het getal zeven Jongeheer Stijfkop. Mag- een& door Oom Wim. Naar aanleiding van een vraag, waarom het getal „zeven" een heilig getal is, wil ik nog eens hierover het een en ander schrijven, waaruit dan volgt, dat dit getal inderdaad een heel bijzonder getal is. Hcort en onthoudt het: 1. Op den zevenden dag rustte God uit na het scheppen der wereld. 2. De week telt zeven dagen. 3. Men spreekt in den bij oei van zeven vette en zeven magere jaren. 4. Er zijn zeven H. Sacramenten. 5. De Kerk viert het feest van de Zeven Vreugden en de Zeven Smarten van Maria. 0. Wie zich heel goed voelt, voelt zich in den zevenden hemel. 7. De zeven heiligen die eeuwenlang sliepen, heeten de Zevenslapers. 8. Dante spreekt van zeven hellekrin gen. y. Sneeuwwitje met de zeven dwergen, is bekend. 10. Doornroosje viel in een zeven-jarige slaap en de zeven raven vliegen om het vervloekte slot. 11. Men spreekt van zeven wereldwon deren. 12. Wie las niet van zeven wijzen en dat Blauwbaard zeven vrouwen doodde. 13. Rome is gebouwd op zeven heuve len. 14. Wie hoorde niet van de reus met zijn zeven-mijlslaarzen. 15. De Babyloniërs leerden van zeven planeten; zeven hemelstreken; zeven we- relddeelen, en bouwden een paleis, dat ze noemden „het Huis der zeven hemels- of aardrichtingen" of „Tempel der zeven sferen", met 7 étages. 16. Men spreekt van zeven tonen, die de basis vormen van de muziek. 17 In Babyion sprak men ook van de 7-koppige slang. 13 In 't Oosten vooral is het getal ze ven een zeer kenmerkend jaar. De Per zische sagen staan er vol van. Men spreekt van 7 dagen lange feestgelagen; van ze ven veldslagen, van gebeden en huwelijks feesten, die zeven dagen duren. 19. De beroemde held rustte na zeven avonturen. Hij zwoer bij zeven heilige voorwerpen. Zoroaster had veertien voor ouders en streed in zeven gevechten. 20. De Perzen droomden van zeven he melen, zeven aarden en zeven hellen. In den bijbel lezen we van: 21. De zeven engelen staan voor Gods troon 22. Zeven gouden luchters bevinden zich om God. 23. Christus houdt het boek met zeven zegels in de hand. En zoo zouden nog meer gezegden bij ons en elders kunnen aangehaald worden, waaruit inderdaad blijkt, dat het getal 7 door vele geheimen omgeven is. Wie zal dat ontsluieren? U vraagt 1. Hoe groot is het koloniaal bezit van Nederland? 2. En van België? 3. En van Denemarken, of heeft die geen bezit buiten het land zelf. 4. Vader vraagt wat inflatie is? 5. Wat is de K. N. I.L. M. voor een maatschappij. Dit stond in de krant. 6. Wat beteekent décorum? VI ij antwoorden 1. Nederlands koloniën (Oost- en West- Indië) hebben in totaal een oppervlakte van 2.045.000 vierk. km. met ongeveer 50 mil- lioen inwoners, enn gebied dat ongeveer 60 maal zoo groot is als ons land. Dat zou je zeker niet zeggen, als je het kaartje van üost-Indië voor je legt. 2. Het koloniaal bezit van België is nog grooter. België bezit in Afrika den Congo en deze kolonie heeft alleen een oppervlak te van 2.382.000 vierk. km. 3. Ja Denemarken bezit buiten zijn land ook nog Groenland, dat 90.000 vierk. km. groot is, maar slechts 14.000 zielen telt. 4. Dit is latijn en bet. letterlijk „opbla zing". Wij hooren dit woord in de beteeke- nis van het uitgeven van veel te veel pa piergeld, waardoor het zijn waarde ver liest. Als de waarde van de gulden daalt, tot een waarde minder dan 100 cent, dan hebben we inflatie. 