WEEK-END.
LIED VAN DEZEN TIJD
r ZATERDAG 7 UCTUBEK 1333
Vt LtlUSLHE CUUKANT
VIERDE BLAD - PAG. 14
Pokken en vaccinatie
L
Geschiedenis
De tijd, dat alle kinderen bij het eerste
betreden van de school in het bezit moes
ten zijn van een pokenbriefje, ligt al weer
lang achter ons; de wet, die ons daartoe
verplichtte, werd 11 Februari 1928 opge
schort. Sindsdien is deze opschorting tel
kens voor twee jaar vernieuwd, en zal de
Regeering zich voor Januari 1940 moeten
beraden of dat zoo door kan gaan, of dat
er een nieuwe wet, die de inenting tegen
pokken regelt, zal moeten worden aange
nomen. Een Staatscommissie, onder voor
zitterschap van Minister Romme, bracht
in Mei van dit jaar verslag uit over dit
vraagstuk en kwam tot de conclusie, dat
het niet wenschelijk was, de oude wet te
handhaven; een ontwerp van wet werd
door haar bijgevoegd, waarover bereids het
voorloopig verslag is gepubliceerd.
De Regeering acht dit vraagstuk terecht
van groote urgentie. Maar het is de vraag
of de bevolking hiervan voldoende over
tuigd is. Immers, nu de laatste elf jaren de
entverplichting niet meer bestaat, is de be
werking is discrediet geraakt, deels uit
6leur, deels uit angst voor schadelijke ge
volgen. Om eenig inzicht te krijgen in dit
probleem is het nuttig en vooral interes
sant, om de geschiedenis eens te raadple
gen.
De pokziekte is al vanouds bekend en
berucht. Reeds 1000 jaar voor Chr. was
zij in China bekend, terwijl uit gegevens
van Arabische artsen valt op te maken,
dat 1000 jaar na Chr. de ziekte in de ge-
heele Mahomedaansche wereld voorkwam.
De kruistochten hebben wellicht er toe bij
gedragen, dat de ziekte ook in Europa ver
breid werd, hoewel we pas eenigszins be
trouwbare gegevens hebben over de 17e
eeuw. In de oude tijden werd de ziekte
gerekend onder de volkspestilentiën, maar
Boerhaave is één der eersten geweest die
d*- pokken als een besmettelijke ziekte be
schreven heeft, en dat was zeer zeker een
6tap verder, omdat met de erkenning daar
van, ook maatregelen, zooals isolatie der
patiënten, konden worden toegepast.
Zooals bekend is laat deze ziekte, een-
imaal goed doorstaan, een onvatbaarheid,
immuniteit, na. Buitengewoon gevaarlijk
was de ziekte, wanneer zij werd ingevoeld
in gebieden, waar ze nog nooit had ge-
heerscht, omdat er, ook onder de ouderen,
nog geen immunen waren. Door de Span
jaarden werden de pokken geimporteerd in
West-Indië, en vandaar in 1520 overge
bracht naar Mexico, waar naar schatting
in korten tijd drie en een half millioen
menschen waren bezweken. Groenland, een
kolonie van de Moormannen, en Siberië
werden er door ontvolkt.
In de landen, waar de pokken langza
merhand inheemsch werden, ontstond na
tuurlijk een zekere onvatbaarheid bij de
overlevenden van een epidemie Maar twin
tig jaren later waren er weer vele vatba
ren bij. de jongere generatie, en juist hier
onder werden om de zooveel jaren ware
slachtingen aangericht. En zoo kon men in
de 18e eeuw in Europa werkelijk spreken
van de „pokkennood". Eerstens, omdat de
genen, die de ziekte te boven kwamen,
voor hun leven deerlijk waren geschonden:
immers de poken laten vreeselijke littee-
kens op het gelaat achter; en tweedens om
dat het sterftecijfer zoo hoog was: 15 pet.,
soms zelfs 30 pet. der zieken bezweken er
aan.
