I
Drie mannen en
hun noodlot
3)e ÊeicboHc Coulant
FEUILLETON
door
A. J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
10)
Krampachtig, wanhopig, verweerde hij
zich, liet den chauffeur los, in de hoop zich
van den anderen aanvaller te kunnen be
vrijden, maar hij kreeg er geen kans toe.
De chauffeur pakte hem opnieuw beet en
trok hem voorover; de aanvaller achter zijn
rug verdubbelde den druk van zijn vingers
om de keel en het gevolg daarvan was, dat
hij zich weldra duizelig, benauwd en slap
voelde worden en alles om zich heen zag
draaien. Geen oogenblik verminderde de
vastheid van de metalen omklemming om
zijn keel en het duurde niet lang of hij had
een schemerige gewaarwording dat het be
wustzijn uit hem wegebde. Daarna wist hij
niets meer.
Toen hij weer bijkwam, lag hij plat op
zijn rug op straat. Hij knipperde een paar
keer met de oogen, voelde naar zijn pijn
lijke keel en zat eindelijk rechtop. Een
zacht hygen naast hem deed hem het hoofd
omwenden en ondanks het vage licht, zag
hij hei gezicht van het meisje, dat zich naar
hem overboog. Hij zag hoe bleek ze was,
zag dat er tranen in haar oogen stonden en
dat ze over haar heele lichaam trilde.
„Och hemel?" klaagde ze, „ik dacht dat
ze u vermoord hadden."
O' Malley glimlachte flauwtjes.
„Het spijt me dat ik u teleurstellen moet"
bracht hij uit. „Bent u gewond?"
Een zenuwachtig lachje trok over haar
gezicht.
„Gewond? Neen, gewond ben ik niet.
Maar.
Bevend hield ze op.
„Wat is er gebeurd?" vroeg O' Malley
heesch.
„Ze trachtten u te wurgen! Dat beest
wierp de deur open en viel u van achteren
aan. Ik probeerde hem terug te trekken,
maar een ander greep my beet en hield
zijn smerige hand voor mijn mond. Daar
op raakte u bewusteloos en smeten ze u
uit den wagen. Ik dacht, dat u dood was!"
„Goeie genade", bromde O' Malley, „arm
kind, komaan, laten we hier maar zoo
gauw mogelijk vandaan gaan."
Hij kwam overeind en hoewel nog wat dui
zelig, slaagde hij er in zich staande te hou
den. De beide taxi's waren verdwenen.
Hij nam de arm van het meisje, gedeel
telijk om haar te leiden door dit afgele
gen donkere plantsoen en gedeeltelijk om
er zelf op te steunen. Zoo bereikten ze on
gehinderd den verkeersweg, die naar den
Westelijken uitgang van het park voerde
en toen enkele auto's voorbijgleden, voelde
O' Malley zich al veiliger. Met zijn vrije
hand zijn nog steeds pijnlijke keel wrij
vend, vroeg hy haar, met een stem die al
lesbehalve vast klonk, hem de rest te ver
tellen.
„Voordat u neerviel, verweerde ik me
zoó goed mogelijk. Maar ze overmeester
den me en...."
Weer hield ze huiverend op bij de af-
sohuwelyke herinnering.
„Een mooie beschermer was ik!" viel
O' Malley bitter uit.
„Ze waren met hun drieën", zette het
meisje haar mededeelingen voort, zonder
op zijn grimmige opmerking te reageeren;
„de twee chauffeurs en nog een ander. Ik
veronderstel dat het de taxi geweest is die
ons voorbijging, die hier op ons wachtte en
dat onze chauffeur cpdracht had hem te
volgen. Och, doet uw keel nog zoo'n pijn?"
viel ze zichzelf eensklaps in de rede.
„Het is mijn keel niet, die me hindert",
riep hij ongeduldig uit, „wat me dwars
zit is de gedachte wat ze met u hebben ge
daan! Wat deden ze?"
Een oogenblik aarzelde het meisje, ver
wonderd door zijn toon. Maar ze zag dui
delijk de oprechte ongerustheid achter
zijn geprikeldheid en vervolgde:
„Een van de mannen hield mijn armen
op mijn rug vast en mijn mond dicht. De
beide anderen fouilleerden me -.gron
dig."
„Groote God;" stiet O' Malley uit, in een
opwelling van blinde woede. „Als ik niet
zoo'n verdraaide ezel was geweest...."
Zijn felle uitbarsting gaf Cladia Hunt
een vreemde emotie, maar het gelukte haar
kalm voort te gaan:
„Dat gebeurde, nadat de andere man
eerst uw kleeren doorzocht had. Ik zag
hem verschillende papieren uit uw zakken
halen en doorkijken bij het licht van een
van de autolampen. Toen vloekte hij en
kwam ik aan de beurt. Het is duidelijk, dat
het weer om den brief te doen was."
