GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
(jMcxzicfd aan een aiex-jaxige periode
DINSDAG 29 AUGUSTUS 1939
DE LEIDSCHE COURANT
UERDE BLAD PAG. 9
DE LAATSTE ZITTING VAN DEN „OUDEN" RAAD. EEN ROYALE
UITGAVE VAN EEN HALVE TON VOOR GRATIS VERSTREKKING
VAN VUILNISEMMERS TESTAMENT VAN EEN SCHEIDEND
RAADSLID.
De oude raad gaat heen.
Wat bracht hij tot stand?
17o. Voorstel tot het beschikbaar stel
len van gelden ten behoeve van het aan
schaffen van kosteloos in bruikleen te ge
ven uniforme afsluitbare vuilnisemmers en
het aanbrengen van eenige wijzigingen
aan de vuilnisauto's van den gemeentelij
ken reinigings- en ontsmettingsdienst.
De heer Tcbé (R.K.). is verwonderd
over dit voorstel. Zit de gemeente zóó dik
in het geld? Aan het idee van de uniforme
vuilnisemmers zitten eenige voordeelen
vast, hoewel zij niet zoo groot zijn als de
stukken het voorstellen. Maar met die
halve ton, welke de beschikbaarstelling zal
kosten, zijn we er nog lang niet. Wanneer
'het mogelijk is, dat de gemeente zóó ge
makkelijk 48.000 beschikbaar kan stellen,
is het dan niet beter, dit geld te besteden
voor schuilkelders e. d.?
De heer Lomb ert (R.K.). stelt eenige
agen. de gemeente het recht,
geen vuil op te nemen, als dat niet geschiedt
in de aangewezen emmers? Welk een ad
ministratie zal er verbonden zijn aan het
in bruikleen verstrekken van vuilnisem
mers? Hoe zal het gaan met tijdelijke be
woners? Welke voordeelen heeft de ge
meente ervan? Vele inwoners hebben de
beschikking over goed gesloten emmers.
Spr. meent, dat er bij den Reinigingsdienst
een soort af jakkersysteem heerscht, waar
door de werklieden niet in staat zijn, de
geledigde emmers op behoorlijke wijze te
rug te zetten. Spr. meent voorts, dat de le
vensduur van een vuilnisemmer niet hoo-
ger dan 5 jaar is te stellen.
De geraamde 10 jaren zijn veel te hoog.
Het spreekt vanzelf, dat de onkosten
naar evenredigheid hooger zullen worden.
Gaarne had spr. eenige nadere inlichtingen
gewenscht over de ervaringen elders.
De heer Mand er s (R.K.) zegt, dat de
ervaringen van elders zoodanig zijn, dat
deze maatregel zeer aanbevelenswaardig
genoemd mag worden. Het werk zal zoo
zeer vereenvoudigd worden, dat de uit
gave van een halve ton zeker verant
woord is. De heele maatregel komt de ge
meente niets duurder uit, het werk wordt
veel hygiënischer en de administratieve
rompslomp valt erg mee. Een douceurtje
voor de gemeentenaren is hét niet, want
wij betalen het tenslotte zelf.
Spr. pleit voor de groote gezinnen be
schikbaarstelling van een tweeden emmer.
De heer Schüller (S.D.A.P.) heeft
ervaren, dat men overal, waar het nieuwe
systeem is ingevoerd, vol lof erover was.
Men kijkt teveel op tegen de uitgave van
48.000, maar als deze uitgaven niet ge
daan worden, zullen er andere uitgaven
noodig zijn. Van afbeulen heeft spr. bij
den Reinigingsdienst nooit gehoord.
Wethouder Wilbrink (C.H.) wijst
erop, dat de voorgestelde maatregel niet
alleen een cadeautje aan de burgerij be-
teekent, maar tevens een besparing. Door
de uitbreiding van de stad, moet de dienst
ofwel worden uitgebreid, ofwel worden
vergemakkelijkt. Het laatste lijkt spr.
het meest aanbevelenswaardig, daar het
bovendien hygiënisch is.
De heer Tobé wil het geld besteden
voor luchtverdediging, doch men moet het
eene doen en het andere niet laten. De ge
schatte levensduur van 10 jaar is gegrond
op de practijk.