5. Dit zijn de voorletters van de „Kon. Ned. Indische Luchtvaartmaatschappij .ge sticht in 1927, zooals de K. L. M. beteekent „Koninklijke Luchtvaart Maatschappij". 6. Dit is: het welvoegel'ik gebruikelijke, het fatsoen. Decorum is lutijn. Wie zijn jarig? Van 9 tot 15 November. Op 9 Nov. Trientje Bent, Bakkerkorfstr. 4. Hennie van Leeuwen, B 258 Hoogmade. Wim Paalvast, Pr. Hendr.str. 19. Op 10 Nov. To Juffrmans, Wald. Pyrm.str. 29. Anine Noest, Paradijsk. 2. Jan Post, Oude Singel 70. Bennie van Leeuwen, Rijksstr.weg 346, Wassenaar. Antoon Bocxe, Langeraar. Annie Bos, Zonneveldstr. 15. Loeki Elshof, Haarl.str 139a. Tootje van Eeden, Havenstr. 7, N.Hout. Op 11 Nov. Antoon v. Tol, Langeraar A 41. Jo van Veen, Plaspcelk. 10, Veur. Marietje Hockx, Willemstr. 26. Marie Lessink, Langeraar 4, Ter Aar. Wim Hartman, Rijndijkstr. 44. Piet van Dijk, Da Costastr. 24. Annie v. d. Berg, Kerkstr. 53, N.'Hout. Op 12 Nov. Nelling Eling, Gasstr. 66. Nellie Salman, Oude Rijn 178. Frank Habraken, Molenstr. 27. Jo Groenendijk, Oostdwarsgr. 15. Herman Perquin, de Ridderstr. 5. Op 13 Nov. Huub Slangen, Grootgenhout, Beek (L.) Marietje Vlasveld, Z'Woude. Dina v. d. Voort, Miening E 130 Z'Woude. Sjaaa v. Meurs, C 13 Z'Woude, Z.Buurt. Gretha Straathof, Stompw.weg C 86. "Arend van Santen, Ocstvlietweg 37, Stompwijk. Rika Duivenvoorde, Haverstr. 7, N.Hout. Op 14 Nov. Bep Koot, Groenedijk H'Woude. Frans v. Niekerk, Steeksterw. 89,Alphen. Bepje Peeters Haarl.str. 46a. Jopie Vink, Waldeck Pyrmontstr. 33. Piet v. Tol, Hoorn 342, Alphen. Janny Kluyvers, Pr. Hendrikstr. 42. Truus Verbij, Hoogmade. Wim Vreeswijk Stompw.weg C 92 Stomp- wijk. Op 15 Nov. Jopie Veeren Breestr. 108a. Annie Piekaar, Jouberlstr. 33a. Annie Oosterhout, Oranjestr. 39. Annie van Zonneveld, Jan Lievensstr. 2. Riet v. d. Drift, Schenkelw. C 76a, Zoeter- woude. Theo de Vroomen, Heerenw. 76a, War mond. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 da°en voor den verjaardag. Zoo ook wie verandert van woonplaats, straat of huis nummer of wie in de lijst een fout ont dekt en dan en dit herhaal Ik heel dui delijk, wie de school verlaat en van de lijst wenscht afgevoerd te worden. Oom WIM. DE HUIZEN 2e opstel van Puckle. Al de menschen hebben een huis dat, is zeker. Maar de een heeft een mooiere, dan de andere. De Batavieren leefden ook in huizen, maar die noemden ze, hutten. Die hutten waren erg armoedige huizen. Het was een reuzeverschil met het paleis van de Koningin. Enfin, de Batavieren waren in die hutten gewend en daarom leefden zij er heel genoeglijk. Er zijn gehuchten, die men noemt Achthuizen, Zevenhuizen enz. Maar ik weet niet. of daar nu werke lijk acht of zeven huizen staan. Om een huis te bouwen heb je noodig, steen en hout. Als je dit niet heb, dan kun je niet makkelijk een huis maken. In Indië, ma ken zij huisjes van klei en het dak van banaanbladeren. Dit zal echter geen ste vig huis worden. Wij hebben tenminste stevigeren. Aan een huis zijn minstens vier muren. Als er geen muren waren, kon er ook geen dak wezen, want die blijft niet in de lucht staan. In de muren zijn de ra men. Die zijn ook onmisbaar, want als er geen ramen waren, hadden we geen licht. In een huis staat meestal een schoorsteen, ook op het huis. Nog een onmisbaar ie's aan het huis is het dak. Als er geen dak was. dan zouden wy blootgesteld