It V NEDERLAND-BELGIË TE ROTTERDAM. r}r!e mannen en hun noodlot Bob Glendenning, de trainer van het Ned elftal, verzorgt een van .zijn jongens", die in den wedstrijd tegen de Belgen een Ideine blessure oolieo «r- i Hjtêoom «iff - ii Au 1 Jfci*«a - - - - i Voor den aanvang van den voetbalwedstrijd Nederland - België te Rotterdam Terwijl hun volkslied weerklinkt, staan de Belgische spelers in de houding opgesteld voor de tribune Spanning voor het Nederlandsche doel tijdens den wedstrijd tegen België te Rotterdam. Michel, onze debuteerende keeper, in actie tijdens een ge vaarlijken aanval der gasten 3)e Êcictocfoe (Bou/umt Z K. H. Prins Bernhard woonde den internationalen voetbalwedstrijd Nederland België in het Feyenoord Stadion te Rotterdam bij De hooge bezoeker brengt het saluut bij het spelen der volksliederen In het bootenhuis van „Nereus te Amsterdam werd een nieuw dekzijl voor een der .achten" van de jubi- leerende vereeniging aangeboden Per ambulance-auto werden de ge redden van de Immingham", die bij Callantsoog op een mijn liep, bij hun aankomst te Den Helder ter observatie naar het hospitaal vervoerd De vertegenwoordigers der Nederlandsche regeering op de Volkenbonds vergadering, mr. G. W baron de Vos van Steenwijk (rechts) en prof. mr. dr. J. P. A Frangois bij hun vertrek uit den Haag naar Genève FEUILLETON door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 35) „Waar is je hoed?" informeerde nij eens klaps. „Ergens in Brooklyn. Hoe ben je hier binnengekomen?" „Doodeenvoudig. De lieftallige vrouw des buizes liet mij binnen. Ze hoorde ons gister avond samen weggaan. Maar ze is doodon gerust over je. Ze zei, dat je daarna niet thuis bent gekomen en je ook vandaag niet hebt laten zien. Ik vertelde haar, dat ik in de hoop dat je zou komen opdagen, boven op je zou wachten en ze vond zeker, nog afgezien van ons gezamenlijk weggaan gisteravond, dat ik een eerlijk gezicht had. Maar wat veel belangrijker is wat is er voor nieuws?" „Claudia is veilig en wel thuis," deelde O' Malley mee. Barrett sprong veerkrachtig overeind en drukte O' Malley ernstig de hand. „Mooi werk!" prees hij kort. De jongeman lachte. „Jij wist het immers al drommels goed!" „Ja", knikte Barrett. „Daarom ben ik hier gekomen. Ik hoorde het een half uur geleden. Mijn dank. Be heb steeds het idee gehad dat het je zou lukken." O' Malley verkneukelde zich zichtbaar. „Het is heel vriendelijk van je", ver klaarde hij. „Maar bedank me alsjeblieft niet. Ik heb het even goed voor mezelf als voor jou gedaan." Barrett keek hem vragend aan. „De kwestie is", legde O' Malley uit, „dat ze met me gaat trouwen." Barrette bewoog zich niet. Evenmin ver anderde zijn gelaatsuitdrukking. Maar er veer iets kils door O' Malley. Geen van bei den spraken. „Heeft mijn zuster daarin toegestemd?" verbrak Barrett met effen stem de stilte. „Weldat eigenlijk nog niet", beken de O' Malley zoo rustig als hij kon. Toen, handig den strijd op het vijandelijk gebied overbrengend: „Ze wil er zelfs niet over hooren tot deze raadselachtige zaak opge lost is." Als Barrett een lichten schok kreeg, liet hij er in ieder geval niets van blijken. „Je weet zeker, dat mijn half-zuster geen cent bezit", merkte hij langzaam op. O' Malley verstrakte. Zijn oogen zochten die van Barrett en de onderdrukte woede in de zijne ontmoette de kille flikkering in Barretts blik. Zoo bleven ze elkaar en kele seconden aanstaren. Een gewaarwor ding van verrassing en voldoening kwam in Barrett op, hoewel hij het niet bepaald toonde. Hij had weinig mannen ontmoet, jonge mannen, die hun oogen niet neersloe gen als hij dat verlangde. „Heb ik je eenige reden gegeven om te veronderstellen dat ik een fortuin jager ben?" vroeg O' Malley ten laatste koel. Barrett gaf niet direct antwoord. Toen het kwam was het karakteristiek voor hem. „Als je me eens vertelde waar je haar hebt gevonden", stelde hij voor. O' Malley schudde het hoofd. „Ik wil dat andere eerst uitpraten als je er niets op tegen hebt." „Uitstekend", was het rustige antwoord. „Ik wil inderdaad wel zeggen dat je mij geenerlei