BINNENLAND AGENDA DONDERDAG 25 JANUARI 1940 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 Aboncenvrntsprije: voor Lolden II cent per week; 2.50 per kwartaaL Bij onze e{enten iO cent per weak; f 32.60 per kwartaaL Franco per poat t 2.95 per kwartaaL GeïlluatTeerd Zondagsblad 0.50 per kwartaaL Losse nummer» 5 cent, met geïlL Zondagsblad 9 cent Advertentiën: 30 cent per regel. Ingezonden mededeelingen dubbel tarief. Telefoontjes hoogstens 30 woorden, 60 cent per plaatsing, al léén Woensdag en Zaterdag. HOE WORDT HET WEER 7 DOOI, DAARNA WEER VORST. De BUI seint* Verwachting: Verder toenemende bewolking met tij delijke stijging van temperatuur en kans cp regen of sneeuw, meest matige veran derlijke wind, later uit Oostelijke richtin gen met weer invallende of toenemende vorst. De weerstoestand van hedenmorgen 7.20 uur: Den Helder, betrokken, zwakke Z. Z. W. vrind, 1 gr. C. Vlissingen: lichtbewolkt, zwakke Zuide lijke wind, 5 gr. C. De Bilt: halfbewolkt, zwakke Z. Z. O. wind, 9 gr. C. Groningen: zwaarbewolkt, matige Zuide lijke wind, 6 gr. C. Maastricht: mist, zwakke Zuidelijke wind —14 gr. C. BUITENLANDSCH WEEROVERZICHT. De hooge druk over het vaste land voor Europa is sinds gisteren nog weer in be- teekenis toegenomen, over de Randstaten steeg de luchtdruk namelijk weer tot bo ven 1030 mbar. Intusschen Is ook de lucht-' druk over Midden-Scandinavië belangrijk gaan stijgen, zoodat daar zelfs een nieuw hoogedrukgebied tot ontwikkeling komt. Tengevolge hiervan wordt het depressie- kerntje, dat zich gisteren over het Skage- rak bevond, weer Zuidwaarts gedrongen. Het blijft om dit lage drukgebied nog flink sneeuwen. O. a. viel te Ferder 12 m.m. sneeuw. De Oceaandepressie nabij IJsland is nog steeds stationnair, te Vestmanoer heeft zij in het afgeloopen etmaal 45 m.m. neerslag gebracht. Zij is voor de toekom stige ontwikkeling van ons weer niet van beteekenis, evenals de zwakke storingen die nog steeds voor de Portugeesche kust en de Azoren zijn gelegen en die aldaar nog steeds regen brengen. De activiteit van het minimum over Italië is sterk afgeno men, wel heeft het de luchtdruk over de Balkan nog doen dalen. De zware stormen zijn afgenomen. De temperatuur blijft over het geheele Middellandsche Zee bekeken nog zeer laag, in de Povlakte en over Spanje kwam zelfs matige vorst voor. De lage temperaturen, die zich nog in België en ons land voordoen zijn hoofdzakelijk een gevolg van de nachtelijke uitstraling, terwijl ook de Zuidelijke wind nog wat koude uit Frankrijk en West-Duitschland aanvoert. LUCHTTEMPERATUUR M 1.4 gr. C. onder nuL LICHT OP VOOR FIETSERS e.a.i Van Donderdagnamiddag 5.02 uur tot Vrijdagmorgen 7.21 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Vrijdag 26 Jaju voorm. 3.35 en nam. 4.uur. Maan op 5.48 uur Donderdagnamiddag. Maan onder 8.10 uur Vrijdagmorgen. OPBRENGST KINDERPOSTZEGELS 1939—1940. Volgens de voorlopig opgaven zijn van de weldadigheidspostzegels „Voor het kind", die van 1 December 1939 tot en met 5 Januari 1940 verkrijgbaar waren, de vol gende aantallen verkocht: V/2 ct. (met een toeslag van V/$ cent 1.919.646; l]/2 ct. (met een toeslag van 2x/2 oent) 601.718; 3 ct. (met een toeslag van 3 cent) 1.301.635; 5 ct. (met een toeslag van 3 cent) 2.316.864; 12x/2 ct (met een toeslag van 3Yi cent) 656.354. De opbrengst bwen de frankeerwaarde hiervan bedraagt ruim 175.300,— VERVOLG REDE VAN MINISTER VAN KLEFFENS