geschonden heeft. Ieder land heeft het
recht, om zelfstandig uit te maken, wal
in een bepaald geval het internationale
recht voorschrijft; wie het daar niet mee
eens is, kan zijn zienswijze kenbaar ma
ken, hij kan desnoods protesteeren, maar
geen land kan het recht hebben om wat
hst beLchouwt als een onjuiste toepassing
van het internationale recht te beantwoor
den mt1 een zeer duidelijke rechtsschen-
nis.
Wij hebben reeds aangegeven, wat ju
ridisch de moeilijkheid is. De „Altmark"
was een hulpschip, zeggen de Engelschen,
dus gelijk te stellen met een koopvaarder,
en derhalve hadden de Noren de plicht het
te doorzoeken en de krijgsgevangenen van
boord te halen. Neen, zeggen de Noren,
de „Altmark" was zeker geen gewoon
koopvaardijschip, dus was het gelijk te stel
len met een oorlogsschip en mocht het
zelfs krijgsgevangenen vervoeren zonder
te worden onderzocht.
Al was het een oorlogsschip, antwoorden
de Engelschen weer, dan mocht het nog
niet langer dan 24 uur in de Noorsche wa
teren vertoeven. Jawel, zeggen de Noren
weer, dat is volgens onze opvatting, welke
opvatting in 1938 is vastgelegd juist op
aandringen van de Engelschen.
Aldus juridisch vrijwel schaakmat ge
zet door de Noren, zegt de Engelschman
met een variant op een bekend gezegde:
„Right or wrong, it's equity", wat zooveel
zeggen wil als: Het kan me niet schelen
of het enteren van de „Altmark" nu in
strijd of in overeenstemming was met de
doode paragrafen van het internationale
recht; het was billijk, dat het gebeurde.
En hiermede heeft het begrip „billijk
heid" zijn intrede gedaan in de practijk van
het internationale recht.
Wat hoogst gevaarlijk is, want wij zijn
nu overgeleverd aan de subjectieve opvat
tingen van oorlogvoerenden. Wat de En
gelschman uitermate billijk vindt, vindt
de Duitscher in hooge mate onbillijk.
Het in conventies vastgelegde interna
tionale recht was niet bepaald fraai; het
was vaag en zat vol gaten. Maar als het op
zij gezet wordt en vervangen wordt door
de „billijkheid", hebben wij heelemaal
geen houvast meer. Wat schiet er dan
nog over van het recht der neutralen? De
Duitschers vinden het op het oogenblik al
„billijk" dat neutrale schepen naar den
kelder worden gestuurd, want aldus een
Duitsch legerbericht zij vormen „voor
den vijand nuttige neutrale tonnage".
In 't Noorden.
rRWIJL wij ons elders bezorgd ma
ken over de tegen ons gerichte uit
wassen van den sleependen oorlog, schijnt
zich in het hooge Noorden en in het Na
bije Oosten een ontwikkeling te voltrek
ken, die wijst op een uitbreiding van den
strijd.
Eenerzijds wordt gemeld, dat in het hoo
ge Noorden, in de nabijheid van Petsamo
en Moermansk een beweging van schepen
van Britsche en Russische nationaliteit
is waargenomen; anderzijds dat de Turk-
sche regeering maatregelen heeft getrof
fen, welke er op zouden duiden, dat het
een aanval op den Balkan of in het Nabije
Oosten vreest, of wel voornemens is, in
bondgenootschappelijke samenwerking met
Engeland en Frankrijk, operatieve plan
nen in die gebieden te verwezenlijken.
Wat zich daar precies in de Noordelijke
IJszee afspeelt, is voorloopig nog een mys
terie. Het schijnt wel juist te zijn, dat zich
daar Britsche oorlogsbodems ophouden.
De Engelschen zijn er geheimzinnig
mee en laten zich er niet over uit. Het is
mogelijk, dat zij op jacht zijn naar Duit
sche koopvaarders, die daar hun toevlucht
hebben gezocht en zullen willen probee-
ren om naar Üuitschland terug te keeren.
Dat is een zeer verklaarbare reden voor
hun oponthoud in de wateren van het hoo
ge Noorden, want reeds menig Duitsch
schip heeft getracht de „Bremen" o.a.
met succes om via Moermansk en de
Noorsche wateren aan de Engelsche blok
kade te ontsnappen.
