DE TOESTAND IN WARSCHAU. 3)e ReAdócha (Bou/tcmt Prof. mr. M. H, Bregstein is benoemd tot hoogleeraar in het handelsrecht aan de Gem. Universiteit te Amsterdam Op weg naar Frankrijk. Britsche troepen op weg door Londen voor hun vertrek naar het vasteland Te den Haag heeft de installatie plaats gehad van den Centralen Raad van voorlichting voor het te vormen comité voor lichamelijke opvoeding en ont spanning der militairen. Zittend rechts: oud minister jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude. Naast hem luitenant generaal I. H. Reijnders, opperbevelhebber van Land- en Zeemacht feuilleton Toen de scheidsmuur viel! door ISABEL C. CLARKE. 71) Maar hij was te laat. Voor hij de deur bereikt had, ging zij open, een jonge dame trad binnen, de deur werd weer gesloten en hy stond tegenover een onbekende be zoekster. „Ik was bang, d'at u zoudt weigeren mij te ontvangen, als u wist wie ik was," zei de stem. „Ik ben Angela Weste." De gelaatstrekken van mijnheer Harri- man verhardden zich. Hij staarde naar An gela. Zjj zag er charmant uit. De opwinding, de koude Octoberlucht hadden een kleur tje op haar wangen getooverd. Zij droeg een heel eenvudig. blauw serge mantel pakje en een groten zwarten hoed. Hij zag even naar haar blond haar. Niets in haar gezicht deed aan Sir Rger denken en toch wist hij, dat hij tegenover de dochter van zijn aartsvijand stond. Zij had gelijk. Niemand die dien gehaten naam droeg, zou over den drempel komen. Waarom had zij dit bezoek dan afgedwon gen, zijn deur geforceerd? Zij stak hem met vrijmoedigheid de hand toe- „Ik ben de dochter van Sir Roger," her haalde zij, verwonderd door zijn zwijgen. Het was klaarblijkelijk een vijandige stilte, want hij deed geen poging om haar hand te nemen. Hij fronste zijn zware wenkbrauwen en zag er werkelijk heel formidabel uit. Maar die woeste tyran van zooveel verhalen maakte niet den minsten indruk op Angela. Eigenlijk had zij in dat oogenblik diep medelijden met den ouden man, zooals heel jonge menschen dat wel eens meer gevoe len. Voor haar was hij een half-zieke oude heef', die opgesloten zat in een benauwde kamer en niet kon uitgaan in den heerlij ken frisschen Westenwind, de zachte herfst regen en de dansende bladeren. „Zij hebben me gezegd, dat u niet goed was, dat niemand bij u toegelaten werd," zeide zij. „Dat spijt me." „Neen, ik ontving niemand", antwoord de hij brommig. „Die ezel van een knecht kreeg vandaag nog zijn congé, omdat hij het bestaan had, iemand met den naam Weste, of alleen maar een totaal vreemde, in zijn eigen kamer toe te laten." „Ja, dat zeiden zijn", ging zij onver- stoord verder. „Maar ik ben expres geko men. ik liet me niet wegsturen. Ik ben heelemaal van Valleylands gekomen en dat is een heel eind, zelfs als je door de weide gaat." „Ga zitten", zei hy ruw. Hij wees naar een stoeL „Je zegt, dat je expres kwam. Waarom?" „Om u te spreken", antwoordde Angela. „Die moeite had je jezelf kunnen be sparen. We gaan niet om met iemand van Valleylands. Ja vader had je dat ook wel kunnen zeg^e*''. Z{v\ i*m was hard. „Dat is een malle oude geschiedenis", hernam Angela met haar heldere jonge stem. „Dat had u al lang moeten vergeten. En als u het niet kon vergeten vóór den oorlog, moest u er nu toch niet meer over denken, nu Europa bijna in puin ligt." Hij voelde de terechtwijzing in haar toon en zijn woede barstte los. Dat er iemand bestond, die er hém op zou wijzen, dat hij ongelijk had, was een ondragelijke belee- ging voor zijn trotschen kop. „Hoe duirf jij hier te komen om mij te vertellen, wat ik wel of niet moet doen?" riep hij uit. „Hoe durf je! Je moest maar naar Valleylands teruggaan en dien schoft van een vader van je zeggen, dat het niets geeft, of hij je al hierheen stuurt. Dat ver draag ik niet en ik weiger, verder naar je luisteren." „Hij heeft me niet gestuurd", begon zij weer, zonder op zijn uitbarsting te letten. „Hij is ver weg, bezig met zijn soldaten te drillen en moeder en ik zijn hier maar voor een paar weken, dus had ik geen tijd te verliezen. Ik denk, dat mijn vader even boos zou zijn als u, als hy wist waar ik was. Ik ben gekomen zonder er iemand een woord