IN DE EERSTE KAMER. De Volkenbond. De Minister behandelde daarna het lid maatschap van Nederland van den Volken bond. Hij achtte het onjuist den Volken bond voor te stellen als een organisatie, waarin Frankrijk en Engeland het voor het zeggen zouden hebben. De Minister wil beginnen met vast te leggen: Ondier omstandigheden, gelijk die op het oogenblik bestaan, zou er voor de kleine neutrale staten zeker geen aanlei ding zijn om gesteld er ware nog geen Volkenbond deel te nemen aan een po litieke organisatie die, wat de groote mo gendheden betreft, een zoo eenzijdig ka rakter heeft als de bond in zijn huldigen vorm. Maar ik ga nog verder, ik wensoh vast te stellen, dat op den duur bestendiging van het lidmaatschap van een volkenbond met politieken inslag dien zeker het Geneefsche instituut, ondanks alles nog steeds heeft behouden onmogelijk zal worden, indien het eenzijdig karkter van den bond, waarop ik zooeven doelde, zou blijven gehandhaafd. Een andere vraag is echter: is waarlijk het oogenblik wel aangebroken, waarop de kleinere staten, die in het conflict tus- schen Frankrijk en Groot-Britannië eener- zijds en Duitschland anderzijds neutraal wenschen te blijven, den Volkenbond moe ten verlaten? Deze vraag hebben de kleinere Europee- sohe staten, waaronder Nederland, ontken nend beantwoord. Zoolang er nog hoop bestaat, dat tenslotte, na een periode van ontwrichting en van storm, de organisatie zij het in gewijzigden vorm toch nog tot krachtig leven zal kunnen uitgroeien, zullen de kleine staten dezen Volkenbond trouw blijven. Eerst dan, wanneer zij alle hoop op deze ontwikkeling zoudex. moeten opgeven, zou voor hen het oogenblik zijn om zich uit deze Volkenbond terug te trek ken. Die positie achten rij thans echter niet aanwezig, en het verloop van de jongste Volkenbondsvergadering heeft hen zeker niet van de onjuistheid dezer zienswijze overtuigd. Daar toch is wel duidelijk de eerbiediging van de zelf standigheid der kleine naties gebleken, daar i swel duidelijk aan den dag ge komen de onjuistheid van de bewering dat de Volkenbond door twee oorlog voerende mogendheden wordt be- heerscht Het was zeker niet de wenscch dezer beide mogendheden, die tot het bijeenroepen van deze vergadering heeft geleid. Dat men in de aanvaarde resolutie elk denkbeeld van een verplichte collectieve actie ingevolge art. 16 van het Volken- bondsverdrag heeft laten varen, het is we derom de wil der kleine mogendheden, die deze houding heeft bepaald. Herstel internationale samenwerking. De naaste toekomst, onzeker als zij is, zal mede aan ons volk menige beproeving brengen, ook dan indien de oorlog in mili tairen zin buiten onze grenzen blijft. Juist in een periode van materieelen tegenspoed kunnen en moeten we toonen dat wij het levenskrachtig volk zijn, waarop ons uit zonderlijk hoog geboortecijfer en ons uit zonderlijk laag sterftecijfer wijzen, cijfers waarvan het verschil zóó groot is dat wij daarin alle Europeesche groote mogendhe den en de Vereenigde Staten achter ons la ten. Die vitaliteit is vóór den oorlog van 1914 wel eens in twijfel getrokken. Ook in den laatsten tijd is op onze levenskracht in het oorlogvoerend buitenland wel eens een verkeerd licht geworpen, doch en dit moge ons tot geruststelling strekken veelal in den vorm van begripsverwarring. Wanneer buitenlanders willen zien hoe het met de levenskracht van Ne derland gesield is, laten zij dan eens bij onze weermacht gaan kijken, of in Indië; of laat hen bij onze padvinders .