Correspondentie Anca v. d. Berg, Wassenaar. Hoe gaat het nu met het been? Hoe kun je nu zoo onvoorzichtig zijn? Het vers is voor jouw doen wel een plaatsje waard. Zie maar eens vandaag of de volgende week. Dag Anca! Beterschap! Veel groeteni aan alle huisgenooten. De hand voor jou! Gonnie B e ij, Leiden. Ik ben blij te hooren, dat het wat beter met je gaat. Ik zal om je plezier te doen en omdat jij nog al een potje bij me kunt breken je lange rijmpje bij stukjes en brokjes plaatsen. Dag Gonnie! Ik wensch je volledige beterschap en nu tot later maar weer! Adieu! Tiny Sep, Zoeterwoude. Aan je wensch is voldaan. Ik heb de verjaarda gen netjes ingeboekt. Zeken vind ik 't goed nog eens wat van je te hooren. Alle nichtjes van de school van zuster Dionysia zijn mij dubbel welkom! Maak veel groeten aan je goeie Moedertje en aan de broertjes en zusjes. Voor jou de hand! Esther van Benthen, Zoeter woude. Je was zeker blij toen je weer loopen mocht en vooral nu we zooveel ijs gehad hebben, kwam je het hersteld-zijn dubbel van pas. Heb je veel gereden? Ik vind het heerlijk te hooren, dat je onze kinderkrant zoo mooi vindt. Ja, dat hoor ik van alle kanten beweren. Dag Esther! Hoor ik nog eens wat! Veel groeten thuis! Corrie Ammerlaan, Zoeter woude. Dat was ook een schitterend boek. Ja ja! jij bent moedersrechterhand. Help jij moeder maar goed! Zoo hoort het ook! Heb je veel te doen als kruiskind! Dat is zeker, een leuke club, is 't niet? Dag Corrie! Groet vader en moeder van me en alle kinderen! Non, Oude Rijn. Jouw schrift doet me denken aan dat van Greet Krol. Jullie schrijft eendere hand. Ik hoop, dat dit jaar je wenschen vervuld zullen worden. Het is aanpakken nu! Als jij slaagt voor 't M.U.L.O.-examen, dan ben je d'r vlug bij geweest. Ik hoop dan nog eens wat te hooren! Succes en hand! Agnes v. d. Hoijst, Leiden. Zeker mag je vriendinnetje ook meedoen. Ik heb haar op 10 Maart ingeboekt. Als ik veel plaats had, liet ik „Zoo'n ondeugende rakker" eens voor 't voetlicht treden. Nu moet ie nog even rustig blijven. Dag Agnes? Hoe maken het vader en moeder? Daag! Elly van Tiel, H. Rijndijk. Ik haast me nu om je een antwoord te sturen, op gevaar af een boos gezicht te krijgen. Je hebt gelijk dat je op school overblijft, want de school is ver-af. Wat ben jij een rekenbol, zeg! 8+ maar liefst! Nou, dat heb ik vroeger nooit gehad. Blijf maar goed leeren en ons krantje lezen, dan wordt jij nog eens een flinke ferme meid, waar vader en moeder en Oom Wim trotsch op zullen zijn! Dag Kind! Groeten thuis! Schrijf nog eens! Agie Over de Vest, Zoeter woude. Sint Nicolaas bij de kruis- kinderen! Dat had ik willen zien! Dat was zeker erg mooi geweest en ik wed dat jij zoo'n beetje bleek om het neusje zag, toen de H. Man binnentrad. En hoe was de film bevallen? Nu maar! Jullie wordt knap jes verwend. Ik zal zuster Dionysia eens zeggen, dat ze het te gek maakt, met jullie! Dag Agie! Groet alle nichtjes van je klas en vader en moeder van mij. Nu is het welletjes. De volgende week gaan we door! Oom WIM LUST DER INWONERS VAN LEIDEN EN OMSTREKEN OP 1 JAN. 1940. Leiden 78.277 inw. (23.000 katholieken) Hillegom 11.912 Leiderdorp 3.230. Sassenheim 