dagen Historie Mijnhardtjes SPORT Z. M. Vorst deed zijn intrede in Nederland Om het kampioenschap van Nederland hardrijden ZATERDAG 6 JANUARI 1940 UE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - ?AG. 13 ZAL HET JAAR 1940 EEN KEERPUNT ZIJN? WELKEN KEER ZULLEN DE GEBEURTENISSEN ECHTER NEMEN? FINLAND BEZORGT ERNSTIGE COMPLICATIES. DE BEZWAREN VAN ENGELSCHE HULP. ZULLEN ENGELAND EN FRANKRIJK DE SOVJETS AAN TWEE FRONTEN AANPPAKKEN? HET VREDES-DRIEMAN- SCHAP. KEERPUNT? WAT zal het nieuwe jaar brengen? Wij staan aan het begin van 1940; wij hebben de Nieuwjaarsredevoeringen van tallooze staatslieden gehoord en onze kop loopt om van de tegenstrijdige ziens wijzen en toekomstverwachtingen. Wie niet met een vertroebelden blik in de toekomst wil zien althans wil probeeren om het toekomstig verloop der gebeurtenissen te raden moet beginnen met deze redevoe ringen noch te hooren noch te lezen. Staan wij voor een jaar, dat beslissend ral zijn? Hitier verwacht, blijkens zijn Nieuw jaarsboodschap aan de leden van de natio- naal-socialistische partij, nog in dit jaar „Duitschland en geheel Europa te bevrijden van de voortdurende overweldiging en be dreiging, die uitgaan van het vroegere en tegenwoordige Engeland". In de redevoeringen der Engelsche en Fransche staatslieden hebben wij kunnen hooren, dat Engeland en Frankrijk hun uiterste krachten zullen inspannen en de rwaarste offers zullen brengen om Europa van de nationaal-socialistische bedreiging te bevrijden. En de wensch, waarmede president Roo sevelt zijn rede besloot, luidde, dat onze kinderen zullen mogen wijzen op het jaar 1940 als op een keerpunt, waarop de de mocratie haar bestaan rechtvaardigde als het beste regeeringsinstrument, dat nog door de menschheid Uitgedacht is. De verwachting, dat het jaar 1940 een keerpunt zal beteekenen in de historie, wordt dus wel aan verschillende kanten gekoesterd; maar in de aanduiding van de richting, waarin die keer zal komen, daar in verschilt men hemelsbreed. Intusschen is het op z'n minst genomen zeer onvoorzichtig om toekomstvoorspellin gen te doen. Voorspellingen omtrent den vermoedelijken duur van oorlogen zijn voorzoover ons bekend nog nooit uitge komen. Toen de wereldoorlog in 1914 uit brak, was iedereen ervan overtuigd, dat deze niet langer dan een paar maanden kon duren, want de strijdmiddelen waren zóó moorddadig, dat bij een langeren duur heel Europa zou zijn vernietigd. De oorlog duurde echter vier jaren. Toen de Japanners met hun campagne in Noord-China een begin maakten, spraken zij luchthartig van een „strafexpeditie". Deze duurt reeds 2x/$ jaar, en haar einde is nog niet in zicht. De Spaansche oorlog heeft eveneens veel langer geduurd dan verwacht werd. Slechts de Poolsche oorlog is tot aller verrassing binnen den tijd van de meest optimistische verwachtingen geliquideerd. Het is vergeefsche moeite te trachten de duisternis van de toekomst te doorboren. FINLAND. ONBEREKENBAAR zijn de factoren, welke de wereldpolitiek thans zullen gaan bepalen. Daar is in de eerste plaats Finland. De even vastberaden als bekwame weerstand, dien het Finsche volk thans reeds weken biedt aan den druk der Roode Legers, heeft het overtuigende bewijs geleverd, dat Fin land bij tijdigen en genoegzamen steun voor overweldiging en knechting kan wor den gevrijwaard. De hoop begint op te vlammen, dat het recente besluit van den Volkenbond zijn leden te adviseeren Fin land materieele en humanitaire hulp te verleenen, niet een fraai gebaar behoeft te blijven. Londen heeft aan den secretaris generaal van den Volkenbond medege deeld, dat de Engelsche regeering aan Fin land allen steun, die in haar vermogen ligt, zal verleenen. Het neemt aldus officieel de leiding van een hulp- en bijstandsactie, die zoowel in Europa als in