„te gast gaau, of een Kaagweek maken, of een 'vierdaagsche afstandmarsch; of laat hen de Zuiderzeewerken bezoe ken. Zoolang Nederland, dat, mits het zelfstandig is, evenals trouwens België, een element van rust vormt in Europa, het vrijheidlievende, arbeidzame land Is dat het altijd is geweest, sterk ook door den religieusen inslag zijner be woners, de verscheidenheid hunner ga ven, hun ondernemingszin, vooruitstre vendheid en verrichtingen op het ge bied van wetenschap en kunst zoo lang verdient het de onaantastbaarheid van zijn gebied en zijn zelfstandigheid, voor welker bescherming het, zoo het moet, alles over heeft. Vertrouwen wij echter op welgefundeer- de gegeven beloften, en op het inzicht in het buitenland dat Nederland's ligging nu eenmaal zoodanig is, in Europa zoowel als in Azië, dat geen groote mogendheid zich kan veroorloven, ons gebied in anderer handen te zien vallen. Dat gebied is uit politiek oogpunt nu een maal even gewichtig als het, wat het moe derland betreft, gering is van oppervlakte. In onze dagen heeft de eisch van bestaans- ruimte in meer dan een land de aandacht. Naar Nederland's inzicht kan en behoort dat probleem, dat voor onszelf in uitzon derlijk sterke mate bestaat, met vreedzame middelen te worden opgelost. Vergeleken met andere staten hebben wij een buiten gewoon groot bevolkingsoverschot. Op ons Europeesch gebied moeten wij, het buiten land moge zich goed voorstellen wat dat beteekent per vierkante mijl 618 men- scben voeden, dat is meer dan anderhalf maal zooveel als Duitschland, drie maal zooveel als Frankrijk, en nog altijd niet minder dan 100 zielen meer dan het Ver- eenigd Koninkrijk. Acht en drie kwart millioen menschen te voeden in een land, welks bodem slechts vier millioen in het leven kan houden, dat is een kunststuk dat slechts mogelijk is door groote krachtsin spanning. Onze overzeesche gebiedsdeelen, schoon niet geschikt voor duurzame vesti ging van Europeanen, helpen ons daarbij, al is de groote bevolkingsdichtheid van Java (met 784 bewoners per vierkante mijl een der allerdichtstbevolkte gebieden ter wereld) een probleem op zichzelf. Die overzeesche rijksdeelen beschouwen wij niettemin niet als een voor anderen ge sloten gebied. Hopen wij, dat tegenover die open deur de poorten bij anderen zich wel dra opnieuw zullen openen. Wij moeten varen, wij moeten handel drijven, wij moeten anderen diensten bewijzen an ders kan ons volk niet bestaan. In de eerste plaats is noodig begrip voor elkanders moeilijkheden. Hoe het niet moet, al ware het slechts omdat het op den duur zoo niet kan, heeft de liquidatie van den vorigen oorlog getoond. Ongetwijfeld past het een land dat niet aan den vorigen oorlog deelnam niet, over deze zaken anders dan met bescheidenheid te spreken, maar het moet toch erkend worden: van Duitschland's nooden en pro blemen die er nu eenmaal waren trok men zich in de overwinnende landen bitter weinig aan; financieele hulp op eenigszins groote schaal gelijk Nederland in 1920, toen daarvoor nog eenige moed noodig was, aan Duitschland verleende, stond in die jaren als voorbeeld van begrip voor wat de over wonnene ook, en niet het minst, in het algemeen belang dringtnd behoefde, al leen. Dat hetgeen vóór 1918 bekend was geworden omtrent Duitschlands oogmer ken in geval van een Duitsche