NIEUWE OORLOGSRAMP VOOR DE NEDERLANDSCHE REEDERIJ fZ)c „Sinten ffioliacvt" met 400 ap,vatenden op, een mifn geCeepen bij, de Cngeló che kuót Vermoedelijk ongeveer honderd personen omgekomen J-l/MWAli i\3 WUVLIMBLK 1939 OE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 5 ONDER DE GEREDDEN BEVINDEN ZICH HONDERD VIJFTIG GEWONDEN HET SCHIP GEZONKEN. Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken heeft Zaterdagavond van Hr. Ms. gezant te Londen telefonisch bericht ontvangen, dat het ss. Simon Bolivar van de Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaatschappij nabij de Engelsche kust op een mijn is geloopen. Er waren toen 100 gewonden, van wie vijftig ernstigste Harwich aan land gebracht. Onze gezant heeft het Great Eastern Hotel aldaar voor hen gereserveerd. 283 OVERLEVENDEN AAN WAL GEBRACHT. Het aantal aan land gebrachte overlevenden van de ramp van de „Simon Bolivar" blijkt 283 te zijn. 32 dezer zijn naar ziekenhuizen overgebracht, terwijl 230 volwasse nen, 15 jonge kinderen en een zestal zuigelingen in Londen zijn aangekomen. Er bevonden zich aan boord van het schip 400 opvarenden, waarvan 260 passagiers. Hiervan waren ongeveer 90 van Engel sche en circa 50 van andere buitenland sche nationaliteit, vooral uit Duitschland en andere Centraal-Europeesche landen. Er bevonden zich veel vrouwen en kinde ren aan boord. Onder de Nederlandsche opvarenden waren verscheidene emplo- yé's van de Bataafsche Petroleum Mij. en eenige religieuzen. DE HULPVERLEENING TE HARWICH.. Op de kade van Harwich wachtten am bulance-auto's, dokters en verplegend per soneel op de aankomst der overlevenden. De ernstig gewonden werden ijlings naar ziekenhuizen overgebracht,- terwijl ande ren reeds op de kade de eerste hulp kre gen alvorens zij voor verdere behandeling naar de stad werden vervoerd. Onder de gewonden, die naar het zie kenhuis werden vervoerd, bevond zich een baby van elf maanden. Naar verluidt, zouden onder de 260 overlevenden ver scheidene leden van de bemanning zijn. De Simon Balivar is vermoedelijk gezon ken zonder dat iets van de lading gebor gen kon worden. Aan boord bevond zich o.a. de kunstcol lectie van den vroegeren Duitschen me taalfabrikant Goeritz, wiens groote verza meling kunstvoorwerpen en kunstnij ver heidsproducten uit de Wiener Werkstatten voor zijn vertrek naar Chili gedurende veertien dagen in het begin van deze maand tentoongesteld was in het Stede lijk Museum te Amsterdam. Van de ongeveer 100 gewonden blijken zeventien overlevenden, die uit zee zijn opgepikt, slechts te lijden aan shock. On der de geredden is de eerste officier van het schip. De Britsche admiraliteit verklaart, dat de Sim on Bolivar op een mijn moet zijn geloopen, welke in strijd met het interna tionale recht zonder eenige waarschuwing omtrent het leggen van mijnen, in het Kanaal is gelegd op de route, die door de Britsche en neutrale koopvaardijschepen wordt gevolgd. De Simon Bolivar is een passagiersschip toebehoorende aan de K.N.S.M. en in 1927 door de Rotterdamsche Droogdok-Mij. ge bouwd. Dit stoomschroefschip meet 8309 bruto en 5027 netto ton. (Volgens Lloyds 7906 bruto en 4760 netto reg. ton). De Simon Bolivar, welke naar reeds ge meld, Vrijdagavond uit Amsterdam was vertrokken, was