WEEK-END. LIED VAN DEZEN TIJD r ZATERDAG 7 UCTUBEK 1333 Vt LtlUSLHE CUUKANT VIERDE BLAD - PAG. 14 Pokken en vaccinatie L Geschiedenis De tijd, dat alle kinderen bij het eerste betreden van de school in het bezit moes ten zijn van een pokenbriefje, ligt al weer lang achter ons; de wet, die ons daartoe verplichtte, werd 11 Februari 1928 opge schort. Sindsdien is deze opschorting tel kens voor twee jaar vernieuwd, en zal de Regeering zich voor Januari 1940 moeten beraden of dat zoo door kan gaan, of dat er een nieuwe wet, die de inenting tegen pokken regelt, zal moeten worden aange nomen. Een Staatscommissie, onder voor zitterschap van Minister Romme, bracht in Mei van dit jaar verslag uit over dit vraagstuk en kwam tot de conclusie, dat het niet wenschelijk was, de oude wet te handhaven; een ontwerp van wet werd door haar bijgevoegd, waarover bereids het voorloopig verslag is gepubliceerd. De Regeering acht dit vraagstuk terecht van groote urgentie. Maar het is de vraag of de bevolking hiervan voldoende over tuigd is. Immers, nu de laatste elf jaren de entverplichting niet meer bestaat, is de be werking is discrediet geraakt, deels uit 6leur, deels uit angst voor schadelijke ge volgen. Om eenig inzicht te krijgen in dit probleem is het nuttig en vooral interes sant, om de geschiedenis eens te raadple gen. De pokziekte is al vanouds bekend en berucht. Reeds 1000 jaar voor Chr. was zij in China bekend, terwijl uit gegevens van Arabische artsen valt op te maken, dat 1000 jaar na Chr. de ziekte in de ge- heele Mahomedaansche wereld voorkwam. De kruistochten hebben wellicht er toe bij gedragen, dat de ziekte ook in Europa ver breid werd, hoewel we pas eenigszins be trouwbare gegevens hebben over de 17e eeuw. In de oude tijden werd de ziekte gerekend onder de volkspestilentiën, maar Boerhaave is één der eersten geweest die d*- pokken als een besmettelijke ziekte be schreven heeft, en dat was zeer zeker een 6tap verder, omdat met de erkenning daar van, ook maatregelen, zooals isolatie der patiënten, konden worden toegepast. Zooals bekend is laat deze ziekte, een- imaal goed doorstaan, een onvatbaarheid, immuniteit, na. Buitengewoon gevaarlijk was de ziekte, wanneer zij werd ingevoeld in gebieden, waar ze nog nooit had ge- heerscht, omdat er, ook onder de ouderen, nog geen immunen waren. Door de Span jaarden werden de pokken geimporteerd in West-Indië, en vandaar in 1520 overge bracht naar Mexico, waar naar schatting in korten tijd drie en een half millioen menschen waren bezweken. Groenland, een kolonie van de Moormannen, en Siberië werden er door ontvolkt. In de landen, waar de pokken langza merhand inheemsch werden, ontstond na tuurlijk een zekere onvatbaarheid bij de overlevenden van een epidemie Maar twin tig jaren later waren er weer vele vatba ren bij. de jongere generatie, en juist hier onder werden om de zooveel jaren ware slachtingen aangericht. En zoo kon men in de 18e eeuw in Europa werkelijk spreken van de „pokkennood". Eerstens, omdat de genen, die de ziekte te boven kwamen, voor hun leven deerlijk waren geschonden: immers de poken laten vreeselijke littee- kens op het gelaat achter; en tweedens om dat het sterftecijfer zoo hoog was: 15 pet., soms zelfs 30 pet. der zieken bezweken er aan. In de 17e en 18e eeuw bleven slechts wei nigen gespaard van de pokken, zoodat men els gewoon gezegde bezigde: „aan de lief de en aan de pokken ontkomt niemand". In Europa stierven in de 18e eeuw per jaar ongeveer 400.000 menschenaan deze ziek te; in Duitschland alleen reeds 70.000 en in Engeland kwam 13 pet. van de sterfte voor rekening van de pokken. De angst er voor was zóó groot, dat men liever trouuwde met iemand, die een pokdalig gelaat had, dan met een persoon, die de pokken nog niet had gehad. Ook wanneer er geen epidemie