overwin ning weinig goeds beloofde, zal ik slechts pro memorie vermelden. Waarom doorvechten. Het gebrek aan begrip voor hetgeen in belang van Europa ten aanzien van Duitschland had moeten en kunnen ge schieden, moest bij elke natie, en zeker bij een volk van die grootte, een krachtdadige reactie wekken. Zoo is het dan ook dat, wat in 1919 geschied is, reeds twintig ja ren later was uitgedeeld, helaas mede (althans op dit oogenblik) ten koste van natiën die zich verheugden in nauwelijks herwonnen vrijheid, van door den uitge broken oorlog benarde staten, die aan de regeling van Versailles en wat daarop volg de part noch deel hadden, en van tallooze onschuldige particulieren, in de eerste plaats in de overweldigde landen. Mag men zich niet afvragen, of het nu einde lijk geen tijd is geworden voor een juiste en verstandige regeling der zaken van Europa? Men zegt ons dat de tijd voor vre de nog niet is gekomen. Maar wat baat doorvechten indien het, te eener- zoo goed als ter andere zijde, tegenstanders betreft die men, wegens hun grootte, op den duur niet vernietigen kan, ook al wilde men het en achtte men dat niet ontoelaatbaar? Zulke woorden mogen, dunkt mij, in dezen tijd wel eens gezegd worden op een plaats als deze, in een neutraal land, dat geen eigen gewin beoogt, en noch West- noch Midden-Europa zou willen zien ondergaan in verarming en bolsjewisme. Men wantrouwt de eerlijke bedoelingen van den tegenstander een begrijpelijke, doch onvruchtbare gezindheid. Men ver langt op zichzelf ook al begrijpelijk garanties. Ik zou de vraag willen stellen: hoe verkrijgt men betere waarborgen dan door zich om de tafel te scharen en, op grondslagen van werkelijkheid en recht vaardigheid, met wederkeerige inachtne ming van den eerbied die men aan andere volken verschuldigd is, een regeling tot stand te brengen, die wegens haar intrin sieke waarde de belofte in zich houdt, dat zij den vrede voor zeer geruimen tijd ver zekert? Er is dat zeg ik met grooten nadruk niet gebleken dat zulk een re sultaat onbereikbaar is. Het zijn dergelijke vragen, waarop 1940 ons wellicht het antwoord zal brengen. Moge dat antwoord overeenkomen met datgt-ne wat in millioenen harten leeft, ook, ja wellicht in de eerste plaats, bij de oorlogvoerenden. Dat Europa kan vechten heeft het in den loop der eeuwen meer dan genoeg getoond. Dat het echter het eigen continent kan ordenen op een zoodanige wijze, dat het zijn bijdrage tot de be schaving zal kunnen blijven leveren, dat moet het nog bewijzen. Kan Nederland er toe bijdragen dat men tot overleg komt, dan gaarne. Dat wij ten deze diligent zijn, heb ben wij tezamen met België bewezen. Maar wij dringen ons niet op, en heeft men onze hulp om elkaar weer te vinden niet noodig zeer wel. Als men elkaar maar weer vindt. Een punt van groot belang, waaraan ik gaarne nog enkele oogenblikken zou willen wijden, schijnt mij de hoogst lichtvaardige wijze, waarop men hier en in niet mindere mate elders gaandeweg welhaast gewoon dreigt te worden te spreken over invallen van buitenlandsche legers in onzijdige lan den. Men spreekt daarover, niet slechts in oorlogvoerende-, maar evengoed in neu trale landen, alsof een dergelijke inval min of meer ware een zaak van opportuniteit, van toevallig inzicht aangaande oogenblik- kelijk krijgsbelang; alsof over neutraal ge bied, vooral indien het kleinere staten geldt, elk oogenblik zou kunnen