In de 17e en 18e eeuw bleven slechts wei
nigen gespaard van de pokken, zoodat men
els gewoon gezegde bezigde: „aan de lief
de en aan de pokken ontkomt niemand".
In Europa stierven in de 18e eeuw per jaar
ongeveer 400.000 menschenaan deze ziek
te; in Duitschland alleen reeds 70.000 en in
Engeland kwam 13 pet. van de sterfte voor
rekening van de pokken. De angst er voor
was zóó groot, dat men liever trouuwde met
iemand, die een pokdalig gelaat had, dan
met een persoon, die de pokken nog niet
had gehad.
Ook wanneer er geen epidemie heersch-
te bleef de ziekte geregeld voorkomen; in
een stad als Amsterdam waren gemiddeld
600 sterfgevallen per jaar aan pokken.
Toen men tot het inzicht gekomen was,
met een besmettelijke ziekte te doen te
hebben, ging men wel isolatie toepassen,
maar gezien de hygiënische begrippen van
dien tijd, was het succes hiervan zeer on
voldoende.
Intusschen waren de Chineezen ons weer
eens vooruit! Al eeuwen lang pasten zij toe
een methode van onvatbaarmaking. Men
doopte n.l. draden of lapjes in de etter van
een pokpuist, en smeerde deze dan op
het neusslijmvlies, of op een krapje in de
huid. Men veroorzaakte dus een kunstma
tig geval van pokken, dat meestal zonder
verdere uitbreiding, dus licht, verliep, en
in tijden van epidemieën bleef men voor
de ziekte gespaard. Door deze inoculatie
of varilatie (variola pokken) konden
echter ook andere ziekten worden over
gebracht, en voorts verliep deze kunstma
tige pokziekte niet altijd licht, en ver
spreidde de geinoculeerde patiënt de ziek
te soms in zijn omgeving.
Deze methode verspreidde zich geleide
lijk aan naar Klein-Azië en Turkije. Dat
deze bewerking, toen zij in overig Europa
bekend werd, als een verlossing werd be
schouwd, toont wel duidelijk aan hoe hoog
de pokkennood gestegen was! De vrouw
van de Engelsche gezant in Konstantinopel
had haar eigen kinderen aldus laten be
handelen, en zij werd er de eerste propa
gandiste voor. Een geweldige vlucht nam
deze onvatbaarmaking echter niet, vooral
omdat ondeskundigen en kwakzalvers ze
gingen toepassen en ongelukken veroor
zaakten, en vooral, omdat men de geinocu
leerde patiënten niet isoleerde, zoodat zij
oorzaak werden van infecties bij anderen.
In enkele steden, ook in ons land, verbood
men zelfs een tijdlang deze bewerking.
Hoewel met veel poespas van voorberei
dend dieet, en vergezeld van veel ceremo
nieel, bleef men toch geregeld de inocu
latie toepassen, in ons land voor het eerst
in 1748. Enkele artsen kregen hierdoor een
grooten naam, en verdienden schandelig
veel geld, vooral als zij vorstelijke personen
ie behandelen kregen. Bekend is het ver
haal van den Hollandschen arts Jan In-
genhousz, die naar Weenen reisde om de
kinderen van Maria Theresia, waarvan er
reeds enkele aan pokken waren overleden,
te inoculeeren. Hij ontving hiervoor 3000
ducaten, een gouden tabaksdoos, werd in
den adelstand verheven, en werd lijfarts
met een jaargeld van 7000. Voor de en
ting van den koning van Frankrijk werd
170.000 betaald. De Engelsche arts Dins-
da.e reisde naar Rusland om Catharina de
Groote op deze wijze te behandelen. Dat
was zeker een hachelijke onderneming,
•.vant slaagde hij niet, dan was hij er van
overtuigd, dat het met hem zelf gedaan
was; hij liet op alle reishalten paarden en
koeriers gereed staan, om zoo noodig, zoo
spoedig mogelijk te kunnen vluchten. Ge
lukkig liep alles goed af, en ontving hij
10.000 pond sterling en een jaargeld van
5000 pond sterling.
