OEFENINGEN DER
INDISCHE MARINE.
I
De mijnen en projectielen voor de gemobiliseerde Indische vloot
worden met een electrische lier naar boord getrokken tijdens de
oefeningen van het marine-eskader nabij Soerabaja
De verdediging van Warschau tegen de heftige aanvallen der Duitsche
strijdkrachten. Een der Poolsche legerafdeelingen probeert een nieuwe
stelling buiten de voorsteden te bezetten
Ter gelegenheid van het eeuwfeest der spoorwegen is het stations-
gebouw van Maastricht In floodlight gezet
Het ontzettend wapen der onderzeëers, de torpedo, wordt
lanceerklaar gemaakt. Een opname in een der duikbooten tijdens
de oefeningen der Indische marine
Na de oefening worden de groote pontonwagens grondig nagezien.
Pontonniers bij het schoonmaakwerk op den weg
De verwelkoming van Z. K. H. Prins Bernhard bij diens aankomst aan de Spoor
wegtentoonstelling te Amsterdam, aan welke expositie hij Donderdag een bezoek
bracht
feuilleton
Toen de
scheidsmuur viel!
door
ISABEL C. CLARKE.
60)
Met mijnheer Harriman besprak hij al
leen zaken, waar geen voetangels en klem
men lagen en waarover de oude heer altijd
verstandig en rustig spreken kon.
In Augustus trof mijnheer Harriman een
onverwachte slag. Het nieuws bereikte hem
van den dood van Daniël te Ruhleben, door
longontsteking. Het telegram kwam via een
van de Roode Kruisposten die in Zwitser
land werkzaam waren. Eerst weigerde hij
gewoon het te gelooven.
Daniël gestorven in Duitschland.dat
kón toch immers niet. Er was heel wat
meer voor noodig dan een beetje gevangen
schap en een tikje longontsteking, om Da
niël er onder te krijgen! Hij was nog nooit
een dag ziek geweest en hij was de flinkste
en grootste van de drie jongens.
Mijnheer Harriman las en herlas het te
legram, maar de slag had hem verdoofd
en hij kon 't maar niet vatten. Daniël.hij
verborg zijn gezicht in zijn handen. Maar
het moest toch een vergissing zijneen
verschrikkelijke vergissing dat kon toch
niet zijn zoon zijn.. Als hij onder dienst
was geweest bijvoorbeeld, dan zou men de
verschrikkelijke waarheid dadelijk aan
vaard hebben. Maar Daniël, die geen sol
daat was, die altijd Duitschland bewon
derd, zelfs bemind had.een man die. er
heen gereisd was voor zaken, een paar we
ken voor het uitbreken van den oorlog, een
man die nooit een enkelen Duitscher
kwaad had gedaan, die eer voorstander
was geweest van een betere verstandhou
ding tusschen dat volle en het zijne... Da
niël dood... Ten laatste scheen de waar
heid tot hem door te dringen. De oorlog
zou eindigen, er zou vrede gesloten wor
den, er zou een algemeene vrijlating van
gevangenen zijn, maar Daniël, zijn zoon,
zou nooit in Pagdon terugkomen vanuit
Ruhleben. Hij zou nooit terug komen om
te vertellen wat hij had meegemaakt, wat
hij te verduren had gehad die twee zware
winters in Ruhleben.
Er was heel wat doorgelekt in de Engel-
sche kranten omtrent dat kamp en mijn
heer Harriman had gelezen hoe. de toestan
den daar waren. Toch had hij altijd nog
gehoopt en zichzelf voorgepraat, dat het
voor Daniël wel lichter zou zijn dan voor
anderen, wegens zijn groote vriendschap
voor Duitschland. Hij had gelezen van de
paardenstallen waar de menschen inge-
propt werden, zonder een enkele gedachte
aan hygiëne, van het magere, onvoldoende
en dikwijls weerzinwekkende eten, van de
afwezigheid van licht en lucht en de vele
noodzakelijke levensbehoeften.
De duisternis, het halve verhongeren, de
winterkoude, de hitte van den zomer, dat
alles had hij verduurd, maar voor Daniël
zou het toch wel verzacht zijn, evengoed
als de ijzeren discipline, waar de bewakers
zoo prat op gingen.
Maar welke verzachting hem ook toege
staan was, Daniël had het toch niet kun
nen verduren. Daniël was gestorven aan
longontsteking al ruim een maand voordat
het nieuws de Towers bereikte.
Toen schoten hem de menigvuldige ge
sprekken te binnen die hij gevoerd had
over de mogelijke ruiling van de burger
gevangenen. Eenige, die boven den dienst
plichtigen leeftijd waren, had men laten
gaan. Maar het was naar voren gebracht,
dat naar verhouding te veel Duitsche ge
vangenen vrijgelaten moesten worden, om
het handjevol van vierduizend Engelsche
geïnterneerden in Ruhlelben los te krijgen.
Maar waarom was het dan toch maar niet
gedaan, ondanks het nadeel? Waarom, in
naam der menschelijkheid, was het toch
maar niet gedaan?