Amerika en elders, hetzij officieel, hetzij particulier gaande is. Op welke wijze Engeland Finland precies zal steunen, is niet bekend gemaakt, maar men kan thans niet twijfelen, of het is in staat en bereid, een deel van zijn rijke oor logsmiddelen ter beschikking te stellen. De eenige weg echter, langs welken Engeland Finland oorlogsmiddelen kan doen toeko men, is via Noorwegen en Zweden. De vraag rijst, of deze twee landen bereid zijn, het Britsche oorlogsmateriaal door te la- tea. Noorwegen en Zweden verleenen zelf actieve hulp; zij hebben er ook alle belang bij, dat de bolsjewistische dreiging ver van hun grenzen blijft. Er moet zich dus wel een sterk gevaar manifesteeren, als de No ren en de Zweden desondanks zouden wei geren de hulp van Engeland door te laten. SCANDINAVISCHE HULP. DAT gevaar kan komen van de zijde van Duitschland. Berlijn is om ver schillende redenen zeer beducht voor een Engelsche hulpverleening via Scandinavië. Het ziet daarin een poging om Duitschland in het Noorden te omsingelen. Dat zou inderdaad uit een zoodanige hulp kunnen voortvloeien. Het hangt er slechts vanaf, welke hulp Engeland van plan is te verleenen en welk risico Scandinavië zal durven nemen. De Engelsche hulp kan zich bepajen tot munitie- en vliegtuigzendingen, hij kan zich demonstreeren in „vrijwilligers"; En geland kan ook door het inzetten van zijn militaire machtsmiddelen geheel Scandina vië mobiliseeren, indien althans Zweden en Noorwegen den moed hebben, het mede voor Finland op te nemen. Dat laatste zou noch van de zijde van Engeland noch van de zijde van Scandina vië een zuivere menschlievende daad zijn, want Noorwegen en Zweden beseffen zeer goed, dat hun van een zegevierend Rus sisch leger de grootste gevaren dreigen en Engeland gevoelt er niets voor om een bols- jewieksche uitkijkpost in Scandinavië te zien opdoemen. Het hangt er dus maar van af, hoe dreigend Londen, Oslo en Stock holm hét Russische gevaar achten, om daar uit af te leiden, welke hulp geboden zal worden. DE BALKAN. EEN andere gewichtige maar onbereken bare factor is de houding van den Balkan. Mussolini heeft reeds kort na de totstandkoming van de Duitsch-Russische politiek-economische entente van October j.l. de kat de bel aangebonden: hij heeft Moskou laten weten, dat Rome niet werke loos zou blijven, indien het Kremlin den Balkan tot operatieterrein zou kiezen. Sindsdien heeft Mussolini niet volstaan met kalm af te wachten tot het zoover zou komen, maar zijn integendeel de Russisch- Italiaansche betrekkingen voortdurend slechter geworden. De recente terugroe ping van den Italiaanschen gezant uit Mos kou is daarvan een overtuigend bewijs. Zal Mussolini echter openlijk zich aan de zijde van Engeland scharen, als Londen bereid is de consequenties van zijn eigen oorlogs doeleinden (n.l. strijd tegen eiken vorm van agressie) te aanvaarden en Rusland den oorlog zal verklaren? Italië zou dan in conflict komen met zijn ex-bondgenoot Duitschland en Hitler en Stalin zouden nog nauwer in elkanders armen worden ge dreven dan nu reeds het geval is. Dat Engeland en Frankrijk inderdaad bezig zouden zijn, om in het gebied van den Kaukasus een nieuw oorlogsfront voor te bereiden, is een veronderstelling, welke steun vindt in de werkzaamheid van den Franschen generaal Weygand en den En- gelschen generaal Ironside in het Naburige Oosten. De situatie zoowel op den Balkan als in het geheele Naburige Oosten is uiterst gespannen. Tot nu toe hebben de geallieerden een gewapend conflict met Moskou vermeden, doch het is niet ondenkbaar, dat zij vooral met het doel om Duitschland af te snijden van zijn petroleum voorziening (petroleum is de ziel van den modernen gemechaniseer- den oorlog) een oorlog met Rusland zouden willen riskeeren. Zoowel Berlijn als