6086 Nieuwkoop 3374. Voorschoten 7281. Valkenburg 1135. Katwijk 18.851. Noordwijk 12.515. Noord wijk Binnen 5816 Noordwijk aan Zee 4485 Verspreide Huizen 2214. Zoetermeer 5442. Hazerswoude 4959 Ter Aar 4097. Lisse 9792. Rijnsburg 4924 Oegstgeest 9045. Alkemade 6371. Zwammerdam 2620. Koudekerk 1723. Nieuwveen 1895 Nog een staatje van heel bijzondere beteekenis. Hoe Nederland in zielental in ruim 100 jaar vooruitging. In 1830 2.600.000 In 1890 4.500.000 1840 2.900.000 1900 5.100.000 1850 3.000.000 1910 5.900.000 1860 3.300.000 1920 6.900.000 1870 3.600.000 1930 7.900.000 1880 4.000.000 1940 8.800.000 In 100 jaar ruim 3 x zooveel inwoners! Wie zijn Jarig? Van 1 tot en met 9 Februari. Op 1 Februari: Rietje Zaal, Noordeinde 18. Corrie Simons, Kolfmakerssteeg. Adriaan v. d. Hoorn, Kerkpad A 181, te Langeraar. Nelly Homborg, Prinsenstraat 51. Maria de Vries, Dienstw. 46, Warmond. Wim Ouwerkerk, Wald. Pyrm.str. 25, Nicolaas Mooren, B 204 Hoogmade. Op 2 Februari: Peter Laken, Stationsweg 31. Antoon Termeulen, B 312 R'veen. Juop Segaar, W. Rozenstraat 40. Ltonardus v. d. Meer, Noordwijk. Juzef Meiman, Wasstraat 3. Geertje Borst, 3de Poell. 73, Lisse. Joke v. d. Santen, Ofw. Woubrugge Hendrika Molenkamp, Kasstraat 2 W'naar. Leentje v d. Lucht, Hooigracht 30c. Jopie van Cassel, Dorpsstraat D 82, Zoe terwoude. Op 3 Februari: Jacob v. d. Burg, Boerhavestraat 13, V'hout Mmie Poeliejou, de Genestetstr. 47. Annie Groenendijk, Bilitonstr. 2. Adri de Groot, Zilk, Zilkerweg 63. Net Segaar. W. Rozenstraat 40. Op 4 Februari: Simon Pij;iacker, R'wetering D 41. Koos Posf. Oude Singel 68. Cor Meijer, Cobethstraat 9, Leiden. Eddie Fleerbos, Meidoornstraat 35. Corrie Paardekooper, Miening E 131. Marietje Rijsbergen, Houtmark t9. Maria van Hagen Lindestraat 28. Petrus Warmerdam, Zilkerd.w. 78 E, Zilk. Op 5 Februari: Marie Jansen, P. Hubertshof 46. Aiie v. d. Peel, Watertje D 38. Corrie v. d. Vooie Warnr nd. Lena van Velzen, Weipoort B 64. Op 6 Februari: Nico van Leeuwen, Hugo de Vriesstraat 14 Sientje van Wouw, Hooge Morschweg 1. Ferd. van Kesteren, Rjjsthofl. 24, S'heim. Tiny v. d. Voorn, Kooipolder Hoogmade Lena v. d. Willik, Rijpwetering D 32. A.nnie v. Dorp, Sophiastraat 25. Nellie Homborg, Pasteurstraat. Marietje Kok, Raadwijkstr. 4, Alphen. Op 7 Februari: Aloys Snijers, Botermarkt 15. Engelina Vendel, R'veen 336. Wim Uitenhout, Kooipark 14. Geertrui Neuteboom, Transv.kade 1. Miep van Veen, Veurschestr.w. 34, Leid- schendain. Hein Welling, Nieuwe Rijn 58. Pietje Vink, Wald. Pyrmontstr. 33. Nico Helderhorst, Dorp D 50 Z'woude. Anna Schakenbos, Heerenw. 51, Lisse. Op 8 Febr. Annie v. d. Tuin, Genestetstr. 85. Sjaantje Krol, Haarl.str. 46. Lenie van Graas, Leimuiden. Gretha v. d. Lans, Julianastr. 172, Lisse. Mientje v. Leeuwen, B 64, Weip. Z'Woude. Cor Vink, Jan Vossenst. 30. Antoon Wayendonk 122, Voorschoten. Nelly v. d. Berg, Kemperstr. 5. Ja Kok, Rjjneveststr. 12. Bernard v. Kesteren, Hugo de Vriesstr. 13b. Op 9 Febr. Piet v. d. Aart, v. d. Veldstr. 5, Lisse. Truus Kleyhorst, Narcissenstr. 29, Lisse. Arie v. d. Hulst, Rijndijk, 7, Voorschoten. Piet v. Diest, Sophiastr. 35. Dorus Kolijn, Leiderdorp, Ouderzorg 7. Bep. Raaphorst, Voorstr. 