worden beschikt om met betere kans den tegen standers te lijf te gaan. Het komt mij voor, dat het tijd is, daartegen eens krachtig te waarschuwen. Want al dat onverschillig gepraat van „morgen kan dit of dat onzij dige land worden binnengevallen", als wa re dat de natuurlijkste zaak ter wereld, stompt op den duur de openbare meening af voor het verachtelijke, h£t monsterlijke, dat in zulk een handelwijze, had zij inder daad plaats, zou zijn gelegen. En wat in het bijzonder de bevolking der oorlogvoe- De brandstoffen-toeslag verhoogd. Wegens het lange aanhouden van de strenge vorst, heeft de minister van so ciale zaken besloten goed te keuren, dat voor hen, die in de steunregeling zijn opgenomen voor deze week de brandstofbijslag wordt verhoogd van 1.30 tot 1.70. DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN BOLSWARD. Eerste Friesche katholieke burgemeester. Tot burgemeester van Bolsward is be noemd de heer S. W. de Jong, die in de af geloopen zomer zijn ambt van Gedepu teerde van Friesland aan een ander moest afstaan. De heer De Jong, die sedert 1913 te Lem mer het aannemersbedrijf uitoefende, was naar aan „Ons Noorden wordt geschre ven bestuurslid van de afdeeling Sneek van de Alg. Ned. Aannemers Patroons bond en hoofdbestuurslid van den N. R.-K. Bond van Bouwpatroons. Vele jaren was hij voorzitter van de R.-K. Kiesvereeniging te Lemmer en vice- voorzitter van den Frie- schen Bond. In Juli 1923 werd hij gekozen tot lid van de Prov. Staten en toen di rect gekozen als lid van Gedeputeerde Staten. In dat college heeft hij vrijwel alle portefeuilles gehad. Daarbij was hij de laat ste drie jaren waarnemend commissaris der koningin. De heer De Jong was derhal ve de eerste Friesche katholieke Gedepu teerde en thans de eerste katholieke Fries als burgemeester van Bolsward. Van de 13 leden van den raad van Bols ward zijn 5 katholiek, 2e anti-revolution- nair, 2 christelijk-historisch, 2 vrijzinnig en 2 sociaal-democraat. FINLAND—RUSLAND. Voor de studievereeniging van officieren der vrijwillige burgerwacht te Amsterdam, heeft Pater Schoenmaker die langen tijd in Rusland de zielzorg heeft uitgeoefend gisteravond een voordracht gehouden over den strijd tusschen Finland en Rusland. Na 1809 kwam Finland onder Russische overheersching en werd als een groother togdom beschouwd. Ongeveer honderd jaar zijn de Finnen door de Russen geterrori seerd. Men trachtte van de Finnen ware Russen te maken. Dit „ver-russen" was zoo erg, dat in 1917, toen Finland het Rus sische juk kon afwerpen, het land zeer arm was. De menschen bezaten niets meer. Spr. gaf daarna een schets van den generaal Mannerheim, die het leger op hooger peil wist te brengen. De idee: eigen bodem, eigen bezit, en het gevaar, de bin nenkomst van het bolsjewisme, zijn voor de Finnen wel de groote oorzaken geweest, om tegen Rusland stelling te nemen. Thans staan dus 300.000 vrijwillige Finnen en de 120.000 leden tellende vrouwenhulp tegen het communisme, tegen de beschaving- vernietigende bolsjewisten. Spr. geeft een verklaring van het ont staan van de Lotto's, en schetst met vurig enthousiasme, met welk een energie er nu in Finland gewerkt wordt. Twintig jaren heeft Finland dezen oorlog zien aankomen. Zal Finland het kunnen houden? Tot nu toe wel, doch op den duur niet. Hoe meer overwinningen Finland zal be halen, des te zwakker zal het worden, want het bloedt dood op de slagvelden. De