op weg naar West-Indië, met een lading stukgoederen aan boord. AANKOMST DER GEREDDEN TE LONDEN. In Liverpoolstreet station te Londen zijn Zaterdagavond vele geredden van de Si mon Bolivar aangekomen. Bij het station stonden ambulances en auto's te wachten. Eenige geredden, die gewond waren, wa ren in dekens gewikkeld. Onder de aan- gekomenen bevonden zich vele vreemde lingen. Politiebeambten en ambulanceper soneel hielpen de menschen in de auto's en de ziekenwagens. Op het station wa ren ook dokters en verpleegsters aanwe zig. Een sterke politiemacht belette, dat onbevoegden op de perrons kwamen; alle toegangen werden bewaakt. Sommige schipbreukelingen hadden bezittingen, die zij inderhaast hadden verzameld, b() zich. Men zag vrouwen met verwarde haren, van wie enkele warm ingepakte kinderen droegen, hofmeesters in gehavende uni formen. RELAAS VAN GEREDDEN. Een der schipbreukelingen verklaarde: „Na de ontploffing sprongen velen van ons in het water. Wij hadden zelfs geen tijd om onze kleeren en onze bezittingen bijeen te rapen. Het was verschrikkelijk". Een hofmeester zeide: „De Simon Boli var bevind zich voor de Oostkust, toen zich zonder eenig voorteeken een vreese- lijke ontploffing deed hooren. Ieder be greep direct, dat de toestand ernstig was, doch er ontstond geen groote paniek. De menschen haastten zich naar de redding- booten; sommigen verzamelden in allerijl nog wat van hetgeen hun toebehoorde. De sloepen aan stuurboordzijde werden ge streken. Men trachtte ook de booten aan bak boord te laten zakken, doch het schip hel de over, hetgeen moeilijkheden veroor zaakte. Eenigen tijd na de eerste ontplof fing deed zich een tweede, even heftige, voor. Ik vermoed, dat de eerste ontploffing werd veroorzaakt door een mijn en de tweede door een andere mijn, die op de een of andere manier aan de eerste was bevestigd. Even na de laatste ontploffing kapseisde het schip. Ik weet nauwelijks nog hoe ik ontkomen ben; het is een ge luk, dat ik nog leef". Een andere hofmeester van de Simon Bolivar vertelde: „Wij waren Vrijdag avond te tien uur uit Amsterdam vertrok ken. Zaterdagmorgen bevonden wij ons voor de Engelsche oostkust, toen de ont ploffing werd gehoord. Iedereen ijlde naar de reddingsbooten. Het was, alsof het schip uit het water werd getild. Alle olie leidingen barstten. Eenige sloepen konden niet behoorlijk gestreken worden, terwijl andere bij de tweede ontploffing, die bin nen een kwartier na de eerste plaats greep, werden beschadigd. Ik zag een tachtigtal menschen in zee. Het water was met olie bedekt. De draadlooze installatie was bij de ontploffing vernield. Op het oogenblik van het ongeluk lagen wij bijna stik Wij voeren in ondiep water. Ook toen het schip gezonken was, stak het bovengedeel te boven de oppervlakte der zee uit". De aankomst der schipbreukelingen in het hotel, waar zjj werden opgenomen, bood een vreemden aanblik. Handen en gezicht van de meesten hunner waren zwart van olie, sommigen kwamen in zon derlinge kleedij. Zoo werden zij binnen gelaten in de onberispelijke eetzaal met haar gedekte tafels, waar zij van voedsel werden voorzien. Een der passagiers, een zékere Arm strong, die naar Britsch-Guyana terugkeer de, zeide: „Ik bevond mij op het bovenste dek, toen