93, Noordw.-B. Corry v. Haasteren, Utr. Jaagpad 120. Jacob de Boer, Begijnstr. 2. Antoon Bader, Blokland, Nieuwveen. Truus van Diemen, Leidschevaart 10, Noordwijkerhout. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien of, bij het verlaten der school van de lijst wenscht afgevoerd te worden, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Zoo ook, wie verandert van plaats, straat of huisnummer, alsmede wie ten fout in de lijst ontdekt. Oom Wim. HET MOOIE MARIABEELDJE door Anca v. d. Berg. Op 't kastje in m'n kamer Staat 'n beeld der Moeder Gods Ze staat met haar blote voeten Op 'n hooge, sterke rots. En omringd door witte bloemen Naast haar mantel lief en zacht, Staan er flikkerende kaarsjes Vroolijk brandend in den nacht. Trippel trip, op blote voetjes, Komt ons klein Marietje aan, Vlak voor het Mariabeeldje Blijft ons kleine meisje staan. En daar bidt 'n kinderstemme Zacht en lief 't „Weesgegroet". En stapt dan vroolijk in haar bedje. En slaapt dra in, heel kalm en zoet. DE DISTELS Een sprookje door sneeuwwitje Vele eeuwen geleden leefde er eens een gravinnetje, die erg veel van dieren en planten hield. Ze woonde op een groot kasteel. In het boseh dat aan het kasteel grensde, leefden vele hertjes. Elke morgen bracht Ivonne (zoo heette het gravinnetje) hun brood. Nooit vergat ze dit te doen. De hertjes kenden haar al; ook de vogels wer den nooit vergeten 's Winters wanneer het gesneeuwd had en er voor de vogeltjes geen eten te vinden was, stond er in het bosch altijd een groote schotel brood, door het gravinnetje klaar gezet. In de groote gracht die om het kasteel liep, groeiden vele distels, deze bloemen vond het gravinnetje erg mooi. De graaf hield er niet van. Hij vond die woekerplanten (zoo hij het noem de) een ware sta-in-den-weg. Ze ontsier den zijn gracht, vond hij. Hij had ze al lang op willen ruimen, maar de gravin had hem steeds van dit plan afgebracht. Maar nu moest het er maar eens van komen, hij duldde ze niet langer. Hij beval zijn knech ten de distels er weg te halen. Met schop pen en spaden togen ze aan het werk. Net waren ze bezg, toen het gravinnetje daar aankwam. Ze was evenals iedere morgen haar hertjes brood gaan brengen, toen ze daar de knechten bezig zag. Haar hart klop te omstuimig en schreiend holde ze naar haar vader. Vader snikte ze, hoe kunt u zoo iets doen. Toe, doe het niet, over een poosje gaan ze weer bloeien. Toe, u doet het niet, hè vadertje? vleide ze. Daar moet ik nog eens over denken, zei de graaf. Mogen ze dan nu uitscheiden, dan zegt u morgen maar of u de distels laat groeien of niet? vroeg Ivonne", en weg was ze al. De graaf ging naar binnen, mopperend, dat dat kleine ding hem nog van zijn plan had afgebracht. Maar morgen gaat het onkruid er uit, kost wat kost, dacht hij. Ivonne was dolblij ze had haar distels kunnen redden. Die nacht gebeurde er iets dat niemand verwachtte en waarvan de distels de redders waren. Toen 's nachts het kasteel in diepe rust lag, stond er voor de gracht een leger, dat bij eengebracht was door een naburige graaf en door hem aangevoerd was. Deze graaf was de doodsvijand van Ivonn's vader en erg slecht. Hij had