UIT WARSCHAU TERUGGEKEERD.
£cicbofic Goii^ont
Het grootste dok in de Amsterdamsche haven, dok No 5 van de Amsterdamsche Droogdok Mij.,
is Vrijdag van Schellmgwoude naar de werf versleept, waar het een definitieve ligplaats zal krijgen
De Nederlandsche gezant te Warschau, mr. J J B. Bosch ridder van Rosenthal,
is te 's-Gravenhage teruggekeerd. De gezant na aankomst in de residentie
De duiker had een belangrijk aandeel
bij de werkzaamheden voor het laten
zinken van het eerste Maastunnelstuk,
dat deze week te Rotterdam plaats
had
Aan het Westelijk front Een Fransch
gemotoriseerd convooi op weg naar
de vooruitgeschoven posten op Duitsch
grondgebied
Ontzettend was de explosieve kracht van een voltreffer tijdens het bombar
dement, dat op 26 September op den straatweg naar Praga plaats had door
Duitsche vliegtuigen
Luit generaal J J. G baron van Voorst tot Voorst inspecteerde deze week
het veldleger. De commandant met eemge hoofdofficieren in een der militaire
kampen in het Zuiden des lands
Het eerste stuk van den Rotterdamschen Maastunnel, dat
tegen het ventilatiegebouw op den rechteroever komt te
liggen, heeft men bij wijze van proef onder water laten
zinken
FEUILLETON
'OEN DE
SCHEIDSMUUR
door
ISABEL C. CLARKE.
VIEL!
„Ik wou, dat lk eerder terug gekomen
was", zei Viola. „Ik ben in de oantine op
gehouden.... er waren te weinig lui. Ik
wou, dat ik hem nog gezien had, voor hij
wegging."
Het smartte haar ook. Hij was weg zon
der voor haar een boodschap achter te la
ten. Geen woord. Dit bleeke kind, dat daar
zat, geheel in beslag genomen door haar
eigen vrees, had al zijn liefde en aandacht.
„Maar ze hebben toch niets gezegd over
Zeps, wel? Door de telefoon, bedoel ik",
vroeg zij.
„Dat zei hy niet. Hij had haast. Hij ging
dadelijk. Nu is hij er al. Er is natuurlijk
iets geweest, dat zij hem noodig hadden."
„Natuurlijk", stemde Viola dof toe.
De angst en onrust van Angela staken
haar aan. Lang geleden had zy zich heilig
voorgenomen, zich niet door haar zenuwen
te laten overmeesteren, maar nu verbrok
kelde dat voornemen voor de open en on
bedekte vrees van Angela.
„Je moet je een beetje flink houden, An
gela", zei hy. „Je moet jezelf moed inspre
ken. Cymbeline heeft zich aan zijn vader
land gegeven. Je moet hem waardig zijn."
„Ik heb geen moed meer", zei het meis
je lusteloos. „Ik ben bang en ik houd van
hem."
Zij bekende het zonder schaamte, alsof
terughoudendheid nu uitgesloten was. Als
Viola haar aanzag voor een lafaard, kon
haar dat niets meer schelen.
„En denk je, dat ik niet van hem houd?"
zei Viola.
„O, ja. Maar u is alleen maar zijn moe
der".
Alleen maar zijn moeder. De woorden
troffen Viola als een slag. Alleen maar de
moeder van CymbelineWat was dat
een positie van den tweeden rang.Er
lag waardigheid in haar stem, toen zij
zeide:
„Het is voor moeders ook niet altyd ge
makkelijk om dapper te zijn."
Angela was teveel met zichzelf bezig om
te redetwisten. Zij leunde achterover en
sloot de oogen. Zij wenschte, dat zij kon
slapen tot Cymbeline terugkwam. Als ze je
een tand trokken, kreeg je wel narcose,
waarom dan nu niet, met die zielepijn, die
veel erger was dan lichaamspijn.
„Wil je niet liever naar je kamer gaan?
We eten over een paar minuten. We zijn
maar met z'n beidjes, mijn man heeft laten
v/eten, dat hy in de fabriek moet blyven.
Ik heb vanavond geen cantine."
Viola sprak zachtjes, plotseling voelde zy
medelijden met het meisje. Haar kort onge
duld was weer verdwenen, zij kon derge
lijke gevoelens nooit lang koesteren.
„Ik zou liever hier blijven .Ik kan niet
eten. Ik ben koud."
Zij rilde nog, haar kleine, smalle handjes
hield zij stijf ineengestrengeld, alsof zij zich
nog een beetje wilde beheerschen.
„Jè moet een klein beetje nemen. We
kunnen hier wel eten. Een beetje warme
soep zal je opknappen."
Viola haalde een dikke reisdeeken en leg
de die over de knieën van het meisje. Nu
was zij heelemaa! teederheid. Angela was
ziek en had behoefte aan zorg en oppassing.
Er zij was toch het meisje, dat Cymbeline
zoo lang en zoo onverstandig liefhad.