de ontploffing zich voordeed. Ik werd tegen den grond geslagen. In mijn nabijheid lagen twee menschen, beiden dood. Ik had geen kans om in een der sloepen aan stuurboord te komen, want die waren weldra bezet en bij het strijken der booten aan bakboord ondervond men moeilijkheden. Ik liet mij langs een touw in zee zakken en zwom naar een stuk drijfhout, waar zich reeds twee mannen aan vasthielden. Een hunner had een die pe armwonde, de andere een gebroken neusbeen. Zeer kort de na tweede ontplof fing zonk de Simon Bolivar. Het schip zakte in horizontale ligging en toen ik het voor het laatst zag, stak het bovengedeelte der schoorsteenen nog boven water uit. Niet lang na het ongeluk kwamen eenige treilers in de nabijheid. Een dezer trei- lers nam mij en mijn beide metgezellen aan boord". Lof voor de redders. Mevrouw Sandiford, de vrouw van een bankier uit Trinidad, heeft bij haar aan komst te Londen een relaas gegeven van de omstandigheden, waarin de ramp met de „Simon Bolivar" zich beeft afgespeeld. Zij bracht hulde aan de bemanningen van de vaartuigen, welke a?n de redding der opvarenden van het Nederlandsche schip hebben deelgenomen. De tooneelen aan DE ZUSTERS VAN VOORSCHOTEN GERED EN ONGEDEERD. In ons nummer van Zaterdag be richtten wij, dat met de „Simon Bo livar" naar de Missie van Curagau, waren vertrokken, allen met be stemming voor Aruba, volgende eerwaarde Zusters van de Congrega tie van de H. Catharina van Senen (Dominicanessen van Voorschoten): Zr. Emilia YVillemse, Zr. Aletta Lis- sonne, Zr. Waltruda Jeurissen en Zr. Columbana Preising. Naar wij gisteren reeds bij informa tie vernamen, zijn alle vier ecrw. Zus- sters gered en zonder letsel. De oudste der vier Zusters, Zr. Eimilia, vertelde aan een verslaggever: „Wij waren met ons vieren op we>g naar West-Indië. De eerste ontploffing, die het schip trof, weerklonk om half twaalf. Zij was zoo hevig, dat de geheele brug werd versplinterd. De kapitein werd tegen het plafond geslagen en was onmiddellijk dood. Na deze ontploffing was ook de ra dio-installatie direct in het ongereede ge raakt. Er konden dus geen 9einen worden gegeven. Onmiddellijk nadat bevel was gegeven om de redidingsgordels om te doen, zoo vertelde Zuster Emiila verder, waren de jongste drie naar beneden gegaan en kwa men terug met vier gordels. Wij deden de zwemvesten om en wachtten onze beurt af om in de booten te kunnen plaats ne men. Inmiddels g fde het water over het dek. De reddiogpbooten waren heel snel uitgerust en hingen spoedig in de davits; kort daarna werden zij gestreken. Op het oogenblik van de tweede ont ploffing bevonden wij ons nog aan dek. Wij zagen hoe twee booten volkomen ver splinterd werden en de passagiers er uit werden geslingerd. Het was een vreese- lijk gezicht. De stemming onder de passagiers bleef, gezien de omstandigheden, tamelijk kalm. Er werd niet geduwd of gedrongen. Tot zoover Zuster Emilia. Van de andere passagiers vernam deze verslaggever echter nog hoe voorbeeldig de vier zusters zich hadden gedragen. Zij bewaarden volkomen haar kalmte en ston den den vrouwen en kinderen met raad en daad bij. Zoodra zij in Harwich waren aangekomen, belastten zij zidh met het uit- deelen van droge kleeren aan de vrouwen en kinderen en