n.l. het leelijke plan opgevat om het kasteel in de nacht te ver overen, zonder dat de bewoners het wisten. Maar de slotbrug was opgehaald en nu moesten ze over de gracht. Fluisterend gaf de booze graaf zijn bevelen, ze zochten een plaats op waar de distels het dichtst groeiden. Voorzichting doorwaadden ze de gracht en konden kreten van pijn niet onderdrukken, de distels staken zoo ver schrikkelijk. Toen in het midden waar de distels het meest groeiden, zakten ze weg in de modder en de distels staken hen zoo, dat ze luid om hulp schreeuwden. Ze kon den ook niet terug. De schildwachten en lansknechten kwamen hard aan loopen en namen ze gevangen en brachten ze in de onderaardsche kerkers van het kasteel. Toen Ivonne de volgende morgen ontwaak te, omhelsde haar vader haar en zei, mijn kleine dappere Ivonne" jij hebt ons gered. Want door de distels te sparen zijn onze vijanden gevangen en is ons slot bewaard gebleven. De kat, die een verkeerde naam had door Gonnie. (Een verhaaltje op rijm). I. Er was eens een groote zwarte kat, Een echte dikke lieve schat.. En zoo eentje moet je weten, Die je niet licht kan vergeten! Altijd precies doet, waar hij zin in heeft, En voor niemand en de wereld beeft! Veel eet, en slaapt, en op avontuur gaat, Ook zeer verstandig is, en kordaat." Die lekkere hapjes weet te vangen.... En soms erg naar muizen kan verlangen! Het prettigste plaatsje kiest in de zon En ook gaarne vertoeft ou het balcon! Of zit in een gemakkelijke stoel. In de huiskamer, zoo rustig en koel.... Een kat die het in z'n leven prettig heeft. En zoo van den eenen dag in den anderen leeft!! Maar.de kat waarvan ik je nu vertel Die was, naar ik veronderstel, Niet zoo gelukkig, en voldaan.. Ja, wat scheelde er dan wel aan? Hij had in zijn leven een groot verdriet, Vergeten kon hij dat zoo gauw ook niet! Iets wat hem hinderde, de heele dag door Tot zelf zijn „meesteresse" zag het hoor! Je dacht zeker een dikke vlieg die hij zag, En die om zijn hoofd zoemde elke dag, Zonder dat hij hem te pakken kon krijgen Maar daarover moet je stil zwijgen! Of 'n muis, die net als ie hem bijna had, In zijn kluisje verdween, of beet hem had Mis, allemaal mis! je raadt het niet! Al raad je honder jaar, oh slimme Piet. Er was iets, waar hij geen sikkepit, aan kon doen en wat te slikken had. Naar school Ze loopen allen arm in arm Te babbelen op een rijtje, De eene draagt een sponsedoos, En de andere een leitje. Ze hebben het zoo druk vandaag, Want Liesje mag tracteeren, Omdat ze gist'ren jarig was, Op lekk're rijpe peren. Zoo stappen ze het schoolplein op Waar Moes staat met het mandje, De meiskes zien haar al van ver En wuiven met haar handje. Daar gaat de bel, de heele stoet Holt juichende naar binnen, Moes geeft aan Juf de peren af, Nu kan het feest beginnen. (Voor de kleintjes) De zeven geitjes Een bekend sprookje op rijm door Tante Marie. III. Slot. Wat zal dra moeder zeggen, Als zij komt uit 't veld, Haar kind'ren zijn verdwenen, Verslonden met geweld? Daar is de oude moeder Blij mekkend van de reis, En roept: „Komt hier mijn kleinen- Komt hier en weest nu wijs." Slechts één treedt schuchter nader Uit gindsche diepe kast