Zeker werd er af en toe gelegenheid ge
geven voor minder bedeelden om zich te
laten onvatbaarmaken; maar de hooge ho
noraria maakten toch zooveel indruk, dat
rr en de weerslag hiervan in de tooneellit-
teratuur terugvindt. Dr. J. B. F. van Gils
haalt in een van zyn artikelen het volgen
de rijmpje uit 1768 aan:
„Die knapen winnen geld Katrijn
,,'k Wou ook zoo'n entebaas wel zijn."
Intusschen bleef de toestand voor de
massa slecht. Hierin kwam pas verande
ring toen in 1796 van den hand van een
Engelsche plattelands-geneesheer een ge
denkwaardig boekje verscheen over een
nieuwe methode van inenten, de koepok
inenting. Hierover zullen we een volgend
keer meer vertellen.
ZIJERVELD.
iEMENGDE BERICHTEN
WIELRIJDER DOOR AUTO GEGREPEN.
Op slag gedood.
Gistermiddag om ongeveer half zes is op
den rijksweg BredaRoozendaal onder het
gehucht Bosschenhoofd een ongeluk met
doodelijken afloop gebeurd. De 63-jarige
landbouwer A. Assenblok uit Etten nader
de op zijn rijwiel uit een zijweg den rijks
weg tegelijkertijd kwam uit de richting
Breda een vrachtauto van de firma Heili
gers te Zundert. Vermoedelijk doordat de
oude man hardheorend is, bemerkte hy
dezen auto niet, met het gevolg, dat hij ge
grepen en op slag gedood werd. De chauf
feur had tijdig signaal gegeven. Het
slachtoffer laat een vroiiw en vier kinde
ren achter.
APOTHEKER DOOR TRAM
AANGEREDEN.
Slachtoffer overleden.
Gisteravond omstreeks half tien is in de
Vierambachtstraat te Rotterdam een ern
stig verkeersongeluk gebeurd, dat aan den
51-jarigen heer Y. J. Lubberink, apothe
ker, gewoond hebbende aan de Kruiskade,
het leven heeft gekost.
Op genoemd tijdstip kwam uit de rich
ting Spangen een tramwagen van lijn 4.
Het slachtoffer, dat de Vierambachtstraat
overstak, was in de veronderstelling dat
de tram bij de halte Jagerstraat zou stop
pen, doch dit was helaas niet het geval.
Hij geraakte onder de tram en werd over
een afstand van dertien meter meege
sleurd. De heer L. was op slag dood. Het
stoffelijk overschot is naar het ziekenhuis
aan den Coolsingel overgebracht. De be
stuurder van de tram zou aan dit droevig
ongeval geen schuld hebben.
SCHIP GEZONKEN OP HET
IJSSELMEER.
Schipper en zijn oude moeder gered.
Het motorvaartuig „Volharding", schip
per Bonne, dat, geladen met kunstmest, van
IJmuiden op weg was naar Drachten, is,
naar 'het „Alg. Hibld." meldt, gisterennacht
gezonken ten Zuiden van Enkhuizen onder
Oosterleek. De opvarenden, de schipper en
zijn oude moeder, zijn tijdens onstuimige
zee met groote moeite gered en te Enkhui
zen aan wal gebracht. Het schip was niet
verzekerd.
Het m.s. „Volharding" bevond zich Don
derdagavond in het vaarwater Amsterdam
Enkhuizen, toen de motor doorsloeg. De
zee was onstuimig en de schipper, die met
zijn oude moeder aan boord was, wierp
direct het anker uit, wat evenwel niet kon
verhoeden, dat het vaartuig snel naar den
zeedijk afdreef en op de steenen voor de
zeewering lek sloeg. Toen het achterschip
begon te zinken, heeft de schipper zijn moe
der met behulp van een sloep naar den
wal gebracht, waarna dit vaartuigje op de
steenen van de zeewering door de aanrol
lende golven te pletter werd geslagen.