Daarna z. h. st. goedgekeurd. De heer
Tobé wenscht geaoht te zijn te hebben te
gengestemd.
EEN TON VOOR SPOEDEISCHENDE
MAATREGELEN
Spoedeischend stelt de V o o r z. daarna
aan de orde een wijziging van het raads
besluit van 17 April 1939, waarbij 50.000
was uitgetrokken voor het nemen van bui
tengewone maatregelen. Voorgesteld
wordt thans, op grond van art. 248 2e lid
der Gemeentewet, 100.000 ter beschik
king te stellen voor het nemen van spoed-
eischende maatregelen ten behoeve van de
luchtbescherming, eventueel levensmidde
lendistributie, enz., in 't algemeen van die
maatregelen, welke de huidige omstandig
heden noodzakelijk zullen maken.
De heer v. Eek (S.D.A.P.) vraagt of
daaronder ook vallen maatregelen om
prijsstijging tegen te gaan.
De Voorz. antwoordt, dat het ondoen
lijk is, om te voorspellen, welke maatre
gelen noodig zullen blijken.
Met het oog op de maatregelen, welke
de regeering te dien aanzien zal nemen,
gelooft spr. niet, dat de gemeente daarin
zal behoeven te voorzien. Men behoeft
zich daarover niet ongerust te maken.
De heer v. Weizen (Comm.) vraagt
of de voorz. eenige nadere bijzonderheden
kan mcdedeelen over den luchtbescher
mingsdienst.
De Voorz. antwoordt, dat hieronder
o.m. zulïen vallen, de beschikbaarstelling
van gasmaskers, de inrichting van een
extra brandweerdienst, van schuillokalen
enz.
Het crediet van 100.000 wordt daarna
z. h. st. verleend.
Rondvraag.
De heer Coster (R.K.) verzoekt aan
dacht te schenken aan verbetering van de
auto van den Eerste Hulpdienst.
De Voorz. zegt toe de aandacht van
den directeur van den Gem. Geneesk.
Dienst daarop te vestigen.
De heer Oostveen (S.D.A.P. ver
zoekt spoedig antwoord op een schrijven
van de bouwvereeniigng „De Eendracht"
in verband met de luchtbescherming.
Ook betreffende deze zaak zegt de
Voorz. de aandacht er op te zullen ves
tigen.
AFSCHEID VAN DEN RAAD.
De Voorz. houdt vervolgens aan het
einde van deze vier-jarige zittingsperiode
een rede, waarin hij een overzicht geeft
van het afgeloopen tijdperk en afscheid
neemt van die leden van den Raad niet
minder dan dertien die niet meer in den
Raad zullen terugkeeren.
Wij geven deze rede hieronder in ex-
tenso weer.
Namens de scheidende leden sprak hier
na oud-wethouder Splinter een woord
van afscheid. Het stemt weemoedig, dat
de dag van dit afscheid juist samenvalt
met het moment, waarop de regeering alle
krachten moet inspannen om het land zoo
noodig te verdedigen. Moge de toestand
spoedig een gunstige wending nemen.
Spr. dankt allen, met wie hij en anderen
hebben mogen samenwerken. Velen valt
het scheiden zwaar. Spr. dankt den voor
zitter voor zijn leiding van de vergade
ringen. Moge het u gegeven worden nog
lange jaren het bestuur van de stad te
voeren. Moge Gods zegen het bestuur der
gemeente vergezellen. God geve u allen
de noodige kracht, om in deze zware ijden
de gemeente te leiden (applaus).
De heer Coster (R.K.) dankt even
eens allen voor de prettige samenwerking.
De heer Manders (R.K.) sluit zich
aan bij de woorden van den heer Splinter.
Zooals u bekend is, aldus vervolgt spr.,
berust mijn heengaan uit den Raad op
wel bijzondere omstandigheden. Eenerzijds
oordeelden de gemeentenaren mijn aan
wezigheid in den Raad in het belang der
gemeente, anderzijds meenden Ged. St.,
dat mijn provinciale functie niet meer ver-
eenigbaar was met de bekleeding van het
raadslidmaatschap, dat ik thans gedurende
12 jaar heb waargenomen, omdat naar het
oordeel van hun College de onbevangen
heid van een ambtenaar, die deel neemt
aan het opstellen van adviezen aan hun
College, schade kan lijden, wanneer hij
reeds als raadslid stelling in een zaak
heeft genomen.