zijn aan regen, sneeuw enz. enz. Het dak bestaat meestal uit pannen. Men kan er echter niets in bakken of koken. Wat er in het huis staat, is zeer verschillend. Daar heb ik ook eigenlijk niets mee te maken. Maar toch wil ik wel zeggen, dat er in een huis behoort te staan: een tafel, een kast, en eenige stoelen. Dat is het voornaamste. Toch is er bij de meesten nog een buffet en bij sommigen een canapé of divan. Bij de Roomschen zijn er ook meestal: een beeld van Maria, van het H. Hart en soms nog eenige andere beelden. De Protestan ten hebben één of meer spreuken. Ik weet niets meer over de huizen te vertellen dus ik houd er maar mee op en zet een punt. De brief van Ans Keizer Waarde Oom Wim, Ik hoor u al zeggen, ja toch eindelijk wat uit Zutphen. En natuurlijk ben ik van de partij! Nug nooit h?b ik ons mooie Jeugd- rlaadje in de steek gelaten. Dusnu ook niet. Dat zou toch schandelijk zijn, Oom Wim, als ik eens ontrouw werd, dat kan U het beste begrijpen van uw nicht die al een jaar of elf inzendt, en dan wordt zoo'n krantje een beetje, een stukje van je zelf: een soort eigen plaats in je huis. Vooral als de krant niet op tijd is. loop ik r.og wel eens naar de bus en denk, „hé boe komt dat nou"? Ja, en dan komt het verlangde krantje en er gaat een lach over je gezicht. Ja, jij vertrouwde Jeugdkrant! Jou wil ik niet graag missen. Al de stukjes worden netjes uitgeknipt en bewaard voor later, als we eens oud zijn, om dan die be kende stukjes nog eens te lezen. Ha, nu word ik een beetje angstig gestemd, want ti loopen een troep soldaten langs m'n ra men, en dan denk ik: „God, hoe kan zoo iets bestaan; aat ellendig vechten en strij den in een oorlog, mensch tegen mensch, die elkaar nog nooit gezien hebben. Hoe zuilen die vrouwen en kinderen een strijd moeten doormaken, en dan denk je hoe kan het, dan kniel je even een oogen- blik neer voor het Mariabeeld en bidt: H. Maria, vraag U het aan uw Goddelijken 2'oon, Die U, Zijn Moeder niets weigert dat die dreigende oorlog niet doorgaat. Met ai.gst wacht je de nieuwsberichten van de radio af. Onze goede Paus bemiddelt, Als alle menschen zoo'n nobel karakter hadden, kwam er geen krijg. Oom Wim, mocht deze brief niet ge schikt zijn voor ons Hoekje, dan weet u wel een manier om deze brief te doen verdwij nen. Toch weet u dan, dat ik aan uw ver zoek heb voldaan, cm een brief te schrijven, ais alle neven en als alle nichten eens een briefschrijven, wat een berg zou u dan te doorworstelen krijgen. Ik wed, dat tante Marie u moest helpen nietwaar! maar nu raakt het papier al aardig vol, Oom Wim, dus ik eindig met U en tante Marie har telijk te groeten van uw toegenegen Nicht Ans Keizer. (Voor de kleinen). door Coba v. d. Geest. Koos en Piet waren een paar ondeugen de jongens. Weer hadden ze kattekwaad uitgehaald. Heel erg was het nu niet ge weest, maar het staat nu eenmaal niet net jes. Ze hadden b0* Tegelen een as-emmer omver geschopt en Mietje de dienstbode was op school komen klagen. „Meester", zei ze: „Die Koos Perk en Piet Staps gooien me daar haast iedere morgen m'n as-emmer om, die aan de deur staat voor den vuil nisman". „Gebeurt dat meer Mietje", vroeg meester? „Ja' ik zei al haast iedere mor gen.', Meester deed de deur van de klas open en riep: „Koos Perk en Piet Staps ko men jullie eens even hier." In een wip waren ze bij meester, niet