Vertelt, wat er gebeurde, En wie de moordenaar was. Hoe moeder toen te keer ging Verdriet had en nog meer, Dat kunt gij wel begrijpen, Want zij was lief en teer. Zij ging toen daad'lijk kijken, Waar hij was heengegaan, En vond hem bij een beekje Zijn dorst te lesschen staan. Daarna ging hij wat rusten, Al in 't hooge riet: Maar hij zou er van lusten, Hoort verder maar en ziet. Want moeder zocht een jager, Die schoot met kruit en lood. Den wreeden, leelijken moordenaar Zoo waar, in ééns, morsdood. Ei, hoort! wat nu gebeurde, De geitjes leefden nog, Al lag de wolf dood neder, Hoe vreemd was alles toch! Toen ging de moeder blijde Met al de geitjes heen. 't Leed was nu geleden, Gezegd door groot en kleen. Nu leefden allen samen Nog jaren met elkaar, Vertelden dikwijle later Dit avontuur, dat 's klaar. U vraagt? 1. Aan wie hebben we 't denkbeeld te danken, de Zuiderzee droog te malen? 2. Is een koebloem 't zelfde als paarden- bloem? 3. Waar komt 't woord krent vandaan? Dit vraagt zusje! 4. Ik hoorde een soldaat zeggen, dat zou hem de ouwe Frits niet zoo gelapt hebben. Wie was dat? 5. Wat beteekent telefonie? 6. Moeder vraagt wat „Kamper Steurtjes" zijn? Wij antwoorden 1. Voor een groot deel hebben we dit te duiken aan J. C. Lely, een ingenieur, die icefde van 18541929. Zijn plannen werden aangenomen in 1918. Dit is dezelfde, die van 19201925 Gouverneur van Suriname was. 2. Neen, dat is niet hetzelfde. Een koe- bloem zegt men op sommige plaatsen voor madeliefje. 3. Nou, dan zal ik dat zusje eens gauw zeggen. Krent komt van: let op! „Corin- tne". Let eens op de klank zusje en spreek Corinthe eens vlug uit en hoor dan eens, of het al niet bijna krint is. En van krint tot krent is maar één stapje. 4. Als men in de geschiedenis spreekt van „de oude Frits", dan bedoelt met den grooten Koning Frederik II (regeerde van 1740—1786). Maar of die soldaat in zijn ge sprek het had over hem, dat weet ik niet. 5. Dit is te verzaken van den plicht van leenman of leenheer, vandaar trouwe loosheid, verraad. 6. Dat is de naam van een gerecht van harde eieren met mosterd. Laat moeder dat schoteltje maar eens klaar maken, dan kom ik het eens proeven. Oom Wim. Se {Tweelingen door Anny v. Diest. V. „Dat zal wel", meende Frits laconiek; „we gaan tenminste nog steeds vooruit". „Goed praten", bromde Ivo, „maar w« rijden verkeerd als je goed ziet". „Je ziet spoken!" weerlegde Frits joviaal. „Ja, drie!" kaatste Ivo terug. „Enfin laten we maar doorrijden, mis schien zien we dadelijk wel een wegwijzer. „Rijden jullie nog door, of niet?" kwam Wies terug, die niet gemerkt had, dat de jongens stil stonden en met Mies doorge reden was. Ook Mies kwam nu terug. „Wat loos?" vroeg ?e. Na even met elkaar overlegd te hebben, besloten ze maar eens op zoek te gaan naar een wegwijzer; of anders ontmoetten ze misschien wel een of ander voorbijganger, die 2e vragen konden. „Misschien kom je den wolf van Rood kapje wel tegen", plaagde Wies. „Of anders den reus van klein duimpje, die eet je met haar en huid op!" kaatste Ivo terug. „Komt daar geen kaboutertje?" schertste Mies. „Nee, de gelaarsde kat", zei Frits dood leuk. „Laten we hier een hutje bouwen", lach te