Van Oosterleek had men intusschen den
havenmeester van Enkhuizen opgebeld om
assistentie te verleenen, en spoedig daarna
voer de eerste motorvlet van gebr. Visser
de haven uit, later nog gevolgd door een
tweede reddingsvaartuig. Toen de eerste
vlet bij de kust van Oosterleek was aange
komen, gaf schipper Bonne van het half
gezonken vaartuig lichtsignalen en spoe
dig had men in weerwil van de hooge zee,
het wrak bereikt. Gedurende drie uur zijn
de vlettelieden bezig geweest met pogin
gen, het schip van de zeewering los te trek-
ENGELAND'S
BLOKKADESYSTEEM
DE NOORDZEE ALS VOORNAAMSTE
OPERATIE-TERREIN
Duitschland in de Oostzee onbedreigd,
doch elders
De groote vraag is thans: hoe
staat Engeland er voor, nu Duitsch
land zich met al zijn kracht tegen
de Westelijke mogendheden kan
keeren? Het Britsche Rijk heeft
herhaaldelijk bij monde van zijn
prémier, Chamberlain, verklaard,
dat het den strijd tot het einde toe
zal volhouden en zeer in het bij
zonder zijn toevlucht zal nemen
tot een blokkade; welke laatste
nog veel scherper vormen dreigt
aan te nemen dan in den Wereld
oorlog. In Duitsche kringen is
men er echter van overtuigd, dat
dit Engeland niet mogelijk zal zijn
en verder, dat het Duitschland
met aan het noodige zal ontbreken,
zelfs niet al blijkt een strenge
Engelsche blokxade uitvoerbaar.
Een bijzondere V.P.B. correspon
dent brengt in dit artikel een be
langrijke uiteenzetting van het
Duitsche zoowel als van het Engel
sche standpunt.
Wij spraken, aldus schrijft hij, een
hooggeplaatst buitenlandsch marine,
officier, die te Kopenhagen op de doorreis
vertoefde en die ons verschillende in
lichtingen verschafte over de Duitsche
meening betreffende dit wel belangrijkste
onderdeel van den strijd in het Westen.
Het belangrijkste immers, omdat men hier
van opvatting is, dat de strijd te land door
de enorme verdedigingswerken in het
Westen geen ai te grooten omvang zal kun
nen aannemen.
Om de Duitsche meening te kunnen be
grijpen, moet men evenwel eerst de Engel
sche these over den oorlog ter zee kennen.
Deze wordt misschien wel het beste belicht
door een onlangs verschenen werk van
Kapitein Liddell Hart, een van de laatste
medewerkers van den Britschen minister
van oorlog, Hore Belisha. Liddell Hart nu
schrijft: „Ons doel is bereikt, wanneer wij
den vijand er van kunnen overtuigen, dat
hij onze eilanden niet veroveren kan; zoo
lang wij voor een werkelijke verdediging
gewapend zijn en wij niet door een ver-
waarloozing van onze bondgenooten ge-
isoleerd worden is alles geschied, wat den
aanvaller er van kan overtuigen, dat hij
ons niet onderwerpen kan (door omstandig
heden waaronder een moderne oorlog ge
voerd wordt. Dit versterkt ons in onze op
vatting, dat wij moeten vasthouden aan
onze traditioneele strategie":
Wat men daaronder te verstaan heeft,
zegt ons Liddell Hart in de volgende woor
den: „Er wordt dikwijls beweerd, dat een
oorlog met beperkt risico onmogelijk is en
dat het 't begin van een nederlaag be-
teekent, wanneer men den oorlog begint
met het voornemen zijn krachten te sparen.