O' Malley, te woedend om direct te ant
woorden, vloekte- binnensmonds. Toen
grauwde hij:
„Maar ze hebben hem nog niet!" En
toen zijn hand leeg uit zyn binnenzak te
voorschijn kwam, voegde hij er bij: „Die
paar nonsens brieven mogen ze houden,
maar als ik ooit een van die schurken in
mijn handen krijg, mag de hemel hem ge
nadig zyn! Herkende u misschien een van
hen?"
Claudia gaf niet direct antwoord. Ze wa
ren nu het uitgangshek door en bij hotel
„Majestic" stonden een paar „blauwe"
taxi's geparkeerd. De naam van de onder
neming was een waarborg voor de veilig
heid van de passagiers; hij riep een van
de wagens aan en ze stapten in, nadat O'
Malley zich vergewist had dat de aanval
lers hem zijn geld hadden gelaten.
Toen de auto zich in beweging had gezet,
herhaalde hij zijn vraag en het antwoord
kwam na een lange aarzeling.
„Ja, ik herkende er twee van. De eene,
de chauffeur van de stilstaande taxi, was
de man die mij aanviel in die stille straat
en die door u neergeslagen werd."
„En de andere?" drong O' Malley aan.
„Den andere heb ik vanavond nog eens
gezien
O' Malley boog zich naar haar over.
„U zag hem in dat gebouw waar u uit
kwam. Hij was de tweede die mij over
viel. Was hij dat niet?"
Claudia keek hem in sprakelooze ont
steltenis aan.
„Hoe weet u dat?" hijgde ze ten laatste.
„Waar was is dan toen?"
„Aan den overkant van de straat", klonk
het bescheid en daarop vertelde hij haar in
het kort hoe hij haar uit het kantoorge
bouw had zien komen, de conversatie van
de twee mannen had opgemerkt en hun be
wegingen gevolgd.
„Nietwaar, u zag dien man tevoren in het
gebouw, dien vent met die gezwollen
wang meen ik", eindigde hij. „En was hij nu
ook in dien aanval betrokken? Het lijkt
me heel waarschijnlijk, want het staat alle
maal met elkaar in verband."
Claudia was opvallend stil geworden. O'
Malley wachtte even en vroeg haar toen
opnieuw:
„Is het niet zoo, miss Hunt?"
Ze keerde zich opeens impulsief naar
hem toe.
„Luistert u eens mi, O' Malley. Ik spreek
daar liever niet over, als u het goed vindt.
Want het betreft nog anderen dan mij, be
grijpt u."
Verwonderd en teleurgesteld leunde O'
Malley achterover, zonder iets te antwoor
den. Onwillkeurig voelde zijn hand iets
hards in zyn zak en hij haalde er de revol
ver uit dien hij van Claudia Hunt had af
genomen.
„Kijk, ze lieten me den revolver houden
en mijn geld ook, dus het staat als een paal
boven water dat het om den brief begon
nen was", zei hy, terwyl hij het wapen weer
opborg. En meesmuilend liet hij er op vol
gen: „Uw broer zal me wel nooit meer
vragen u naar huis te brengen, daar heb
ik het niet naar gemaakt!"
Ondanks zijn spottenden toon, was zijn
zelfbeschuldiging oprecht gemeend, maar
Claudia weerde die af en protesteerd har
telijk:
„Wees toch niet zoo dwaas! U kon on
mogelijk meer voor m.e gedaan hebben,
dan u deed. En wat hebt u niet allemaal
voor me gedaan dezen avond. Dat u zoc
verraderlijk overvallen werd, kon u tocl
v/aarachtig niet he"pen!"
(Wordt vervolgd).
Op terugreis naar zijn land arriveerde
te Rotterdam de heer Baylis (midden),
Britsch consul-generaal te Hamburg
Bij den Sijsjesberg onder de gemeente Huizen worden duizenden kubieke meters zand afgegraven, om ^er militaire express naar het front Engelsche soldaten bestijgen,
K. j j ergens op Fransch grondgebied, het .compartiment van den trein, die
dienst te doen bij den aanleg van schuilloopgraven op verschillende plaatsen in Nederland j,en naar j,un stellingen zal brengen
Vele nijvere vrouwenhanden en ookmannenhanden zijn geregeld in de weer
met het breien van wollen sokken, wanten, enz. voor de gemobiliseerden in ons
land Onze ionaens kunnen de koude dagen met gerustheid tegemoet zien
.Wie de zee beheerscht, zal vroeg of laat de overwinning behalen",
aldus Daladier in zijn laatste redevoering Fransche oorlogsbodems op
patrouille langs de kust ter bewaking van de territoriale wateren en
ter controle van de koopvaardij
Met het Weesperpoortstation in de
hoofdstad zijn ook de aangrenzende
spoorbanen buiten gebruik gesteld. Met
behulp van de oude dwarsliggers en
prikkeldraad wordt thans een stevige
afrastering gemaakt langs de baan der
Gooische tram bij den Beukenweg
De hond in militairen dienst aan het Westelijk front. Door
de Fransche en Engelsche strijdkrachten worden de viervoeters
gebruikt voor het overbrengen van belangrijke mededeelingen
in de voorste hnies