CORRESPONDENTIE H. Verbeek te K. Aan uw verzoek is voldaan. U hebt 10 Oct. zeker den naam van uw dochtertje ontmoet. In den geest was ik bij u. Voor het volgend jaar is haar naam ook ingeboekt. Met hand en groet! Jopie van Leeuwen, Z'Woude. Zoo Jopie, ook al van school! En wat ga je nu ploegen? Blijf je bij vader of wat zijn je verdere plannen? Je moet ons krantje blijven volgen en vooral „U vraagt— wij antwoorden". Dat is alleen en uitsluitend voor de „grooteren". Dag Jopie! Het beste in je latere leven! Truus de Haas, Leiden. Wel kom Truusje! Voor jou, met zulke goede voornemens bezield, is bij ons altijd plaats. Den 31sten Oct. gaat de vlag uit en kom ik als ik tijd heb jou de hand drukken. Je moet je moeder maar goed helpen! Zoo hoort het. Dag Truus! Groet je ouders van me! Corrie van Lent, Boskoop. Wat ben jij een knap kind, gezien de mooie punten van je rapport. Dat tentje had ik wel eens willen zien en cok had ik jou wel eens willen zien als „Winkeljuffrouw". Hoe is het met broer? Is hij weer heele- maal hersteld. Ik hoop het. Jammer, dat ik zoover van jullie af woon, anders kwam ik cok eens varen met dat rood-bruin bootje. Wij samen, wat zou dat leuk zijn! Dag Corrie! Groeten thuis! Rietje Paalvast, Leiden. Ja Rietje, waarom die verandering van straat en huisnummer niet direct opgegeven. Ik schrijf er iedere week over. Moeder heeft groot gelijk. Een meisje van 10—11 jaar kan moeder al heel wat helpen. En een braaf kind doet dat ook .Dag Rietje! Groet vader en moeder, en broertjes van me en voor jou speciaal de vijf! Grada Visser, Alphen a. d. Rijn. Ja zeker is de K.R.O. mooi en het ge bouw zeer indrukwekkend. Zoo iets had je zeker niet gedroomd. En Schiphol? Wat is dat interessant! Ik ben er ook geweest en m'n oogen uitgezien aan dat komen en gaan van die luchtmachines, waar wij in onze jeugd niet van droomden. Wie is Stien? Heb ik haar verjaardag al opge schreven, of is ze nog niet op school. Dag Grada! Wil je je ouders en Stien van me groeten! De hand voor jou! Anny de Bruyckère, Leiden. Heerlijk hé, als het „concours" achter den rug is! En dan geslaagd wat hoofdzaak is. Proficiat Anny met je overgang naar de 7de klas. Het doet me plezier te hooren, dat jullie vecht om ons „krantje". Das is een bewijs, dat je het leuk, aardig en leer zaam vindt. Ja Anny!, dat hoor ik van alle kanten En ben je nog in den Haag geweest? Schrijf me dat eens! Daag! De hand voor u allen! Riekie Hornan, Sassenheim. Heerlijk is de vacantie, hé Riekie! Wat kun je dan vrij spelen en ravotten. Zoo, ken jij al naaien en breien en borduren' Zoover heb ik het nog niet eens gebracht. Ieder op beurt ons krantje lezen, dat is beter, dan er om vechten. Kleine kinderen verscheuren alles, wat ze kunnen in han den krijgen. Zoo zijn ze nu eenmaal Rie kie! Toen jij en ik klein waren, deden we ook zoo! Nu weten wij wel beter! En nu groet ik je en geef je de hand ten afscheid Dat beloofde briefje krijg ik later wel eens! Veel groeten thuis! Hierbij zullen we 't laten. Tot de volgende week! Dan gaan we dcor met het beantwoorden der brieven. Ik groet u allen! Oom WIM. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Marie van Amsterdam. Raadsel I: Noem een woord van twee lettergrepen. Draai het om en het blijft hetzelfde; het Is een tafelgereedschap. Wat is dat? Raadsel II: Wie wijst altijd naar iets, zonder zijn hand uit te steken. Raadsel III: Ik ben een voedzame drank. Keer me om en ik word de schrik der dieren. Wie ben ik? Raadsel IV: In welke steden vindt men geen pleinen cf grachten? Raadsel V: Met r is het vleesch; laat je de r weg, is het ook vleesch. Hoe kan dat? Raadsel VI: Op welk hoorn blaast men niet? Raadsel VII: Hoe wordt een zwarte hond, als men hem in de Roode Zee werpt? Raadsel VIII: Wie liegen als ze stil staan? De oplossingen niet opsturen. Deze geeft Marie de volgende week zelf. Oom W i m. Wie zijn Jarig? VAN 19 Oct tot en met 25 Oct Op 19 Oct.: Hesje Verdegaal, Noorseweg 381, Nieuw koop. Jan Pieterse, Noorden (Z.-H.) Alie Bakker, Boekh.laan 16, Voorhout. Leni van Kempen, Boekh.laan 8, Voorh. Gerarda v. d. Hulst, Rijnd. 264, Voor schoten. Op 20 Oct.: Mientje Otgaar, Suz. Klinkertstr. 2. Cornelia Straathof, Geldersw. A 17, Zoe- terwoude. Op 21 Oct: Bert de Gunst, Ceaciliastraat 11. Nel Reekers, Breestraat 87. Op 22 Oct.: Jos. Braakman, Cobetstraat 48. Jan van Hoorn, Hoefstraat 14. Mien Mulder, Boerhaavel. 18, Voorhout. Ria en Gretha Paardenkooper, N. B. E 142, Zoeterwoude. Op 23 Oct.: Gerarda Veeren, Breestraat 108a. Maria den Haas, Pulmot, Langeraar. Corrie den Hollander, Bijd.str. 7, Voor schoten. Op 24 Oct.: Rikie Roodakker, Langebrug 51. Gerda v. d. Geest, Achterw. E 65, Hoog- made. Mienta van Eisen, Emmalaan 3, Oegstg. Liesje^ Straathof, Geldersw. A 17. Op 24 Oct.: Johannes v. d. Voort, v. Heemstrastr. 2, Sassenheim. Kees Kompeer, H. Morschw. 108, Oegstg. Hendr. Slegtenhorst, Rijnevestgr. 2. Wim Akerboom, Grachtw. 29, Lisse. Ton Stikkelman, H.woude. Frans Hoogervorst, Ter Aar, Papeveer. Nellie Helzebosch, O. Wetering, A 142. Nico Hop, Hugo de Vriesstr. 71. Kees v. d. Berk, Veldhorststr. 44, Lisse. Lena v. d. Kerkhof, Spoorw. 46, Warm. Rietje den Haan, Langeraar A 66. Nelly Oostmeyer, Da Costastraat la, Leiden. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil op genomen zien, of bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd wor den, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag (met opgave van dien da tum). Zoo ook wie verandert van woonplaats, straat of huisnummer of wie in de lijst een fout ontdekt. Oom WIM. HAAR GEBED VERHOORD door J. v. d. Kw. In een prachtige villa zat op zekeren dag een dame. Peinzend keek zij voor zich uit. Daar kwam een kamermeisje binnen en zei! „Mevrouw buiten staat een arme vrouw. Zij vraagt om een aalmoes". „Laat haar vertrekken", was het onverschillige antwoord. De arme vrouw ging diepbe droefd weg. Bij verschillende personen was zij al geweest, maar overal werd zij afgewezen. Treurig ging zij naar haar wo ning. Binnen gekomen viel zij voor een beeld der Moedermaagd neer en smeekte aan Maria, dat zij toch uitkomst zou' ge ven, in dien moeilijken toestand. Over twee dagen zou zij, zoo er niet spoedig uit komst kwam, uit haar huisje gezet wor den. Even later stond zij gesterkt op. Zij wist dat Maria zou helpen. Nog eens zou zij probeeren iets te vragen. Het was on geveer 2 uur toen de arme vrouw de straat op ging. Onderweg vroeg zij aan