HET NEDERLANDSCHE LEGER.
Drie mannen en
hun noodiot
3)e Êeictodie 0ou/fcam
De heer C. v. d Po', waarnemend
hoofd-commissaris van Politie te Rotter
dam, aan wien op zijn verzoek eervol
ontslag verleend is na een diensttijd
van ruim 41 jaar
Roodbont vee in het Land van Cuyk.
Een overzicht van de 23ste tokvee-
tentoonstelling, welke te Cuyk aan de
Maas gehouden is
Nederland paraat. Tijdens de oefeningen wordt een aanval van pantser
wagens tegen een vooruitgeschoven post verwacht. De bediening van
een pantser-afweerkanon heeft daartegen snel een gemaskeerde opstelling
opgeworpen
Als militairen verhuizen - Dan gaat heel de bagage mede en wordt de
deken op den rug gebonden. Een onmiskenbaar teeken van het seizoen, want
de wintertijd heeft zijn intrede gedaan
Ondanks de ernstige internationale toestanden ondervindt
het werk in de Fransche havens geen stagnatie De
groote kranen zetten er haar dagelijkschen arbeid onge
stoord voort
Alarm, tijdens de oeteningen van het Nederlandsche leger De loopgraaf is
reeds door den eersten schutter bezet. De anderen staan op het punt de dekkende
schuilnis te verlaten en eveneens de stelling te bezetten
FEUILLETON
door
A. J. HUISMAN.
>l (Nadruk verboden).
O' Malley knikte en vroeg alleen nog:
„Was het iets dat met zijn zaken in ver
band stond?"
„O ja, ja het stond in verband met
zaken!"
O' Malley keek neer op het afgewende
hoofd en zuchtte.
„Wat ellendig voor je, Louise!" hernam
hij vol oprechte deelneming.
„Dank je Terry," fluisterde ze terug.
Een oogenblik later ging ze hem voor de
open- deuren naar de luxueus ingerichte
bibliotheek.
Daar vond O' Malley zijn gastheer, bezig
de laatste teug uit zijn glas whiskey te
drinken. Hij had een kort, stevig eenigs-
zins plomp figuur, kleine heldere oogen en
een grijs snorretje; hij was het type van
een joviaal, goedgekleed zakenman. Zijn
lichte dassen en grijze pantalons en zijn
vlotte grappen gaven hem iets luchthartigs,
maar zijn ongebreidelde eerzucht was als
een verborgen, gevaarlijke onderstroom,
ternauwernood door zijn gezond verstand
in toom gehouden.
Naast hem en een eind boven hem uit
stekend stond de andere gast, Sam Schenk,
een zware gespierde man met een stieren
nek een beursspeculant van groot for
maat. Wel had er de laatste jaren meer dan
een gerucht geloopen dat het mis met hem
was, maar steeds was gebleken dat zijn
vijanden te vroeg juichten, althans hij
leefde nog steeds op de meest onbekrompen
wijze.
De afkeer die Louise van Schenk had,
prikkelde O' Malley's nieuwsgierigheid en
hij bestudeerde het grove gelaat van den
effectenman. Hij ving daarbij een blik op
uit de doordringende donkere oogen, die
iets priemends had en den jongen Ier uiter
mate prikkelde. Een oogeniblik beant
woordde hij dien; uitdagend en lang ge
noeg om een flauwen geamuseerden glim
lach op het papperige gezicht te voorschijn
te roepen. Onmiddellijk voelde O' Malley
dat hij hier iemand voor zich had, die in
elk opzicht een tegenstelling met hem
vormde. Straks, tijdens het diner, had hij
onbewust alleen den befaamden geldman
in hem gezien en aan zijn persoonlijkheid
niet de minste aandacht geschonken. Maar
nu wist hij, dat hij evenmin als Louise met
Schenk ophad.
Toen ze binnentraden had Chesters blik
het gezicht van zijn dochter gezocht. De
droefgeestige, verlangende uitdrukking,
die altijd in zijn oogen was, als ze op haar
rustten, had hij ook nu nauwelijks terug
gedrongen en ook zijn harde, brutale stem
werd onwillekeurig zachter.
„Wel Louise, Sam en ik hebben ons
slaapmutsje op en zouden juist naar bed
gaan. En jij?"
„Ik denk hetzelfde te doen, vader."
Ze ging naar hem toe, kuste hem op de
wang en gaf Schenk een hand. Een oogen
blik later wenschte ze het heele gezelschap
goeden nacht en verliet de kamer.
Nog even bief O' Malley by de twee an
dere mannen praten. Toen belde Chester
om Bates, den butler. Even later gingen
ze alle drie naar hun kamers, terwijl Bates
beneden alles sloot.
O. Malley kleedde zich langzaam uit; hij
had nog niet veel zin naar bed te gaan,
het was nog zoo warm. Maar hij draaide
toch het licht uit, zette een stoel voor het
raam, ademde de zachte geuren in, die uit
den tuin opstegen en bleef zoo een tijdje
wakend zitten droomen.