aanleiding tot een dergelijk ver moeden hebt gegeven." „Waarom danbegon O' Malley stijf jes, en zweeg toen. Achter Barretts be daardheid was een duidelijk waarneem bare twinkeling van pleizier. „Kijk eens", ging O' Malley, eenigszins verlegen voort, „ik heb nog nooit om een meisje gegeven en ik houd ontzettend veel van je zuster. Heb je bezwaren teger mij?" „Kun je haar onderhouden?" „Ja, mijn inkomen is voldoende. Maar ik ga een baan zoeken en dan zullen v/e ruim schoots genoeg hebben." „Dan is het goed", antwoordde Barrett kalm, „vecht het dan maar verder onder elkaar uit. Jullie kent elkaar nog maar een week. Maar als zü tevreden is is het mij best. Claudia is een nuchter, verstan dig jong meisje. Veel geluk". Een golf van gelukzaligheid sloeg over O Malley heen en zijn gezicht werd don kerrood. „Dank je", stamelde hij, „ik vind het ko lossaal van je." Barrett knikte en glimlachte flauw. „En hoe zit het nu met die redding?" wil de hij weten. De onderdrukte pret in Barretts stem ne- geerend, gaf de jongeman een kort relaas van zijn wederwaaridgheden gedurende de laatste vier en twintig uur; alleen ver telde h(j niet, dat hij Julian naar Mc Girk had zien gaan en evenmin repte hij van zijn gesprek met den jongen. „Mooi werk", herhaalde Barett, toen O' Malley uitgesproken was. „Ik feliciteer je. Wat ik zeggen wil, denk je dat „Bleek neus" en Mc Girk er ernstig aan toe wa ren?" „Ik denk dat ze nu zoo langzamerhand wel weer overeind gekomen zullen zijn." •„Zoo! En dan nog wat. Waarom vroeg je me gisteravond of ik Julian een toelage gaf?" O' Malley aarzelfde. „Daarover", zei hij, „had ik vanavond met hem zelf een onderhoud. Hy heeft je iets te vertellen. Het heeft niets met mij te maken." Barrett knikte, flauw glimlachend. „Goed. Ik was al benieuwd." „Waarnaar?" vroeg O' Malley. „Naar zijn gesprek met Mc Girk van morgen", was het onbewogen Antwoord. „Deksels, hoe wist je...." „Dat komt er minder op aan", onder brak Barrett hem bruusk. „Ik ben om twee redenen hierheen gekomen. De eene was om bijzonderheden over Claudia's be vrijding te hooren, de andere was om je te vragen, nu je je zooveel met deze zaak hebt bezig gehouden er tot het einde mee door te gaan. Ik zal hulp noodig hebben", voegde hij er aan toe, terwijl er opeens een innemende klank in zijn stem kwam. „En ik zou niet weten wiens hulp ik liever had." „Dat wril ik dolgraag", antwoordde O' Malley met warmte. „Wil je zeggen, dat je het raadsel opgelost hebt dat je er achter bent wie dien brief met de groene inktvlek geschreven heeft?" Barrett schudde het hoofd. „Ik kan je nog niets vertellen", deelde hij mee, „maar terwijl jij druk bezig was om Claudia te bevrijden, heb ik ook niet stil gezeten. We zullen morgenavond iets definitiefs gewaar kunnen worden. Als je met me mee wilt gaan, wacht dan om klok slag negen uur op den hoek van Twelfth street en Broadway op me." „Ik zal er zijn", antwoor'" 'e O' Malley vol vuur. „Ik ben blij, dat er schot in komt Om je de waarheid te zggen, ik heb me verbonden den brief of beter gezegd het afschrift binnen tien dagen aan de po litie te geven. En die termijn is zoowat voorbij." „Ja", klonk het opgewekt, „dat heb ik gehoord." „Goede hemel", viel O' Malley uit ,.hoe weet je dat nu weer!" „Dat doet er niet toe", weerde hy met een spottend lachje af. „Laat eens zien", vervolgde hij daarop, „dat huis is in Arthur street, nietwaar?" „Ja", knikte de verbaasde O' Malley en noemde toen den naam van het dichtstbij zijnde ondergrondsctation. Barrett nam en notitieboekje uit zijn zak en schreef het op. „Mooi! En nu deed je beter met naar bed te gaan; slaap zal je goed doen. Ik ver dwijn!" En meteen liep hy naar deur. „Wacht eens even! Nu is het mijn beurt!" riep O' Malley. „Waarom hebben die schooiers Claudia ontvoerd, weet jij dat?" „Zeker. Zie je, O' Malley, ze wilden vat op mij hebben om mij op de ergste manier te treffen, juist nu. En ze probeeren haar als onderpand en lokaas beide te gebrui ken. Maar ze zullen er voor bloeden, dat verzeker ik jel" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5