heersch- te bleef de ziekte geregeld voorkomen; in een stad als Amsterdam waren gemiddeld 600 sterfgevallen per jaar aan pokken. Toen men tot het inzicht gekomen was, met een besmettelijke ziekte te doen te hebben, ging men wel isolatie toepassen, maar gezien de hygiënische begrippen van dien tijd, was het succes hiervan zeer on voldoende. Intusschen waren de Chineezen ons weer eens vooruit! Al eeuwen lang pasten zij toe een methode van onvatbaarmaking. Men doopte n.l. draden of lapjes in de etter van een pokpuist, en smeerde deze dan op het neusslijmvlies, of op een krapje in de huid. Men veroorzaakte dus een kunstma tig geval van pokken, dat meestal zonder verdere uitbreiding, dus licht, verliep, en in tijden van epidemieën bleef men voor de ziekte gespaard. Door deze inoculatie of varilatie (variola pokken) konden echter ook andere ziekten worden over gebracht, en voorts verliep deze kunstma tige pokziekte niet altijd licht, en ver spreidde de geinoculeerde patiënt de ziek te soms in zijn omgeving. Deze methode verspreidde zich geleide lijk aan naar Klein-Azië en Turkije. Dat deze bewerking, toen zij in overig Europa bekend werd, als een verlossing werd be schouwd, toont wel duidelijk aan hoe hoog de pokkennood gestegen was! De vrouw van de Engelsche gezant in Konstantinopel had haar eigen kinderen aldus laten be handelen, en zij werd er de eerste propa gandiste voor. Een geweldige vlucht nam deze onvatbaarmaking echter niet, vooral omdat ondeskundigen en kwakzalvers ze gingen toepassen en ongelukken veroor zaakten, en vooral, omdat men de geinocu leerde patiënten niet isoleerde, zoodat zij oorzaak werden van infecties bij anderen. In enkele steden, ook in ons land, verbood men zelfs een tijdlang deze bewerking. Hoewel met veel poespas van voorberei dend dieet, en vergezeld van veel ceremo nieel, bleef men toch geregeld de inocu latie toepassen, in ons land voor het eerst in 1748. Enkele artsen kregen hierdoor een grooten naam, en verdienden schandelig veel geld, vooral als zij vorstelijke personen ie behandelen kregen. Bekend is het ver haal van den Hollandschen arts Jan In- genhousz, die naar Weenen reisde om de kinderen van Maria Theresia, waarvan er reeds enkele aan pokken waren overleden, te inoculeeren. Hij ontving hiervoor 3000 ducaten, een gouden tabaksdoos, werd in den adelstand verheven, en werd lijfarts met een jaargeld van 7000. Voor de en ting van den koning van Frankrijk werd 170.000 betaald. De Engelsche arts Dins- da.e reisde naar Rusland om Catharina de Groote op deze wijze te behandelen. Dat was zeker een hachelijke onderneming, •.vant slaagde hij niet, dan was hij er van overtuigd, dat het met hem zelf gedaan was; hij liet op alle reishalten paarden en koeriers gereed staan, om zoo noodig, zoo spoedig mogelijk te kunnen vluchten. Ge lukkig liep alles goed af, en ontving hij 10.000 pond sterling en een jaargeld van 5000 pond sterling. Zeker werd er af en toe gelegenheid ge geven voor minder bedeelden om zich te laten onvatbaarmaken; maar de hooge ho noraria maakten toch zooveel indruk, dat rr en de weerslag hiervan in de tooneellit- teratuur terugvindt. Dr. J. B. F. van Gils haalt in een van zyn artikelen het volgen de rijmpje uit 1768 aan: „Die knapen winnen geld Katrijn ,,'k Wou ook zoo'n entebaas wel zijn." Intusschen bleef de toestand voor de massa slecht. Hierin kwam pas verande ring toen in 1796 van den hand van een Engelsche plattelands-geneesheer een ge denkwaardig boekje verscheen over een nieuwe methode van inenten, de koepok inenting. Hierover zullen we een volgend keer meer vertellen. ZIJERVELD. iEMENGDE BERICHTEN WIELRIJDER DOOR AUTO GEGREPEN. Op slag gedood. Gistermiddag om ongeveer half zes is op den rijksweg BredaRoozendaal onder het gehucht Bosschenhoofd een ongeluk met doodelijken afloop