3)e Ewdóchz Gou/zcmt In de kinderboerderij van .Artis" te Amsterdam Is een ezelsveulentje geboren. Op de Amsterdamsche vrouwen was een beroep gedaan voor het afstaan van kussens ten dienste van de bewakingstroepen Een vriendelijke inwoonster van de hoofdstad, die haar gaven kwam brengen, waarop de landsverdediger het moede hoofd kan neerleggen De paarden, die de haver verdienenDe suikercampagne is begonnen en aan de suikerfabrieken heerscht thans weer de drukte van drie maanden Der iaar Op verschillende drukke punten in de residentie worden be tonnen schuilloopgraven gebouwd Het aanbrengen van de bekisting in de schuilloopgraat voor het station Hollandsche Spoor Z. K. H. Prins Bernhard inspecteerde deze week in een der plaatsen langs de Nederlandsche kust de daar qelegerde bereden en onberaden veldtroepen Een oud-Hollandsche deugd, het inmaken in Keulsche potten, komt weer in eere, nu menige huisvrouw groenten provisie inslaat Krijgsvoorraden in aanbouw. De constructie der Engelsche bommen werpers geschiedt in de Britsche vlieg tuigfabrieken onder hoogspanning Een der oorlogsmachines in wording feuilleton Toen de scheidsmuur viel! door ISABEL C CLARKE. 79) Viola luisterde met bleek gelaat naar deze woorden. Maar Cymbeline stond plot seling op en liep naar het raam. Hij bad voor zijn gestorven vijand. „Waar is Angela?" vroeg hij, toen hij weer aan tafel zat „Zij is nog in bed. Wij verwachtten je niet zoo vroeg. Zij was erg moe en nerveus gisteravond." „Wist zij het?" vroeg hij. „Nou we waren een beetje bang.... om dat je zoo haastig weggeroepen was. Zij was verschrikt." „Je was zoo hoog, een speldknop in de lucht. De vliegmachine leek net speelgoed. En dat groote schip met zijn kanonnen en vreeselijke bommen." „Ja, ik geioof v-o-, dat u er hier beneden zoo over denkt. Boven komt niets er op aan, behalve het gevecht." „Het was gewoon schitterend", zei hij ten laatste. „Je had ons allemaal moeten hoo- ren hoera roepen. Maar ik had nooit ge droomd, dat jij het was. We riepen hoera, voor wien, wisten we niet." „Och wat!" zei Cymbeline. „Ik was alleen maar bang, dat hij te gauw weg zou zijn." „Ik heb nog meer nieuws voor je Cym, als je tenminste nog meer kunt verdragen." Zoowel Viola als Cymbeline keken ver wonderd op. „Je .moest me niet in spanning houden, Lambert. Daar hebben we gisteravond ge noeg van gehad", zei Viola. „De muur is ingestort", zei Lambert rnc-l bevenden glimlach. „Een van de bommen is er op gevallen en hij is gewoonweg in puin." „De muur?" Viola en Cymbine keken elkaar aan. „Ik ga nu naar de Towers om het vader te zeggen. Ik weet niet, of hij het al ge hoord heeft. Maai ik moet toch even ga »n zien hoe hij het maakt na gisternacht. „O, maar dat is reuze!" riep Cymbeline. Hij sprong op en voerde een krijgsdans uit. „Dat moet u grootvader zeggen. Mijn zegen op den Zepp." Hij hield ademloos op. Lambert stond van tafel op. „Misschien vindt hij het vreeselyk naar", zei hij. „Vooral, omdat hij hem niet zal wil len laten opbouwen tot na den oorlog. Hij is ijselijk zuinig momenteel. Ik ga nu." Cymbeline ging met zijn vader tot aan de deur. „Zeg hem, dat ik al dien tijd voelde, dat Schulz in dat duivelschip zat", zei hij. „Daar zal ik om denken", zei Lambert. Viola kwam haar man acntevna, de hal in. „Ja, mijn schat." „Lambert", zei ze. „Zeg, doe een goed woord voor hem, als je de kans krijgt. Hij verdient het, vindt je niet?" „Het zal toch niet zoo gemakkelijk zyn, het mijn vader duidelijk te maken. Het is een oude mante oud om van zijn voor- oordeelen af te stappen." „Je moet hem zeggen, dat de jongen recht heeft op alles wat we hem kunnen geven.... tenminste, alles wat eerlijk en rechtvaardig is. O, ik wou het je vader zelf wel komen zeggen." „Dóe dat maar niet." Hij trok haar naar zich toe. „Ik zal alles doen wat ik kan. Je weet hoe hij is. Ik kan je niet bloot stel len.aan wat hij je wel eens zeggen kon", eindigde hij een beetje mat. Zoo hield hij haar in bescherming. Zijn heele huwelijksleven had hy haar beschut en beschermd tegen alle onaangename din gen van de Towers. Zelts voor Cymbeline wilde hij haar geen risico laten loopen. „Beste Lambert, ben je dan van suiker?" „Neen, van iets veel kostbaarders", zei hy lachend. Zij