H. M. de Koningin
spreekt tot haar volk
DE JONGSTE
STAATSLEENING
WOENSDAG 20 DECEMBER 1939 31ste Jaargang No. 9521
S)e £cidóehe(Boii/fca/itt
Bureaux Papengrracht 32. Adv. en Abonn.-tarieven zie pa* 2.
Telefoon: Redactie 20015, Administratie 20935. DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN Giro 103003. Postbus 11.
Uit het foto-album van het Prinselijk Paar
U hebt misschien óók bij het wiegje gezeten
Vol liefde en stil naar Uw kindje gestaard.
Toen hebt gij voor altijd dit beeld van Uw liefde
Heel diep in Uw ouderlijk harte bewaard.
Dit beeld in de album zal altijd doen denken
Aan wat zij eens waren, al worden zij groot;
Een Prins, een Prinses, neen, een Vader en Moeder
Een kindj' in de wieg en een kindje op schoot.
TROUBADOUR.
„Dat het naderend Kerstfeest
onze kracht moge vernieuwen"
H. M. de Koningin heeft hedenmiddag om 1 uur door de radio de volgende
Adventrede voor Haar volk gehouden:
,,Zoo vaak als wij spreken of denken over de Kerstboodschap, worden wij
iederen keer opnieuw als het ware boven onszelf en boven ons dagelijksch leven
uitgeheven; worden wij uit onzen menschelijken schemer overgezet in het licht, dat
ons uit Bethlehem toestraalt. Als dit in gewone tijden waar is, hoeveel temeer
thans, nu wij als volk, en ook ieder persoonlijk, zwaar beproefd worden. Sedert
menschenheugenis is er nimmer onbeschrijfelijker tegenstelling geweest tusschen de
heerlijkheid van Gods belofte en onze ontredderde en verscheurde wereld. Naar
mate de nood stijgt en het duister zich voor ons geestesoog verdicht, des te sterker
straalt het licht en de liefde van Christus dwars door dat donker heen ons tegemoet.
Het is daarom, dat ik vol ontroering en innerlijke blijdschap, tot U allen het
woord richt in dezen Adventstijd.
In de eerste plaats richt ik dit woord tot onze geheele weermacht, in alle dee*
len des Rijks; tot allen, die aan onze grenzen en onze kusten de wacht houden; tot
de bemanningen van onze oorlogsschepen, die onze wateren bewaken, zoowel hier
als in Oost- en West-Indië; tot allen, die voor het vaderland ook gedurende de
komende feestdagen aan hun huiselijken haard onttrokken zijn; tot de gezinnen,
die man en vader ditmaal in hun midden zullen moeten missen. Ook denk ik hier
aan de nagelaten betrekkingen van hen, die vielen in de uitoefening van hun plicht,
en aan hen, wien blijvend letsel in 's lands dienst werd toegebracht; aan onze wak
kere zeevaarders en visschers, die reeds zoo menig offer hebben moeten brengen;
aan de tallooze anderen, wien eene bijzondere beproeving door de tijdsomstandig
heden is opgelegd.
Al zijn voor U allen de uiterlijke omstandigheden, waaronder U het Kerst-
leest herdenkt, ditmaal anders, voor sommigen smartelijk, het behoeft daarom niet
minder U de vervulling te brengen van het diepste en het beste, dat in U leeft.
Wij spreken gaarne van de kracht van het licht. In dit verband herinner ik
mij een onvergetelijk schoonen zomermorgen. Ik was vroeg naar buiten gegaan
om indrukken met mijn penseel vast te leggen van hooilandschap en boomen. De
lucht was, jammer genoeg, bedekt en ik vreesde, dat het tevergeefs wachten zou
worden op de zon. Maar daar plotseling van achter de boomen kwam een zonne
straal, die het gemaaide gras en de oppers in goud-rooden gloed zette, en binnen
enkele oogenblikken baadde het geheele landschap in overweldigende zonnepracht.
Het was in den waren zin des woords eene beleving om dit alles in zich op te
mogen nemen.
Wat het licht van de zon in de natuur vermag, is slechts zwak naast de
kracht, welke wij ontvangen, indien wij ons leven openstellen voor God en die
kracht willen gebruiken. Onze tijd heeft zeer veel behoefte aan de kracht uit die
tlon, waar iedereen uit kan putten, aan stoere werkers, aan koele, nuchtere hoof
den, aan warme harten.
