HARDRIJDERS OP DE SCHAATS. Drie mannen en hun noodlot 3)e ÊcicbcHe 0ou4cmt Versche aanvoer van wollen dekens bij den militairen étappe dienst »e Rotterdam. Er rijn heel wat exemplaren noodig, om onze jongens warm toe te dekken tuitsche grens In de nabijheid van de vijandelijke linies hebben de Fransche troepen eenige bruggen opgeblazen als uiterste voor zorgsmaatregel Alle regeermgsgebouwen te den Haag zijn met ingang van Vrijdag onder bewaking van de Rijksveldwacht geplaatst De wacht voor het ministerie van Algemeene Zaken, waar de minister-president zetelt De vertegenwoordigers der Dominions, die in Engeland vertoeven, brachten deze week een bezoek aan ver schillende militaire opleidingskampen op het Britsche grondgebied Op de Amsterdamsche kunstijsbaan hield de Ned Ver. tot Bevordering van het Hardrijden op de Schaats Vrijdagavond, voor het eerst in dit seizoen, een training voor hardrijders. Twee deelnemers aan den start De militaire étappe-dienst, welke te Rotterdam gevestigd is, voorziet in de verzorging van de lands verdedigers, die onder de wapenen geroepen zijn De vleeschvoorraad wordt gekeurd, alvorens voor de consumptie te worden vriigegeven N'et minder dan 180 000 paar soldaten- kistjes" liggen in de loodsen van den militairen étappe-dienst te Rotterdam gereed, om in de binnenkomende aan vragen te voorzien FEUILLETON door A. J. HUISMAN. (Nadruk verboden). 30) De waarheid trof O' Malley als een slag. Met een sprong was hij bij het bureau. De man lag met het hoofd terzijde afgedraaid en rustend op één arm. De ingezonken oogen waren gesloten, het verschrompelde gezicht zag aschgrauw. Maar uit de half geopende mond was een stroom rood bloed gegutst. Een paar langzame droppels lek ten nog neer in de roode poel, die de mouw van de smokingjas doorweekte. Met een onwillekeurige huivering zag O' Mal ley het licht glimmeren op een riviertje van bloed, dat onder de slappe, beenige vingers stroomde cp hel gepolitoerde blad van de schrijftafel. HOOFDSTUK XIII. Het bijtende aas. Op de slagvelden van Vlaanderen en Noord-Frankrijk had O' Malley honderden mannen gezien met verminkte lichamen, waarvan tengevolge van bomaanslagen en mitrailleurvuur, slechts gruwelijke resten waren overgebleven. Maar het feit, dal zoo'n oude man op zoo'n weerzinwekkende wijze omgebracht was en in deze vredige omgeving alleen moest sterven, maakte toch nog een diepen indruk op hem. Een en kele blik op het grauwe gezicht en den bloedstroom had den jongen Ier overtuigd, dat de man dood was. Hij boog zich over het lichaam. Juist ter linkerzijde van de ruggegraat en tusschen de schouderbladen was een snede in de smoking zichtbaar en de stof rondom het gat was doordrenkt van bloed. Bin dies was in den rug gestoken! O' Malley richtte zich weer op en keek om zich heen; op den -vloer en op de tafel. Spoedig viel zijn oog op een papiersnijder in den vorm van een dolk en van staal vervaardigd die op tafel lag vlak bij de hand van den ouden man. Hij kwam dich terbij en bestudeerde het voorwerp aan dachtig, maar paste wel op het niet aan te raken. Het lemmet was vanaf de punt, over een lengte van een paar centimeter met bloed bevlekt. De moordenaar had zijn wa pen achtergelaten. Het scheen op het schrijfbureau thuis te hooren. Het verklaarbare afgrijzen van den jon geman werd plotseling weggevaagd door een golf van woede. Wéér Barrett! En nu directe moord, geen indirecte. Bij deze ge dachte balden zich zijn handen tot vuisten en plotseling bewust van persoonlijk ge vaar, keerde hij zich om en liep met vlug ge, lichte passen naar de met het gordijn bedekte deur, welke naar de voorkamer voerde, vastbesloten om, als de moorde naar zich daar bevond, het met hem uit te vechten. Hij duwde het gordijn opzij. De duister nis voor hem deed hem even stilstaan Toen stak hij de hand in zijn zak, haalde er een doosje licifers uit en maakte licht. Een enkele blik toonde hem dat de ka mer leeg was, want het schaarsche en wan kele meubilair was nog niet voldoende om een kind te verbergen. Maar bij het schijn sel van den lucifer zag hij een deur, die op een kier stond en in de hall moest uitko men dichtbij de voordeur. Hij had die deur opgemerkt toen hij de deur van de hall naar de kamer er naast had geopend. De deur in kwestie was toen gesloten geweest. Hy liep op zijn teenen door de voorka mer naar de hall: de brandende lucifer, dien hij op den grond liet