MOOI NEDERLAND IN WINTERTOOI. DE COMEDIE FRANCAISE.
Contrabande
FEUILLETON
Uit het Engelsche van
HEADON HILL.
(Nadruk verboden)
30)
Het hol van den vervalscher.
De lezer zal zich herinneren, dat den
avond van den dag, waarop Hector naar
Londen vertrok, Bessie Calolway kort na
tien uur naar boven ging en haar moedei
bij de deux van haar kamertje goeden
nacht wenschte. Er scheen dien nacht wei
een epidemische slapeloosheid te hebben
geheerscht in Martha Calloway's huisje,
want Bessie deed precies hetzelfde, wat
Smyle Mapieton een kwartier vroeger had
gedaan: ze blies na een poosje hajr kaars
uit en ging geheel gekleed op het bed zit
ten. De gedachten van het meisje waren
bezig met groote dingen. Ze verwachtte
dien avond bewijzen in handen te krijgen,
die haar in staat zouden stellen zich te
wreken op Mapieton voor al de vernede
ringen, die hij haar had doen ondergaan
en tegelijker tijd zou ze haar aangebeden
Lady Madge een grooten dienst kunnen
bewijzen, dacht ze.
Het geheim van de Duivelskloof was
geen geheim voor Bessie en zonder haar
hoofd te veel te oreken over de motieven,
die de voorname bewoners van de Abbey
er toe hadden gedreven, om smokkelaars
te worden, stond ze met hart en ziel aan
hun kant.
Enkele dagen geleden had ze plotseling
argwaan gekregen ten opzichte van Maple-
ton's nachtelijke expedities. Ze had zich af
gevraagd hoe iemand fossielen kon zoeken
in het donker! Ze wist, dat John Budge
hem meer dan eens op de proef had ge
steld en tot de overtuiging was gekomen,
dat Mapieton niet de minste belangstelling
voelde voor de groeven. Maar Bessie was
niet overtuigd. Ze had op een nacht weei
de trap hooren kraken: het sein dat Mapie
ton op een van zijn nachtelijke expedities
uittrok en bij het licht van de maand had
ze gezien, hoe hij verdwenen was in den
bouwvalligen koestal.
Dit had haar herinnerd aan het oude
verhaal, dat in vroegere dagen de smokke
laars gewapend met hartsvanger en pisto
len de baai in het oog hadden gehouden
en de groeven hadden gebruikt als toegang
tot hun opslagplaatsen. Er was een onder-
aardschen gang geweest van de groeven
naar him huisje, waardoor de vaten wa
ren vervoerd naar den grooten kelder on
der de keuken. En de gedachte was bij
haar opgekomen, dat misschien de toegang
tot die onderaardsche bergplaatsen in den
ouden koestal was en dat Mapieton deze
ontdekt had en ze gebruikte om de smok
kelaars van Lord Purbeck te bespionnee-
ren.
Den volgenden dag, toen Mapieton weg
was, ging ze naar den ouden stal en on
derzocht dezen. Eerst had ze geen spoor
van een opening kunnen vinden, maar na
een heele poos tasten en voelen in het sche
merige licht, merkte ze op, dat enkele stuk
ken steen die van het dak waren geval
len, blijkbaar niet lang geleden verlegd
moesten zijn. De andere steenen waren
alle bedekt met een dikke laag stof, terwijl
op deze stukken weinig of geen stof te
bekennen was. Toen ze verder zocht, bleek
het haar, dat zich onder deze steenen een
gat in den grond bevond en ze twijfelde
niet, of dat was de ingang van de tunnel,
die tot in het hart van de groeven leidde.
Ze was verstandig genoeg verder ner
gens aan te raken uit vrees, dat de steenen
op een bepaalde manier waren neergelegd,
om te kunnen zien, of iemand ze had aan
geraakt. Ze was teruggegaan naar het
huisje, nog niet zeker of ze haar ontdek
king dadelijk aan John Budge zou vertellen
of zou wachten tot ze heelemaal zeker van
haar zaak was. Ze besloot dit laatste, uit
vrees, dat, indien haar vermoedens eens
niet juist bleken te zijn, haar moeder daar
door een goeden huurder zou verliezen.
Daarom waphtte ze op een nieuwe gele
genheid en daar ze had ontdekt, dat Mapie
ton altijd Vroeg naar bed ging, als hij des
nachts er op uittrok, zat ze geduldig te
wachten. Het duurde lang voor ze het kra
ken van de trap hoorde; toen sloeg ze een
shawl om haar hoofd, sloop behoedzaam
naar beneden en volgde hem naar den stal.
Voorzichtig naderde ze den bouwval en
verscheidene minuten luisterde zij buiten,
voor ze den moed had naar binnen te gaan.
Ze dacht niet aan gevaar. Het gevoel,
dat ze ten opzichte van Mapieton had, was
meer verachting en walging dan vrees voor
zyn lichaamskracht
Ze had dikwijls gedacht, dat ze hem met
liefde een pak slaag zou kunnen geven,
maar haar moeilijke positie als dochter van
een kostjuffrouw, die het geld noodig had,
had haar daarvan teruggehouden.