Ook 12 jaar geleden kwam deze meening
bij Ged. Staten naar voren, maar ik heb
toen in een bespreking gelegenheid gehad
mijn standpunt te dezen opzichte uiteen
te mogen zetten, waarna mij het zitting
nemen in dezen Raad werd toegestaan.
Dientengevolge. M. de V., heb ik 12 jaar
lang deel van den Leidschen Raad en wel
geheel onder uw leiding, mogen uitma
ken. Voor dit genoten voorrecht ben ik in
elk geval dankbaar; ik mocht deel uitma
ken van meerdere commissies, van vele
belangrijke commissies, waarin ook heel
veel nuttig en belangrijk werk is verricht.
Voorzoover ik kan nagaan, ben ik als
raadslid, gedurende die 12 jaar in geen
enkel conflict gekomen met myn provin
ciale betrekking en waar een enkelen keer
eens is getracht geworden eenig verband
tusschen beiden te brengen, daar heb ik
dit de notulen kunnen het getuigen
met verontwaardiging afgewezen.
M. de V., ik sterf dus uit den Raad. En
zooals gewoonlijk, een stervende maakt
zijn testament. Dat dit voor dezen keer niet
van financieelen aard zal zijn, zult u wel
willen billijken; er valt bij mijn sterven te
dezen opzichte al weinig te deelen. Vele
zaken en wenschen had ik de gelegenheid
in de Commissies, waarin ik zitting had,
naar voren te brengen. Ze bleven daar
verborgen, maar een testament wordt nu
eenmaal openbaar. Ik heb nog meerdere
-wenschen, welke ik graag voor mijn op
volgers zal overlaten en voornamelijk aan
mijn directen opvolger, mijn vroegeren
buurman in den Raad, welke vroeger, niet
tegenstaande den grooten aandrang, ook
door mij persoonlijk op hem uitgeoefend,
geen tijd meer voor de vervulling van het
raadslidmaatschap kon vinden, maar
thans gelukkig dit weer wel kan, en die
dientengevolge hoogstwaarschijnlijk mijn
plaats hier in den Raad thans zal inne
men. De voornaamste dezer wenschen zijn
zeer in het kort:
1. De rol van het geld zij tot een mini
mum te beperken. Dit op de allereerste
plaats bij de uitvoering van werken om
daardoor de werkloosheid zooveel moge
lijk te kunnen verdrijven. Mijn verdedi
ging, dat de uitvoering van werken aan
de gemeenschap geen geld kost, zoolang
van buiten het land geen materialen in
gevoerd behoeven te worden en arbeids
krachten voor de productie van uit te voe
ren artikelen voldoende aanwezig zijn,
moge ik hier in den Raad als bekend ver
onderstellen. Eveneens de beteekenis, wel
ke ik aan de functie van het geld, dat on
eindig vele malen uitgegeven kan worden,
toeken.
2. Zoo mag en kan het geld geen belet
sel zijn aan de ontwikkeling van de jeugd
en ouderen op allerlei gebied.
3. Bij alle belastingen, directe en indi
recte, doch voornamelijk de indirecte moge
rekening gehouden worden met de groote
gezinnen. Deze zijn te zwaar belast. Dit
moge voor hen zelf al geen reden geven
zich te beklagen, de rechtvaardigheid
eischt, dat hieraan tegemoet gekomen
wordt.
4. Dit zelfde geldt bij de vaststelling
van de waterleidingtarieven en, al is het
dan in mindere mate, ook voor die van
gas en electriciteit.
5. De tram dient zooveel mogelijk door
bussen vervangen te worden en uit de stad
verwijderd te worden.
6. Zooveel mogelijk eenvoud in de ge
meentelijke wetgeving.
Na deze wenschen onder de aandacht
van den Raad gebracht te hebben, besloot
spr. met eenige hartelijke afscheidswoor
den.
Daarna sluiting te 4 uur.