En dat zy hem ook beminde, bewees wel
die verschrikkelijk angst die zij nu ge
voelde.
„Doet u maar geen moeite voor me", zei
Angela.
„Natuurlijk doe ik dat", ze mevrouw Har-
riman flink.
Zij ging de kamer uit en kwam spoedig
terug met een blad. Het was echt iets voor
haar om zelf voor Angela te zorgen, zoo
dat niemand anders haar ellende zag. Op
het blad stonden een kom soep, wat geroos
terd brood, een glas wijn. Zij zette het op
een tafeltje bij Angela neer.
Het meisje duwde het korzelig weg.
„Ik kan niet eten. Ik k a n niet."
Viola sopte met groot geduld wat brood
in de soep ën voerde haar met een lepel,
alsof zy een baby was geweest.
„Cymbeline moet dat witte gezichtje niet
zien, als hy terug komt", zei zij lief.
Zij werd zelfs rustiger, nu zij voor een
ander zorgen kon. Het was voor haar al
tijd makkelijker bezig te zijn, dan stil te
zitten.
Toen de soep op was, stond Viola er op,
dat Angela een glas wijn uit zou drinken.
Het zou zaar goed doen, haar verwarmen.
„Maar u heeft zelf nog niet gegeten",
protesteerde het meisje.
„Dat hindert niet. Er is nog tijd genoeg,
En ik ben toch maar alleen."
Zy pookte het vuur op en legde er een
groot houtblok op. Dan wreef zij Angela
voeten, die koud waren als ys. Zy had haar
schoenen uitgedaan.
„Neen, neen, dat u het maar niet", zei
Angela.
Zij vond het naar van zich zelf, dat zij
zoo ondankbaar was. dat zy liever had, dat
Viola haar met rust liet.
„Ik ben nu warm, dank u wel", zei zij.
„En ik zou mijn schoenen wel weer aan
willen hebben. Zij hebben me misschien
noodig.
Zij beëindigde dien zin niet, maar staar
de Viola aan, met wijd open schrikoogen.
HOOFDSTUK XXXIV.
Het was bijna half negen, toen het ka
nonschot de nachtelijke stilte verscheurde
en beide vrouwen in plotselingen schrik
deed opvliegen. Alle twee schenen te voe
len, dat zij waarop gewacht hadden en het
waarschuwde haar, dat het sluipende ge
vaar zich nu openlijk zou vertoonen.
Angela vloog het eerste de kamer uit,
wierp de deur open en verdween in den
tuin. Viola bleef een oogenblik achter om
het licht uit te doen, de deur te sluiten en
volgde den de snel verdwijnende gestalte
in de duisternis. Zij zag haar juist nog het
pad afvliegen, dat om de tennisbaan liep
naar het terras er boven. Er was geen maan,
maar de sterren schiterden, de hemel was
onbewolkt.
Op het terras hield Angela stil en kon
Viola zich by haar voegen. Overdag kon
men van hieruit, het hoogste punt van den
tuin, den wijden omtrek overzien. Maar nu
was zelfs de stad Pagdon in een soort on
natuurlijk, griezelig duister gehuld. Ner
gens vertoonde zich een lichtje. Zelfs het
station lag in diep donker.
Ineens, ver weg in het Oosten, zagen zy
een lichtstraal als een vallende ster flitsen
en verdwijnen. Dan klonk weer de doffe
knal van een kanon.
Bijna instinctmatig keken zy omhoog.
Daar dreigde het gevaar, als het werkelijk
dreigend was. Zij wachtten in ademlooze
stilte, een paar meter van elkaar af.
Dan vlogen door den hemel de scherpe,
meedoogenlooze stralen van een zoeklicht,
zwenkten door de lucht, doorzochten den
hemel van het eene einde tot het andere.
Hun onmeedoogend licht ontdekte, heel
hoog, de silhouette van een luchtschip,
nauwelyks zichtbaar wegens de groote hoog
te maar die den indruk maakte van een
levend iets, dat zich wrong en kronkelde,
om van den harden stralenbundel bevryd te
worden.
De ontploffingen volgden elkaar sneller
op en de rossige vlammen van uiteen spat
tende granaten werden zichtbaar tegen den
Oostelijke hemel. Wolkjes witachtige rook
kwamen uit het luchtmonster voort en ont
trokken het een oogenblik aan het starre
licht van de zoeklichten.
Bommen vielen er uit als sterren, hun da
verende ontploffingen, als zij op de aarde
terecht kwamen, vermengden zich met het
voortdurende rommelen van de kanonnen.
Viola kon na de eerste oogenblikken van
verbazing de verschillende geluiden onder
scheiden, die knarsten en snorden door de
verstoorde stilte van den herfstnacht. Zij
kon bijvoorbeeld dat zoemende geluid hoe
ren, dat de schroef van de Zeppelin maakte,
tusschen het telkens weerkomende ontplof
fen van de granaten door.
(Wordt vervolgd).