Alles bleef stil daarbinnen; ze vermoed
de, dat Mapieton reeds naar beneden was
gegaan. Ze sloop naar binnen en stak een
lucifer aan uit het doosje, dat ze had mee
genomen. Bij het licht van de zwakke
vlam zag ze, dat zich niemand in den stal
bevond, maar haar hart klopte sneller toen
ze ontdekte, dat de steenen op zij waren
gelegd en dat onder de opening zich een
trap bevond, die naar beneden leidde, dat
Mapieton al op weg was naar de groeven.
De lucifer flikkerde en ging uit. Ze stak
met een andere een stukje kaars aan en
daalde behoedzaam het trapje af. Het bleek
te zijn, zooals ze verwacht had: ze bevond
zich voor een gapende opening bijna zes
voet hoog en vier meter breed. Van daar
leidde een weg zachtglooiiend omhoog het
geen noodzakelijk was, om de groeven te
bereiken, die onder de duinen lagen. Het
licht van haar kaars verspreidde zich juist
zoo ver, dat ze kon zien, hoe aan den rech
terkant zich een gang bevond. Zichzelf
moed insprekend ging Bessie tot aan den
hoek en keek de tunnel in. Dadelijk blies
ze haar kaars uit. Boven haar in de steeds
stijgende tunnel zag ze het licht van een
electrische lantaarn; de man, die daar liep,
was Mapieton.
Geen enkelen keer keek hij om; het ver
moeden, dat iemand hem volgde, kwam
niet bij hem op.
Bessie ging hem langzaam achterna. Bij
iederen stap groeide haar opwinding en
haar besluit stond vast niet terug te gaan
voor ze ontdekt had wat voor geheimzin
nige bezigheden hun huurder 'sn aachts uit
zijn bed lokten naar deze verlaten gangen.
Ze hoefde haar kaars niet aan te steken,
zoolang de tunnel geen bocht maakte en
het licht van de electrische lantaarn de
goede richting aangaf.
Mapieton liep steeds voort, ongeveer vijf
minuten en Bessie bewaarde zorgvuldig
den afstrad tusschen hen, 'n honderd met-r.
Plotseling verdween het licht en te
zelfdertijd ontdekte Bessie, dat de gang
niet meer omhoog liep.
In haar ijver en opwinding vergat ze
haar vrees. Dadelijk stak ze haar kaars
weer aan en liep verder. Spoedig kwam ze
aan een hoek, maar daar bleef ze verbijs
terd staan, zoovele gangen strekten zich
voor haar uit. De hoofdtunnel liep recht
uit, maar werd hier doorsneden door een
breeden weg en aan beide zijden van dezen
weg waren openingen, blijkbaar schachten
van de oude groeven. Maar waar was Ma
pieton?
Behalve haar eigen flikkerend kaars
licht was alles donker. Het electrische
licht was plotseling verdwenen. Mapieton
moest hier een hoek zijn omgegaan en
daarna een tweeden, daarom liep ze door
langs een half dozijn openingen, maar ner
gens vond ze een spoor van licht.
Aarzelend stond ze stil, en plotseling
schrok ze door het opflikkeren van een
electrisch licht achter haar. Zich omkee-
rend bevond ze zich in het centrum van
den uitstralenden lichtkring, en zag Maple-
ton's zegevierenden en onheilspeilenden
blik op zich gericht.
Wel, mijn kleine meid, zei hij met zijn
geluid als van een spinnende kat, daar
heb ik je gesnapt bij je spionnenwerk.
Zijn wreede glimlach deed haar het harl
in de keel kloppen maar ze antwoordde
dapper: U praat van spionnage? Ieder
een mag vrij een spion bespionneeren.
denk ik. En geioof rnaar gerust, dat ik het
Lady Madge zal vertellen, dat u 's nachte
geen fossielen loopt te zoeken, maar hur
•jeheim probeert uit te vinden!
«7«H<
President Lebrun reikte het Grootkruis
van het Legioen van Eer uit aan
admiraal Jean de Laborde ter gelegen
heid van zijn bezoek aan Brest
Ter nagedachtenis aan Anthony Fokker heelt het gemeentebestuur van Haarlem een laan naar
zijn vroegeren inwoner genoemd. Het naambordje werd Maandag aangebracht
De begrafenis van wijlen den Zwltserschen staatsman Bondsraad Motta. De
rouwstoet trekt door de straten van Bern
Fransche oorlogscorrespondenten brachten dezer dagen een bezoek aan de Britsche oorlogsindustrie, op
uitnoodiging van de Engelsche regeering Tijdens de bezichtiging van een der groote stukken lucht
afweergeschut
Raoul Dautry, de Fransche
minister van bewapening,
tijdens zijn rede voor de
American Club te Parijs
Een scène uit de eerste acte van de tragedie .Britannicus". welke Maandagavond
in den Kon Schouwburg te Den Haag door de Comedie Francaise werd opgevoerd
voor de leden der Haagsche afdeeling der Alliance Francaise ter gelegenheid van
haar 50 jarig bestaan
Mooi Nederland. Talloos zijn de plekjes natuur- en stadsschoon, die nu, gestoken in
sneeuw- ot rijpkleed, een aparte bekoring krijgen. Een tafreel in het Limburgsche