De eerste bewering is onhistorisch, de
tweede onpractisch. Wij hebben al onze
oorlogen gevoerd met gebruikmaking van
het voordeel, dat de zee en onze zeemaent
ons boden om ons risico te beperken. Ons
voornaamste wapen was steeds de door
onze zeemacht uitgeoefende economische
druk op den tegenstander. De uitwerking
daarvan verhoogden wij langs twee wegen:
door onze bondgenooten met geld en
wapens te steunen en zoo noodig door het
uitzenden van kleine expeditie-legers; ter
wijl wij onze bemoeiingen op zee tot een
maximum opvoerden, streefden wij er naar
onze militaire ontplooiing zoo klein moge
lijk te houden. Bij deze groote strategie
spaarden wy onze krachten en deden
slechts het noodigste om den vyand op
zyn zwakste plaats te treffen".
Wat de Duitschers meenen.
Bij den thans door Engeland gevoerden
oorlog meenen de Duitschers rekening te
ken. Maar alle moeite was vergeefsch. Toen
men bemerkte, dat de „Volharding" dieper
zonk, achtte de schpper het noodzakelijk
zijn vaartuig te verlaten voor het te laat
was. De vlettelieden hebben den schipper
te Enkhuizen aan wal gebracht.
DE VERBINDING MET AMELAND
GEDEELTELIJK VERBROKEN.
Ten gevolge van den harden Oostenwind
gedurende de laatste dagen is de water
stand in de Waddenzee dusdanig gedaald,
dat de postboot, welke vaart tusschen
Hol werd (Friesland) en Ameland, evenals
de veeboot, sinds Woensdag j.l. niet meer
kan varen.
De postboot ligt aan den grond voor de
steiger te Holwerd.
De veeboot is onderweg van Ameland
naar Holwerd ongeveer 500 meter uit de
Freische kust vastgeloopen. Met een sloep
wordt dit schip, waarop zich verschillende
koeien en andere dieren bevinden, van het
noodige voedsel en water voorzien. De
postdienst wordt op het oogenblik met een
barkas onderhouden. Deze barkas is even
wel niet in staat alle passagiers mede te
nemen, waardoor verschillende passagiers
óf op het eiland moeten achterblijven, of
het eiland niet kunnen bereiken. Onder
hen bevinden zich talrijke komende en
gaande militaire verlofgangers.
De wind is inmiddels gedraaid en men
hoopt de beide schepen spoedig weer vlot
te kunnen krijgen en, als het water door
de verandering van de windrichting vol
doende gestegen is, den regelmatigen
dienst te ...rstellen
moeten houden met drie tooneelen van den
oorlog.
1. De Noordzee met haar toegangen tot
den Atlantischen Oceaan;
2. de Oostzee;
3. de Middellandsche zee.
De Noordzee was van oudsher de be
langrijkste sector van het Britsche blok
kade-systeem. De Britten zelf noemen de
Noordzee met haar toegangen in militair-
economischen zin: de Zeepoort van Europa
(The Sea-gate of Europe). De Noordelijke
vleugel van deze poort ligt tusschen de
Orkney-eilanden en de Zuidpunt van
Noorwegen, de Zuidelijke tusschen Ier
land en Kaap Finisterre aan den Noord-
Oosthoek van Spanje. Het zeegebied tus
schen deze beide denkbeeldige lijnen vormt
voor Engeland de toegang tot alle neutrale
landen, zooals België, Nederland, Dene
marken, Noorwegen en de aan de Oostzee
liggende staten, die in normale omstandig
heden met Duischland handel plegen te
drijven. In de Noordzee nu bouwen de
Duitschers hun hoop op hun duikbooten en
men geeft te kennen, dat men van dit
wapen thans veel meer succes verwacht
dan in den wereldoorlog, terwijl men tevens
de hoop nog niet opgegeven heeft, dat een
krachtige houding der neutralen, die im
mers bij de instandhouding van het han
delsverkeer met Duitschland het grootste
belang hebben," Engeland tot een beperking
van zyn blokkade-oorlog zou kunnen be
wegen.