De Duitsche regeering heeft onlangs
aan alle Duitsche koopvaardijschepen, die
zich bij het uitbreken van den oorlog ge
dwongen zagen in de neutrale havens van
Noord- en Zuid-Amerika, Afrika, Spanje
en elders te blijven, last gegeven, naar
Duitschland terug te keeren.
Het ligt dus voor de hand dat er wat te
jagen valt. Maar erbestaat ook nog een
andere mogelijkheid, welke in verband kan
worden gebracht met de bereidwilligheid
der Engelschen om de Finnen te helpen.
Het „Hbld." herinnert er in dit ver
band aan, dat het meest-kwetsbare punt
der Russische .posities aan het oorlogsfront
de spoorweg is, die Moermansk met het
Russische achterland verbindt en waar
langs de Russen hun materiaal aanvoeren.
De Finnen zelf zijn niet in staat deze ver-
b'nding af te snijden, ook al hebben zij
haai van tijd tot tijd in het ongereede ge
bracht. Koesteren de Britten het voorne
men, uit zee een aanval op deze verbin
ding te doen en aldus de Finnen te steu
nen in hun verdediging?
Het zou gelijk staan met een openlijken
oorlog tegen Rusland.
De Balkan.
TURKIJE geeft blijken van ongerust
heid over den gang van zaken op den
Balkan. De regeering heeft begin dezer
week besloten de wet op de nationale de
fensie in werking te stellen. Deze verleent
aan de regeering bijzondere volmachten tot
het beschermen van net land zoowel in mi
litair als economisch opzicht.
ONDERZOEK DOOR DEN RAAD VOOR
SCHEEPVAART.
Gisteren is door den Raad voor de
Scheepvaart een onderzoek ingesteld
naar den ondergang van de „Simon Bo
livar".
Op 18 November van het vorig jaar
werd Nederland opgeschrikt door de
grootste scheepsramp, welke tot nu
toe in dezen oorlog ons land heeft ge
troffen. Het 8300 ton groote passagiers
schip „Simon Bolivar" van de Kon.
Nederl. Stoomboot Mij. liep bij de En
gelsche kust. op een mijn. Het schip
was op weg van Amsterdam naar
West-Indië en vervoerde 265 passa
giers en een bemanning van 127 per
sonen.
Toen men eenmaal een overzicht
had van degenen, die de ramp hadden
overleefd, bleek, dat 86 personen bij
deze ramp waren omgekomen: de ka
pitein, de heer Voorspuij, 67 passa
giers en 18 leden van de bemanning.
De ramp had plaats om half twaalf in
den ochtend van den 18den November.
Aanvankelijk meende men, dat het' schip
door een mijn was getroffen, doch uit la
tere verklaringen van leden der beman
ning en van passagiers, kwam vast te
staan, dat twee ontploffingen waren ge
hoord. Er ging een ontzaglijke schok door
het schip, dat zeer spoedig in de diepte
verdween. De reddingspogingen werden
uiteraard zeer bemoeilijkt. Na de ontplof
fing sprongen velen der opvarenden in het
water. Er was geen tijd om kleeren en
verder bezittingen mee te nemen. De sloe
pen aan stuurboordzijde werden gestreken,
maar aan bakboordzijde slaagde deze ma
noeuvre niet, omdat het schip na de eer
ste ontploffing sterk overhelde.
De „Simon Bolivar" was op 17 Novem
ber in den avond uit IJmuiden vertrok
ken. Na de Noordzee te zijn overgesto
ken, voer het dicht langs de Engelsche
kust, om via den eenigen doorgang tus
schen de mijnenvelden naar Duins te
gaan.
Het was juist in den tijd, dat er zoo
veel berichten werden gepubliceerd over
de aanwezigheid van zoogenaamde mag
netische mijnen in zee, die ver onder wa
ter liggen en door de ijzeren bestanddee-
len van een varend schip worden aange
trokken, zoodat een ontploffing volgt.
Bij deze behandeling was aanwezig de
inspecteur-generaal voor de scheepvaart,
de heer P. J. van 't Haaff.
De voorzitter opende de zitting met een
korte inleiding, waarin hij memoreerde,
dat de oorzaak van de ramp, waarbij een
groot aantal slachtoffers viel, bekend is.
Uit het voorgevallene kan evenwel leering
getrokken worden, vooral wat betreft de
maatregelen, aan boord getroffen om de
opvarenden te redden.