gebeurd. De 63-jarige landbouwer A. Assenblok uit Etten nader de op zijn rijwiel uit een zijweg den rijks weg tegelijkertijd kwam uit de richting Breda een vrachtauto van de firma Heili gers te Zundert. Vermoedelijk doordat de oude man hardheorend is, bemerkte hy dezen auto niet, met het gevolg, dat hij ge grepen en op slag gedood werd. De chauf feur had tijdig signaal gegeven. Het slachtoffer laat een vroiiw en vier kinde ren achter. APOTHEKER DOOR TRAM AANGEREDEN. Slachtoffer overleden. Gisteravond omstreeks half tien is in de Vierambachtstraat te Rotterdam een ern stig verkeersongeluk gebeurd, dat aan den 51-jarigen heer Y. J. Lubberink, apothe ker, gewoond hebbende aan de Kruiskade, het leven heeft gekost. Op genoemd tijdstip kwam uit de rich ting Spangen een tramwagen van lijn 4. Het slachtoffer, dat de Vierambachtstraat overstak, was in de veronderstelling dat de tram bij de halte Jagerstraat zou stop pen, doch dit was helaas niet het geval. Hij geraakte onder de tram en werd over een afstand van dertien meter meege sleurd. De heer L. was op slag dood. Het stoffelijk overschot is naar het ziekenhuis aan den Coolsingel overgebracht. De be stuurder van de tram zou aan dit droevig ongeval geen schuld hebben. SCHIP GEZONKEN OP HET IJSSELMEER. Schipper en zijn oude moeder gered. Het motorvaartuig „Volharding", schip per Bonne, dat, geladen met kunstmest, van IJmuiden op weg was naar Drachten, is, naar 'het „Alg. Hibld." meldt, gisterennacht gezonken ten Zuiden van Enkhuizen onder Oosterleek. De opvarenden, de schipper en zijn oude moeder, zijn tijdens onstuimige zee met groote moeite gered en te Enkhui zen aan wal gebracht. Het schip was niet verzekerd. Het m.s. „Volharding" bevond zich Don derdagavond in het vaarwater Amsterdam Enkhuizen, toen de motor doorsloeg. De zee was onstuimig en de schipper, die met zijn oude moeder aan boord was, wierp direct het anker uit, wat evenwel niet kon verhoeden, dat het vaartuig snel naar den zeedijk afdreef en op de steenen voor de zeewering lek sloeg. Toen het achterschip begon te zinken, heeft de schipper zijn moe der met behulp van een sloep naar den wal gebracht, waarna dit vaartuigje op de steenen van de zeewering door de aanrol lende golven te pletter werd geslagen. Van Oosterleek had men intusschen den havenmeester van Enkhuizen opgebeld om assistentie te verleenen, en spoedig daarna voer de eerste motorvlet van gebr. Visser de haven uit, later nog gevolgd door een tweede reddingsvaartuig. Toen de eerste vlet bij de kust van Oosterleek was aange komen, gaf schipper Bonne van het half gezonken vaartuig lichtsignalen en spoe dig had men in weerwil van de hooge zee, het wrak bereikt. Gedurende drie uur zijn de vlettelieden bezig geweest met pogin gen, het schip van de zeewering los te trek- ENGELAND'S BLOKKADESYSTEEM DE NOORDZEE ALS VOORNAAMSTE OPERATIE-TERREIN Duitschland in de Oostzee onbedreigd, doch elders De groote vraag is thans: hoe staat Engeland er voor, nu Duitsch land zich met al zijn kracht tegen de Westelijke mogendheden kan keeren? Het Britsche Rijk heeft herhaaldelijk bij monde van zijn prémier, Chamberlain, verklaard, dat het den strijd tot het einde toe zal volhouden en zeer in het bij zonder zijn toevlucht zal nemen tot een blokkade; welke laatste nog veel scherper vormen dreigt aan te nemen dan in den Wereld oorlog. In Duitsche kringen is men er echter van overtuigd, dat dit Engeland niet mogelijk zal zijn en verder, dat het Duitschland met aan het noodige zal ontbreken, zelfs niet al blijkt een strenge Engelsche blokxade uitvoerbaar. Een bijzondere V.P.B. correspon dent brengt in dit artikel een be langrijke uiteenzetting van het Duitsche zoowel als van het Engel sche standpunt. Wij spraken, aldus schrijft hij, een hooggeplaatst buitenlandsch marine, officier, die