Het is dan ook met bijzondere vreugde en voldoening, dat ik getuige ben van
zooveel spontane toewijding en bereidwilligheid om alom in den lande te helpen,
aan de moeilijkheden tegemoet te komen en het leed te verzachten, in nationalen
zin.
Ik besluit met den wensch, dat het Kerstfeest onze kracht moge vernieuwen
om eensgezind en met taaie volharding de huidige nationale beproeving ten einde
toe te dragen. Daarbij spreek ik de hoop uit, dat, ondanks de bewogen tijden, die
wij beleven, de verheven rust en kalmte van het komende feest ons deel zij en de
vrede, dien de Kerstnacht uitstraalt, in ons allen en de geheele menschheid indale.
Ik zal veel aan U denken".
V De communistische aap
Van katholieke zijde is meermalen ge
waarschuwd tegen het „Comité van Waak
zaamheid van Nederlandsche intellec-
tueelén".
Dit comité is in zijn openlijke doelstel
ling tegen het fascisme. Nu is een actie
tegen, die niet wordt gedragen en ge
ïnspireerd door een actie voor, ons uiter
aard niet sympathiek. Tegen het socia
lisme b.v. heeft voor ons geen zin, als het
niet een consequentie is van het feit, dat
men is voor doorvoering van andere be
ginselen, met name voor een nieuwe ge
meenschap op Christelijken grondslag.
Doch behalve dat uitgesproken
negatieve karakter van genoemd Comité
stond ons daarin ook en vooral tegen, dat
het, naar onze meening, bedektelyk....
wél een positieve strekking had, n.l. een
communistische strekking.
De feitelijkheid heeft nu de waarheid
dezer laatste meening bewezen.
Wij lezen in de „Avondpost":
„Thans, na den Russischen aanval
op Finland, wilde het bestuur van het
Comité officieel verklaren:
„dat het lidmaatschap van de Com
munistische Partij Nederland onver-
eenigbaar is met het lidmaatschap van
het Comité van Waakzaamheid".
Eindelijk.
Maarin de vergadering waren
de communistische leden zóó sterk
opgekomen, dat het bestuurs-voorstel
geen meerderheid kon krijgen en een
ander, onbeduidend, voorstel aangeno
men werd.
Toen hebben de aanwezige bestuurs
leden ontslag genomen".
De communistische aap is nu uit den
mouw gekomen!
Dat men communistische actie contra
het fascisme niet wenscht, is natuurlijk
alleszins verklaarbaar, óók al omdat die
actie contra.... iederen dag een actie
pro kan worden, n.l. wanneer de macht
hebbers in Moscou van meening zyn, dat
het oogenblikkelijk belang van het com
munisme, dat hun belang, zulks wensche-
lijk maakt!
V Mooie beginselen en het
eigenbelang
De Haagsche briefschrijver van de „Tijd"
heeft voor den Kersttijd een feestprogram
in elkaar gezel, waarop hij de heeren
Wijnkoop en 'Rost van Tonningen een
bloemlezing wil laten houden uit hun
speeches vóór en na de Duitsch-Russische
samenwerking! Ook zou hij voor dien
„bonten avond" als attractie willen uitnoo-
digen den heer Kersten, n.l. en nu laten
wij den briefschrijver verder aan het
woojd, „om een van zijn vroegere rede
voeringen tegen het euvel van cumulatie
van overheidsfuncties qit te sprken, ge
dost in het uniform van Veldprediker. De
heer Kersten zou bij die gelegenheid te
vens nog eens kunnen herhalen, wat hij op
8 December tijdens het defensiedebat ter
aanvulling van de uitrusting dezer bedie
naren van Gods Woord met klem heeft ge
vraagd: dat was n.l. geen bijbel of een an
der atribuut der geestelijke waardigheid,
maar.een revolver! En ten slotte zou
hij naast elkaar kunnen reciteeeren de
jammerklachten zijner partij, telkenjare
met onbezweken moed hertiaald, tegen de
goddeloosheid der sociale verzekeringen,
èn zijn pleidooi van 8 December j.l. ten
bate van een pensioen voor de Veldpredi
kers en van zorg voor him weduwen en
weezen, zoo deze functionarissen in hun
dienst tijdens den oorlog zouden vallen."