Moskou zien blijk baar het gevaar in. De toenadering, welke de Sovjets ten opzichte van de Japannee- zen hebben betoond, is een aanwijzing, dat zij zich zooveel mogelijk uit het Oosten willen terugtrekken om him krachten te kunnen concentreeren op het gevaar, dat hun vanuit het Westen bedreigt. VREDESDRIEHOEK. ZOO schijnt dus 1940 wel degelijk een keerpunt te zullen worden, doch geen keerpunt ten goede, waardoor de terug keer van den vrede wordt bereikt. Het ziet er naar uit, alsof 1940 ons com- Tegen alle wlntersche kwalen Twee stuks 10 et. - Twaalf stuks 50 ct. 894 plicaties zal brengen en een uitbreiding van den oorlog, welken 1939 ons heeft ge bracht. Het eenige lichtpunt is de vredesarbeid, welke ondernomen wordt door den Paus, door Mussolini en door Roosevelt. Het is wel een zeer bijzonder driemanschap, een vredesdriehoek, waarvan Mussolini de ba sis is, welke naast zich heeft vereenigd de grootste moreele macht ter wereld en de grootste materieele macht ter wereld. Ge steund en geflankeerd door deze twee is Mussolini de man, die invloed heeft bij beide partijen, en waarschijnlijk zal hij ook wel de man blijken te zijn, die de meeste vruchten plukt van deze combinatie. Deze positie van Mussolini plaatst hem boven de strijdende partijen en dat is de beste waar borg, dat althans Italië zich niet zal laten meesleepen in den oorlog. Mussolini speelt een Leer gecompliceerd staatsmansspel. Zal hij het kunnen blijven beheerschen? Het spel van Stalin scheen ook goed in elkaar te zitten. Wij beginnen er thans aan te twijfelen. SCHAATSENRIJDEN VAN AALSMEER NAAR LEIDEN. Een veilige tocht binnen door van ongeveer 35 K.M. Uit Aalsmeer wordt aan het „Handels blad" bericht: Herhaaldelijk bereikten ons berichten, dat schepen de vaart openhouden op het Braassemermeer, in de Ringvaart en in de Zijl, de verbinding tusschen Leiden en de Kaag. Voortdurend, ook nu nog, onderne men nieuwe slepen den tocht door het ijs. Bovendien zijn in de afgeloopen dagen in de buurt van Aalsmeer en de Kaag perso nen door het ijs gezakt, op plaatsen waar schepen waren doorgevaren. Aangezien de kansen, om een tocht per schaats van Aalsmeer naar Leiden te ma ken, om bovengemelde redenen zeer ver schillend worden beoordeeld, bonden wij gistermiddag op de Groote Westpias de schaatsen onder, om te probeeren de uni versiteitsstad op de smalle ijzers te berei ken. Na het terrein terdege te hebben ver kend, zijn wij er in geslaagd, den veiligen weg binnendoor af te leggen, met vermij ding van Ringvaart en Zijl. Het ijs op onze route bleek overal betrouwbaar en spie gelglad, zoodat deze tocht warm is aan te bevelen voor het komende week-end. Als uitgangspunt kozen wij den langen steiger in de Groote Westpias, even voorbij de Ophelialaan. Vandaar konden wij recht streeks naar het theehuis de Plas rijden en vervolgens de groote Westpias oversteken naar Leimuiden. Wil men op den Uiterweg in Aalsmeer opbinden, om via de Kleine Westpias de groote Westpias te bereiken, dan is dit mogelijk, mits de route uitslui tend door het zwembad de Blauwe Beugel gaat. Wegens trekgaten zijn de doorgangen tusschen Kleine en Groote Westpias n.l. gevaarlijk. Het ijs op beide meren is in schitterende conditie en overal volkomen betrouwbaar. Om Leimuiden te bereiken is het zaak, steeds rechts te houden, zoodra het theehuis is gepasseerd. Toen de huizen van Leimui den in zicht kwamen, staken wij schuin links de Westpias over, in de richting van de vlaggen van de ijsbaan van Leimuiden. Daar volgden wij een slootje tot aan de kom van het dorp en bonden, daar aange komen de schaatsen af. Na een eindje te hebben geloopen, startten wij van de Tol- brug in de Drecht. Het ijs in dit vaarwater is uitstekend. Aan het einde van de Drecht sloegen wij voor bordjes met het opschrift „gevaarlijk", die den toegang naar de We tering versperden, links af. Wij kwamen in een slootje, dat wij tot het eind afreden. Hier stond iemand op wacht, die den schaatsenrijders aanwijzingen geeft, hoe zij zonder gevaar de Wetering kunnen over komen en van daar de kleine ringvaart be reiken. Via deze kleine Ringvaart is n.l. het Braassemermeer te bereiken. Het is di rect te herkennen aan vlaggen op tentjes en veel beweeg van schaatsenrijders. Slechts een smalle dijk scheidt de kleine ringvaart van het Braassemermeer, welke dijk wij gemakkelijk met schaats en al konden over steken. Op het Braassemermeer viel ons direct een breede open vaargeul op, die de spie gelgladde ijsvlakte in twee deelen splitst. Honderden watervogels zwommen er. Waar de vaargeul den rechteroever bereikt, stap ten wij, zonder de schaatsen af te binden, een eindje het land over. Dit punt is te herkennen aan een baken. Wij vervolgden schaatsende onze route in de richting van een tweede baken. Onderweg passeerden wij aan onze rechterhand Roelofarends- veen. Via Paddegat, de Wijde Aa en de Does kwamen wij in Leiderdorp. Wij reden de Does af tot waar deze vaart in den Rijn uitmondt en staken den Rijn met een bootje over. Vervolgens liepen wij 500 M. en bon den weer op de Meerburger wetering op. Na korten tijd kwam Zoeterwoude in zicht. Voor de brug sloegen wij rechts af en kwa men «poedig in Leiden. NEDERLAND KAN WEER SCHAATSEN RIJDEN. Tal van Friesche IJsclubs, welker banen hoofdzakelijk op onderge- loopen land zijn aangelegd, hebben reeds wedstrijden uitgeschreven. En. mocht de vorst aanhouden, dan mag worden verwacht, dat de Elf stedentocht langs de oude route zal worden vastgesteld. Het schaatsenrijden is een sport, die uit de grijze oudheid dateert en die in het Ne- landsche waterland wel als de meest natio nale sport beschouwd kan worden. De oorsprong van het schaatsenrijden heeft men niet na kunnen gaan. Toch is men er wel haast zeker van dat omstreeks het jaar 1000 reeds deze sport beoefend werd, zij het dan op eenigszins andere schaatsen dan die van tegenwoordig. De aanwijzin gen hiervcor vond men in de Engelsche en Noorsche literatuur. In Skandinavië reed men schaatsen op scherp gesneden takken. Later reed men vrijwel overal op beenderen. Ook lezen we van het schaatsenrijden in Friesland op beenderen van koeien en schapen. Voorts weten we dat omstreeks de 14de eeuw het rijden op ossenribben in Nederland een bekende zaak was. Men reed daarmede over de bevroren sneeuw en over het be vroren water. Bij deze beenderenschaatsen behoorden ook een paar stokken, die men tijdens het rijden in de hand hield, om het evenwicht te bewaren. Toch kende men in dien tijd ook al de ijzeren schaats. Het gebruik van deze schaats stamt uit de 11de eeuw n. Chr. en hier verrichtte Nederland, met name Fries land, pionierswerk. Het is wel haast van zelfsprekend, dat met de ontwikkeling en verfijning van het materiaal ook de betee- kenis der sport steeg. Reeds in XVTde eeuw vonden geregeld hardrijderijen op de schaats plaats. De sport kwam nu meer en meer tot ontwikkeling en zoo kon het gebeuren, dat er nu nog in ons land som mige ijsclubs zijn, die reeds in de tweede helft der zeventiende eeuw ontstonden. Er bestaan vele oude overleveringen, die ons vertellen van sommige schaatsen rijders in die tijden, die wel bijzonder uit blonken. We kunnen niet meer nagaan wat daar al of niet van waar is, maar het is wel eens aardig om ze te vernemen. Zoo leefde o.a. in het midden der 18e eeuw de beroemde rijder Piet Koopman, de burgemeester van Bolsward. Deze reed in den winter van 1763'64 op één dag van Den Haag naar Leeuwarden om een brief over te brengen van den stadhouder Willem IV aan diens moeder Maria Louisa. Dit was een afstand van 39 a 40 uren gaans; de tocht ging over de Zuiderzee, die toen van Enkhuizen naar Stavoren berijd baar was. Des avonds om half vijf reed de burgemeester Leeuwarden binnen en kraste met de schaats de voorletters van zijn naam heel fraai in het ijs. Volgens een bericht in de Provinciale Friesche Courant van 16 Januari 1848 zou hij niet alleen de baan van Leeuwarden naar Den Haag, doch ook de terugtocht hebben afgelegd. Hij moest de voordracht over het benoemen van burgemeesters voor de provincie Friesland naar Den Haag overbrengen en vertrok 31 Dec. 