dachten geen oogenblik aan zichzelf. Zij bleven op haar post om iedereen te helpen. De andere passagiers konden geen woorden genoeg vinden om het gedrag der Zusters te prijzen. boord beschrijvende, zeide zjj: „Ik ging naar mijn hut om iets voor mijn dochter te halen en kort daarop hoorde ik een ver schrikkelijke ontploffing. Ik waggelde door de donkere gangen, die met stoom gevuld waren en vond mijn echtgenoot gewond op het bovendek. Met mijn man en mijn dochter begaf ik mij in dezelfde reddingsboot. Het zonnedek was met water overspoeld toen de eerste officier het ver liet. In de reddingsboot bevond zich een verpleegster uit Schotland, die in weerwil van haar rugwonden de anderen verzorg de. Ik geloof, dat een aantal menschen in het voorschip en in de benedenruimten de uitweg werd afgesneden. Verscheidene personen zag ik uit hun hutten de gangen inkruipen. Er was niemand die hen er uit haalde. Toen w(j aan land waren gebracht en ons in een wachtkamer bevonden, werd er luchtalarm gemaakt en moest iedereen zich naar de schuilplaatsen begeven, ook de gewonden op de draagbaren werden daarheen gebracht. Een probleem bij het reddingswerk was, dat de overlevenden zoo met stookolie overdekt waren, dat de autoriteiten dringend benzine lieten aan rukken om hen schoon te maken. Het was niet mogelyk te zien of er blanken onder ons waren. Zoo waren allen met olie be smeurd en zoo zwart waren zij bij hun aankomst". Voorts wordt vernomen, dat de gewon den allen een goeden nacht hebben door gebracht. Zij gevoelden zich gistermorgen heel rustig. In een Londensch hotel, waar den schip breukelingen een maaltijd werd verstrekt, trachtte men de namen te verzamelen. Dit was overigens nog al moeilijk, doordat verschillende talen werden gesproken. Men zag, hoe een man, die een groote hoofdwond had opgeloopen, moeite deed om anderen bij te staan. De meeste schip breukelingen waren slechts gedeeltelijk gekleed. Een jongeman, die wonden aan schouder en slaap had, vertelde: „Het zag er leelijk uit, na de ontploffing. Massa's menschen sprongen in zee, maar vele anderen ble ven achter om naar hun vrienden te zoe ken. Zij schenen het gevaar niet te besef fen". Een andere passagier, Tucker, die op weg was naar een suikerplantage in West- Indië, waar hij werkt, zeide: „Het was een hel. Ik had met een paar vrienden een balspel op het dek gespeeld en maakte een wandeling, toen een explosie het schip deed schokken. TOen ik mij hersteld had, zag ik dicht bij mij een paar men schen dood op het dek liggen. Gelukki" had ik mijn vrouw en mijn dochter vr(j spoedig gevonden. Toen kwam de tweede ontploffing. Mijn dochter kon zich in een der sloepen redden, maar voor m(j en mijn vrouw was er geen plaats meer. Wij lieten ons langs een touw in het water zakken. Hoewel zij niet kan zwemmen, slaagde ik er in haar boven water te hou den, totdat w(j een stuk wrakhout konden bereiken. Door de bemanning van een treiler zijn wij ^an boord genomen". Een andere passagier vertelde, dat het op het oogenblik van de ramp mistte, zoo dat men geen andere vaartuigen kon zien. Binnen de twintig minuten echter was de Simon Bolivar door schepen omringd. Het was opmerkelijk, hoe snel deze naar de plaats van de ramp waren gekomen. Zij decen prachtig