AFSCHEIDSREDE
van
LEIDENS BURGEMEESTER
Aan het einde van de raadszitting van
Maandag j.l. sprak de voorzitter, burge
meester A. v. d. Sande Bakhuijzen de vol
gende afscheidsrede uit:
Zooals U, bekend is, aldus de voorz., heb
ik met de vroeger gevolgde gewoonte om
jaarlijks bij den aanvang van het jaar een
overzicht te geven van hetgeen in het af
geloopen jaar door U gedaan was, ge
broken. Ik meen dat dit, nadat de dag
bladen de jaaroverzichten juist gegeven
hadden, min of meer als mosterd na den
maaltijd beschouwd zou worden.
Thans, nu ik sta voor het afscheid van
den Raad, waaruit ditmaal zoovelen, hetzij
voor goed, hetzij met esprit of espoir de
retour verdwijnen, is dit een veel beter ge
legenheid om met U nog eens te gaan
langs al die toch veelal zeer gewichtige
stappen die wij gezamenlijk zetten op den
weg van Leiden's geschiedenis gedurende
de jaren vanaf 1935.
De toekomst is somber.
De reden, waarom wij niet in onze ge
wone, zy het tijdelijke vergaderzaal bij
eenkomen, werpt een donkere schaduw op
ons aller denken en zorgen. Met groote
somberheid moeten wij wederom in de
toekomst blikken en machteloos als wij
als Gemeenteraad staan tegenover fac
toren, die toch ons leven èn als burgers
èn als bestuurders van deze stad volmaakt
overheerschen, kunnen wy niet anders
doen dan in vertrouwen op de Goddelijke
Voorzieningheid kracht zoeken om onze
plicht te doen en onzerzijds mede te wer
ken om de Landsregeering te steunen in
de zware taak die haar is opgelegd, haar
moeilijkheden te doorvoelen en te be
grijpen en ditmaal met wegcijfering van
kleine gevoeligheden en kleine meenings-
geschillen streven naar eensgezindheid,
naar overgave van de persoonlijkheid aan
het gemeene belang van het land, dat,
Gode zij dank, de leiding en het lichtend
voorbeeld geniet van een zoo verheven
Vorstin als Koningin Wilhelmina.
Het is droevig, dat deze Raad uiteengaan
moet onder zulke drukkende en onheil
spellende omstandigheden.
Laten wy trachten die een oogenblik
geen invloed te gunnen op onze herinne
ring aan hetgeen in de afgeloopen periode
Uwe aandacht hier vroeg, aan het werk
waarop ge thans, laat ik hopen met zekere
voldoening terug moogt zien.
De Raad had herhaalde malen gelegen
heid, blijk te geven van zijn gevoel van
sterk medeleven in de plaats gehad heb
bende vreugdevolle gebeurtenissen in ons
Vorstenhuis.
Men mag dan ook zekerlijk van deze
4-jarige periode zeggen, dat de liefde van
ons volk voor het Huis van Oranje in ver
dieping nog won. Meer en meer blijkt die
liefde voor het Huis van Oranje te gaan
berusten op begrijpen door het volk van
de beteekenis van ons koningsschap, dat
niet alleen door onze geschiedenis, maar
door de wijze waarop het juist in moeilijke
tijden, als wij doormaken, zijn weldadigen
invloed doet gelden.
Ruim 77 duizend inwoners
De stadsbevolking is nog steeds groeien
de en klom van 72.776 tot 77.459 zielen. Dat
het College U nog geen voortgang kon of
kan melden ten aanzien van de uitzetting
der te benauwd getrokken gemeentelijke
grenzen, betreur ik zeer. De belangstel
ling voor dit vraagstuk van de zijde van
degenen, wier medewerking dartoe on
misbaar is, zal naar ik hoop uiteindelijk
gewekt kunnen worden. Ik blijf dat zien
als een voor Leiden hoogst noodzakelijken
maatregel.
Was in September 1935 het Stadhuis
terrein vrijwel geheel ontruimd, thans
nadert de bouw van het nieuwe Stadhuis
zijn voltooiing en wacht ons nog slechts
een aantal maanden, alvorens de Raad zal
kunnen zetelen in Blaauw's schepping; het
herstel van den ouden gevel, overblijfsel
van het helaas aan de prooi der vlammen
gevallen, eens zoo beroemde Leidsche
Raadhuis, is geheel voltooid en geeft ook
algemeen in den lande reden tot groote
dankbaarheid voor het behoud van dit
wonderschoone monument.