denkend waas voor het was. „Zoo jongens, Mietje, het buurmeisje van hiernaast, vraagt of jullie even de as op willen scheppen, die jullie vanmorgen voor negen uur over de straat hebben gegooid. Ze gingen met Mietje mee de straat op en kregen ieder een oude tsof- fer en blik. Piet begon direct de as op te scheppen, want die was zooiets wel ge wend. Z'n vader was boer, dus hy moest wel eens meer wat opscheppen, dat ie niet zoo graag deed. Maar Koos een stadsjon- gen wilde er geen hand naar uitsteken. Toen Piet de helft van de as in de emmer gegooid had, mocht hij zich bij Mietje in de keuken wat opknappen en hij kwam weer netjes op school. Maar Koos verscheen de heele morgen niet. En toen om elf uur de askar kwam en de man alles opveegde en de as in de wagen gooide, toen kwam Mietje naar buiten en zei: ..Zoo jongeheer stijfkop pas maar op je zult nog wel iets slimmers moeten doen" en ging weer weg. 'c Liep voorloopig goed af en Koos lachte in z'n vuistje. Hij dacht bij zich zeiven: Gelukkig heb ik dat vuile werk niet op hoeven te knappen, net zoo als die domme Piet. Maar een paar dagen later toen Miet jes as-emmer weer vol op de straat stond, en Koos een paar minuten voor negen uur op school was riep meester hem bij zich en nam hem mee de straat op. Meester zei: „Schop die emmer om". Koos meende eerst tegen te spreken, maar toen hij het strenge gezicht van meester zag, schopte hij de emmer om. Toen zei meester: /Bel nu aan en vraag aan Mietje om een oude stoffer en een blik. Hij belde aan en toen de bel overging vroeg hy om een stoffer en blik. Daarna veegde hij met een lang en b 'eu- terd gezicht de as op. Toen zei meester weer: „Nu is 't goed, ga je nu maar aan de r-choolpomp wasschen en klop je buis zelf maar wat af. Koos deed dit. En als hij later zyn kopje weer niet buigen wil dan denkt hy altijd aan Mietjes as-emmer. Het eenzame kasteel door Debutant. Na den dood van Baron von München was het kasteel, waarin zijn voorvaderen eii familie jaar in jaar uit gewoond had den, geheel uitgestorven. De Baron was onderweg op een rytoer door het bosch doodgebleven en sindsdien had men altyd angst om langs net kasteel te gaan, daar de oood van aen Baron op onverklaarbare wijze was gebeurd. Men zocht de zaak uit, maar er waren geen sporen van een mis- caad te beaeiinen. Maar in dit dorp was een club opgericht en die den naam droeg van: „De 4 helden Klaas Bikkers was de voorzitter van het clubje en zoo ook aan voerder. Op zekeren avond ging Klaas met c'n vrienden naar het kasleei om in den vijver te gaan visschen. Dit moest 's avonds gebeuren, daar anders veldwachter Zwart hen zou betrappen. Maar ook 's avonds patrouilleerde hij er rond, maar deze keer moest hij een zaak afhandelen in het dorp en de jongens waren dus vry in hun doen en laten. Na ontzettend veel gevangen te hebben, kreeg Jan Spil dorst en wist in de keuken van het kasteel een glas te staan, dat vlak bij een kraan stond. Hij ging er naar toe en dronk naar hartelust. Maar op datzelfde oogenblik klonk het geroezemoes van stemmen tot hem door. Hij loerde door het sleutelgat en zag tot z'n groote ver bazing om de tafel ongeveer 20 mannen, allen met een zwart masker voor. Hy beef. Je over al zijn ledematen en holde de eu- ken uit. Bij de jongens aangekomen, ver telde hij hun het heele gevalletje. Daar het ai laat was, besloten de