's morgens Langedlfk leidt na den eersten dag Na den eersten dag der wedstrijden om het kampioenschap van Nederland in het hardrijden op de schaats, heeft Jan Lange- dijk in de rangschikking de leiding geno men met 104.38 punten voor den Amster dammer Roos en den titelhouder Dolf van der Scheer, terwijl Roel Koops op de vier de plaats staat. Aangezien op den tweeden dag de 1500 en de 10.000 meter worden gereden, is de kans groot, omdat Langen- dijk juist op de langere afstanden zijn ca paciteiten kan toonen, dat de beste Neder- landsche rijder van alle tijden thans ook beslag zal leggen op den titel van Neder- landsch kampioen. Op de 500 meter maakte Roos, die twee weken geleden te Appingedam het provin ciaal kampioenschap van Groningen be haalde, den snelsten tijd, n.l. 47.8 sec., een goede prestatie, indien men bedenkt, dat de beste tijd, ooit door een Nederlandschen rijder op een baan in Nederland bereikt, 46.6 sec. bedraagt, door Teun Hooftman in 1933 te R'dam gemaakt. De Groningsche ijsbaan was in prima conditie en ook daaraan had men 't te danken, dat de tij den, in aanmerking genomen de weinige wedstrijden, welke tot nu toe konden wor den gereden, naar verhouding lang niet slecht waren. De temperatuur lag enkele graden onder het vriespunt en de omstan digheden waren voor alle 23 rijders, die in geschreven hadden en ook gekomen waren, dezelfde. Roos, die tegen van der Scheer op den korten afstand reed, liep onmiddellijk uit. Even kreeg men den indruk, dat de kam pioen zou inloopen, doch Roos handhaafde het tempo en wist zijn voorsprong nog te vergrooten. Van der Scheer bracht het tot 48.3 sec. Langedijk bofte niet, want zijn tegen stander, Ekelschot, kwam te vallen, zoodat de favoriet prarisch alleen over de baan zes uur van Leeuwarden, nam zijn weg over Stavoren, de Zuiderzee tot Enkhuizen en zoo binnen door naar Noord-Holland. Nadat hij zijn boodschap gedaan had in Den Haag, keerde hij dadelijk terug en nam denzelfden weg, zij hef dat hij ditmaal Tackezijl binnenreed. Door de invallende duisternis raakte hij van den weg af, het geen hem een oponthoud van ruim een uur veroorzaakte; niettegenstaande dit tijdver lies, kwam hij toch den avond van den zelfden dag om 9 uur in Leeuwarden te rug en had hij den weg naar Den Haag en terug afgelegd in 15 uur. Hij was nog zoo fit, dat hij besloot dienzelfden avond naar zijn woonplaats Bolsward terug te rij den, maar hij werd door de dringende voorstellen van zijn vrienden van dit plan afgebracht. Van dienzelfden heer Koopman wordt verteld, dat hij naast een slee rijdende, waarvan hij het paard in vollen draf men de, verschillende malen, over paard en slee, al rijdende heen sprong, zoodat hU nu rechts en dan links naast de slede reed. Groningen had zijn pottebakker buiten de Aa-poort. Deze, eens van buiten langs een anderen weg naar huis rijdende, vond onverwacht de baan gestremd door een turfpraam, die wars in het vaarwater be vroren lag. Het verhaal luidt, dat hij mis schien zijn vaart niet kunnende stuiten, of te eerzuchtig om er achter heen te glijden, het waagde er met een fiksche sprong overheen te springen, doch na het neer komen voelde hij eenig letsel, hetwelk hem met moeite zijn weg deed vervolgen en thuisgekomen