Mooie theorieën ende behartiging
van het eigen belang. Dat botst wel 'ns te
gen elkaar, terwijl dan daarbijde be
hartiging van het eigen belang het wint.
Maar laten wij eerlijk zijn: zulke din
gen treft men in alle kringen aan, óók on
der ons!
JDANOF IN ONGENADE?
KOPENHAGEN, 20 December. (A.N.P.)
In Finland gaat het gerucht, zoo bericht
de correspondent van de „National Tiden-
de", dat Jdanof, de rechterhand van Sta
lin, bijgenaamd de Russische kroonprins,
in ongenade zou zijn gevallen, omdat hij
zou hebben aangeraden de veldtocht in
Finland op een ontijdig oogenblik en zon
der voldoende voorbereiding te beginnen.
ZINKENDE
SCHEPEN
Wederom heeft een Duitsch schip den
vrijwilligen dood in de golven verkozen
boven gevangenschap. Het was ditmaal
de „Columbus", een der grootste vracht
schepen van de Norddeutsche Lloyd. Het
succes van de „Bremen" heeft den gezag-
voeder van het schip, dat sinds het uitbre
ken van den oorlog zijn toevlucht had ge
zocht in de haven van Vera Cruz, blijkbaar
verleid om ook een dergelijke thuisreis te
wagen. Onder dekking van de Amerikaan-
sche territoriale wateren, die onlangs we
gen het oorlogsgevaar zijn uitgebreid,
trachtte het zeekasteel zijn weg te vinden
naar het Noorden, om via de Noordelijke
wateren en dan langs de kust van Noor
wegen in de Duitsche wateren te sluipen.
De „Columbus" was echter minder fortuin
lijk dan de „Bremen" en ontmoette ter
hoogte van New York een Britschen oor
logsbodem. Het avontuur was afgeloopen,
de bemanning bracht het schip tot zinken,
nadat zij zich eerst in veiligheid had ge
steld.
Deze houding van de bemanning is be
grijpelijk. Het bemachtigen van zulk een
kostbaar schip zou den Engelschen heel
wat waard zijn geweest, terwijl de opva
renden in Engeland zouden zijn geïnter
neerd.
Minder begrijpelijk is de houding van
den commandant van den Duitschen vest
zakkruiser „Graf Spee", die eveneens zijn
schip tot zinken bracht. Dat de comman
dant geen gevecht riskeerde met een oor
logsschip, dat zóó zwaar gehavend was,
dat het nauwelijks meer zeewaardig ge
noemd kon worden, is geenszins onbegrij
pelijk. Maar hij had een andere keuze dan
vechten of zinken. Hij had eenvoudig in
de haven van Montevideo kunnen blijven
liggen en zich laten interneeren. Geïnter
neerd werd hij met zijn mannen toch;
waarom spaarde hij zijn schip niet? Deze
vraag drong zich direct bij het vernemen
der berichten ook aan ons op, doch wij
hebben deze houding toegeschreven aan
een zekeren zucht om demonstratief op te
treden, een ij del gebaar van heldhaftig
heid.
Thans zou uit een interview met den
commandant voor de Amerikaansche ra
dio gebleken zijn, dat hij tot die daad ge
drongen was. Door wie? Door zijn eigen of
ficieren, van wie men zegt, dat zij liever
hadden willen vechten en sneuvelen? Of
door zijn chefs in Duitschland?
Het is mogelijk, dat men door een soort
manhaftig vertoon den indruk in het bin
nenland heeft willen verdoezelen. Aan
vankelijk werd de zeeslag bij de Rio de la
Plata in Duitschland voorgesteld als een
groote Duitsche overwinning. Een inter-
neering had wellicht nog deprimeerender
gewerkt, dan het tot zinken brengen on
getwijfeld heeft gedaan.
Van Duitsche zijde heeft men het zóó
voorgesteld, als of het tot zinken brengen
van de „Graf Spee" geschied is uit protest
jegens de houding van Uruguay, dat het
internationale recht geschonden zou heb
ben, door het schip geen langer respijt te
geven. Nu is het internationale recht nooit
heel precies afgebakend en is er dus vrij
wel steeds ruimte voor meeningsverschil.