verschil lende personen een aalmoes. Van sommige menschen kreeg zij een kleinigheid, maar het was op lange na niet genoeg voor de huishuur. Nu was zij op een drukke wijk. Wat zag zij daar liggen Zij raapte het op. Het was een horloge. Zij wist niet of het goud was. Maar de gedachte om. het te houden, kwam niet bij haar op. Zij bekeek het horloge eens goed. Er stonden letters in gegrift B. H. Zij dacht na, welke naam dat kon wezen. Daar dacht zij aan den heer Bertrand Hamel. Ja, dat kon wel zijn. Maar zou zij daar wel naar toe gaan. Want het was de man van de dame, die haar een paar uur geleden had afgewezen. Maar houden, nooit! Zy richtte haar schreden naar de villa van mevrouw Hamel. Het kamermeisje berichtte weer, dat dezelfde vrouw, die een paar uur geleden was ko men bedelen, weer aan de deur stond. Op dat oogenblik trad de heer Hamel binnen. „Ik ben mijn gouden horloge verioren", zei hij. „ik vind het erg jammer, niet om dat het zoo n mooi horloge is, maar omdat het een aandenken is aan vader zaliger". „Wie staat er aan de deur", vroeg- hij ver der. „O, een arme vrouw, die een paar uur geleden ook al is komen bedelen". „Nu, laat ze maar binnenkomen", zei mijnheer Hamel. Het kamermeisje ging weer weg. „Vrouw", *ot p"h'q°non- De Brief van Thea Wagenaar (Als voorbeeld). Beste Oom Wim, Zoo gauw u met de prijsvraag van een brief in de courant verscheen, dacht ik, maar daar doe ik vast aan mee. Doch ik ge loof, dat er geen werkje bestaat, wat je zoo gauw van de eene dag tot de andere uit stelt, dan 'n brief schrijven. Zelfs al is er 'n prijs aan verbonden. Ik dank u nog voor het briefje dat ik van u in de courant terug gekregen heb. Het verkeersexamen is goed verloopen. Ik vreesde nog dat mijn oude karretje afgekeeurd zou worden, maar dat viel mee. De vacantie gaat ook heel best en gezellig om. Maar ik schrijf u niet waar ik heen geweest ben en nog ga. Dat bewaar ik voor 'n volgende brief als we weer op school zitten. Wat z"1 dat vTeemd zijn als je weer geregeld elke dag alles precies op tijd moet doen. Maar dat zal ook wel weer gauw gewend zijn. Vooral wanneer het weer dan minder mooi wordt want vacan tie is maar het fijnste als het mooi weer is. Het jubileumboek kijk ik ook nog wel eens in. Ik vind het nog altijd een aardige her innering. Als de koningin 50 jaar aan de regeering is, zal er wel weer zoo'n boek komen maar dan zullen er ook wel fot's van Prinses Beatrix en Iréne in komen. Oom Wim, ik ben al benieuwd hoe het boek heet en wie het winnen zal. De anderen die mee doen of ik. We zien alke dag heel wat men schen hier voorbij gaan. De meesten gaan naar het Wasenaarsche Slag. 's Morgens gaan ze gepakt en gezakt heen en tegen den avond verbrand en moe terug. Donderdag 31 Augustus is het koninginnedag, 's mor gens brengen we dan 'n zanghulde aan den burgemeester en 's middags zijn er kinder spelen, waaraan ik ook mee doe. En dan, 7 en 8 September is er hier kermis. Dan heb ben we, gelukkig weer twee dagen vrij. Oom Wim, u moet me niet kwalijk nemen, dat ik leelijk schrijf, want ik ben het verleerd. Zeker omdat het zoo'n langen tijd geleden is, dat ik op school geweest ben. Nu oom Wim verder weet ik niets meer. U krijgt de hartelijke groeten van: Thea Wagenaar. U vraagt? 