Wies- „Zeg hadden we geen steentjes kunnen strooien, vanmorgen", merkte Frits nuch ter op.. Eindelijk, moe en warm vonden ze den weg terug; maar waren ongeveer nog een uur van hun pension af. Met een snellen spurt ging het nu huiswaarts, waar ze al vol verlangen werden tegemoet gezien. Moeder was angstig om hun lang uitblij ven en vader was al eenige malen op zoek uit gegaan; maar nu waren allen gelukkig weer bij elkaar en spoedig kon de maaltijd beginnen. Die werd alle eer aangedaan, want 't viertal had honger gekregen van hun avontuurlijke rit. Na tafel werden el- lenlage verhalen opgedischt over hun rit en avontuur. Zoo bont maakte ze het, dat vader vroeg of ze soms op leeuwenjacht geweest waren. Maar een gezelligen dag was het toch wel geweest. IV. t Laatste schooljaar. "t Is een geroezemoes en drukte van be lang op het speelplein voor de school. Geen wonder, 't Is de eerste morgen na de va- cantie en ieder geeft verhalen ten beste over hun reisjes, uitstapjes of avonturen gedurende hun vacanties beleefd. „Nu nog een jaar van hard blokken voor den boeg", meende Ali Bergers. „De laatste loodjes", meende Mies „Zien jullie er ook zoo tegen op?" vroeg Wies. „Ach, waarom?" peinsde Vally Prajer; „dat valt best mee!" ».Ja, jij» je komt op je slofjes door je exa men", zei Wies; „als jij er nog niet komt, komen wij er geen van allen". „Tut, tut, je bent zelf ook zoo mis nog niet", vond Vally. „Kinderen nog toe, denken jullie nu al aan dat eindexamen? Hemeltje je hebt nog een heel jaar!" meende Loes Bergers. De schooldeur ging open en even later waren allen in de klassen bij elkaar. De juffrouw verwelkomde allen bij het begin van het nieuwe schooljaar en dan begonnen de lessen weer. De eerste mor gen verliep tamelijk rustig; 't was alsof de meisjes eerst eens wilden zien of de juf frouw van deze klas makkelijk zou zijn. Een paar dagen later in de rekenles was het evenwel anders. Er moesten kapitaal sommen uitgewerkt worden. Even waren de meisjes ijverig bezig geweest toen Wies vroeg of ze even iets vragen mocht. Ja, dat mocht. Toen Wies nuchter: „Juffrouw zou 't nu niet makkelijker zijn als men geen kapitaal zou bezitten?" „Hé", meende Juf, „wat een vreemde vraag. Waarom stel je die, Wies?" „Wel juffrouw", antwoordde Wies kalm, „dan behoefden op school toch zulke som men niet meer gemaakt te worden!" Algemeene vroolijkheid van de meisjes en van de juffrouw een terechtwijzing was het gevolg van deze ontboezeming. De rust wilde echter niet zoo spoedig terugkeeren. „Hé, wat 'n nare sommen", deed Wies met. een diepe zucht. „Wies ga oogenblikkelijk aan je werk!" Juffrouw werd boos. „Jufrouw, ik doe zoo verschrikkelijk mijn best, maar 't gaat niet!" „Ga dan maar naar de spreekkamer en wacht tot ik bij je kom. Om twaalf uur spreken we elkaar wel verder, misschien gaat het dan beter. Met een „doe je best, meiskes", verliet Wies het lokaal. Na een ernstige berisping moest het werk om twaalf uur afgemaakt worden; wat nu wel vlug ging. Wies was niet dom in u- kenen. Buiten stond Mies haar zusje op te wachten. „Zeg Wies, hoe kwam je op 't idee? Was Juf nog erg boos?" Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 12