De gemeentefinanciën hebben in de af
geloopen zittingsperiode wel de grootste
zorgen gebaard; In steeds stijgende mate
hebben zij de ongunstige gevolgen van de
heerschende economische toestanden onder
vonden.
2y millioen per jaar voor
armen en wcrkloozen.
Voor Armenzorg en Werkloozenonder-
steuning, die beide het financieele beeld
der gemeente, zoo hier als elders, vrijwel
volkomen beheerschen, werd in 1936 samen
ruim 2.500.000.uitgegeven; nu zijn
weliswaar sedertdien deze uitgaven niet
meer zoo belangrijk gestegen over 1939
bedraagt de raming 2.560.000.doch
tegen dergelijke enorme, jaarlijks terug-
keerende uitgaven is het normale budget
der gemeente, ondanks de instelling van
het Rijkswerkloosheidssubsidiefonds, niet
bestand. Er moesten door U dan ook vele
en velerlei maatregelen worden genomen
om zooveel mogelijk aan de moeilijkheden
het hoofd te bieden. Met de besparingen en
bezuinigingen die reeds in de vorige zit
tingsperiode waren aangebracht kon niet
worden volstaan; nieuwe beperkingen en
versoberingen waren vereischt, terwijl ook
de toevlucht moest worden genomen tot
in vroeger tijden gevormde reserves en
andere bijzondere middelen. Enkele van de
belangrijkste maatregelen mogen in her
innering worden gebracht. Er werd op
nieuw een algemeene salariskorting inge
voerd; het instituut van de boventallige
onderwijzers werd geleidelijk geheel af
geschaft; bij de Lichtfabrieken had een in
grijpende reorganisatie met een belang
rijke personeelsafvloeiïng plaats; de stor
ting in de vernieuwingsfondsen dier Fa
brieken moest ook nu weer van 2% tot een
y3% van het kapitaal worden verminderd;
de algemeene reserve moest meermalen
worden aangesproken, zoodat zij thans ge
heel is verbruikt, over het surplus-kapitaal
van het Weduwen-Pensioensfonds moest
worden beschikt. Ondanks al deze maat
regelen, de conversie van geldleeningen en
een ook overigens sober en economisch
beheer, kon verhooging van de belasting
tenslotte toch niet uitblijven, en moesten
met ingang van 1 Januari 1939 de opcenten
op de Personeele Belasting met 35 tot 135
worden verhoogd. Het zijn slechts enkele
grepen uit de geschiedenis van de gemeente
financiën in de afgeloopen zittingsperiode,
doch deze opsomming is reeds voldoende
om den financieelen achteruitgang te doen
beseffen, die onze gemeente, gelukkig niet
zoo zwaar als zooveel andere plaatsen heeft
getroffen. De vooruitzichten zyn onder
deze omstandigheden niet bemoedigend en
het is begrijpelijk, dat met veel belang
stelling wordt uitgezien naar de plannen
der Regeering met betrekking tot de ge
meentefinanciën.
Werkloosheid en haar
bestrijding.
Gedurende het afgeloopen 4-jarig tijdvak
was de werkloosheid in de gemeente zeer
groot. In September 1935 reeds aange
vangen met een werkloozen-cyfer van
pl.m. 4000, werd in den loop van genoemd
tijdvak eenige malen het cijfer 5000 over
schreden.
Behalve het te werkstellen van wcrk
loozen by de verschillende werkverschaf
fingen (graven kanaal Leidsche Duin
watermaatschappij, beplanting kanaal
Leidsche Duinwatermaatschappij, aanleg
sportvelden Leidsche Hout, vliegveld Val
kenburg, opgravingen Rodenburg, werk
zaamheden Hortus Botanicus, enz.) zijn
nog vele maatregelen getroffen om de
werkloosheid te verminderen of de ge
volgen daarvan te verzachten, o.a. door
herscholing en omscholing van textiel
arbeiders toekenning van subsidie aan de
Commissie voor den B-steun, verstrekking
van verschillende levensbehoeften tegen
lagen prijs. Ten behoeve van armlastigen
en gesteunden werd door Maatschappelijk
Hulpbetoon by wijze van proef een schoei-
seldienst in het leven geroepen. Tot te
werkstelling van verschillende hoofdarbei
ders in werkverschaffing bij gemeentelijke
diensten en bij enkele musea werd over
gegaan. De steunregeling werd steeds in
overeenstemming gebracht met de verbete
ringen van de Rijkssteunregeling, waar
door de betrokkenen dikwerf een hooger
steunbedrag deelachtig konden worden.