werk bij het oppikken der overlevenden. De kapitein van een kleine Engelsche boot heeft aan zijn reederij medegedeeld, dat hij getuige is geweest van de ramp van de „Simon Bolivar". „Ik voer van de kust af", zoo telegra feerde de kapitein, „toen ik zag, dat het Nederlandsche schip, dat ik eenigen tijd te voren gepasseerd was, plotseling van achteren een zwaren klap kreeg. Reddings booten en ook menschen vlogen in een wijde bocht over de railing de tamelijk ruwe zee in. Een ware rookwolk steeg op. Het was duidelijk, dat het schip op een mijn ge loopen was. Het was voor mij en mijn mannen een waarschuwing te meer, om toch voorzichtig te zijn en uit te kijken. Onmiddellijk heb ik radiografisch hulp aangeboden, doch ik kreeg geen antwoord. Een sleepboot uit Harwich begaf zich di rect na het bekend worden van het onge luk naar de plaats van de ramp". Tot zoo ver de mededeeling van den kapitein aan zijn reederij. GEZAGVOERDER VOORSPUY OM HET LEVEN GEKOMEN. Uit Londen meldt Reuter nog: Een hof- meeste dier eerste klas heeft medegedeeld, dat gezagvoeder Voorspuy onmiddellijk om het leven is gekomen, terwijl hij zidh op brug bevond Het scheen alsof de ont ploffing vlak ondier hem gebeurde. Men verneemt, dat 32 schipbreukelingen omiddelijk in een ziekenhuis zijtn opgeno men. Sommige geredden hadden verwon dingen aan armen of boennen opgeloopen. De meesten waren zeer overstuur. Een jonge Nederlander, die in Liverpool- streetstation was aangekomen, vertelde: „Onze reis was gunstig verloopen en wij bevonden ons ongeveer twintig mijl van de Oostkust, toen zidh een ontzettende ontploffing voordeed, gevolgd door een tweede, welke groote schade aanrichtte. Tienttallen menschen werden vermist. Ik kan niet zeggen, hoe ik ontkomen ben. Ik werd van drie dekken naar beneden ge worpen." NOG NEGENTIG PERSONEN VERMIST. Naar wij bij informatie bij het Depar tement van Buitelandsdhe Zaken verne men, is uit Londen bericht ontvangen, dat van de 400 opvarenden 310 personen aan land zijn gebracht. Onder deze geredden bevinden zich 100 gewonden, van wie 50 ernstig gewond in het hospitaal te Harwich zijn opgenomen. De overige 260 geredden zijn in het Great Eastern Hotel te Londen ondergebracht. Er worden thans nog 90 personen ver mist. DE LUST VAN GEREDDEN. Volgens de tot dusverre bij de directie van de K.N.S.M. ingekomen berichten, zijn in Enigeland aan wal gebracht: Eenste-klas passagiers: De heer S. Adam, mej. I. Bauer, van het gezin Besson is de vader of een kind ge red, de heer E. M. Shanery, mej. F. Cohen, mej. M. R. Dennis, G. S. Dos Santos, me vrouw Freudenthal en kind, mej. B. M. Gentilomo, de heer H. P. S. Gillette m. <L, mevr. Goeritz, mevr. J. B. Gorsira, mevr. Gotselig, de heer R. G. Gourlay en mevr. Gourlay, de heer P. L. de Haseth, de heer N. Hazelhoff, de heer C. J. Keith, mevr. Lepelaars, de heer F. Levi, de heer K. Le- wy, mevr. I. Lewy en de jongeheer E. Le- wy, mevr. E. R. Marriott, mevr. Martin en kind, mej. M. A. Massiah, mej. M. Oroso- vitz, dr. P. Roshauw, van het gezin Sandi ford zijn mevr. Sandiford en dochter ge red, of de heer Sandiford tot de gereddien behoort is nog dibieus, voorts de heer R. Sohimon, de heer V. G. Spier, mevr. Steinhardt, mej. L. M. Steinhaidt, mej. R. Strong, de