noodzakte te bed te gaan lig gen, met dat gevolg, dat hij binnen wei nige dagen overleed. Volgens overlevering bevond hij zich eens te Groningen en werd belast om een Grietman, die zich daar bevond en wiens tegenwoordigheid op den landsdag te Leeuwarden vereischt werd, in een slede naar deze plaats te vervoeren. Hij vertrok van Groningen 's morgens om half negen en beloofde den Grietman voor tien uur te Leeuwarden te zullen brengen. Daar de tijd hem zoo zuinig was toebedeeld, was het hem zoo onaange naam op zijn weg een half in het ijs ge- VToren schuit te ontmoeten; om nu geen opgenblik te verliezen nam hij een koen besluit. Toen hij bij de schuit kwam pakte hij de slede, met zijn Weledelachtbare er in, op, en sprong met zijn last, zonder zich te bedenken, over deze hindernis heen; het is te betwijfelen of de heer Grietman veel genoegen zal gehad hebben van dit kunststuk, waarbij hij tegen wil en dank een voorname rol speelde. Intusschen bracht de pottebakker hem gezond en wel vóór het bepaalde tijdstip te Leeuwarden. In Friesland gaat het verhaal van een zekeren Fokke, die het nooit tegen iemand in het hardrijden Verloren had. Fokke reed eens geheel alleen bij avond in den mane schijn, en, de schaduw van zijn eigen lichaam ziende, meende hij, dat iemand hem op zijde kwam, die hem voorbij wilde rijden. Hij deed daarom zijn uierste best» maar de gewaande partij bleef bij hem, Eindelijk bereikte hij een brug en nu miste hij zijn mederijder de schaduw volgde hem natuurlijk niet onder de brug. Fokke, die nog nooit met een dergelijke partij had gereden, dacht dat het niemand anders dan de duivel geweest kon zijn, die hem gezelschap had gehouden en die nu over de brug was gesprongen. Boos riep hij uit: „dat hoste wuwn, duvel!" Zoo bestaan er nog vele overleveringen, die bewijzen, dat er ook vroeger, evenals tegenwoordig, sterren op de schaats waren! W. B. ging, hetgeen over 500 meter wel degelijk van invloed kan zijn. De tijd van Langedijk bedroeg 48.6 sec. Uit zijn rijden bleek wel, dat zijn vorm se dert de Zuid-Hollandsche kampioenschap pen te 's Gravendeel (3 Januari) vooruit gaat. Op de 5000 meter had de Zuid-Larenaar Roel Koops gerulmen tijd de leiding, met een tijd van 9 min. 23 sec. Van der Scheer viel terug met een tijd van 9 min. 34.2 sec. Tegen het eind van den dag slaagde Lan gedijk er in hij reed tegen Kremer de 5000 meter af te leggen in 9 min. 17.8 sec., een fraaie prestatie, waarmede hij onbetwist de eerste plaats op dezen afstand bezette. Buyen bleef ook nog binnen den tijd van Koops, terwijl Zwanenburg on middellijk na den Zuid-Larenaar volgde. Men dient echter niet te vergeten, dat Zwanenburg op de 5000 meter alleen reed en al weten wij, dat deze kampioenschap pen uitsluitend tegen het horloge worden verreden, een goede tegenstander betee- kent toch een een sterke stimulans voor eigen verrichtingen. Overigens vielen op dezen afstand het soepele rijden van Langedijk en het uit muntend bochtenwerk van Koops op. De uitslagen luiden: 500 meter: 1. Roos (Amsterdam) 47.8 sec.; 2. Van der Scheer (Rotterdam) 48.3 sec.; 3. Langedijk (Rotterdam) 48.6 sec.; 4. en 5. Koops (Zuid-Laren) en Baisse (Amsterdam) 49.6 sec.; 6. Buyen (Amster dam) 49.9 sec.; 7. de Jager (Wolphaart- dijk) 50 sec.; 8. Havekotte (Rotterdam) 50.7 sec. 5000 meter: 1. Langedijk 9 min. 17.8 sec.; 2. Buyen 9 min. 22.2 scc.; 3 .Koops 9 min. 23 sec.; 4. Zwanenburg 9 min. 24.8 sec.: 5. Roos 9 min. 30.1 sec.; 6. Havekotte (Rot terdam) 9 min. 33 sec.; 7. van der Scheer 9 min. 34.2 sec.; 8. Schouten (Warnsveld) 9 min. 45.4 sec. Rangschikking na twee afstanden: 1. Langedijk 104.38 punten; 2. Roos 104.84 punten; 3. Van der Scheer 105.72 punten; 4. Koops 105. 89 punten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1940 | | pagina 13