Waarom had Carnegie zijn stem niet ver
heven in de North Pagdon Gazette en ge
ijverd voor den ruil, tegen iederen prijs?
Als hij dat gedaan had, met nadruk, tel
kens weer, dan zou er toch wel iets gedaan
zijn... Maar Carnegie had het onderwerp
laten rusten, hij had nooit willen gelooven,
dat de Duitschers in staat waren die gru
welen te bedrijven, die hun aangewreven
werden. Zou hij er nog zoo over denken,
als hij hoorde, dat zijn eigen broeder ge
storven was? Gevangene in hun macht?...
Daniël, dood... Daniël dood.Daniël was
dood... Ten laatste stond dat eene feit
klaar en helder in zijn geest, boven alle.
verwarring uit.
Nu was zijn overtuiging, die hij steeds
nog gekoesterd had, dat het nog niet te
laat was, verjaagd. Daniël was gestorven
in Duitschland, een gevangene. Hij zou
nimmer meer terugkeeren in Pagdon. Hij
was precies twee en veertig.de jongste
van al zijn kinderen. Hij was altijd zijn va-
der's lieveling geweest. Hij kon hem zich
nu nog voorstellen, een leuk kereltje van
vijf jaar, met een matrozenpakje aan, dat
vroolijk door den tuin draafde. Altijd on
deugend, een kleine durfal, wien het niets
kon schelen, hoe dikwijls hij een pak slaag
opliep en die er toch meer dan de anderen
tusschen uit kneep.
Hij was de knapste van allemaal, blond
zooals Suze, maar met meer levenslust.
Blonde krullen en blauwe oogen en ronde
bolle wangen en een aardigen, leelijken
wipneus... Er was nog ergens een photo
van hem, van toen hij vijf jaar was..En
later, toen hij grooter werd, wat flink en
energiek was hij geweest als zakenman.
Wat was hij vroeg en laat in de weer ge
weest voor de firma beïnvloed, zooals
Lambert, door een vrouw, die uit een an
der milieu kwam.
Geen Viola was er geweest om Daniël
ontevreden te maken over den Harriman-
geest. De firma was altijd zijn eerste en
voornaamste doel geweest en hij had er
twintig jaar van zijn leven aan gegeven.
En na zijn dood had alles tusschen hem
en Carnegie verdeeld moeten worden, ten
zij men den jongen Cymbeline kon over
halen om die dwaasheid van het katholie
ke geloof vaarwel te zeggen... Nu was er
alleen nog maar Carnegie over, die niets
van de fabriek afwist en er ook niets om
gaf. Het was jammer, want Carnegie was
ook een goed zakenman, was pienter, vlug
en met een helderen kop. Hij had alle ver
trouwen in Lamberts en diens familie ver
loren.
Lambert vloog naar de Towers, diep be
droefd, zoodra het akelige nieuws hem be
reikte. Hij probeerde den ouden man te
troosten, dien hij weenende en heelemaal
alleen in zijn kamer aantrof. Het telegram
had hij nog in zijn hand. Het was een op
luchting voor mijnheer Harriman, dat hij
iemand had, met wien hij over Daniël kon
spreken. Waarom had hij die twee jaar
tooh niets gedaan om zijn zoon vrij te krij
gen? Waarom had hij stil gezeten en had
hij Daniël maar laten blijven in Ruhleben?
Vond Lambert hem schuldig en hardvoch
tig?
Het was nu te laat, Daniël was, zonder
dat hij er een hand voor uitgestoken had,
verlost. Niemand wist, langs welken har
den en moeilijken weg hij die verlossing
gevonden had.
Lambert trachtte hem gerust te stellen,
hem te troosten, het zou toch niets gegeven
hebben. Daniël, 'n flinke, groote kerel, nog
dienstplichtig, zou toch nimmer vrijgelaten
zijn zonder een goeden remplacant. Hij was
bang, dat de oude liefde voor Duitschland
nogal verkoeld zou zijn in zijn gevangen
schap. Er bleef nu nog maar een troost
over.dat al zijn lijden nu door God's
barmhartigheid een einde genomen had...
Op verzoek van zijn vader nam Lambert
de taak op zich om het zijn moeder mede te
deelen.
Hy ging naar haar kamer en zeide het
haar zoo voorzichtig mogelijk. Zij zat in
een leunstoel bij het venster en scheen aan
dachtig naar hem te luisteren. Maar na een
paar minuten barstte zij boos uit:
„Wat een onzin klets je Lambert. Daniël
kwam me gisteravond nog goeden nacht
zeggen. Ik heb een heelen tijd met hem
gepraat. Hij slaat nooit over, hij is mijn
Benjamin. Hij vergeet zijn oude moeder
nooit. Al is hij nog zoo druk bezig, toch
komt h\j altijd even aanwippen. Dat is al
lemaal onzin, dat hij in de gevangenis zit.
Hij heeft nooit iets misdaan. Jij en Carne
gie waren altijci de twee stoute jongens."
(Wordt vervolgd).