Vandaar dat deze behandeling van groot
belang is.
Als eerste getuige werd gehoord de heer
H. C. Thomson, inspecteur van de K. N.
S M. Deze getuige heeft de leiding over
de navigatie-aangelegenheden van de K.
N. S. M.
President: beschikte u over de laatste be
richten betreffende het mijnengevaar op
zee?
Getuige: ik had de berichten aan zeeva
renden en kreeg gegevens van defensie.
Veranderingen hielden we op de kaart bij.
Het mijnengebied stond daar natuurlijk op
aangeteekend. Voordat de kapiteins naar
zee gingen, kwamen zij op het kantoor om
De inwerkingstelling van de wet gaat ge
paard met duidelijke waarschuwingen aan
het adres van het Derde Rijk. In regee-
ringskringen kan men vernemen, dat Ber
lijn er niet in zal slagen, Turkije in een
strikt-neutrale positie te dringen.
Turkije noemt zich n.l. niet neutraal,
maar niet-belligerent, wat in de practijk
waarschijnlijk zooveel wil zeggen als: ik sta
aan den kant van de geallieerden, maar
vechten doe ik nog niet.
Wat is er op den Balkan aan de hand,
dat Turkije zich zoo onrustig toont?
De Turksche pers verklaart, dat Tur
kije zich niet laat intimideeren door
Duitschlands „politiek van bluf' en dat
er in de lente een verbitterde strijd zal
worden gestreden.
Beteekent dat, dat straks het front van
den Europeeschen oorlog wordt uitgebreid
tot den Balkan?
Wij verneTnen van allerlei militaire ac
tiviteit van Engelsche en Fransche officie
ren in Turkije en lezen hoe de Russen ma
noeuvres houden in de Zwarte Zee, blijk
baar als waarschuwing en leiden daaruit
af, dat de mogelijkheid van een uitbrei
ding van het oorlogsfront zeer zeker be
staat. Het is niet onmogelijk, dat men de
onrust op den Balkan in verband moet
brengen met hetgeen zich in het Noorden
afspeelt.
Het is niet onmogelijk
Verder kunnen wij voorloopig nog niet
gaan, want het zijn slechts veronderstellin
gen en de geallieerden leggen hun ware
bedoelingen niet bloot.
zich geheel op de hoogte te stellen van de
laatste wijzigingen.
President: voor welke haven was het
schip bestemd?
Getuige: eerst Southampton, daarna Bar
bados.
President: en de lading?
Getuige: deze bestond uit stukgoed.
President: welken koers liep de „Simon
Bolivar".
Getuige: van de Noord-Zuider naar het
lichtschip „Sunk".
Er was voor deze route een loods te krij
gen. Het is niet de bedoeling geweest, dat
de kapitein een loods moest nemen.
President: zou de „Simon Bolivar" een
controlehaven aandoen?
Getuige: neen, het schip ging naar
Southampton."
President: Waarom mocht de beman
ning voor deze reis in het voorschip sla
pen; op vorige reizen was dit verboden.
Getuige: Dat is mij niet bekend. Wel
weet ik, dat gezegd was de bemanning zoo
veel mogelijk aan dek te houden. De „Si
mon Bolivar" heeft ook geen accomodatie
om de bemanning naar het achterschip over
te brengen.
President: Is er afgesproken, wanneer
het schip naar zee zou vertrekken?
Getuige: Het is de gewoonte, dat de
schepen overdag in de Engelsche wateren
aankomen.
President :De passagiers waren verwon
derd 's nachts op zee te komen.
Getuige: Dat zeggen we nooit. De klach
ten achteraf konden v/e toch niet voorzien.
Als ze het gevraagd hadden, hadden ze
het gehoord.
President: Wat was de afspraak over de
waterdichte deuren?
Getuige: In de gevaarlijke zone moesten
deze deuren zooveel mogelijk dicht zijn.
President: Hebt u nog iets met den ka
pitein afgesproken over de sloepenrol.
Getuige: Neen. Dit staat in de dienstor
ders van de K. N. S. M. Door het later uur
Bolivar". Tijdens het verhoor van den
van vertek was het bijna onmogelijk nog
's avonds sloepenrol te houden.
President: Er is geen sloepenrol gehou
den zooals u weet.