Langzamerhand werd het echter koeler
en besloot hij in bed te stappen, maar hij
werd zich bewust dat hij veel minder sla
perig was dan toen hij naar boven was ge
gaan en zijn hoofd vol was van allerlei
dooreen woelende gedachten. Hij stond
v/eer op, schoot in een kamerjapon en ging
weer naar het raam, doch zag buiten iets
dat hem weerhield zich uit het venster te
buigen, zooals zijn plan was. Hij meende
een lichtere plek tusschen het gebladerte
te ontwaren en zijn oog bleef daarop eerst
onbewust rusten; toen zag hij die plek be
wegen, dichter naar het huis toekomen en
even later kon hij duidelijk onderscheiden
dat het een gezicht was. Beneden stond
iemand naar het huis te staren!
O' Malley keek onbeweeglijk toe en
trachtte ook maar het geringste geluid van
beneden op te vangen. Nu was de ge
stalte zoo dichtbij gekomen, dat hij vanuit
zijn raam het hoofd niet meer kon zien,
doch een moment later vingen zijn gepitste
ooren een geluid op als het krassen van na
gels over een ruwe oppervlakte.
Zijn vlugge verbeelding deed hem dade
lijk een mogelijke verklaring aan de hand.
Oppassend in het halfduister een bot
sing met de meubels te vermijden, sloop
hy naar de deur, opende die zachtjes en
stond op het bovenportaal. Hier brand
de een zwakke nachtlamp en bij het schijn,
sel daarvan vond hy zyn weg naar de trap.
Zijn kamerjapon om zich heen slaand
daalde hij deze af en liep op zyn teenen
naar de deur van de bibliotheek. Want in
de richting daarvan was de gestalte daar
buiten verdwenen.
Zijn knie stootte tegen een stoel en hy
bleef een oogenblik staan, zoowel om de
pijnlijke plek te wrijven als om beter te
kunnen onderscheiden bij het flauwe ge-
glimmer dat van bovenaf nog hier door
drong.
Nu zag hij de deur van de bibliotheek en
hy wilde er zich juist heen begeven, zoo
geruischloos mogelijk voortgaande, toen
hij daarachter eensklaps een gedempt
heesch gefluister hoorde, te zacht om te
worden verstaan of om het geluid te her
kennen, hoe onbeweeglijk hij ook bleef
staan en hoe scherp hy ook luisterde. Daar
op volgde plotseling een schuifelende be
weging Tusschen de zware gordijnen die
de deuren afsloten en die nu iets vaneen
geschoven waren drong een flauwe licht
straal, die even snel weer verdween als
zij verschenen was. Daarop volgden 'n paar
haastige voetstappen op den parketvloer,
het geluid van een slag en de bons van iets
zwaars dat op den grond neerviel.
Het gebeurde, alles in een oogwenk en
O Malley wachtte geen seconde meer. Als
een pyl schoot hij tusschen de gordijnen
door. Hoe donker het ook in de bibliotheek
was, hij merkte direct beweging verderop
in den uitersten hoek der kamer, evenals
een beweging dichterbij. Maar voordat hü
stilstaan kon om zich rekenschap te geven
wat er geschiedde, kwam hij in hevige bot
sing met een man, die vlak bij den binnen
kant van de deur stond.
Onvast op zijn beenen door den schok
ging hy half overstag en voelde zich het
volgende oogenblik door iets zwaars om
huld, terwijl een paar stevige armen de
zijne naar omlaag drukten en hem daarop
nog vaster in dien zwaren geheimzinnigen
mantel wikkelden.
De jonge Ier kronkelde zich als een aal
en probeerde in een natuurlijk instinct van
zelfbehoud zich los te werken. Bij die po
gingen kwam zijn voet in aanraking met
het been van den man, die hem in bedwang
hield, waarop een scheurend geluid volgde
en het rinkelen van gordijnringen. Toen vi?l
hij op den grond, maar sleepte in zijn val
zijn aanvaller en het gordijn met zich mee.
Hij kwam op zijn rug neer en de ander lag
bovenop hem. Zijn hoofd bonsde tegen den
houten vloer; een oogenblik was-hy ver
doofd en snakte naar adem. Toch, eerst
zwakjes, maar daarna met meer kracht,
worstelde hij om zich van de hem omklem
mende armen te bevrijden. Plotseling lie
ten deze echter uit zichzelf los, hy hoorde
roepen en er scheen licht door het over hem
heen geworpen gordijn.
Daarop werd dit met een ruk van zyn
lichaam getrokken, waarbij hy t-m rolde en
weer op zijn rug terecht kwam, starende in
een kring van booze en dreigende gezich
ten.
Vlak boven zich zag hij Sam Schenk,
daarnaast stond Chester en aan den anderen
kant Bates, de butler.
(Wordt vervolgd).