heer S. L. F. vas Dias, de heer St Y. de Verteuil, dir. J. H. Westermann, mevr. Westerman en kind, mevr. Wright- Nooth, mej. D. A. Wright-Nooth, de heer B. Zomber, de heer G. L. F. Zomiber en mej. E. M. Zomber. Tweede klas passagiers: De heer M. Aron, mevr. Aron en mej. B. Aron, de heer M. Bjelke, de heer C. den Boef, en mevr. den Boef, mej. I. Branden- stein, de heer A. van Dijk, mevr. van Dijk en twee kinderen, de heer J. E. Forero c.e., de heer A. V. Grace, de heer F. Hey- mann, mevr. E. M. F. van Heutsz en kind, mevr. H. C. B. van der Hoek, van de fami lie G. P. Jansen zijn de heer Jansen, mevr. Jansen en een kind van drie jaar gered, voorts de eerwaarde Zuster W. C. M. Jeu rissen, de heer K. de Jong en mevr. de Jonig, de heer J. F. Knevel en mevr. Kne vel, de heer J. H. Kouwen-berg, mej. E. Kouwer, de heer L. Kwaak, mevr. Kwaak, mej. A. L. G. Kwaak en mej. H. H. Kwaak, van den heer en mevrouw Landenga en kind is een van de dTie gezinsleden gered, de eerwaarde Zuster A. C. M. H. Lissone, de heer J. B. Lock ton, mevr. Neeleman- Voets en kind, de heer H. J. M. Onzenoort, mej. A. W. J. Onzienoort, de eerwaarde Zuster C. G. A. Preising, mevr. G. de Ries, MEDEDEELING VAN OFFICIEELE KRINGEN. In officieele kringen te Londen wordt verklaard, zoo verneemt Reu ter, dat de „Simon bolivar" zonder twijfel op een Duitsche mijn geloopen is. Er waren geen Britsche mijnen in de buurt. Overeenkomstig het interna tionale recht zijm alle Britsche mijnen zoo gemaakt, dat zij onschadelijk wor den, wanneer zij van haar ligplaatsen losslaan. Wij weten, zoo werd aan de mededeeling toegevoegd, dat dit niet waar is van alle Duitsche mijnen. De Duitsche duikbooten maken er een ge woonte van mynvelden te leggen in de vaarwateren welke door de koop vaardijschepen gebruikt worden aan de westelijke zijde van de Noordizee. In het geval van het Deensche mo torschip „Canada" heeft Duitschland beweerd, dat het vaartuig op een Brit sche mijn geloopen was. Afgezien van het feit, dat Groot-Brittannië zich houdt aan het internationale recht, kan men zich toch moeilijk voorstellen, dat een zeevarend land onwettig mijnen zou leggen in vaarwateren, welke op groote schaal gebruikt worden door zijn eigen scheepvaart. Bovendien be wijzen alle getuigenissen, inclusief de verklaring van den gezagvoerder van de „Canada", dat het een Duitsche mijn was. Een ander bewijs voor het onwettig leggen van mijnen door Duit land in de vaarwateren van de wes telijke zijdie van de Noordzee wordt aangetoond door het feit, dat aan de Britsche Oostkust vele Duitsche (mij nen zijn aangespoeld. mevr. S. de Roos, mevr. H. Slagter, mevr. A. de Sola, de heer J. M. Suurendonk, mej. V. I. W. Telfer, de heer D. H. Tucker en mev. Tucker, de heer H. I. Ucko, mevr. E. S. Umterberger, de heer J. Velthuyzen, mevr. Veltihuiyzen en kindi, de heer J. Vel- leman, de heer S. Velleman, de heer L. Veltman, mevr. Veltman, mej. M. J. L. Veltman, mej. T. M. J. Veltman en mej. M. E. T. Veltman, de heer I. E. de Verteuil is waanscbijnlijk gered, van den heer en mevr. G. E. Wensing en hun vier kinderen z(jn alleen tot nu toe een kind van zes en een kind van één jaar gered, voorts de heer J. M. Wessels en mevr. Weasels, en de eerwaarde Zuster E. W. M. Willemse. Derde-klas