vallen, zoodra hij de hall bereikte, trapte hij uit. Weer bleef hy onbeweeglijk staan, starend in het donker, op zijn hoede om ieder geluid op te vangen. Plotseling hoorde hij voetstap pen, zware voetstappen, en ook een dof gemompel van stemmen. Deze geluiden schenen ergens van buiten te komen. Op eens wist hij waar ze vandaan kwamen. Ze kwamen van achter de voordeur. Onmiddellijk drong het tot hem door in welke gevaarlijke positie hij verkeerde, hier in het huis met den vermoorden man. Nu schoot een siddering van werkelijken angst door hem heen, die zijn haarwortels deed tintelen. Het galmen van een bel scheurde eensklaps dooh het slapende huis. En de volgende seconden was de hall, waar in hij stond, vervuld van den gedempten donder van slagen. Iemand bonkte op de deur. O' Malley bleef een moment in verlam mende besluiteloosheid staan. Toen rende hij de hal* door naar de trap van het sous- terrain, sloop zoo stil hij kon naar bene den, maar in he nabijheid van de deur die uit het sousterrain naar buiten voerde, werd zijn aftocht abrupt onderbroken. In de deuropening stond een gestalte in de welbekende uniform. Vol ontzetting deins de O' Malley terug.naar de trap. Iemand had de politie gealarmeerd! Zyn hersens werkten nu bliksemsnel en in een flits zag hij het heele complot. Bar rett had geraden dat O' Malley hem volg de en hem ook in het huis zou volgen. Hij was binnengegaan, had Bindles vermoord, was op het laatste nippertje gevlucht door de kleine voorkamer, toen O' Malley de bi bliotheek was binnengegaan. Maar hij had kans gezien de politie een wenk te geven, zoodat ze nog op tijd zouden zijn om O' Malley te pakken. O' Malley was prachtig van pas gekomen om voor den moord op te draaien Het was een val en hij was er met open oogen ingeloopen, had aan het aas gebeten en was lang genoeg gebleven om in han den der politie te vallen. Want het leed geen twijfel, gezien de geuniformde ge daante, dat het heele huis omsingeld was. In vliegende vaart rende O' Malley weer de trap op; het geluid dat zijn voetstap pen maakten, werd overstemd door het lawaaid op de voordeur. Zonder te wach ten om zijn omgeving te verkennen, vloog hij nu bot achter in de hall, ontdekte een deur en trok die open. Hij kwam nu in een smallere gang, zooals zijn tastende vin gers hem vertelden. Vérder rende hij, op goed geluk, want hij durfde geen lucifer af te steken. De gang kwam uit in een warme, donkere keuken, zooals de geur van wel-toebereide spijzen, die er nog hing, hem verried. O' Malley bleef staan. Weldra zag hij den vagen omtrek van een venster, met een blind er voor. Hopend en biddend dat zijn gelukkig gesternte hem ook nu niet in den steek zou laten, snelde hij er heen en maak te blind los. De nachtelijke hemel, sche merig door de lichten der stad, deed zich aan zijn oogen voor! Met zoekende vin gers maakte hij de schuif los en schoof het raam zoo zacht mogelijk open. Hij klauterde over een smal aanrecht, boog zich naar buiten en staarde in een stikdonkeren achtertuin. De bel van de voordeur galmde door tot in de keuken en hy werd zich vol ontzetting bewust dat, als er beneden een politie-agent stond, de kans niet uitgesloten was, dat hij, on danks alle voorzichtigheid, gehoord kon hebben dat er boven zijn hoofd een raam opengeschoven was. Maar het was nu er op of eronder! Plot seling toenemend rumoer uit het huis ach ter hem, vormde een waarschuwing, dat de voordeur geforceerd of door iemand van binnen geopend was. Op hetzelfde moment ving hij het dreunen van snelloopende voet stappen buiten langs het huis op. In hur kende houding werkte hij zich op de ven sterbank en sprong toen, na nog geen se conden van aarzeling, omlaag. In het vage licht had hij den bovenkant van een steenen muur opgemerkt. Deze scheidde den tuin van dien ernaast en be vond zich maar een paar voet rechts van het raam waar hij stond. Het gevaar van een dergelijke sprong was ongetwijfeld niet gering, maar het scheen zijn eenige leans, want hij had weinig lust in de ar men te vallen van den man, die beneden op wacht stond. Gelukkig had hij den afstand juist ge schat Zijn voeten kwamen op den boven kant van den muur terecht, glibberden en gleden er af; maar zijn lichaam kwam er pardoes op neer, gedeeltelijk op zijn knieën, gedeeltelijk op zijn schouder, en onmiddellijk had hij zijn evenwicht her steld. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 5