te Kopenhagen op de doorreis vertoefde en die ons verschillende in lichtingen verschafte over de Duitsche meening betreffende dit wel belangrijkste onderdeel van den strijd in het Westen. Het belangrijkste immers, omdat men hier van opvatting is, dat de strijd te land door de enorme verdedigingswerken in het Westen geen ai te grooten omvang zal kun nen aannemen. Om de Duitsche meening te kunnen be grijpen, moet men evenwel eerst de Engel sche these over den oorlog ter zee kennen. Deze wordt misschien wel het beste belicht door een onlangs verschenen werk van Kapitein Liddell Hart, een van de laatste medewerkers van den Britschen minister van oorlog, Hore Belisha. Liddell Hart nu schrijft: „Ons doel is bereikt, wanneer wij den vijand er van kunnen overtuigen, dat hij onze eilanden niet veroveren kan; zoo lang wij voor een werkelijke verdediging gewapend zijn en wij niet door een ver- waarloozing van onze bondgenooten ge- isoleerd worden is alles geschied, wat den aanvaller er van kan overtuigen, dat hij ons niet onderwerpen kan (door omstandig heden waaronder een moderne oorlog ge voerd wordt. Dit versterkt ons in onze op vatting, dat wij moeten vasthouden aan onze traditioneele strategie": Wat men daaronder te verstaan heeft, zegt ons Liddell Hart in de volgende woor den: „Er wordt dikwijls beweerd, dat een oorlog met beperkt risico onmogelijk is en dat het 't begin van een nederlaag be- teekent, wanneer men den oorlog begint met het voornemen zijn krachten te sparen. De eerste bewering is onhistorisch, de tweede onpractisch. Wij hebben al onze oorlogen gevoerd met gebruikmaking van het voordeel, dat de zee en onze zeemaent ons boden om ons risico te beperken. Ons voornaamste wapen was steeds de door onze zeemacht uitgeoefende economische druk op den tegenstander. De uitwerking daarvan verhoogden wij langs twee wegen: door onze bondgenooten met geld en wapens te steunen en zoo noodig door het uitzenden van kleine expeditie-legers; ter wijl wij onze bemoeiingen op zee tot een maximum opvoerden, streefden wij er naar onze militaire ontplooiing zoo klein moge lijk te houden. Bij deze groote strategie spaarden wy onze krachten en deden slechts het noodigste om den vyand op zyn zwakste plaats te treffen". Wat de Duitschers meenen. Bij den thans door Engeland gevoerden oorlog meenen de Duitschers rekening te ken. Maar alle moeite was vergeefsch. Toen men bemerkte, dat de „Volharding" dieper zonk, achtte de schpper het noodzakelijk zijn vaartuig te verlaten voor het te laat was. De vlettelieden hebben den schipper te Enkhuizen aan wal gebracht. DE VERBINDING MET AMELAND GEDEELTELIJK VERBROKEN. Ten gevolge van den harden Oostenwind gedurende de laatste dagen is de water stand in de Waddenzee dusdanig gedaald, dat de postboot, welke vaart tusschen Hol werd (Friesland) en Ameland, evenals de veeboot, sinds Woensdag j.l. niet meer kan varen. De postboot ligt aan den grond voor de steiger te Holwerd. De veeboot is onderweg van Ameland naar Holwerd ongeveer 500 meter uit de Freische kust vastgeloopen. Met een sloep wordt dit schip, waarop zich verschillende koeien en andere dieren bevinden, van het noodige voedsel en water voorzien. De postdienst wordt op het oogenblik met een barkas onderhouden. Deze barkas is even wel niet in staat alle passagiers mede te nemen, waardoor verschillende passagiers óf op het eiland moeten achterblijven, of het eiland niet kunnen bereiken. Onder hen bevinden zich talrijke komende en gaande militaire verlofgangers. De wind is inmiddels gedraaid en men hoopt de beide schepen spoedig weer vlot te kunnen krijgen en, als het water door de verandering van de windrichting vol doende gestegen is, den regelmatigen dienst te ...rstellen moeten houden met drie tooneelen van den oorlog. 