overmacht is te groot. Als men de dag boeken der Russische gevangen officieren leest, weet men, hoe de Finsche soldaat vecht. Vroeg of laat aldus spr. zullen rende landen betreft, stompt dat gepraat bovendien haar gevoel af voor het beden kelijke, gevaarlijke dat zulk bedrijf voor haarzelve oplevert. Nog afgezien immers van het feit, dat de betrokken neutrale sta ten, ongeacht den tegenstander, er wel voor zouden weten te zorgen, dat zulk een in val geen militaire pleizierreis zou worden, komen hier moreele krachten in het ge ding, die geen oorlogvoerende straffeloos zojj kunnen onderschatten. Bovendien en daarmede moge ik ein digen wat geeft ons of andere het recht, met een even bedenkelijke als onverant woordelijke oppervlakkigheid den bellige- renten bedoelingen aan te wrijven, die zóó zeer in strijd zijn met elementaire eischen en behoeften van de internationale ge meenschap, waartoe zij zelf van nature be- hooren? Zeker, wanneer wij aan welke zij de dan ook aan onze grenzen vreem de strijdkrachten opmerken, dan moe ten wij voorzorgsmaatregelen nemen niets toch is in zulk een geval gevaar lijker dan een militair vacuum of iets wat daarop gelijkt; zulke voorzorgs maatregelen nemen wij dan ook naar alle zijden. Maar anderzijds zou niets bedenkelijker zijn, dan uit die overwe ging te besluiten, dat de staten willen leven naar de wet van het oerbosch, als verscheurende dieren, homo homini lupus. Voor eerbied voor elkanders erf, óók in de samenleving der staten, zal Nederland alt(jd bereid zijn op te komen op alle wij zen, die met onze positie strooken. Zelf handelt Nederland naar den regel, dat het richtig wil leven, anderen niet wil deren, en ieder het zijne wil geven. Blijven wij ook in dit opzicht paraat, en laten wij ons niet op sleeptouw nemen door den waan van den dag. LEIDEN. Zondag. „St. Christoffel". Jaarvergadering in „De Harmonie", 8 uur. De avond-, nacht- en Zondagsdienst der apotheken te Leiden wordt van Z a t e r- d a g 20 tot en met V r ij d a g 26 J a n. a.s. waargenomen door de apotheken D. C. Kok, Rapenburg 9, telef. 24807 en Tot Hulp der Menschiieid, Hoograoht 48, telefoon 21060. Te Oegstgeest: Oegstgeestsche Apotheek, Wilhelminapark 8, tel. 26274. Engeland en Frankrijk het groote Rusland den oorlog moeten verklaren en dan zal pas Finland geholpen zijn en begint de groote nederlaag van Stalin. INSTELLING VAN LEENINGFONDS. Wetsontwerp ingediend; oorlogswinst belasting in voorbereiding. De minister van Financiën heeft bij de Tweede Kamer ingediend een wetsontwerp tot het instellen van een Leeningfonds. In de memorie van toelichting zegt de minister, dat hij in de millioenennota voor 1940 van het regeeringsvoornemen deed blijken, om, evenals in 1914, ook thans met behulp van een Leeningsfonds den invloed van de huidige buitengewone omstandighe den op 's Rijks financiën te regelen. Het behoeft geen betoog, dat dekking van deze uitgaven uit de gewone middelen van het jaar, waarin zij gedaan worden, uitgesloten is. In de aangehaalde millioenennota heeft de minister voorts in het licht gesteld, dat een dekking, welke zich over een zoo groot aantal jaren zou uitstrekken als met de ka pitaalsuitgaven in het algemeen plaats heeft, kwalijk te verantwoorden zou zijn. Ten aanzien van de voorgestelde cons tructie van het fonds merkt hij o.m. het volgende op: De uitgaven, voor welker dekking de in stelling van dit fonds