1. Hoeveel inwoners heeft Leiden? 2. Men spreekt van het Derde Rijk als men nu Duitschland bedoeld. Hoe komt men daaraan? 3. Wat verstaat men onder „Kapittel"? 4. Wie heeft Rome gesticht en wan neer? 5. Ik las in een boek van de Snaphanen van Karei van Gelder. Wie zijn dat? 6. Dat bet. „Sobriëtas"? WIJ antwoorden 1. Ik meen gelezen te hebben ruim 77 duizend. 2. Duitschland onder Hitier is het Der de Rijk. Het Eerste Rijk is het H. Roomsche Rijk der D. keizers in de Middeleeuwen van Karei de Groote tot 1806. Het Tweede Rijk is dat van de keizers uit het huis Hohenzollern van 1871—1918. Het Derde Rijk onder Hitler van 1933 tot nu. 3. Daaronder verstaat men: le. de gezamenlijke Kaunniken van een domkerk. 2e. Bestuur b.v. 't Kapittel van 't Gulden Vlies. 4. Volgens de overlevering is Rome ge sticht in 753 vóór Christus, door Romu lus en Remus. 5. Dat was een bende van Karei. Zij plunderden in 1517 Medemblik, Alkmaar en Beverwijk en trokken vandaar naar As- peren. 6. Dat is latijn, bet. matigheid. Het is de naam van de R.K. vereeniging voor drankbestrijding, opgericht door Alph. Ariëns (de leider van de R.K. arbeiders beweging; leefde van 1860 tot 1928. te, „de arme menschen moet je voortaan niet meer afwijzen. Het zijn toch ook men schen". Mevrouw zweeg, want de irme vrouw trad al binnen. „Kwam je om een aalmoes, vrouw", vroeg mijnheer. „Neen mijnheer", zei de vrouw, „maar kijk eens, wat ik heb gevonden". Zij liet het horloge zien. „O", sprak mijnheer verheugd, „dat is mijn horloge, ik dank je wel hoor". „Je zal een goede aalmoes ontvangen, zeg maar wat je graag wil hebben". De arme vrouw keek mijnheer Hamel aan als dorst ze 't niet zeggen. „Spreek maar op vrouwtje", hernam mijnheer Hamel Toen vertelde de vrouw, dat zij over twee dagen uit haai huisje zou gezet worden. „Ik zal wel voor je zorgen", zei mijnheer Hamel. De vrouw blikto naar den hemel en dankte Maria voor haar hulp en toen dankte zij de heer I des huizes En thuis gekomen stortte zij een vurig gebed uit dankbaarheid en toen I een gebed voor haar weldoener, die I voortsan haar bosrhermer zou ziin. KEESJE VIJF-EN-DERTIG Door Nellie v. d. Meer. Heel lang geleden leefde er eens een ko ning. Hij had een heel groot leger. Eens op een dag moesten al de soldaten van het koninkrijk op een groot veld voor het pa leis komen. De koning vroeg aan de generaal hoeveel soldaten er wel waren in het koninkrijk. De generaal antwoordde, dat kan ik onmoge lijk zeggen, sire. De koning antwoordde: „kan er dan niemand tellen in het land?" Ja wel sire, antwoordde de generaal, maar dat zal heel lang duren, misschien wel we ken. Dan moet u het tellen. De generaal zuchtte. En begon te tellen. Een, twee, drie, vier. Eerst luidde zijn stem hard, maar het ging al zachter en zachter en op het laatst, kon je niets meer hooren. Hij zuchtte! Drie- en-twintig vijfhonderd zeventig. Toen kwam er op eens een oud mannetje om de hoek van een boom. Het mannetje sprak: is er iets stuk in je bovenkamer. Het mannetje lachte zoo hard, dat de soldaten die met open monden lagen te snorken er wakker van werden. Maar goede man waarom vermenigvuldig je niet. Wat is dat vermenigvuldigen. Ik zal het je ver