De Oostzee.
Het tweede niet minder belangrijke
tooneel van den zee-oorlog de Oostzee
bevindt zich, evenals in den wereld
oorlog, geheel in Duitsche handen. Een
binnendringen van Engelsche duikbooten of
andere vyandelijke zeestnjdkrachten,
houdt men in de Oostzee voor onmogelijk.
Voor een goede luchtafweer is eveneens
gezorgd, zoodat Engeland hier ook moei-
lyk met vliegtuigen kan strijden. De Duit
sche handel met de neutralen in dit ge
bied wordt derhalve als onkwetsbaar be
schouwd, wat vooral met het oog op het
Zweedsche ijzer van groot belang is.
De Middellandsche Zee.
Blyft de Middellandsche Zee met haar
beide toegangen de Oceanen het
Suez-kanaai in het Oosten en de straat van
Gibraltar in het Westen. Natuurlijk zal
Engeland van deze machtspositie, waar hel
Suez-kanaal geheel in Britsche handen is,
een zoo goed mogelijk gebruik trachten te
maken, zulks te meer, daar het voor een
binnendringen van Duitsche duikbooten wel
niet bevreesd behoeft te zijn, daar deze in
de Middellandsche Zee niet over bases
beschikken.
Engeland's zwakke zijde.
Evenals alle dingen in de wereld heeft
ook de geografische ligging van Engeland,
dit land, dat als eiland dwars voor de
Noordzee ligt, voor den poortwachter een
keerzyde, waarop Duitschland bepaalde
verwachtingen grondt. Er zijn ongeveer 2(1
grondstoffen, die men bij het voeren van
een oorLog niet ontberen kan. Behalve
kolen, mist Engeland al deze grondstoffen.
Nu is het waar, dat Engeland deze grond
stoffen in zijn imperium kan krijgen, zoo
lang het de zeeën beheerscht. Maar één
product is er toch, dat daarop een uitzon
dering maakt; en dat is hout. Hout betrekt
Engeland bijna geheel uit de Oostzeestaten
en wel in den vorm van het voor den mijn
bouw noodzakelijke mijnhout. De Oostzee
echter is geheel in Duitsche handen. Van
deze belangrijke grondstof zal Engeland
dus waarschijnlijk in grooten omvang moe
ten afzien. Wat dit beteekent voor de En
gelsche kolen-productie, die de basis vormt
van de oorlogs-industrie, zal de tijd moeten
leeren; en bovendien, zooals reeds gezegd,
hoopt Duitschland met zijn duikbooten in
ieder geval ook een grot deel van den
overigen aanvoer naar Engeland te kunnen
onderscheppen.
VISITEKAARTJES.
Bijna daagljjks komen er menschen aan
uw deur, die na een verzoek om een on
derhoud u willen spreken over razend in
teressante en belangwekkende, ofwel nut
tige en noodzakelijke dingen, die achteraf
echter steeds een meer of minder elegante
vorm van directen steun' blijken te zijn,
met andere woorden, die ty'd kosten of
geld.
Maar hun optreden, hun uitzicht en de
meesterlijke bescheiden wijze, waarop zij
hun plannen voordragen, is dikwijls zóó,
dat zij, heengaande met het geld of met de
toezegging, toch nog de voornaamste van
ons tweeën gebleven zijn. Ik heb dan het
groote geluk gehad te mogen helpen. En
ik heb het gevoel alsof ik mijn bezoeker
nog zou moeten bedanken.
Daar zit iets scheefs in.
Die lieden komen met een visitekaartje
en je moet hen bijna wel ontvangen.
Al staat er ook op dat kaartje niets an
ders dan:
Jacobus Joannes Frederikse
Kamperfoeliestraat 18
Leiden.
Ik heb daarom al eens bedacht, dat het
beter zou zijn een voorbeeld te nemen aan
de Engelsche visitekaartjes, waarop in af
kortingen al de kwaliteiten van den' be
zitter van het kaartje vermeld staan.