jongens nu naar huis te gaan en de zaak morgenavond weer eens onuer handen te nemen. Jan Spil was nieuwsgierig en ging 'n uur voor den afge sproken tijd al naar het kasteel, gong de keuken in en, loerde door het sleutelgat, zag dal er zoo 10 mannen waren. Hij moest qus uitkijken, want er moesten er nog on geveer 10 komen. Maar voor hij zich om draaide, werd hij door een nieuw-binnen- gekomene gegrepen en z'n hand schroefde z ch om den keel en Jan verloor het be wustzijn. Toen hij bijkwam bevond hij zich li een kelder. Hij was geboeid en z'n han den en voeten waren blauw van het bin den. Hij keek eens naar boven en zag tot z'n groote blijdschap, dat hy zich onder den grond bevond. Hij klom naar boven er. zag door het rooster den kasteelvyver. Dij zag ook de club bij elkaar staan, die angstig waren en waarschijnlijk de ver dwijning van hun Vriend bespraken. De jongens stonden op en gingen op pad. Bij toeval liep Jan van Dijk over het rooster. Hij was nergens op verdacht, toen ineens aan z'n schoenveter werd getrokken, welke over het rooster sleepte. Jan schrok ge weldig en wilde het op een loopen zetten, toen een zachte stem riep. Stil Jan, hier js je vriend Jan Spil. Jan keek door het rooster naar beneden en zag Jan's gezicht onder het rooster. Jan haalde z'n vrienden, en samen tilden ze het zware rooster op en trokken Jan naar boven. Hij werd gauw door Klaas geholpen en was spoedig vrij. Jan vertelde later de heele geschiedenis aan den veldwachter die hen nog nooit zoo vriendelijk behandeld had, als nu, want oe bende, die hij ingerekend had, had zich aan verschillende diefstallen in het dorp schuldig gemaakt en later na grondig on derzoek kwam aan het licht, dat de bende ook medeplichtig was geweest by de moord van Baron von München. WEES BLIJ! door Tante Marie. Wees blij, begroet den nieuwen dag Met vreugd' in 't hart en met 'n lach, En dank, dan opgewekt van zin Den goeden God bij dit begin. Wees bly, by 't gaan ter school, m'n kind, Waar men je alles leert, geef acht! Ja alles, wat er noodig is In 't leven laten, dat je wacht. Wees blij als moeke roept en heeft Voor jou 'n boodschap in de buurt. Ga daad'lyk, zonder uitstel weg: Bedenk: 't is moeke, die je stuurt! Wees blij by t' spel met kameraads, Al kryg je ook je zin eens niet. Bederf hun spel niet, maar speel mee, Of zing naar hartelust hun lied. Wees blij, als d'avond eind'lijk valt En ook jouw dagtaak is volbracht. Bid dan tot dank, den Lieven Heer En zeg je ouders goeden nacht Wees blij en vroolijk van humeur Al waar je bent; bij wat je doet. Dan ben je welkom overal: Onthoud dït goed, daar het zoo moet! LOES KUULKERS door Cor van Diest. XVI. Steeds hooger en hooger steeg dc „kist"; sneller en sneller draaide de propeller, al naar de zon toe. Ja, nu kon Loes de zon in haar handen nemen. „Au", riep ze, want de zon was werkelijk nogal heet! Wat was de aarde nu nietig onder hun. De hangars geleken wel lucifers-doosjes! De menschen onder hun leken wel pop pen. Ze hadden nu zelfs de zon al onder hun! De hoogtemeter wees een enorm, on mogelijk getal aan. Loes had nooit gewe ten, dat er zoo'n getal bestaan kon! De vo gel van de K.L.M. doorkliefde statig het luchtruim; en nog steeds hooger ging het. Loes vond het eigenlijk wel een beetje angstig worden! Ze hoorde den wind, die het vleugeldek op en neer liet klappen. Wat trilde