tellen. Hoeveel rijen zijn er. 865 184 3460 6920 865 159.160 Toen de koning die soldaten ineens op zag richten, werd hij boos, hij ging naar de generaal en antwoordde hoeveel soldaten zijn er in het rijk precies 159.160, sire. Wat is dat, een vermenigvuliging? Dat is toch een som. Dan zal die vermenigvuldi ger wel een knappe meneer zijn antwoord de de koning. Dat is geen meneer, sire. Ik zeg toch dat het een som is. Dan moet je me dat ook leeren. Toen de koning dat kon, liet hij direct scholen bouwen. De kinderen moesten hard leeren. De koning had ge zegd, dat hij zelf ieder jaar met zijn hove lingen kwam kijken. Wie niet kan verme nigvuldigen als ik het volgend jaar kom, wordt in de donkerste kelder van het pa leis gezet en mag er niet uit, voordat hij zoo dun en zoo mager is dat je door hem heen kunt kijken. De kinderen rilden. Ze deden allemaal flink hun best, zoodat er het volgend jaar niet een meehoefde, op één na. Toen de koning vroeg aan Keesje hoe veel is 5 X 7, toen kreeg Keesje een kleur. En vlug antwoordde hij drie-en-vijftig ko ning. De koning werd vreeselijk boos. Hij zei tot den generaal, boei hem en breng hem naar de donkerste kamer van mijn palies. Keesje begon te snikken. Toen hij in de kel der zat, werden er twee wachters aan de deur gezet. Er was ook een prinsesje, die net zoo lang dwong, tot ze er in mocht. Ze zei tegen Keesje, ik zal aan mijn vader vra gen of hij het nog eens zal probeeren. Als je dan voor de troon staat zal ik achter mijn vader staan en steek 5 vingers van de rech ter hand en 3 vingers van de linker hand. De koning vroeg hoeveel is 5 X 7. Keesje antwoordde: een 3 en een 5. Domoor riep de koning 5 X 7 35. Keesje zei dat be doel ik ook. Toen Keesje de volgende dag op de school kwam, noemde ze hem alle maal Keesje vijf-en-dertig. AVOND. door Anton Roels. De wilgen droomen langs het polderland; De lucht is grauw van mist en fijnen regen; Een vochtig waas is over 't land gestegen; In 't neev'lig westen staat de lucht in brand. 't Is stil en vredig in het avondland; Een late vogel waagt het nog te fluiten; Toch zitten ginds nog enk'le men-chen En leest een rookend boertje in de krant. Maar in de steden heerscht een druk vertier: Daar jachten zich de menschen door de straten, Zij hebben hun kantoor of zaak verlaten En zoeken thuis, na arbeid, wat plezier. Dan, langzaam, komt een stille vrede weer: De nacht treedt ln, de blceke lichten dooven; Een klok slaat twaalf, dan één.... en boven Ziet Moeder Maan op onze aarde neer. Dit versje werd ingestuurd eind Sep tember. Ik wil dit zeggen, tot beter begrij pen van eenige regels. Denk maar eens na over het tweede versje. Nu vindt men geen menschen buiten in het avonduurtje, noch een rookend boertje meer, die zijn krantje leest., daar buiten. O i m W 5 t. LOES KUULKERS door Cor van Diest XIIL Ze kwamen in een zijkanaal, dat slechts weinig bevaren werd. Welig was hier de plantengroei Sursum Corda ploegde er langzaam op in; het bootje zwoegde en raasde. Opeens sneed de boot weer vlot door het water. „Het kanaal is hier vrij van planten", merkte oom op. Verder gleed de boot, nu weer vlot en vroolijk als tevoren. Ze kwamen nu aan een aanlegplaats. We zullen hier uitstappen