passagiers: G. A. Armstrong, J. L. van den Berg, G. J. Berghuis, beiden te Amsterdam, A. Bikker, Gorkum, M. I. Boningen (11 jaar), Amsterdam, Mevr. L. Blumenthal, mevr. A. J. Bol-Raap, Schiedam; de heer L. M. van Bruggen, Rotterdam, mej. R. C. Boo- mes, de heer Wallice Busby en mevr. B. Bueby, mevr. M. Furest de Claramunt, C. de Cocq, Rotterdam, mevr. van Castanyer, R. van dien Ende, Amsterdam, mevr. P. Degarcia, Brussel, J. de Gelder, Schi dam, de heer J. Goldberg, mev. G. Goldberg en him twee kinderen, J. Goldberg en J. Goldberg, resp. 11 en 9 jaar, allen te Am sterdam, mevr. P. Hanmach, Brussel, de 'heer C. v. d. Herik, de heer C. Heykop, beiden te Rotterdam, mevr. A. Hoorn, Workum, mevr. H. J. den Houting, Rot terdam, de heer H. C. Hugh, de heer H. Kamsteeg, Middelburg, de heer J. Lans Amsterdam, de heer J. H. J. Leenheer, Dordrecht, de heer A. Leeuwensteijn, Pa- pendreoht, Mai Ping, mej. E. H. M. A. Lieutenant, Den Haag, A. Reece, de kin deren E. A. en R. L. Matrona uit Rotter dam, resp. 3 1/2 en 10 tot 12 jaar oud, C. Ramdehcll, de heer E. C. Mesritz, Schie dam, de heer H. van Rijsbergen, Princen- hage, de heer J. J. Spijkers, Rotterdam, H. Treur, Rotterdam, de heer J. Wensvoort, mevr. H. Wensvoort en de kinderen P. (13 jaar), A. (12 jaar), C. (10 jaar), J. (8 jaar) en W. Wensvoort (1 jaar), allen te Rot terdam, voorts mevr. F, Clarke en mej. S. Clarke. Van de bemanning van de „Simon Boli var" zijn aan wal gebracht: C. Smit, eerste stuurman, K. W. de Groot, tweede stuurman, K. W. Praamsma, derde stuurman, C. Kooistra, vierde stuurman, R. P. de Haan en C. Birnmel, beid'en leer lingstuurman, F. Kann, eerste machinist, G. J. Jacobs, tweede machinist, D. Ema nuel en H. J. de Hamer, beiden derde ma chinist, de assistent-machinisten A. Setten van de Meer, R. Hanrath en J. S. Muller, voorts de leerling-machinist W. A. Hallie, electricien G. J. Blekking, de geneesheer Ebes, de maroonisten J. H. Lindeman en A. F. Jolimes, de klerk J. H. Hakvoort, de matroos P. Gielbert, de timmerman Th. v. Lierop, de tweede timmerman F. A. de Valk, de matrozen J. Bal, A. de Jong, C. die Jong, W. E. A. Veen, E. Groen, E. Keus en H. Westerdiuin, A. Pronk matroos o/g. en A. Zwart matroos o/g., de lampenist L. J. den Duik, de jongens H. Schoo en B. Waardenburg; S. B. Piek, olieman, P. We- beling, olieman en H. P. Wiels, olieman, de stokers G. H. Andhes en A, J. Mecidi en de jongen C. G. Jonker. Voorts zijn tot nu toe van het civiele personeel de volgende namen van gered den bekend: De aspirant-purser A. P. Meijer .Cluwen, de barman W. A. Adler, de hutbediende J. A. Algra, de fotograaf P. L. Bcssem, de hutbediende P. M. Borg, de kapelmeester J. J. W. Batenburg, de slager P. C. Been tjes, de bedienden M. Bolhoven, H. J. Bousema en A. van Ede, de hutbediende J. L. Boltersdorf, de bellboy C. P. van Eunen, de salonbediende A. L. P. Geene, de hofmeester S. E. de Goyer, de hutbe diende P. va-n Haasteren, de bediende W. J. Hart, de salonbediende P. A. den Har- log, de bediende C. van Hees, de koks H. R. Helweg en J. Herwaarden, de bedien- <3en A. van Hilst en H. R. A. v. d. Hoek, de salaibedierde O. Hofman-n, de hof meester J. Hulskemper, de ealonbediend

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5