was zoo gelukkig, zoo stralend ge lukkigdat hy het akelig vond, dat hij zich van haar los moest scheuren. Zij was in een sentimenteele bui, legde haar armen om zijn hals en wilde hem niet laten gaan. Dat deed zij, om hem er aan te herinne ren, dat geen andere ouders zooveel reden hadden om trotsch te zyn, als zij. Zij kon den het nu den jongen wel niet toonen, zij wilden hem niet hoogmoedig maken dooT vleierij en zijn lieve onbewuste naiviteit be derven. Maar elkander konden zij het wel bekennen. Want bewees dit alles niet, dat zy hem verstandig hadden opgevoed, on danks de melancholieke voorspellingen van de Towers? Carnegie, de bittere cynicus, zat in de vaste veiligheid van zijn kelder, Cymbeline 't verwende moederskindje verjoeg op dui zelingwekkende hoogte de vijand van de stad. „Lambert, ik heb nooit zooveel van je ge houden als vandaag," fluisterde zij toen hy naar buiten ging. „Ah, ik kan dat compliment niet terug kaatsen. Ik kan je niet meer liefhebben, dan ik altijd gedaan heb, liefste moeder van Cymbeline." Zij keek hem na, toen de auto de oprit afjoeg en ging toen langzaam terug in de hal naar Cymbeline. „Liefste moeder van Cymbeline...." de woorden zongen na in haar ooren. Wat een leuke gedachten had Lambert toch altijd. Hij was altijd klaar om met haar stemming mee te gaan. Hy lachte nooit om haar bui- tennissige ideeën. En dezen morgen had hij haar doen denken aan den vurigen jongen minnaar van twintig jaar geleden. En zij had hem ook lief gehad, hoewel misschien niet met die rustelooze, zelf-pij- nigende liefde van Angela voor Cymbeline. Maar dat hinderde nu niet meer, als er iets aan ontbroken had, dan was dat meer dan aangevuld door de groote moederliefde, die zich met zooveel kracht geconcentreerd had op Cymbeline. HOOFDSTUK XXXVI. Mijnheer Harriman was heelemaal niet in een goed humeur dien morgen. Om te be ginnen had hij slecht geslapen. Want de angst en vrees en het tragisch einde van die opwindende gebeurtenissen, die hy van een van de bovenramen van de Towers had gadegeslagen, hadden het evenwicht van zijn oude zenuwen verstoord. „Jij hebt goed praten", begon hij dade lijk tegen Lambert, toen deze nauwelijks een voet binnen de kamer had, „maar dat misselijke monster had het klaarblijkelijk op Pagdon gemunt, met zijn bommen en het is meer geluk dan wijsheid, dat de hoo- ge schoorsteenen van Harriman's fabrie.r neg zwart tegen de herfstlucht steken!" Hoe het mogelijk was, dat de Zepp de kust had kunnen passeeren, was iets wat hy zich in verontwaardiging afvroeg. „Waar was onze kustverdediging, waar ons af weergeschut? Waarom moesten we afhan gen van een of anderen roekeloozen aap van een jongen, die in een snertmachien- tje hoog de lucht in ging?" De~e vragen werden op gemelyken toon tegen Lambert afgevuurd en hij durfde er niet veel opantwoorden, uit vrees, wegge stuurd te worden. Het scheen ook niet ge- wem/dit om te zeggen, dat die roekelooze aap, die met een gelukkig schot het mon ster had doen tuimelen, zijn eigen klein zoon was geweest. Lambert luisterde geduldig tot zi'n vader ophield wegens gebrek aan adem en zei toen: „Het is toch een troost, dat, al pochen zij nog zoo op hun onkwetsbaarheid, zy toch in het zand moeten bijten voor een aap van een jongen in een snertmachientje." „Och, het is allemaal maar lorrig ge pruts'", bromde de oude heer, die zijn voor- oorlogsche dagen vergat, toen hij heftig te keer gegaan zou zijn als er iets gedaan werd op het gebied van kustwacht. „Geen organisatie.... geen verdediging., ze ver trouwen maar op geluk. Ik weet heel wat yaii de Duitsche organisatie.. de oude Scnulz wou daar wel eens iets over los laten als hij een paar glazen port op had. Geer. achterblijvers.... geen leiders die er niets van weten. Als je nu eens bedenkt, dat de fabriek, om nog van de stad en de haven te zwijgen, vannacht verdedigd moesten worden door een jongen. Carne gie heeft ze gezien bij het vliegveld en hij zegt, er is er geen een bij, die er ouder uitziet dan vijf en twintig. De fabriek kon wel totaal verwoest geworden zijn en denk eens aan het verlies aan menschenlevens. De lui zouden in hun bed verbrand zijn." (Wordt 1/orur.larfï

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 8