Zeker kan worden getuigd dat de Ge
meenteraad in de afgeloopen 4 jaren zoo
veel mogelyk in het belang van de werk-
loozen en het bestrijden van de werkloos
heid heeft gedaan.
Ten einde de jeugdige werkloozen in de
gelegenheid te stellen hun vakbekwam-
heid op peil te houden en te vergrooten en
tevens de jeugdige werkloozen te wennen
aan arbeid in een normaal bedrijf, werd
opgericht de Centrale Wericplaats voor
jeugdige werkloozen.
Een belangrijk aantal der daar werk-
zamen werd na eenigen tijd in de Centrale
Werkplaatsen te hebben vertoefd, in het
bedrijfsleven opgenomen.
De vakcursussen voor werkloozen ble
ven bestaan en werden door velen gevolgd.
Tot het verkrijgen van een overzicht
over de werkende en werklooze mannelijke
jeugd, werd ingesteld een Bureau voor de
Jeugdregistratie.
Het onderwijs.
Ook ten aanzien van het Onderwijs
bleven in de afgeloopen 4 jaren de moei
lijke financieele omstandigheden der ge
meente haar invloed uitoefenen. Na de
reeds vroeger door den Raad genomen be
sluiten, welke ten doel hadden tot be
sparing op dit terrein te geraken, bleken
ook in de thans bijna verstreken periode
maatregelen noodig, welke de uitgaven van
de gemeente moesten verlichten. Dat des
ondanks de bestaande organisatie van het
Onderwijs, op één uitzondering na, kon
worden gehandhaafd, is een omstandig
heid, welke tot verheuging stemt. De uit
zondering, waarvan ik sprak, werd ge
vormd door de opheffing van de gemeente
lijke kweekschool voor onderwijzers cn
onderwijzeressen, een besluit, dat contre-
coeur genomen werd, doch de noodzake
lijke consequentie was van de intrekking
van het rijkssubsidie.
Een andere beslissing, welke de onder-
wysuitgayen deed verminderen, was het
raadsbesluit tot algeheele opheffing met
ingang van 1 Januari 1936 van het insti
tuut van de z.g. boventallige onderwijzers.
De afvloeiing van deze leerkrachten kon
geschieden zonder aantasting van de be
langen van het onderwijs, doordat op rui
mere schaal kweekelingen met acte tot de
scholen werden toegelaten.
Als gevolg van een en ander bleven de
onderwijsuitgaven zich in dalende lijn be
wegen. De navolgende cijfers, weergeven
de den toestand volgens de gemeentereke
ning 1935 en de gemeentcbegrooting 1939,
geven een beeld van de bezuinigingen op
het hoofdstuk Onderwijs. De totale uitga
ven van dit hoofdstuk liepen de afgeloo
pen 4 jaren terug- van rond 1.633.000.
tot 1.458.000.—, alzoo een vermindering
van f 175.000.of ruim 10 pet. Deze ver
mindering is natuurlijk ook voor een deel
veroorzaakt door de sinds 1 Januari 1936
toegepaste korting op de bezoldiging van
het onderwijzend personeel der Lagere
Scholen, Hoogere Burgerscholen en Gym
nasium.
Behalve de bovengenoemde besluiten
werden intusschen ook verschillende be
slissingen genomen, welke tot verbetering
van het onderwijs in deze gemeente en tot
verhooging van het aanzien van Leiden als
onderwijsstad hebben bijgedragen. In de
eerste plaats denk ik in dit verband aan
de gelukkige oplossing van het „Gymna-
sium"-vraagstuk; door den verkoop aan
het Ryk van het schoolgebouw aan de
Doezastraat was het mogelijk een nieuw
gymnasium, dat aan de eischen des tijds
voldoet, te doen verrijzen aan do Ffuin-
laan. Verder wil ik wijzen op de besluiten
betreffende den bouw van een nieuwe
openbare opleidingsschool voor Gymna
sium en H.B.S. aan de Kernstraat, de me
dewerking tot stichting van een Christe
lijke school aan de te verlengen de Mey
van Streefkerkstraat, de eigendomsover
dracht van het schoolgebouw aan de
Vrouwenkerksteeg, ten einde daarin een
R. K. Jongensschool voor U.L.O. te vesti
gen, en het overbrengen van de in het ge
bouw aan de Vrouwenkerksteeg gevestigde
openbare scholen naar het gebouw aan
het Schuttersveld en de Boommarkt. Voorts
vestig ik voor wat het Nijverheidsonder
wijs betreft, de aandacht op de besluiten
inzake de oprichting en instandhouding
van een textielavondcursus aan de Am
bachtsschool en de huisvesting van een
R. K. avondteekenschool in de bovenschool
van het schoolgebouw aan de Paul Kru-
gerstraat.