1. De Noordzee met haar toegangen tot den Atlantischen Oceaan; 2. de Oostzee; 3. de Middellandsche zee. De Noordzee was van oudsher de be langrijkste sector van het Britsche blok kade-systeem. De Britten zelf noemen de Noordzee met haar toegangen in militair- economischen zin: de Zeepoort van Europa (The Sea-gate of Europe). De Noordelijke vleugel van deze poort ligt tusschen de Orkney-eilanden en de Zuidpunt van Noorwegen, de Zuidelijke tusschen Ier land en Kaap Finisterre aan den Noord- Oosthoek van Spanje. Het zeegebied tus schen deze beide denkbeeldige lijnen vormt voor Engeland de toegang tot alle neutrale landen, zooals België, Nederland, Dene marken, Noorwegen en de aan de Oostzee liggende staten, die in normale omstandig heden met Duischland handel plegen te drijven. In de Noordzee nu bouwen de Duitschers hun hoop op hun duikbooten en men geeft te kennen, dat men van dit wapen thans veel meer succes verwacht dan in den wereldoorlog, terwijl men tevens de hoop nog niet opgegeven heeft, dat een krachtige houding der neutralen, die im mers bij de instandhouding van het han delsverkeer met Duitschland het grootste belang hebben," Engeland tot een beperking van zyn blokkade-oorlog zou kunnen be wegen. De Oostzee. Het tweede niet minder belangrijke tooneel van den zee-oorlog de Oostzee bevindt zich, evenals in den wereld oorlog, geheel in Duitsche handen. Een binnendringen van Engelsche duikbooten of andere vyandelijke zeestnjdkrachten, houdt men in de Oostzee voor onmogelijk. Voor een goede luchtafweer is eveneens gezorgd, zoodat Engeland hier ook moei- lyk met vliegtuigen kan strijden. De Duit sche handel met de neutralen in dit ge bied wordt derhalve als onkwetsbaar be schouwd, wat vooral met het oog op het Zweedsche ijzer van groot belang is. De Middellandsche Zee. Blyft de Middellandsche Zee met haar beide toegangen de Oceanen het Suez-kanaai in het Oosten en de straat van Gibraltar in het Westen. Natuurlijk zal Engeland van deze machtspositie, waar hel Suez-kanaal geheel in Britsche handen is, een zoo goed mogelijk gebruik trachten te maken, zulks te meer, daar het voor een binnendringen van Duitsche duikbooten wel niet bevreesd behoeft te zijn, daar deze in de Middellandsche Zee niet over bases beschikken. Engeland's zwakke zijde. Evenals alle dingen in de wereld heeft ook de geografische ligging van Engeland, dit land, dat als eiland dwars voor de Noordzee ligt, voor den poortwachter een keerzyde, waarop Duitschland bepaalde verwachtingen grondt. Er zijn ongeveer 2(1 grondstoffen, die men bij het voeren van een oorLog niet ontberen kan. Behalve kolen, mist Engeland al deze grondstoffen. Nu is het waar, dat Engeland deze grond stoffen in zijn imperium kan krijgen, zoo lang het de zeeën beheerscht. Maar één product is er toch, dat daarop een uitzon dering maakt; en dat is hout. Hout betrekt Engeland bijna geheel uit de Oostzeestaten en wel in den vorm van het voor den mijn bouw noodzakelijke mijnhout. De Oostzee echter is geheel in Duitsche handen. Van deze belangrijke grondstof zal Engeland dus waarschijnlijk in grooten omvang moe ten afzien. Wat dit beteekent voor de En gelsche kolen-productie, die de basis vormt van de oorlogs-industrie, zal de tijd moeten leeren; en bovendien, zooals reeds gezegd, hoopt Duitschland met zijn duikbooten in ieder geval ook een grot deel van den overigen aanvoer naar Engeland te kunnen onderscheppen. VISITEKAARTJES. Bijna daagljjks komen er menschen aan uw deur, die na een verzoek om een on derhoud u willen spreken over razend in teressante en belangwekkende, ofwel nut tige en noodzakelijke dingen, die achteraf echter steeds een meer of minder elegante vorm van directen steun' blijken te zijn, met andere woorden, die ty'd kosten of geld. Maar hun optreden, hun uitzicht en de meesterlijke bescheiden wijze, waarop