Maar kenmerkend is wel, dat alle Ameri-
Teleurstellend resultaat
Het A.N.P. heeft gisteravond den minis
ter van Financiën gevraagd naar zyn in
drukken omtrent den afloop der Staats-
leening.
De leening heeft niet opgebracht, zei
Z.Exc. wat wenschelijk ware geweest. Er
is ingeschreven voor een kleine 100 mil-
lioen. Met de 60 millioen, die bij de fond
sen geplaatst zyn, vormt dit slechts ruim
de helft van het bedrag dat de Regeering
zich voorgesteld had thans te consolidee-
ren.
Komt dit resultaat geheel onverwacht
vroegen wij.
Met de mogelijkheid ervan is gerekend,
antwoordde de Minister, al gaf natuurlijk
de redelijke kans, die aanwezig geacht
werd voor het tegendeel, den doorslag bij
het uitkomen met zulk een groote emissie.
Het was in zekeren zin een proef, ging
kaansche staten het met Uruguay eens zijn.
Zelfs weet een correspondent van een der
Amerikaansche bladen te melden, dat de
Amerikaansche staten overeengekomen
waren, om de „Graf Spee" desnoods met
geweld te dwingen de haven van Monte
video te verlaten of zich anders te laten
interneeren.
Hoe het zy, de regeering van Uruguay
de Minister voort, en het kon niet an
ders zijn, omdat van een vrijwillige lee
ning in oorlogstijd geen antecedenten
voorhanden waren. Gedurende den jong-
sten wereldoorlog zijn alle staatsleenin-
gen, „semi-gedwongen" geweest; d.w.z. in
de Leeningwet stond dan reeds opgenomen
de bepaling, dat bij niet-slagen een ge
dwongen leening zou volgen tegen een
lager percentage, terwijl tevens voor alle
rubrieken van vermogens reeds aange
wezen werd, voor welk bedrag dan zou
moeten worden ingeschreven. Ieder kende
dus zijn „competente portie". Schreef hy
bij de leening in voor een lager bedrag,
dan waartoe hij bij de eventueele volgen
de gedwongen leening verplicht zou zijn,
dan liep hij een risico. Het risico namelijk
om, bij de mislukking der leening, het res
tant van zijn „portie" te moeten opnemen
tegen onvoordeeliger voorwaarden.
Deze methode van den „stok achter de
deur" heeft in al die gevallen het beoogde
resultaat gehad. De in reserve gehouden
gedwongen leening heeft nooit toepassing
behoeven te vinden.
Intusschen heeft de ervaring uit die
jaren wel geleerd, dat een dergelijke reeks
van semi-gedwongen leeningen minder
gunstig werkt op het Staatscrediet. Het
heeft het protest van de Duitsche regee
ring wegens de beweerde schending van
het internationale recht niet geaccepteerd.
Thans gaat men weer aan 't onderzoeken,
of er geen gaatje te vinden is, om de in
Argentinië geïnterneerde mannen vrij te
laten.
De oorlog werpt heel wat problemen op.
gevolg was, dat toen enkele jaren na den
oorlog in 1922 voor het eerst weer
een zuiver vrijwillige leening werd uitge
schreven, de voor de schatkist zeer one-
reuze bepaling moest worden gemaakt,
dat de leening, naar den toenmaligen
rentestand 6 pet. rente dragende, gedu
rende tien jaren niet zou mogen worden
geconverteerd.
Een en ander was reden, thans de proef
te nemen met een vrijwillige leening in
oorlogstijd. Als attractie werd daaraan
verbonden de bekende belastingbetalings
faciliteit. Ook van de werking hiervan
was geen antecedent. Want wél was een
dergelijke faciliteit ook in een vroegere
leening reeds opgenomen geweest, maar
dit was de zuiver-gedwongen leening van
1919. In dat jaar meende men namelijk,
dat het eenvoudiger was, den indirecten
dwang door een directen te vervangen en
dus den stok niet achter de deur te hou
den, maar er terstond mee te werken.
Uit een en ander ziet gij besloot de
Minister dat ditmaal een proef genomen
werd, waarvan nog geen antecedent voor
handen was en waarvan dus de uitslag
onzeker moest worden geacht. Dat die
uitslag niet meer bevredigend is geweest,
blijft niettemin te betreuren.