Getuige: Helaas, dat weet ik. De klach
ten van de passagiers zijn wel een beetje
overdreven. De sloepenrol zou na het ont
bijt gehouden worden.
De heer Julsing: Waarom heeft de pur-
den van sloepenrol is niet uitgevoerd. Wie
is daarvoor verantwoordelijk?
Getuige: De kapitein.
De heer Julsing: Waarom heeft de peur-
ser den kapitein niet aan de sloepenrol
herinnerd. De sloepenkaartjes waren
klaar.
Getuige: De reden Vras waarschijn
lijk het slechte weer.
De heer Julsing: Kan het passage-kan
toor deze kaartjes niet te voren gereed ma
ken?
Getuige: Er verandert te veel in de
passagierslijst.
De heer Julsing: Zijn de hutten ook
voor de sloepen ingedeeld?
Getuige: Ja zeker.
De heer Julsing: Wanneer wordt nu
sJoepenrol gehouden?
Getuige: In het Noordzeekanael; vroe
ger gebeurde dat echter nooit.
De heer Egmond: Wat kapitein Voor-
spuy een goed gezagvoerder?
Getuige: Voortreffelijk, er was een
goede geest aan boord.
In tegenstelling tot zijn zooeven afge
legde verklaring, zegt deze getuige thans,
dat het schip rechtstreeks naar Barbados
ging. Of een Engelsche haven zou worden
aangegaan is niet bekend. De „Simon Boli
var" moest dus dóór Duins en niet naar
Duins.
Vervolgens werd een verklaring voor
gelezen van matroos Bal, die zich bij de
ramp zeer heeft onderscheiden.
Voorts werd gehoord de derde stuur
man, A. P. Praamsma. Deze getuige was of
ficier van de wacht, toen de ramp ge
beurde.
President: Hoe gebeurde de ontploffing?
Getuige: Het was een vreeselijke slag.
Ik viel neer. Toen ik opstond voelde ik een
stekende pijn in mijn rug. Ik kon loopen.
Later bleek, dat ik een rugwervel had ge
broken. De kapitein was op slag dood. Ik
heb hem nog gezien.
Toen ik probeerde naar boven te klim
men om de stoomfluit te laten blazen,
kwam de tweede explosie.
President: Hoeveel tijd verliep tus
schen beide explosies?
Getuige: Ongeveer tien minuten. De eer
ste aan stuurboord, de tweede aan bak
boord. Toen werd sloep 7 getroffen.
Na de tweede explosie zonk het schip
als een baksteen. Het water stond op het
sloependek.
President: Heeft de kapitein u iets over
sloepenrol gezegd?
Getuige: Nee, niets.
President: Vond u dat niet vreemd?
Getuige: Niemand aan boord had den in
druk, dat het zoo erg was.
President: Wie was er belast met de sa
menstelling van de sloepenrol.
Getuige: De passagiers konden in hun hut
zien, in welke boot ze moesten gaan.
Nog worden eenige andere getuigen ge
hoord.
De inspecteur-generaal voor de scheep
vaart, de heer P. S. van 't Haaff, betuigde
allereerst deelneming aan de nagelaten be
trekkingen van de zeelieden, die bij de
ramp zijn omgekomen. Voor hen wordt ge
zorgd niet alleen door den Staat, doch ook
door de reederij.
De lading van de „Simon Bolivar" geeft
geen aanleiding te veronderstellen, dat
de ontploffing van binnenuit is geschied. On
mogelijk is het niet, dat de „Simon Boli
var" getorpedeerd is, doch een mijn-ramp
is het meest waarschijnlijk. Van de mag
netische mijn is te weinig bekend om daar
over iets met zekerheid te zeggen. Doch
het zal wel een ander soort mijn geweest
zijn dan gewoonlijk.
Spr. meent, dat er geen aanmerking op
de route gemaakt kan worden. Zij was
voorzoover bekend veilig. De leering uit
deze ramp ligt in het rapport van de com
missie-van 't Haaff, welke alles uitvoerig
heeft bestudeerd. Alle mogelijke maatre
gelen zullen worden genomen. Wat betreft
de sloepenrol: het niet houden van sloe
penrol was een overtreding van een arti
kel van het schepenbesluit.
De Raad zal later uitspraak doen.
derden stuurman, den heer A P. Praamsma
De Raad voor de Scheepvaart behandelde Vrijdagmiddag de ondergang van de .Simon