As volgt:
John Brophy
M. P.; V. C.; M. H. Z. G.
Iedereen, die zulk een kaartje in handen
krijgt, weet dan, dat die meneer Brophy
Member of Parliament is, drager van het
Victoria Cross en Member of Honour of the
Zoological Gardens.
Reeds zulk een summiere vermelding zou
een stap zijn op den goeden weg by ken
nismaking met onbekende heeren.
Indien meneer Jacobus Joannes Frede
rikse zijn kaartje zou overhandigen, waar
op de vermelding: P. H. B.; M. O. N., zou
men tenminste een uitgangspunt hebben
ter verdere beoordeeling van 's mans ge
dragingen. Men zou dan met 'n zekere dosis
scherpzinnigheid immers tot de conclus:e
kunnen komen, dat de man Portier is in
het Huis van Bewaring en drager van de
Medaille van Oranje Nassau.
Maar toch schuilen hierin gevaren en ik
mag er niet aan denken, dat men met deze
oplossing der letterpuzzle in handen toch
te doen zou hebben met den President
van de Haagsche Bankunie. Daarom zou
ik willen pleiten voor meer openhartig
heid.
Waarom zouden wij op ons visitekaartje
behalve van onzen naam ook niet kond
doen van onze geheele persoonlijkheid?
Waarom zouden wij den mensch, met
wien wij voor de eerste maal gaan spre
ken, niet openhartig tegemoet treden zon
der achterbaksheid, hem kennis gevend
van al onze deugden en fouten, van al
onze kleine gewichtigheden en onze heb
belijkheden?
Dan zou net kaartje van meneer Frede
rikse er aldus uitzien:
Jacobus Joannes Frederikse
Vrij van sterken drank
Zondag: twee slappe Catz
Kleeding C. en A.
Duivenhouder
Voetbal: Lugdunum.
1 X Gehuwd
Oud-Hollandsch pandoer
Geboren 7 October 1887
Zevendedags-adventist.
Kamperfoeliestraat 18 Leiden.
Zoo zouden wij tenminste weten, met
wien wy te doen hebben!
DANIëL.
SOSVSG5H vii>fëSM VSLVAAUT
VREDESKIND.
Deze week was het één jaar geleden, dat het vredespact van Mün-
chen gesloten werd.
't Is nu net een jaar geleden,
Dat het allerliefste wicht.
Waarop heel de wereld wachtte,
Zag het nacht'lijk levenslicht,
't Was die blijde nacht in München,
Dokters stonden aan het bed,
En zy mompelden eenstemmig:
't Kindje moet en zal gered.
Toen is 't kindje dan geboren,
Heel de wereld stond er bij,
En de bakers en de dokters
Waren allen even blij.
Chamberlain en Mussolini,
Vonden het een prachtig ding,
Daladier en Hitier lachten,
Benesj kreeg de rekening.
D' eerste weken ging het prachtig,
't Was een zeer voorspoedig kind,
't Had wel wat agressie-uitslag,
Maar, niet-waar, de liefde is blind.
Vader hief het in de hoogte,
Moeder straalde van pleizier,
En het vredeskindje groeide
Onder 't ouderlijk bestier.
Maar toen kwamen donk're dagen,
't Kreeg ontsteking in het oor,
't Kreeg de mazelen en kinkhoest,
Maar het kindje kwam er door.
't Kreeg daarna de waterpokken,
En de roodvonk in 't kwadraat,
Maar nog bleef het in het leven
En het was nog niet te laat.
't Kindje bleek een zorgenkindje,
Ouders hadden geen geduld,
Moeder Chamberlain gaf Hitier
Vader Hitier haar de schuld.
En toen zijn zy dan gaan scheiden,
't Kindje raakte toen in nood;
En nog voor 't één jaar zou worden
Ging het lieve kindje.... dood.
TROUBADOUR.