zij hun plannen voordragen, is dikwijls zóó, dat zij, heengaande met het geld of met de toezegging, toch nog de voornaamste van ons tweeën gebleven zijn. Ik heb dan het groote geluk gehad te mogen helpen. En ik heb het gevoel alsof ik mijn bezoeker nog zou moeten bedanken. Daar zit iets scheefs in. Die lieden komen met een visitekaartje en je moet hen bijna wel ontvangen. Al staat er ook op dat kaartje niets an ders dan: Jacobus Joannes Frederikse Kamperfoeliestraat 18 Leiden. Ik heb daarom al eens bedacht, dat het beter zou zijn een voorbeeld te nemen aan de Engelsche visitekaartjes, waarop in af kortingen al de kwaliteiten van den' be zitter van het kaartje vermeld staan. As volgt: John Brophy M. P.; V. C.; M. H. Z. G. Iedereen, die zulk een kaartje in handen krijgt, weet dan, dat die meneer Brophy Member of Parliament is, drager van het Victoria Cross en Member of Honour of the Zoological Gardens. Reeds zulk een summiere vermelding zou een stap zijn op den goeden weg by ken nismaking met onbekende heeren. Indien meneer Jacobus Joannes Frede rikse zijn kaartje zou overhandigen, waar op de vermelding: P. H. B.; M. O. N., zou men tenminste een uitgangspunt hebben ter verdere beoordeeling van 's mans ge dragingen. Men zou dan met 'n zekere dosis scherpzinnigheid immers tot de conclus:e kunnen komen, dat de man Portier is in het Huis van Bewaring en drager van de Medaille van Oranje Nassau. Maar toch schuilen hierin gevaren en ik mag er niet aan denken, dat men met deze oplossing der letterpuzzle in handen toch te doen zou hebben met den President van de Haagsche Bankunie. Daarom zou ik willen pleiten voor meer openhartig heid. Waarom zouden wij op ons visitekaartje behalve van onzen naam ook niet kond doen van onze geheele persoonlijkheid? Waarom zouden wij den mensch, met wien wij voor de eerste maal gaan spre ken, niet openhartig tegemoet treden zon der achterbaksheid, hem kennis gevend van al onze deugden en fouten, van al onze kleine gewichtigheden en onze heb belijkheden? Dan zou net kaartje van meneer Frede rikse er aldus uitzien: Jacobus Joannes Frederikse Vrij van sterken drank Zondag: twee slappe Catz Kleeding C. en A. Duivenhouder Voetbal: Lugdunum. 1 X Gehuwd Oud-Hollandsch pandoer Geboren 7 October 1887 Zevendedags-adventist. Kamperfoeliestraat 18 Leiden. Zoo zouden wij tenminste weten, met wien wy te doen hebben! DANIëL. SOSVSG5H vii&gtfëSM VSLVAAUT VREDESKIND. Deze week was het één jaar geleden, dat het vredespact van Mün- chen gesloten werd. 't Is nu net een jaar geleden, Dat het allerliefste wicht. Waarop heel de wereld wachtte, Zag het nacht'lijk levenslicht, 't Was die blijde nacht in München, Dokters stonden aan het bed, En zy mompelden eenstemmig: 't Kindje moet en zal gered. Toen is 't kindje dan geboren, Heel de wereld stond er bij, En de bakers en de dokters Waren allen even blij. Chamberlain en Mussolini, Vonden het een prachtig ding, Daladier en Hitier lachten, Benesj kreeg de rekening. D' eerste weken ging het prachtig, 't Was een zeer voorspoedig kind, 't Had wel wat agressie-uitslag, Maar, niet-waar, de liefde is blind. Vader hief het in de hoogte, Moeder straalde van pleizier, En het vredeskindje groeide Onder 't ouderlijk bestier. Maar toen kwamen donk're dagen, 't Kreeg ontsteking in het oor, 't Kreeg de mazelen en kinkhoest, Maar het kindje kwam er door. 't Kreeg daarna de waterpokken, En de roodvonk in 't kwadraat, Maar nog bleef het in het leven En het was nog niet te laat. 't Kindje bleek een zorgenkindje, Ouders hadden geen geduld, Moeder Chamberlain gaf Hitier Vader Hitier haar de schuld. En toen zijn zy dan gaan scheiden, 't Kindje raakte toen in nood; En nog voor 't één jaar zou worden Ging het lieve kindje.... dood. TROUBADOUR.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 14