hun vogel toch ijselyk! Wat vreemde suizingen hier zoo hoog in de lucht! Ja, maar nu werd het toch al te erg! Kon moeder dien piloot nu niet zeg gen, dat hij dalen moest? Was die man dan krankzinnig? Ze keerde zich om teneinde haar moeder te vragen of ze nu niet kon den dalen. Maar wat was dat? Waar was moeder? Waar was Justine en Truus? Hoe konden ze nu allen zoo ineens verdwenen zijn? Waren ze misschien ook bang gewor den en hadden ze hun parachute gebruikt om zich stil te verwijderen? Maar waarom hadden ze haar dan niet gewaarschuwd? Daar begreep ze nu toch niets van! Ze wil de den piloot vragen, maar kwam weer niet verder dan de eerste lettergreep. „Houd je toch stil", blafte de piloot Karei wilde zich zeker wreken omdat ze hem wel eens plaagdel Hoe laf om dat op zoo'n manier te doen, nu ze machteloos was! En waarom liet mama haar in de steek. „Ik wil eruit" gilde ze in doodsangst. „Ha, ha, ha", lachte de piloot, „zie maar dat je eruit komt! Je zit vastgebonden, anders hadden ze je wel meegenomen! Ha, ha, ze wil er uit! Eerst zul je me genade vragen omdat je me zoo dikwijls geplaagd hebt. hoor je. Genade!" „Nooit", huilde Loes; „ik vind je een groote lafaard!" „Zoo, vind je dat?" treiterde de piloot. „Laat me er uit, versta je?" Loes was spinnijdig. „Als je me belooft om nooit meer te pla gen". „Dat beloof ik je nooit, en nooit, en nooittrappelde Loes ongeduldig. „Hier neem jij het stuur; ik heb er meer dan genoeg van". Loes nam het stuur en wilde de „kist" laten dalen; maar wat was dat nu? Er was een defect aan de machine; ze konden niet dalen! Verschrikkelijk! Toende ben zine was op! Ze daalden nu niet, maar vielen nu regelrecht naar de aarde! Gillen, schreeuwen, brullen wilde Loes. Ze kon geen geluid geven! Radeloos was ze; mach teloos stond ze! En of dat r.og niet genoeg was; daar gebeurde nog iets ergers! Een andere vliegmachine vloog recht te gen hun machine op; een hevige botsing volgde; een verschrikkelijke knal! Hulp geroep uit de andere machine.... „Loes, Loes of je nooit wakker wordt. Is me dat roepen! Vooruit, maak vlug vcort!" Even moest Loes zich de oogen wrijven! Was ze dan niet in dat vliegtuig? Waar was ze nu dan? Ach, natuurlijk, veilig in haar bed! En vandaag moesten ze naar Schiphol! Klaar wakker was ze nu, sprong vlug haar bed uit en in een oogenblik was ze beneden, waar moeder en Justine haar al opwachtten. „Wat kun jij vast slapen! Ik kon je met geen mogelijkheid wakker krijgen!" lachte Justine. Loes vertelde nu haar droom, waar ze allen uitbundige pret over hadden. „Droomen is bedrog!" NEGENDE HOOFDSTUK. Naar Schiphol. 't Was heerlijk, stralend zomerweer. Bloemen en planten waren danig opge- frischt door de fiksche regenbui van den vorigen dag. 't Was dan ook wel hard noo dig geweest; want door de droogte van de afgeloopen weken was alles even stoffig en slap geworden, en de verfrisschende besproeiing was door de natuur dankbaar aanvaard. Nog meer belangstellenden stonden te wachten bij het groote hek, dat het voor plein scheidde van de eigenlijke terreinen der vlieghaven. Spoedig kwam de gids die het gezel schap zou rondleiden over de tcreinen en door de hangars. Juist begon de sirene te loeien. „We treffen het", zei de gids, „u hoort het sein dat binnen enkele oogenblikken een vliegtuig zal landen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 15