en eerst eens wat gaan gebruiken in het restaurant", be sloot oom. „Ik heb honger als een paard". Loes streek eens over haar maag. „Die zit nog wel op zijn plaats", lachte oom. ,,'k Weet het nog niet zoo precies", peins de Loes, „ik heb zoo'n gevoel of le daar niet meer zit. „Arme Loesie", plaagde Truss. „Zijn we hier nog ver van huis", vroeg Loes. „Drie uur nog; we kunnen tegen negen uur thuis zijn", was oom's antwoord. „Toch heerlijk op het water; ik zou, ge loof ik, graag schippersvrouw willen zijn!" Een uitbundig gelach was 't antwoord op Loes' overpeinzing. Onder gezellige kout verliep de maaltijd. Oom rekende af met den ober en verder ging de tocht weer. „Stine krijgt slaanies" zong Loes, wijl Justine even voor zich uit zat te staren. „Zullen we een slaapliedje zingen", spot te Truus. „Dan heb je kans dat Jullié alle drie in slaap valt" troefde oom. Een hartelijk gelach steeg op. „Zullen we de radio even aanzetten", vroeg tante. „Dat is niet kwaad bedacht, vrouwtje; als tenminste de kleintjes goed kunnen luiste ren". Oom keek het drietal plagend aan. „Kleintjes" klonk het in verontwaardi ging Even later klonk een heerlijke vioolsolo uit den aether, en allen luisterden in aan dacht. „Heerlijk, verrukkelijk", vonden ze. „Warmond in zicht", kondigde oom een poos later aan. En Ja hoor, de bekende plekies rezen op in het verschiet. Niet lang daarna legde het bootje aan en glne het gezelschap aan wal. „Tien voor negen, prachtig geraden, oom" prees Loes. Opgewekt ging het nu weer huiswaarts; de drie meisies gearmd voorop. Oom volg de met de dames. Het duurde ook niet lang meer voor de meisjes naar bed gingen, na oom hartelijk bedankt te hebben voor dien prettigen dag. Ze sliepen aldra als rozen en droomden van wereldreizen en waterlelies. Den daaropvolgenden dag ging mevrouw weer m*»t de meisjes naar huis; wenschten oom en tante een prettige reis en beloofden als oom en tante thuis zouden zijn weer gauw naar Warmond te komen. Justine hoopte maar dat ze dan nog ln Holland zou zijn. Oom was daar niet bang voor! ZEVENDE HOOFDSTUK Een vervelend begin maar een prettig slot „Goeie grutten, 't regent ouwe wijven", klaagde Locs toen ze 's morgens opgestaan, tusschen de gordijnen keek. „Ook gezellig! Kun je den geheelen dag de seconden zit ten tellen of het nog geen koffietijd is. En de minuten berekenen wanneer we zullen eten! Berg je maar! „Ben je altijd zoo poëtisch als 't regent? 't Zit 'm zeker in 't weeT!" lachte Jus tine. „Lacht maar, ik zal het wel laten!" Mokkend begaf Loes zich naar de wasch- tafel, liet de kraan flink loopen en begin zich ijverig te wasschen. „Loesie met verkeerde been uit bed ge- stant! Weer eens Iets anders vandaagl Wel leuk zoo'n verandering!" plaagde het nichtje. „Och houd toch je mond; je bent een ver velend schaap! Wees jij maar blij, dat het zulk hondenweer is ln Je vacantie. Je mag hoor!" foeterde Loes weer. „O ja, mag ik? Wat heerlijk, zeg! Je hebt ook nooit eens mooi weer in Je vacantie, hè stakkerd!" Justine kon niet nalaten iet wat SDottende antwoorden te geven. „Och jij", begon Loes wat terug te trek ken. „Maar zog nu eens, vind jij 't prettig, als het regent?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 15