noodzakelijk is, zijn in het wetsontwerp aangeduid met den al- gemeenen term van uitgaven, welke voort vloeien uit de huidige buitengewone om standigheden kortheidshalve mobilisatie uitgaven genoemd. Tegenover deze uitgaven staan de in komsten, welke rechtstreeks met haar ver band houden, b.v. de opbrengst van niet meer benoodigde en daarom verkochte uit rustingsstukken. Ook deze worden over gebracht van de rijksmiddelen naar den kapitaaldienst van het fonds. Een andere dekking van de uitgaven zal gevonden worden in de tegoedschrijving aan den kapitaaldienst van de bate* voort vloeiende uit de herwaardeering van het goud. In een der artikelen wordt gesproken van nog „overige inkomsten", waarmee de ka pitaaldienst van het fonds kan versterkt worden. Hierbij is in het bijzonder ge dacht aan de opbrengst van de in voorbe reiding zijnde oorlogswinstbelasting. Het resteerend bedrag der mobilisatie uitgaven zal gefinancierd moeten worden uit de opbrengst van te sluiten geldleenin- gen. De rente en aflossing van deze leeningen zullen uiteraard dekking behooren te vin den in de inkomsten van den gewonen dienst van het fonds. Vcor de hand zou dus liggen, den gewonen dienst eenvoudig te bezwaren met de jaarlijksche kosten van de gesloten leeningen. Toch bestaat hiertegen bezwaar. Het be drag, dat aan mobilisatie-uitgaven besteed is, zal immers op menig moment heel wat grooter kunnen zijn dan de reeds gesloten geldleeningen, „aangewezen als te zijn aan gegaan ter voorziening" in de mobilisatie uitgaven. Op dit oogenblik, nu nog geen enkele leening van dien aard gesloten is, is zulks wel het geval. In het wetsontwerp is daarom een vorm van belasting van den gewonen dienst ge kozen, voor welke dit bezwaar niet aanwe zig is. De gewone dienst wordt namelijk belast met bedragen, welke gelijk zijn aan de annuïteiten, die verschuldigd zouden zijn, indien telken jare voor de niet door inkomsten gedekte mobilisatie-uitgaven een anunïteitsleening voor 15 jaren ware aangegaan. Het effect van deze regeling is, dat voor de mobilisatie-uitgaven, welke in een bepaald jaar zijn gedaan, in het volgend jaar een annuïteit, welke op een aflossings uur van 15 jaren is berekend, moet worden opgebracht uit de gewone middelen van het fonds. Een gevolg zal o.a. zijn, dat voor de mobilisatie-uitgaven, in 1938 en 1939 gedaan, in 1940 de bedoelde annuïteit zal moeten worden opgebracht. De middelen tot dekking van de uitga ven van den gewonen dienst zijn in het ontwerp nog slechts in het algemeen aan geduid. Buiten de inkomsten, welke meer rechtstreeks het gevolg zijn van de con structie van het fonds zijn opgenomen aLs eigenlijke dekkingsmiddelen: de opbrengst van heffingen, welke daartoe bij de wet worden aangewezen en een uitkeering ten laste van het Rijk tot zoodanig bedrag als bij de Rijksbegrooting van elk dienstjaar zal worden bepaald. Een wetsontwerp tot regeling van de be doelde heffingen zal eerlang worden inge diend. WEER VLIEGTUIGEN NAAR URK EN DE WADDEN. VandSag heeft de K. L. M. weer vluch ten gemaakt naar Urk, Schiermonnikoog en Ameland. Om half negen vertok Parmentier met de „Mees" van Schiphol n_ar het hooge Noorden van ons land. Behalve post wer den ook eenige passagiers medegenomen. Piloot Kooper was de bestuurder van het Fokkertoestel, dat om tien uur naar Urk is gegaan voor het overbrengen van de post.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 2