van te zeggen.... om voor Cymbe- line te pleiten." Ja, dat had hy wel gedacht, vanaf het eerste oogenblik, dat zij zeide wie zy was. „Je hoeft niet voor Cymbeline te plei ten, hy maakt het uitstekend, dank je. Je hoeft je niet te verbeelden, dat hij nog aan je denkt" „O, maar dat weet ik wel beter". Haar blauwe oogen stonden nu heel ernstig en in haar stem klonk vreemde teederheid. „Ik houd van hem", zeide zy eenvoudig, „en we zyn verloofd". „Dat ben je niet. Het is afje vader weigerde van zijn kant het te erkennen en ik weiger van den mijnen. Ik laat mijn kleinzoon niet-trouwen noch met een Weste noch met een paap en dat weet hij even goed als jij. Dat heb ik vast besloten. Ver der mag hy trouwen met wie hy wil." „Cymbeline zal nooit met iemand anders trouwen dan met mij", zei zij met haar rustige onbewogen stem en bijna zonder een spoor van emotie. „Wij zijn al jaren ver loofd. Mijn vader is net zooals u, hy wil er niet van hooren. Ik kan niet trouwen zon der zijn toestemming voor ik een en twin tig ben en wij hebben geen zin, al die ja ren op elkaar te wachten." „Wacht dan niet op elkaar. Dat is de eenvoudigste oplossing", zei hij woest. „Wij zouden volmaakt gelukkig geweest zijn, te wachten, zooals de meeste men schen moeten doen", ging zij door, „als die oorlog er niet was. Daarom willen wij zoo spoedig mogelijk trouwen. lederen dag sneuvelen er lui jonger dan Cymbeline." Nu pas kwam er een trilling in haar stem. Mynheer Harriman kon haar gezicht niet heel duidelijk zien onder dien breedgeran- den hoek, maar hij had het akelig gevoel, dat de tranen niet ver meer waren. „Het geeft niet of je hier al komt om me te pressen," riep hij boos. „Ik heb je al gezegd, dat ik mijn kleinzoon a.voluut ver boden heb met een Weste of een katholiek te trouwen." Hy fronste weer zyn wenkbrauwen tegen haar. „Cymbeline zal tóch wel een katholieke trouwen, nu hij er zelf een is", zei Angela. „En hij is heel devoot en ernstig. Hij is heel goed en streng katholiek. Eens heb ik hem fanatiek genoemd, maar dat was maar voor de grap." „Hij zegt jou wel, dat hij katholiek is, maar het is niet waar. Hy zou niet zoo te gen mijn wenschen in durven gaan, hij zal het er dadelijk aan geven als hij inziet, dat hij jou moet opgevendat jij hier niet toegelaten wordt. Hij zal nooit zoo zijn eigen glazen ingooien. Hij weet dat geen cent van mij naar de roomschen gaat. Dat staat in mijn testament." „O, er is nog tijd genoeg over om uw testament te veranderen", zeide zij. „U kimt Cym niet zoo verstooten. Kijk eens, u moest trotsch op hem zijn. Hij is al ka pitein en heeft het eerekruis, pas een en twintig. U moest zitten bedenken hoe u ooit genoeg voor hem kon doen. En er is iets wat u kimt doen. Ik ben juist gekomen om u dat te vragen. Schrijft u mijn vader, dat u graag heeft, dat we trouwen en laten we dan een vredespijp rooken." „Als je daarom kwam, dan is het tever geefs. Ik heb Cymbeline verboden, met je te trouwen. En ik ben de laatste man in de wereld om jouw vader een gunst te vra gen. Ik raad je in gemoede aan, laat Cym beline schieten. Hij weet dat hij je niet krij gen kan. Je zult zijn toekomst ruineeren als je hem dwingt zijn belofte jegens jou gestand te doen." Nu werd haar gelaat hoogrood. „Vraag hem of hy die belofte wenscht te verbreken", beet zy hem toe. „Pff. Hy is nog maar een jongen. Neem myn raad aan en laat hem vrij". Haar boosheid bedaarde. Zij stond op en keek hem met glinsterende oogen aan. (Wordt vervolgd). Prins Gustaaf Adolf van Zweden heeft in de omgeving van Stockholm de groote militaire oefeningen bijgewoond, welke door de Zweedsche legeraf- deelingen werden gehouden Om de oorlogsverklaring van Canada te herdenken heeft de Canadeesche gezant te Parijs, kolonel Vanier, een krans gelegd bij het graf van den onbekenden soldaat en zijn handteekening geplaatst in het gouden boek De heldhaftige verdediging van Warschau tegen de aanvallen der Duitsche strijdkrachten wordt met alle kracht voortgezet. Een der gevangengenomen Duitsche soldaten wordt onder strenge bewaking door de straten van Warschau weqqeleid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1939 | | pagina 12