Tenslotte wil ik niet van het hoofdstuk
Onderwijs afstappen, alvorens te hebben
gememoreerd, dat de plaatselijke school
commissie werd opgeheven, terwijl als
nieuw instituut een z.g. Ouderraad werd
ingesteld.
Stadsverbetering en verfraaiing.
Wat de Volkshuisvesting betreft, valt te
vermelden, het totstandkomen van het sa-
necringsplan met nieuwbouw Bouwelou-
westeegParadijssteeg, een ongetwijfeld
belangrijke verbetering van de woontoe
standen in die wijk. En thans zal binnen
kort een aanvang kunnen worden ge
maakt met het saneeringsplan Gcercgracht-
Vierde Binnenvestgracht, terwijl een der
gelijk plan in behandeling is genomen
voor het stadsdeel le LooierstraatWever
straat.
De woningbehoefte wordt geregeld ge
controleerd; den laatsten tijd valt een ge
leidelijke vermindering van de reserve
voor arbeiderswoningen te bespeuren,
zoodat in overweging is, in welke mate dc
bouw van arbeiderswoningen door de ge
meente dient te worden bevorderd.
In de afgeloopen periode werd er hard
gewerkt aan de verbetering en verfraaiing
van de gemeente; vele wegen werden ver
breed, geasphalteerd of herbestraat, stoe
pen werden vervangen door trottoirs en
menige brug verbeterd of vernieuwd. Tot
de belangrijkste veranderingen hooren: dc
demping van het Levendaal, waardoor een
belangrijke verkeersweg werd verkregen,
de aanleg van een verkeersweg tusschen
de Heerengracht en Zijlsingel, de verbe
tering van Heerenstraat, Haagweg, Witte
Singel, vernieuwing of verbreeding van
bruggen o.a. van Rijnbrug, Kippenbrug,
Wittepoortsbrug, Neksluisbrug cn Schrij-
versbrug (in uitvoering).
Voorts werd het Gangetje wederom ver
breed en in verband daarmede kwam dc
nieuwe Karnemelksbrug tot stand.
Tot de verder tot stand gekomen be
langrijkste besluiten en getroffen regelin
gen behooren o.a. de instelling van de
Sportstichting, de bouw van een rioolwa
terzuiveringsinrichting aan de Slaagh- en
Stinksloot en de aansluiting van verschil
lende stadswijken op de cnntrale riolee-
ring; de opheffing van het Bouw -en Wo
ningtoezicht als zelfstandigen dienst en
het onderbrengen van de werkzaamheden
van dien dienst bij den dienst van Ge
meentewerken. de terreinaankoop aan Ka-
naalweg en Zoeterwoudsche^eg, ten be
hoeve van de vestiging van industrieën in
onze gemeente; de aanleg van een complex
sportvelden nabij den Leidschen Hout, de
aanleg van een militair oefenterrein met
sportveld, de voortzetting van de Werkin
richting voor Blinden en het verstrekken
van subsidies ten behoeve van de restau
raties van de Pieterskerk en de Marekerk.
Vele verordeningen kwamen tot stand.
Tot de belangrijksten behooren die betref
fende den rechtstoestand onderwijzend
personeel; de zweminrichtingen en zwem-
gelegenheden; de capitulantenverordening;
de Monumentenverordening; de Verorde
ning tot wering van ontsierende reclames,
betreffende de wering van obscene lectuur
uit openbare leesbibliotheken, de speel
apparaten, het sluitingsuur voor kappers
zaken op Zaterdagavond en Dinsdagmid
dag, het venten, het Arbeidsovereenkom-
stenreglcment, betreffende het verleenen